HOOFDSTUK 1
“Dag lieve schat, tot Zondag.” Zeg ik tegen de bonte pony terwijl ik haar een kusje geef. Ik pak mijn tas en zweep en loop de stal uit. Ik draai me nog een keer om en zie dat ze me nakijkt. Ik zwaai en loop de hoek om. “We kunnen.” Zeg ik tegen mijn moeder. En we lopen naar de auto.
Eenmaal thuis doe ik snel schone schoenen aan, tijd om me om te kleden heb ik niet meer, want we hebben nog een extra repetitie van de harmonie. Ik pak snel mijn klarinet en stap weer in de auto. Ik heb helemaal geen zin om naar de harmonie te gaan. Gelukkig heb ik geen huiswerk voor morgen opgekregen want daar heb ik al helemaal geen tijd meer voor. “We zijn er.” Zegt mijn moeder opeens. Ik doe de deur open en stap uit. Als ik de deur op slot gedaan heb, loop ik achter mijn moeder aan naar binnen. Daar neem ik plaats op mijn stoel en ik zet mijn spullen klaar. De dirigent komt naar voren en we beginnen.
“Eindelijk klaar!” Zeg ik tegen de vrouw die naast me zit. “Het is al half elf.” Snel pak ik mijn spullen weer in en we gaan weer naar huis. Daar spring ik snel onder de douche. Terwijl ik mijn natte haren in een staart bind loop ik naar beneden. Mijn vader heeft frietjes gehaald. “Lekker!” Ik had nog niet gegeten. “Hopelijk komt Nikky niet naar beneden.” Zeg ik tegen mijn ouders. Tijdens het eten kijk ik nog een film af die ik had opgenomen en toen die afgelopen was, rond twaalf uur, moest ik naar bed. Ik loop de trap op, poets mijn tanden en stap mijn bed in. Ik ben zo moe dat ik meteen in slaap val.
De volgende ochtend word ik wakker gemaakt door mijn vader. “Ik ben zo moe.” Zeur ik. “Vind je het gek?” Is mijn vaders’ antwoord. Ik kleed me aan en ga ontbijten. Tijdens het ontbijt zit ik alleen maar te gapen. “Zal ik je dan maar brengen?” Vraagt mijn vader opeens. Ik kijk op van mijn cornflakes en glimlach. “Ja, doe maar.”
“Hoe kan het ook anders?!” Is het eerste wat ik zeg als ik binnen kom. Mijn twee beste vriendinnen Lisa en Cat zijn weer ‘One Direction’ aan het luisteren. Ze kijken me lachend aan. Omdat ik nu even niks aan hun heb loop ik naar de voetbaltafel waar Matt en Tim aan het voetballen zijn. Matt is echt heel goed in tafelvoetbal, en hij verslaat Tim ook nu weer met gemak. Na elke goal kijkt hij me even aan maar het valt me niet echt op. “Hey.” Hoor ik achter me en ik draai me om. “Hi, Michael.” Zeg ik. “Volgens mij heeft er iemand een oogje op je.” Zegt hij in mijn oor. “Hoezo?” Vraag ik en ik draai me verbaast om. “Zie je dan niet hoe Matt de hele tijd naar je kijkt.” “Denk je echt…?” Vraag ik. “Zeker weten.” Ik draai me weer om en ik begin te blozen. Op dat moment gaat de bel en snel loop ik met Lisa en Cat naar het lokaal. De leraar komt binnen en de les begint.
