Temidden van de Giganten

De drama van een jonge draak. Gevoelens van eenieder. Hier kun je het terugvinden.
Plaats reactie
Christian Damen
Toetsenbord
Toetsenbord
Berichten: 2110
Lid geworden op: 19 jun 2012 01:37

Afbeelding
Temidden van de Giganten

Reuzen. Giganten. Titanen. Goden.
We hebben vele namen voor de magnifieke wezens die al sinds mensenheugenis over de aardbol dwalen. Als immense wachters die tot de hemels reiken, wakend over de wereld.
Ik noem ze gewoon Vrienden.

Al sinds ik klein was vertelde mijn moeder mij verhalen over de 'scheppers':
"In het begin was de aarde droog, kaal. Doods." De flakkerende vlammen van het haardvuur gaven haar gezicht een mysterieuze aanblik, terwijl ze haar verhaal vertelde. "Maar de wereld leefde nog, zei het nauwelijks. Met haar laatste krachten riep ze haar Wakers.
Er was Apoc, de Bosaap. Een vriendelijke gigant, vol met de vreugde van het leven en liefde voor de natuur. En er was Kara, de Zeekrab. Oud en wijs, gehard door de getijden maar een welwillende gigant. Een reus met liefde, voor de levende wezens.
Kara creëerde het water, Apoc creëerde de bossen. Er was weer leven.
Het duurde niet lang voordat Kara zich verveelde. Apoc had zijn planten, maar Kara was zonder zijn lievelingen. Toen Apoc niet keek, zag Kara zijn kans schoon en creëerde leven in zijn bos. Eerst verwonderd en boos over Kara's acties, wilde Apoc hem straffen door het leven te verzwelgen met zijn bossen. Hij zag echter iets goed, in de wezens die zijn planten lief hadden, evenzeer zo als hij zelf, en hij besloot het leven zijn beloop te laten.
De wereld leefde weer op. Met hernieuwde krachten riep zij haar overige Wakers naar de oppervlakte. Murkan, de Slijmslak, stapte vol energie de wereld op en gebruikte het water van Kara om moerassen te vormen die nieuw leven zouden schenken.
Uiteindelijk werd ook Garth, de Steenman, uit zijn slaap gewekt. Waar zijn voeten stapten verscheen het mooiste gesteente, en waar zijn vuisten de grond raakten verscheen hoge bergen die tot aan de wolken reikten.
Gezamenlijk vormden de vier Wakers de wereld, gezamenlijk creëerden zij het leven. Zij creëerden ons."
Iedere keer weer hoorde ik haar verhaal met open mond aan. Mijn jongere broertje niet, die viel al snel in slaap wanneer ze het verhaal weer begon. Het boeide hem niet zo veel, denk ik.
Toen ik hem vroeg waarom, reageerde hij nogal gepikeerd:
"Ik geloof die verhalen gewoon niet." Hij peuterde in zijn neus terwijl hij ongeïnteresseerd in de vlammen staarde.
"Waarom niet? Moeder heeft geen reden om te liegen."
Hij haalde zijn schouders op en draaide zich op zijn rug. Met zijn vinger wees hij omhoog, naar de hemel waar de reuzen liepen. "Ze zijn groot, sterk en machtig." Hij stak zijn vinger weer terug in zijn neus. "Bard heeft me verteld dat er vroeger nog een ander dorp in de buurt was, een vissersdorp. Maar toen ze te groot waren gegroeid, werden de reuzen jaloers. En toen hebben ze het dorp vernietigd." Met een zachte 'plop' trok hij zijn vinger weer uit zijn neus. Een klein, groen snotje lag op zijn vinger, en trots keek hij naar het resultaat van zijn werkzaamheden.
"De reuzen zouden dat nooit doen," beet ik hem toe. "Ze zijn goed en willen alleen maar voor ons zorgen! Geloof mij maar, niet de verhalen van die rare Bard!"
Mijn broertje luisterde half; zijn snotje scheen en stuk interessanter te zijn dan de conversatie. In een vlaag van irritatie sloeg ik tegen zijn hand aan, waardoor het snotje door de lucht schoot.
"Hou daar mee op, viezerd!"
Hij trok een kwaad gezicht en maakte aanstalten om bovenop me te springen, toen twee handen zo groot als kolenscheppen ons in de kraag vatten en omhoog sleurden.
Het kwade gezicht van mijn vader keek ons aan. Op zijn wang zat het snotje.
= = =
Tien jaar later was het simpele dorp waar ik was geboren uitgegroeid tot een ontwikkelde samenleving. De economie bloeide en de mensen blonken van welvaart. Alles dankzij de reuzen. Waar de planten gedijden, daar zorgde Apoc voor een grote toename van de aanwas: De bloesem was vruchtbaar, en de vruchten waren groot en voedzaam. Kara zorgde voor het water en de regen, en Murkan bracht ons de elementen die wij nodig hadden voor onze voorspoedige technologische groei. Garth bracht ons ten slotte de vele mineralen die onze grond rijk was. Ons dorp verdiende goed aan de handel met de naburige dorpen, welke niet gezegend waren met de mijnen die de reus had doen ontstaan.
Het leven was voortvarend, maar de dorpsleiders wilden meer. Ik had het grootste deel van mijn leven gewijd aan het bestuderen van de reuzen, en ik was dan ook de eerste die zij benaderden.
"We willen meer."
Ik sloot de deur en nam plaats aan de tafel, tegenover de drie dorpsoudsten van Aardstad.
"Meer? U bedoelt...?"
"De Wakers! We willen meer. Meer mineralen, meer grondstoffen. Meer goud."
Aarzelend krabde ik aan mijn hoofd. "Ik weet niet precies wat ik-"
"U bent de expert op het gebied van de reuzen," viel de dikste van de drie mij in de rede. "Als iemand ons kan helpen, dan bent u het wel."
"Wat verwacht u dat ik doe?"
Een brede glimlach verscheen op het gezicht van de man. "Wij zullen u als ambassadeur naar de reuzen sturen. U zult de reuzen aansporen om ons dorp verder te voorzien van wat wij nodig hebben."
"Aansporen! Maar de reuzen-"
De zachte hand van de oudste van de drie pakte mij bij mijn schouder. "U maakt de juiste keuze. Het dorp is u zeer erkentelijk, dankzij u zal het ons generaties lang aan niets ontbreken."

