Allereerst micro verhaaltje over het plaatje met de vrouw met de Appel. (Sorry, ik kon het niet laten maar dit was zoooo'n inkoppertje xD)
Appels of Meloenen
Daar stond ze, gekleed in een rood gewaad, haar ogen glinsterden groen. Met haar rug tegen de eeuwenoude wand van de piramide gedrukt, zette ze haar linkerhand aan haar borst terwijl zij in haar rechterhand een roodbronzen appel presenteerde."Dus," sprak ze, "Wil je m'n appel of m'n
En nu het verhaal over de Automobiel. Ik ben een ramp met auto's, maar ik vond dit wel op een gepimpte versie van een Kever lijken :p
Bemoste Liefde
"Weet je het nog?" Ik liet mijn handen over het bemoste staal glijden terwijl de gefluisterde woorden mijn lippen verlieten.Met een gevoel van weemoed keek ik naar haar glimlach. Haar blonde haren wapperden in de wind, haar gezicht omlijst door een wolk van goud. De mysterieuze blik, de heldere twinkeling in haar ogen.
"Wat was het toen nog allemaal simpel... We waren jong en onbezonnen, de wereld was nog klein."
Mijn vingers vlogen over het portier, op zoek naar de hendel die de deur zou ontsluiten. De klink was al snel gevonden, maar er kwam geen beweging in de deur.
"Wel heb je..." Ik zette mijn voet tegen de auto, en gebruikte de kracht in mijn benen om het portier open te forceren. Met een schok schoot de klink van de auto af en ik belandde met een harde smak op de grond.
Een zeurende pijn kwam direct opzetten in mijn stuitje, en lichtelijk beschaamd kwam ik overeind krabbelen.
"Ik weet het, ik weet het." Een kleine glimlach speelde om mijn mond terwijl ik het vuil van mijn broek afsloeg. "Dat was niet handig."
Nadenkend trommelde ik op de motorkap van de oude kever. Terwijl ik me beraadde over de slimste manier om de auto binnen te komen, gleden mijn ogen over de voorkant van de wagen.
"De lampen zijn nog steeds kapot," merkte ik op. Ik was even stil, maar toen ik mijn ogen weer op haar liet vallen, deed haar blik me beseffen wat ik net had gezegd.
"Achja, alsof iemand een achtergelaten auto een set nieuwe lampen gaat geven..."
Mijn oog viel op haar rode jurk, met de kleine, witte stippen die de randen versierden.
"Droeg jij die jurk niet, toen? Ik meen me te herinneren dat je dezelfde jurk aanhad op die pier, toen ik- HA!" Triomfantelijk sprong ik op de motorkap van de kever. "De voorruit is gesneuveld, zo kom ik er wel in."
Het interieur van de wagen rook muf en nat, en het was er een broeinest geworden voor mos, schimmel en kleine beestjes. Zuchtend liet ik me in de bestuurdersstoel zakken en keek door de voorruit.
"Ik kan het bijna niet geloven dat we het echt gedaan hebben toen. Vijfhonderdeenentwintig kilometer rijden, van de zee naar het bos. En toen was de auto op. En regenen dat het deed, stormen en onweren... Ik ben blij dat we samen waren, dat we samen konden schuilen."
Ik streelde met mijn vingers over haar gezicht, een liefdevolle aanraking die me deed terugdenken aan vroeger.
"De auto moesten we achterlaten, de liefde hebben we meegenomen. En toch ben ik in de haast het belangrijkste vergeten."
Ik floot zachtjes tussen mijn tanden terwijl ik in het dashboardkastje rommelde. Kleine spinnetjes en een duizendpoot kropen over mijn hand terwijl ik het doosje tevoorschijn haalde. Met trillende handen stofte ik het doosje af en keek haar weer aan.
"Ik weet dat het te laat is nu, veel te laat. Maar beter laat dan nooit, zeggen ze."
Het doosje kraakte toen ik het openmaakte. De binnenkant zag er nog precies zo uit als ik mij herinnerde, de tand des tijds had geen invloed gehad op het kleinood dat ik met zoveel moeite had weten te bemachtigen.
"Driehonderdzevenentwintig guldens, ik heb er weken keihard voor moeten werken. Maar je was het waard, lieverd." Een kleine traan welde op in mijn ooghoek terwijl ik naar haar keek. Haar ogen keken helder terug, open en oprecht, alsof ik direct in haar ziel kon zien.
Ik draaide het doosje naar haar toe, de witgouden ring glinsterde in het zonlicht dat tussen het dichte bladerdek doorscheen.
"Lieve Martha, wil je met me trouwen?"
Er kwam geen antwoord. Met een zachte snik sloot ik het doosje weer, en stopte het in mijn binnenzak. Ik hield haar in mijn hand, mijn snikken werd heviger. Zoute tranen rolden over mijn wangen, en een grote druppel spatte uiteen op haar gezicht. Met mijn mouw veegde ik mijn gezicht weer droog, met mijn duim haar gezicht.
Haar onveranderde gezicht keek mij aan, met nog altijd dezelfde glimlach.
"Ik hou van jou, Martha. Ik hou van jou."
De vrouw op de foto bleef zwijgen.