Iedereen zucht opgelucht als de deur dichtgaat. Het is pauze en we hebben de leraar ervan overtuigd dat we geen S.O. konden krijgen vandaag. Blij stop ik daarom mijn boeken in mijn tas en sta op. Dan sta ik oog in oog met Jasper. “Matt wil je iets vragen.” Zegt hij. Ik kijk snel naar Matt en ik voel dat ik rood wordt. “Het is niks ergs hoor, hij wil gewoon ‘Wie is de mol’ spelen.” En hij kijkt glimlachend naar Matt, die ook een rood gezicht heeft. “Euh ja natuurlijk.” Zeg ik snel, ik pak het kaartspel uit mijn tas en geef het aan Jasper. Iedereen gaat in een kring zitten en we beginnen. “Cupido wordt wakker.” Zegt Jasper en ik hoor wat gerommel. “Als ik je nu op je hoofd tik word je wakker en kijk je je geliefde aan.” Ik voel een tik op mijn hoofd en ik open mijn ogen. Dan zie ik dat Matt zijn ogen ook open heeft. Als we contact maken draai ik mijn hoofd snel weg en we gaan weer verder met het spel.
“Vond je het leuk dat ik je met Matt gekoppeld had?” Vraagt Monica tijdens ons laatste uur. “Jij was dus cupido!” Ze kijkt me aan en knikt lachend. Dan gaat gelukkig de bel en kan ik naar huis.
Ik steek de sleutel in het slot en open de deur. “Hoi!” roep ik. En ik hang mijn jas aan de kapstok. Ik krijg nog steeds geen antwoord als ik een briefje op de tafel zie liggen. Ze zijn naar de winkel. “Dan hebben wij het huis voor ons alleen, of niet dan?” Zeg ik tegen mijn hond. Omdat ik nog geen zin heb om te gaan leren voor mijn geschiedenis proefwerk van morgen ga ik maar alvast oefenen voor de zangles. Ik ga aan de slag met de nieuwe stijl genaamd ‘Curbing’.
Buiten hoor ik een motor afslaan, ik stop snel met zingen en pak mijn geschiedenis boek. Mijn ouders komen binnen en ik doe alsof ik al de hele tijd netjes aan het leren ben. “Kom ons eens even helpen.” Is het eerste wat ze zeggen. Ik loop naar de kofferbak en zie tientallen flessen fris en zakken chips liggen. Daaronder liggen dan nog 140 soesjes en mini donuts. “OMG, denk je dat iemand dit ooit opkrijgt?” Vraag ik aan niemand in het bijzonder. “Mama dacht dat we nu nog steeds te weinig hebben.” Ik trek mijn wenkbrauwen op en loop met de dozen naar binnen. Nu ik dit allemaal zie krijg ik er nog meer zin in want morgen is mijn feestje en overmorgen ben ik jarig.
“Lang zal ze leven, lang zal ze leven, lang zal ze leven in de gloria….” Beginnen Lisa en Cat te zingen als ik de aula in kom en ik krijg ook meteen een cadeautje onder mijn neus geduwd. Ik pak het meteen uit. Het is een gloednieuw geknoopt halster, blauw met wit. “Dank je!!!!” Roep ik blij en ik pak een zak met zure matten uit mijn tas. “En deze zijn voor ons.” Zeg ik tegen ze. In een ander vakje heb ik nog drie zakken lolly’s zitten. Die pak ik eruit en ik loop ermee naar onze klas. Ik geef iedereen een lolly. Toen ik Matt een lolly gaf raakte hij per ongeluk mijn hand aan. Ik trok hem meteen terug en loop snel weer terug naar onze tafel.
“Boh, ik heb echt zo’n zin in vanavond!” Zeg ik tijdens natuurkunde tegen Lisa. “Ik heb echt superleuke nieuwe kleren gekocht!” “Moet je wel een foto van maken.” Zegt ze. “Zeker weten.” Maar dan kijk ik weer snel naar het bord want ik krijg een dreigende blik van de leraar.
“Nog een leuk feestje!” Roept Cat me na als ik in de auto stap. “Doei!” Roep ik terug.
