Have you ever felt alone in a world full of people around you
People feel sorry for me, when they see me.
Everytime, they're looking for the happiness I once had.
Truth is, I am broken, and all they see is the pain in my eyes.
_________________________________________ 1 _________________________________________
‘En hoe ga je haar noemen?’, vraagt een verpleegster aan mama. We zijn in het ziekenhuis. Ik kijk naar een schattig klein baby’tje in de couveuse naast mama haar bed. Ik buig me voorover en hou mijn vinger aan haar kleine vuistje. Ze opent haar handje en knijpt in mijn vinger alsof ze hem nooit meer wil loslaten. Ik draai mijn hoofd naar mama. Ze kijkt naar de couveuse met de baby in. ‘Geen idee’, zegt ze schouderophalend. Ze kijkt alsof het haar niet kan schelen hoe dit kleine schepseltje zal heten.
‘U kunt haar maar beter snel een naam geven’, zegt de verpleegster vriendelijk met een glimlach. Mijn moeder mompelt alleen maar wat, en alsof ik het haar zo hoor zeggen. Zoiets van: “Laat mij met rust, mens. Ga iemand anders pesten met je vrolijkheid.” Wanneer de verpleegster een oproep krijgt van haar telefoon, excuseert ze zich en loopt de kamer uit. ‘Eindelijk, ik dacht dat dat mens nooit zou weggaan’, zegt mama. Ik wil zeggen dat ze enkel vriendelijk probeert te zijn maar ik heb geen zin in een discussie, dus geef ik maar geen antwoord. Mama heeft altijd een ochtendhumeur en al zeker als ze niet lang heeft kunnen slapen. Toen ze eindelijk vast lag te slapen (je wil niet weten hoeveel ze al heeft geklaagd over het ziekenhuisbed) besloot mijn kleine zusje plots om drie uur ’s morgens dat ze lang genoeg in de buik van haar mama geleefd had. En daarna, nou ja. Laat ons zeggen dat mama heel erg onaangenaam gezelschap was.
‘Mag ik haar eens vasthouden?’, vraag ik aan mama.
‘Ja, ja’, antwoordt ze onverschillig. ‘Dat zal dan wel een ja zijn zeker, hé kleintje?’, zeg ik vrolijk tegen mijn zusje terwijl ik haar heel voorzichtig optil. Ik zet haar op mijn arm en hou haar stevig maar vooral zacht vast. Ik ga in de blauwe zetel zitten en leg haar zacht en voorzichtig in mijn armen.
Zo een kleintje geeft je het gevoel: “Pas op, ik ben breekbaar.”
‘Wat denk je van de naam Florence?’, stel ik voor.
‘Florence?’ Mama denkt na. ‘Ja, dat is wel wat. En zo moet ik daar mijn hoofd al niet meer over breken.’
‘Welkom in de familie, kleine Florence, zeg ik tegen mijn zusje.
Een week later mag mama het ziekenhuis verlaten. Ze besluit om eerst even snel naar het stadhuis te gaan met papa en Florence. Ik ben, samen met mijn twee broers en kleine, achtjarige zusje Ylke, thuis gebleven en heb samen met Casper een beetje het huis opgeruimd. Jonas zit op zijn kamer naar muziek te luisteren. De radio staat heel erg luid. Hem kan het allemaal niet veel schelen. Hij vond het ook al niet leuk toen hij zag dat mama alweer zwanger was. Zwanger van haar vijfde kind, maar mama had het te laat opgemerkt om het nog te laten verwijderen. Hij heeft gezegd dat een baby veel te veel lawaai maakt en mama en papa al niet voor één kind kunnen zorgen, en ik kan hem geen ongelijk geven. Maar nu zijn wij er om voor ons zusje te zorgen, of nou ja, meer ik. Net wanneer we klaar zijn, en het huis er weer mooi bijligt, hoor ik gemorrel in het sleutelgat. Ons huis is klein maar gezellig, als het opgeruimd is merk ik. Het is lang geleden dat het er nog zo mooi bij lag. Mama, papa en Florence zijn thuis! De deur gaat open, mama en papa zijn ruzie aan het maken. Papa heeft Florence vast.