"Ik zeg het je, het is niet veilig." Mijn kleine broertje - nu een kop groter dan ikzelf - zette zijn woorden kracht bij door op de grond te spugen.
Ik schudde mijn hoofd, terwijl ik mezelf in het ceremoniële gewaad wist te hijsen. "Het komt wel goed. Garth is de kalmste van de vier, hij zal een goed thuis bieden."
"Garth?! Het was Garth die Vuurstede heeft vernietigd! Het dorp groeide te groot, en de reuzen werden jaloers. Jaloers op de trouwe volgelingen die hen honderden jaren hadden aanbeden als hun goden. En toen heeft de sterkste van hun, Garth, hen dorp in puin gelegd. Wat duizenden mensen vele eeuwen had gekost om op te bouwen, werd in enkele seconden vernietigd."
Ik zuchtte terwijl ik de lederen laarzen om mijn voeten bond. "Ik heb de verhalen van Bard ook gehoord. De oude man was in de war, dat weet je. De reuzen zijn goed voor ons, dat zijn ze altijd al geweest. Ik maak me geen zorgen."
Mijn broer schopte tegen de deurpost. "Je zou je wel zorgen moeten maken."
"Het komt wel goed, broertje."
= = =
Mijn reizen met Garth, de Steenman, waren lang en ver.
Al snel had ik een thuis voor mijzelf gebouwd: een kleine holte in zijn schouder, een grot in het gesteente waaruit de gigant bestond. Ieder dag, als de zon zijn licht op de grot liet schijnen, kwam ik naar boven en nam plaats op de schouder van Garth.
Met mijn adviezen wist de reus zijn krachten te verbeteren, te verscherpen. De gesteentes die hij creëerde waren, groter, sterker en mooier.

Zoals hij altijd had gedaan, trok Garth over de wereld. We bezochten samen vele dorpen, en overal waar we kwamen werd Garth geëerd. Hij was geliefd. Het leven was goed.

Tot we op een dag terug naar mijn dorp reisden. Al vanuit de verte zag ik de vuren, rook ik de stank van de dood. Het naburige dorp was jaloers geworden op de welvaart van Aardstad, en had besloten het dorp aan te vallen om zich de rijke gronden toe te eigenen.
"Aardstad!" riep ik in paniek, toen ik de destructie zag die de strijd had aangericht. "Garth, je moet helpen!"
De Steenman keek me aan met zijn kleine, groene ogen. Een kort moment stond hij stil, en ik voelde hoe hij mijn smeekbede overdacht. Toen knepen zijn ogen zich langzaam dicht, terwijl hij zijn hoofd langzaam op en neer bewoog.
Hij bracht een van zijn massieve vuisten omhoog, en trok zo een groot rotsblok uit de grond. Hij nam de steen in zijn hand, en hief deze ver omhoog. Met een schok realiseerde ik wat hij zou gaan doen.
"Garth, nee! Zo bedoelde ik het niet, ik wilde dat je-"
Maar het was al te laat. De steen vloog door de lucht, en lijdzaam moest ik aanzien hoe het gigantische rotsblok het naburige dorp, en al haar inwoners, in een seconde van de aardbodem wegvaagde.