Ik loop de kamer binnen en begin meteen al de bank aan de kant te schuiven. Dan pak ik de extra stoelen uit de garage en zet ze neer. Ook de radio gaat aan en dan loop ik naar boven om me om te kleden. Uit de kast pak ik mijn nieuwe kleren: Een bloementopje met daarover een gehaakte roze trui die half over mijn schouder hangt. Eronder heb ik een lichte spijkerbroek met gaten en bijpassende roze sneakers. Mijn haar doe ik nonchalant in een vlecht en hang die over mijn schouder. Een leuke ketting met veren en een paar oorbellen maken het compleet. Tevreden kijk ik in de spiegel als de deurbel gaat. Verbaasd kijk ik hoe laat het is. Kwart voor zeven. “De gasten zouden toch pas om zeven uur komen?” Zeg ik tegen mezelf. Ik hoor dat mijn moeder de deur al heeft open gedaan en ik zie mijn oma in de kamer zitten. Dat had ik kunnen weten! Die komen altijd te vroeg. Mijn oma duwt me een kaart en een cadeautje in mijn handen. De kaart zet ik op de kast en dan scheur ik het papier van het cadeau af. Het is een lichtblauw paardrijvest. “Dank je.” Zeg ik. “Hij is echt mooi.” Ik heb het cadeau net uitgepakt als de volgende gasten al komen. Het wordt echt heel druk en ik heb geen tijd om echt met mensen te praten. “Ik vraag me af waar Zoë blijft.” Zeg ik tegen mijn moeder als we in de keuken staan. Op dat moment gaat de bel. “Als je het over de duivel hebt.” Zegt mijn moeder lachend en ik loop naar de deur. “Zoë!” Roep ik. En ik geef haar een knuffel. Gefeliciteerd zegt de lachend. En we lopen al kletsend naar binnen. Daar gaan we op de bank zitten.
“Doei!” Roep ik en ik duw de deur dicht. De laatste gast is net weggegaan en ik ben doodop. Ik loop de trap op en ga naar bed.
“Happy birthday to you….” Mijn ouders en mijn zusje komen de kamer binnen. Want vandaag ben ik echt jarig. Ik krijg ontbijt op bed en twee paardenkussens. Nog moe van de vorige dag begin ik mijn croissantje te eten terwijl ik tv kijk. Voordat ik me aan ga kleden check ik nog even mijn facebookpagina. Ik heb wel duizenden berichtjes met gefeliciteerd enz. En ook een berichtje van Matt. Onwillekeurig begin ik te blozen. Maar op dat moment roept mijn moeder dat ik op moet schieten want ik heb nog een concert. Ik doe de kleren van gisteren aan en loop de trap af.
Alle mensen klappen en lachend sta ik op om te buigen. Het concert was goed gelukt, ondanks het tekort aan de vijfde stem. Dan loop ik naar een achterkamertje en pak ik mijn klarinet weer in. Ik pak mijn koffertje op maar daardoor valt de pupiter van de stoel af. “Auw!” Schreeuwt Ryan als de pupiter op zijn voet valt. “Oh sorry! Gaat het?” Ik kijk hem bezorgd aan maar dan begint hij te lachen. “Grapje!” “Niet leuk, Ryan, niet leuk.” Zeg ik ondanks dat ik toch moet lachen. Dan loop ik met al mijn spullen de zaal weer in en ga bij mijn ouders staan. Die zijn net kaartjes aan het kopen voor een of ander concert. “Mag ik vandaag kiezen wat we gaan eten?” Vraag ik bijna smekend aan mijn moeder. “Waarom zou jij mogen kiezen?” Vraagt mijn vader alsof hij van niets weet. “Wat wil je dan eten?” “Laat me raden.” Zegt Nikky. “Het begint met ‘M’ en eindigt op “cDonald’s’.” Ik lach veel zeggend.
“Doe mij maar een ‘McChicken’ en een cola.” Zeg ik tegen mijn vader als we in de ‘McDonald’s’ zitten.