‘Lore, neem jij die kleine eens!’, roept papa. Hij duwt bruusk Florence in mijn handen. Gelukkig huilt ze niet.
‘Ik moet een sigaret’, zegt hij geërgerd. Intussen haalt mama een blikje bier uit de koelkast. Het verbaast me dat Florence een gezonde baby is (alhoewel verbaast het me niet echt want ik en mijn broers zijn allebei gezond, behalve Ylke want zij heeft een soort van autisme) want met al dat roken en drinken. Ik leg haar in het kleine wiegje. Het wiegje dat we van oma kregen, dat nu voor de vijfde keer gebruikt wordt.
‘Geen zorgen Floortje, fluister ik tegen mijn zusje. ‘Ik zorg wel voor je.’
De volgende morgen word ik wakker van het gehuil van Florence.
En even later gevloek van mama. ‘Tom ga gij nu eens gaan kijken naar die kleine!’ Hoor ik uit de kamer tegenover mijn kamer. Ik hoor mijn papa niet antwoorden. ‘Ongelooflijk! Ik kan niet geloven dat we nog een kind hebben, we hebben het al moeilijk met vier!’, roept mama.
‘Ah zwijg toch!’, roept papa. ‘Ze zal uiteindelijk wel zwijgen.’
Ongelooflijk, denk ik bij mezelf. Gaan ze Florence nu echt aan haar lot overlaten? Blijkbaar wel. En van mijn broers moet ik ook niet veel verwachten, die slapen overal doorheen. Ik besluit om zelf te gaan kijken bij mijn kleine zusje. Ze is nog steeds aan het huilen, wanneer ik bij haar wiegje ben.
‘Hé little girl, don’t cry’, zeg ik. Ze opent haar piepkleine oogjes en wanneer ze me ziet stopt ze met huilen. Ik neem haar op en loop wat met haar rond.
‘Sst’, zeg ik zacht tegen haar. Even later begint ze weer te huilen. Ze heeft honger. Ik zucht. Mama zal weer een slecht humeur hebben. Ik kan niks voor Florence doen. Ik kan niet zomaar melk maken, ze heeft moedermelk nodig. Moedermelk als in borstvoeding. ‘Mama!’, roep ik luid. ‘Florence heeft borstvoeding nodig!’ Een paar minuten later hoor ik dat mama de trap afkomt. Ze verschijnt in de deuropening, haar haar staat echt alle kanten op. ‘Geef maar hier’, zegt ze. Ze neemt Florence van me aan, loopt naar de zetel en zet haar neer. Ik heb zelf ook honger gekregen ondertussen. ‘Drink maar snel u melk, dat ik terug kan gaan slapen’, hoor ik mama zeggen tegen Florence. Ik open de kast en neem de cornflakes, een kom, lepel en melk. Daarna neem ik een grote hap. Ondertussen zijn Jonas en Casper al aangekleed en vertrekken naar school. Het is maandag vandaag, en ik haat maandagen. Ik kijk op de klok en zie dat ik nog maar een tien minuten heb, dan moet ik echt vertrekken. Niet dat het me veel kan schelen dat ik te laat kom. Mijn broers zullen net op het randje op school aankomen, en dus net op tijd zijn. Maar ik haast me zeker en vast niet, het is toch mijn eerste schooldag in een nieuwe school. Na mijn ontbijt ga ik naar de badkamer en maak me klaar voor school. Wanneer ik mijn rugzak heb gevonden, zeg ik Florence gedag door haar een kus op haar hoofdje te geven, en fiets ik naar school. Fijn nu regent het nog ook. Doordat ik me niet echt gehaast heb, heb ik al een halfuur gemist van de les. Eenmaal in school, haal ik mijn agenda boven en kijk ik waar ik les heb. “Oh, leuk! Wiskunde, ik hoop dat ik de leerstof al heb gezien op mijn vorige school.” denk ik bij mezelf. Ik moet langs het secretariaat passeren om te melden dat ik te laat ben.