Toen Garth en ik in Aardstad aankwamen waren de reacties verdeeld. Sommige van de dorpelingen waren blij met de gigant, en dankbaar voor zijn acties. Anderen gedroegen zich angstig, bang dat de gigant nu ook Aardstad met de grond gelijk zou maken.
"Vrees niet!" Riep ik vanaf de schouder van Garth. "De Steenman is onze Waker! Hij heeft het dorp gered, hij zal ons nooit kwaad doen!"
Mijn laatste woorden verstomden in mijn keel. Ver beneden mij, tussen de lijken van de dorpelingen, zag ik mijn broer staan. Zijn ogen stonden droevig, en hij keek me aan met een trieste blik. Een blik van verdriet. Vlug rende ik mijn grot in, maar ik voelde zijn gedachten in mijn hart steken.
Ik heb het je gezegd...
= = =
Vele jaren gingen voorbij, en Aardstad kwam de tragedie te boven. Verenigd onder de krachtige woorden van mijn broer zorgden de dorpelingen er eens te meer voor dat Aardstad een machtige stad werd.
Garth en ik waren al lang weggeweest, bezig met het vormen van de rest van de wereld, het brengen van welvaart aan alle volkeren. Toen we eindelijk terug kwamen, was het dorp niet langer het thuis dat ik gekend had.
De sterke overtuigingen van mijn broer hadden het dorp over genomen: de reuzen werden niet langer vertrouwd en vereerd, maar gevreesd en gehaat. De mensen wilden meer, meer dan de giganten hen hadden gegeven, meer dan de giganten de andere volkeren gaven. Zodra Garth de laatste heuvels was gepasseerd, had het leger van Aardstad zich verzameld.
"Reus!" schreeuwde mijn broer, gezeten op een wit ros en gekleed in een glanzend harnas. "Keer terug! Maar niet voordat je ons hebt gegeven wat ons toekomt!"
Garth keek mij aan. Zijn groene ogen straalden met een somber licht, een licht dat ik nog nooit eerder had gezien.
"We kunnen niet meer geven!" riep ik terug. "Garth is moe van het reizen, hij heeft rust nodig!"
Een vreemde glimlach speelde om de mond van mijn broer. "Het zij zo." Hij hief zijn hand op, en een woest gebrul doemde op uit zijn leger.
Speren en pijlen verduisterden de hemel. Met een oorverdovend lawaai ramden de honderden stalen punten tegen de stenen huid van Garth.
De reus dook ineen. In zijn ogen zag ik een angst die ik niet voor mogelijk had gehouden. De gigant was bang, bang voor het resultaat van zijn eigen creaties.
"Stop!" Ik waaide wild met mij armen in een poging het leger van mijn broer te stoppen. "Hij bedoelt jullie geen kwaad!"
Mijn woorden hadden geen zin. Het staal bleef onverbiddelijk de reus pijnigen, en ik zag hoe kleine stukken steen begonnen af te brokkelen.
"Garth!" De kleine, groene ogen keken mij glinsterend aan, helderder dan ik ze ooit had gezien. "Vlucht!"

Garth vluchtte niet. Opnieuw deed hij een rots uit de grond opkomen. Ik probeerde hem te stoppen, smeekte hem mijn vrienden, mijn familie, te laten leven. Maar de reus zette onverbiddelijk voort. Hij kon niet sterven. Hij mocht niet sterven, de wereld had hem nog nodig.
Aardstad niet.

De Steenman haalde in enkele momenten het dorp neer. Verslagen moest ik toekijken hoe iedereen die ik kende in een enkel moment werd gedood.
Ik voelde er niks meer bij. Ik was te lang bij Garth, ik was een deel van hem geworden, zoals het mos dat ook was. Een deel van de Giganten. Het menselijke bestaan deed er niet langer toe. Ik treurde, dat wel. Maar dit was het verloop van het leven. Het gevolg van de oorzaken. Lotsbestemming.

Reuzen. Giganten. Titanen. Goden.
De machtige wezens die al sinds mensenheugenis over de aardbol dwalen hebben vele namen gedragen. Ik noemde ze altijd Vrienden, de Wakers van mijn wereld...
En nu?
Ik weet het niet. Zijn wij meer voor hen, dan een simpel resultaat van hun acties? Meer dan een gevolg van de keuzes die zij maken? Of zijn wij niets meer dan pionnen? Kwantificeerbare speelstukken waarmee zij hun eigen doelen willen nastreven? Ik weet het niet. Slechts één ding staat vast:
Reuzen zijn eeuwig. Wij niet.
Afbeelding
Garth, de Steenreus
Voor Adriaan, Dennis en de rest van de Reus-crew.
Suppose you toss a coin enough times
Suppose one day, it lands on its edge
Christian Damen
Toetsenbord
Toetsenbord
Berichten: 2110
Lid geworden op: 19 jun 2012 01:37

Ik heb deze 'fanfictie' geschreven voor vrienden van me, die een game bedrijfje hebben opgericht en in anderhalf jaar dit mooie spel, Reus, hebben gemaakt.
Ik schrijf normaal geen fanfictie, maar in dit geval heb ik een uitzondering gemaakt :-)
Suppose you toss a coin enough times
Suppose one day, it lands on its edge
Plaats reactie

Terug naar “Saphira's Bos”