“Net stond er een jongen naast me in de rij en die zei doe mij dertig hamburgers.” Zegt mijn vader als hij terug komt met het eten. Ik kijk hem een beetje ongelovig aan als er opeens drie jongens buiten staan met een hele grote zak. Ze leggen alle hamburgers die erin zitten op een tafel, maken een foto, pakken ze weer in en lopen weg. “Die gaan waarschijnlijk naar het voetbal.” Zegt mijn moeder. Ik ga weer recht zitten en steek een rietje in mijn beker cola. Dan begin ik te eten.
Als we thuis komen loop ik naar het dressoir waar mijn cadeautjes op staan. Ik pak het klarinetboekje van Adele dat ik vanmorgen gekregen heb en zet het op mijn pupiter. Dan pak ik mijn klarinet en maak het rietje nat. Ondertussen haal ik de CD uit het boekje en stop ik het in de computer. Dan maak ik het rietje met mijn rietbinder vast en begin ik ‘Rolling in the deep’ te spelen.
“Zullen we gaan?” Vraagt mijn moeder. Ik knik en pak mijn jas van de kapstok. We moeten nog naar een surpriseparty voor mijn dirigent. Hij weet hier dus niks van. Straks belt zijn vrouw hem op dat ze autopech heeft, want hij is met een vriend bij het voetballen. En zijn vriend zorgt er dan voor dat hij hier naar het gemeenschapshuis komt.
HOOFDSTUK 2
“Hoi.” Zegt Hendrik als we uit de auto stappen. Hendrik is mijn vaders trompetleraar. Samen lopen we naar binnen. “Hoi Amy.” Zegt Ryan als we de zaal in komen. “Hoi.” Zeg ik en ik ga samen met hem aan tafel staan. Ik kijk rond of er nog mensen zijn die ik ken. Op een paar mensen van de harmonie na zie ik niemand die ik ken. Maar aan het tafeltje tegen over ons staat een hele knappe jongen. “Wie is dat?” Vraag ik zo nonchalant mogelijk aan Ryan. Hij haalt zijn schouders op. Dan loopt Ryan weg omdat hij is gevraagd om voor het drinken te zorgen. Mijn ouders staan met andere mensen te kletsen en omdat ik geen behoefte heb om daarbij te staan blijf ik in mijn eentje aan het tafeltje staan. Ik pak mijn i pod en kijk of ik internet verbinding heb. Helaas weet ik wachtwoord niet en ik stop hem terug in mijn broekzak. Opeens komt die knappe jongen mijn kant op gelopen en hij glimlacht. Snel kijk ik even achterom maar daar staat niemand. “Komt hij nu naar mij?” Vraag ik me af. “Hey.” Zegt hij als hij bij mijn tafeltje staat. “Ik ben Martijn.” “Ik ben Amy.” Zeg ik terwijl ik voel dat ik rood wordt. Maar op dat moment komt de jarige binnen en iedereen begint te zingen. Onwillekeurig kijk ik vanuit mijn ooghoeken naar Martijn. Dan loop ik naar onze dirigent om hem te feliciteren. Als ik weer bij Martijn sta begint hij wat te vertellen. Terwijl ik luister beweeg ik mee op het ritme van de muziek. “Hou jij van zingen?” Vraagt hij opeens. Ik vind het maar een rare vraag opeens maar toch knik ik. “Kom op dan!” Roept hij en hij trekt me aan mijn arm mee naar de DJ. “Heb je ook een karaoke nummer?” Vraagt hij aan hem. “Ik denk het wel.” Zegt hij en opeens schalt er een liedje van Grease door de luidsprekers. Hij duwt een microfoon in mijn handen en begint te zingen. Dan is het mijn beurt en iedereen kijkt me sprakeloos aan. Niemand weet namelijk dat ik zangles heb. En dan klinkt de laatste noot, ik laat de microfoon zakken en iedereen begint te klappen. Omdat ik het warm heb gekregen pak ik mijn glas cola en loop ik naar buiten. Ik geniet van de wind langs mijn gezicht als ik opeens de deur achter me hoor dichtslaan. Martijn is ook naar buiten gekomen en gaat naast me op het stoepje zitten. “Je kan echt mooi zingen.” Zegt hij. “Thanks.” Zeg ik en wend mijn hoofd af. Een tijdje is het stil en zit ik maar wat naar de grond te staren als ik zijn vingers opeens de mijne voel raken. Ik draai me naar hem toe en zijn hoofd komt steeds dichterbij. Ik heb mijn ogen al dichtgedaan als er opeens een luide ringtoon klinkt. Hij trekt zijn hoofd terug en haalt zijn telefoon met een verontschuldigend gebaar uit zijn broekzak. Hij leest zijn sms en staat op. “Het spijt me.” Zegt hij, “Maar ik moet gaan.” Hij geeft me nog een kusje op mijn wang en loopt weg. Als hij wegloopt kijk sta ik op en loop ik naar de deur die op dat moment dichtvalt en waarachter snelle voetstappen weerklinken.
“Piep…piep…piep…Met Peter?” Klinkt er uit de telefoon. “Ja met mij, ik denk dat we beet hebben maar het kost nog even. Binnenkort zeg ik wel wanneer en waar je moet zijn.” “Klik…piep…piep…piep” De telefoon beland weer in zijn zak en hij loopt weg.
Zodra ik de volgende morgen wakker word krijg ik een sms’je binnen. Het is van een onbekend nummer. “Wie stuurt me nu een sms die ik niet ken?” Vraag ik me af. Ik open het bericht.
“Hey Amy,
Heb je zin om vandaag af te spreken?
Kus Martijn.”
Ik vraag me af hoe hij aan mijn telefoonnummer komt maar ja, hij heeft toch pech want ik ga zo paardrijden. Ik typ snel terug dat ik dus niet kan komen. Als ik het bericht verzonden heb sta ik op en doe ik mijn paardrijdkleren aan. Beneden ontbijt ik snel want ik wil extra lang bij Rambo, mijn lievelingspony, zijn. Dan loop ik naar de garage waar ik mijn poetstas, cap en zweep pak. Die ik dan in de auto leg. Ook neem ik nog een paar appels mee en ga in de auto zitten terwijl ik wacht tot mijn moeder klaar is.
Ik stap uit en gooi de deur achter me dicht. Ik loop langs de rij met paarden en aai elk paard dat zijn hoofd over de deur heeft gestoken. Daarna loop ik naar de zadelkamer en pak zadel en hoofdstel nummer 8. Dat weet ik inmiddels uit mijn hoofd. Met Rambo’s spullen loop ik naar de achterste stal. “Rambo’tje!” Roep ik al van een afstand. En Rambo steekt meteen haar hoofd over de deur heen. Ze hinnikt schel zodra ze me ziet. Ik maak de deur open en omhels haar. “Heb je me gemist lieverd?” Vraag ik. En ze knikt met haar hoofd. Het lijkt wel alsof ze me begrijpt. Dan loop ik de stal weer uit om mijn borstels te pakken. En terwijl ik op mijn hurken in mijn tas naar de goede borstel zoek, kijk ik achter me. Maar Rambo blijft gewoon netjes in haar stal staan. Omdat ze niet zo heel vies is pak ik de zachte borstel en borstel ik haar met lange halen. Vervolgens poets ik haar benen zo dat ze weer helemaal wit zijn. Dan krab ik haar hoeven schoon en smeer ik er een laag vet op. Als ik de kwast terugleg pak ik mijn borstel en borstel ik alle klitten uit haar staart en manen. Omdat ze zo’n lange manen heeft maak ik er een mooie hengstenvlecht in. Ik kijk op mijn telefoon en zie dat het bijna tijd is. Ik pak het hoofdstel en schuif het over haar oren. En de riempjes gesp ik vast. Dan pak ik het zadel, maar voordat ik het op haar rug leg praat ik nog even tegen haar. Ze durfde vroeger namelijk nooit een zadel op. Maar het is mij gelukt om haar weer zadelmak te maken.
Ik schuif het zadel voorzichtig over haar rug en maak de staartriem vast. Dan pak ik, onder Rambo door, de singel en trek hem voorzichtig aan. Langzaam maak ik de singel steeds iets strakker. Als hij strak genoeg zit, neem ik de teugels en loop ik met haar de stal uit.
Ik zit ineengedoken achter een glas cola en kijk naar haar. Terwijl ik haar zo observeer pak ik mijn mobieltje die op tafel ligt te trillen. “Ja?” Zeg ik op fluistertoon, zodat niemand me kan afluisteren. “Met Peter, hoe lang gaat het nog duren voordat je dat meisje hebt? Anders heb ik er nog wel een op het oog.” “Hoor eens, heb geduld! Jij weet hier niks van, ik beslis hier. Jij helpt me alleen maar! Nog even en ze is van ons.” Ik haal de telefoon van mijn oor en druk hem uit. Dan drink ik mijn cola op, trek de kraag van mijn jas wat hoger op en loop de kantine uit.
HOOFDSTUK 3
“En hoe vond jij het feest Zondag?” Vraag ik aan Matt als ik de aula in loop.
Ik zag hem die Zondag toen ik weer naar binnen was gelopen.
“Hmm, ging wel.” Mompelt hij. En hij kijkt de andere kant op. “Wat is er met hem aan de hand?” Vraag ik aan Jasper, die naast me zit. “Geen idee, Zaterdag was hij nog helemaal blij omdat hij Zondag iets ging doen ofzo, maar nu, ik zou echt niet weten wat er aan de hand is.” Zegt hij terwijl hij zijn schouders ophaalt. “Misschien heeft het iets met jou te maken?” Vraagt hij opeens. Ik kijk hem verbaasd aan “Hoezo met mij?” Vraag ik. “Nou, omdat hij op… nee laat maar ik heb eigenlijk al te veel gezegd.” Vragend kijk ik hem aan maar hij draait zich om en gaat met iemand anders praten. Ik denk na over wat hij net zei. Zou hij bedoelen dat Matt…? Maar dan begint mijn telefoon te trillen. Ik haal hem uit mijn broekzak en lees het sms’je. Het is Martijn en hij vraagt of ik vandaag kan afspreken. Huh? Denk ik. Heeft hij geen school ofzo? Ik typ dat ik niet kan want ik zit op school en vraag of hij dan vrij heeft ofzo. Nou ja, ik denk er verder niet meer over na en loop alvast naar het lokaal als ik zie dat Lisa en Cat weer alleen maar oog voor elkaar, en dus One Direction, hebben.
Terwijl ik door de gang loop krijg ik een sms’je terug van Martijn. Hij zegt dat hij inderdaad vrij heeft, maar hij vraagt of ik dan na school met hem wil afspreken. En dat wil ik natuurlijk heel graag. Dus ik typ snel dat dat goed is en hij zegt dat hij me na school komt ophalen. Terwijl ik aan hem denk bots ik opeens hard tegen iemand op en ik val op de grond. “Auw.” Roep ik terwijl ik over mijn schouder wrijf. “Sorry.” Hoor ik iemand zeggen als een hand me omhoogtrekt. Als ik weer sta kijk ik recht in twee mooie bruine ogen. Pas als hij “Gaat het?” Vraagt kom ik weer bij mijn positieven en zie ik dat het Matt is. “Oh ja, het gaat wel, dank je.” Zeg ik snel. “Waar was je met je hoofd? Je liep helemaal te glimlachen.” Zegt hij. “Oh ik heb na school met iemand afgesproken.” “Met wie?” Vraagt hij terwijl zijn gezicht betrekt. “Met zo’n jongen die ook op dat feest was. Maar die heb jij niet gezien.” “Jawel, ik zag jullie samen.” Mompelt hij. “Wat zei je? Ik hoorde je niet.” Vraag ik. “Niks.” En hij loopt weg.
“Vanmiddag in Heerlen in dat steegje.” Zeg ik in de telefoon. Terwijl ik naar binnen kijk waar ik haar zie zitten. Ze lijkt zo op haar dat ik opeens intense woede voel opborrelen. Opeens draait er een paar ogen mijn kant op en ik duik snel weg achter de bosjes.
De laatste bel gaat, ik stop mijn boeken in mijn tas en doe mijn jas aan. Als ik de gang op loop houd Matt me opeens tegen. “Amy, je moet niet met die jongen mee gaan. Hij is niet te vertrouwen!” Zegt hij bijna smekend. “Doe normaal! Dat kan ik zelf wel bepalen.” Val ik tegen hem uit door zijn jaloerse gedrag. En ik loop boos naar buiten. Daar zie ik Martijn al tegen zijn auto aan staan. Stoer. Denk ik. Als ik bij hem sta geeft hij me zomaar een kus, vol op mijn mond. Ik stap blozend in de auto en zie dat iedereen ons aankijkt. Dan trapt Martijn op het gas en scheuren we de straat uit.
Nadat we een tijdje gereden hebben parkeert hij de auto en maakt galant de deur voor me open. We lopen een tijdje door Heerlen als hij mijn hand opeens vastpakt en me een steegje intrekt. Hij zegt dat hij even iets moet doen en loopt een afgelegen winkeltje in. Ik sta maar wat rond te kijken als ik voetstappen achter me hoor. Ik wil me net omdraaien als er opeens een hand tegen mijn mond word gedrukt. Dan voel ik een scherpe steek in mijn arm en het wordt zwart voor mijn ogen.
Ik open mijn ogen maar ik zie alleen maar zwart. Ik voel dat ik lig en probeer rechtop te gaan zitten maar mijn handen zijn boven mijn hoofd vastgebonden. Ik voel stof over mijn gezicht en kom tot de conclusie dat ik een blinddoek omheb. Zo goed als kan schuif ik hem met mijn armen van mijn gezicht, het is nog steeds donker. Maar ik zie genoeg. Ik lig op een matras en mijn handen zijn vastgemaakt aan een houten pilaar. Er is een soort kist van houten planken om me heen gebouwd. Aan mijn voeten zie ik twee scharnieren. Daar is vast een deur. Ik probeer ertegen aan te trappen maar ik kom er net niet aan. Ik krijg het benauwd. En mijn hoofd begint te bonken. Dan herinner ik me de felle steek in mijn arm. Wat hebben ze me gegeven? Vraag ik me af. Het is hier zo donker, zo klein en er is zo goed als geen frisse lucht. Ik krijg moeite met ademhalen en merk dat ik flauw ga vallen. Ik probeer mijn ogen open te houden, ik moet hier uit zien te komen. Maar het lukt niet en langzaam glijd ik weg in de duisternis.
Rechercheur Van Buren loopt het gebouw binnen. “Morgen.” Zegt hij tegen de baliemedewerkster als hij langs loopt. Hij haalt zijn pasje uit zijn portemonnee en houdt het voor de scanner. Dan zwaait de deur open. En de rechercheur loopt de lange gang door. Bij de voorlaatste deur aan de rechterkant stopt hij en loopt hij naar binnen. Binnen zit een jonge vrouw, van ongeveer 25 jaar. Het is zijn nieuwe secretaresse. “Goeiemorgen Rob.” Zegt ze terwijl ze hem een grote beker koffie geeft. “Zwart toch?” Vraagt ze en Van Buren knikt goedkeurend. “Dit is de eerste keer dat ik eens een goede assistent heb.” Denkt hij. Hij loopt naar zijn bureau en neemt plaats op de comfortabele zwart leren stoel. Uit zijn tas haalt hij een zak van de bakker. Daar heeft hij zijn ontbijt gehaald. Er zitten twee broodjes overbakken met kaas in en een donut met een laag chocolade. Hij weet dat hij eigenlijk moet opletten met wat hij eet, maar hij kan er gewoon niet vanaf blijven. Hij is ooit eens op een dieet geweest, die duurde helaas maar een uur. Het ging eerst nog wel goed maar toen liep hij langs een donutwinkel en bezweek aan de zoete geur. Sindsdien geeft hij zich gewoon over aan het lekkere (ongezonde) eten.
Van Buren start zijn computer op en neemt een hap van zijn broodje tijdens het wachten. Hij checkt zijn email, niet veel bijzonders. Dan begint hij maar aan het verslag van zijn vorige zaak.
Van Buren legt net zijn pen neer en klapt het document met het verslag dicht als zijn baas, Rechercheur Veenstra, zijn kantoor in komt. Ze gooit een dossier op zijn tafel. “We hebben een vermissing.” Zegt ze. “Vanaf hoe lang?” “42. Jij krijgt de zaak even, onderzoek of er sporen van ontvoering zijn anders kom je weer terug en dan haal ik je van de zaak. Dan krijgen de geüniformeerde politie de zaak om het meisje op te sporen.” Van Buren knikt. “Dit is je team.” Zegt Veenstra en er lopen twee vrouwen en een man naar binnen. De vrouwen stellen zich voor als Van Dam en Dijkstra, de man stelt zich voor als Geertsma. Van Buren gaf ze allemaal een hand en stelde zich voor. “Ik kom maar meteen ter zake.” Zegt hij terwijl ik een grote hap van zijn donut neemt. Als hij zijn mond weer leeg heeft gaat hij verder. “Dijkstra, jij gaat met mij mee naar de school. Geertsma en Van Dam, jullie gaan naar de familie. Bel me zodra jullie iets weten en kom dan zo snel mogelijk weer terug naar het bureau voor het geval er informatie binnenkomt.
Langzaam gaan mijn ogen open. En ik zie tot mijn verbazing licht. Het deurtje aan mijn voeteneinde is open. Opeens glijd er een donkere schaduw over me heen. En ik zie iemand in het deurtje verschijnen. “Nounou, eindelijk wakker?” Blijkbaar kijk ik hem verbaasd aan want hij antwoord met “Je hebt twee dagen geslapen.” Ik wil wat vragen maar er komt geen geluid uit mijn keel. Dan besef ik dat dit waarschijnlijk mijn ontvoerder is en ik probeer naar hem te trappen. Ik haal uit maar hij trekt zich snel terug. “Jij bent een pittige!” Zegt hij alleen maar en hij blijft me aankijken. Dan gaat opeens de deurbel. De man gooit het deurtje dicht en ik hoor zijn voetstappen wegsterven. Even later komen ze weer terug en ik hoor hem praten. Er is nog een man bij. Dit is mijn kans! Denk ik en ik schreeuw zo hard als ik kan HELP!. En nog een keer, en nog eens. Maar er komt niemand. Uiteindelijk ga ik maar weer liggen en ik sluit mijn ogen. “Ik moet hier uit zien te komen.” Fluister ik tegen mezelf. “Maar niet nu, ik ben te zwak en te moe.” Ik blijf maar piekeren totdat ik eindelijk in slaap val.
HOOFDSTUK 4
Van Buren stapt naast Dijkstra in de auto en neemt een grote slok van zijn lauwe koffie. Dijkstra steekt de sleutel in het contact en rijdt de straat uit. Na ongeveer tien minuten stoppen ze voor een grote school. Ze stappen uit en gooien de deur achter hun dicht. “Wat ziet het hier leeg uit.” Zegt Van Buren. “De lessen zijn bezig!” Zegt Dijkstra een beetje verbaasd terug. “Dat weet je toch wel?” “Nou ja mijn kinderen zitten niet meer op school dus ja…” Dijkstra knikt begrijpend en loopt door het hek het schoolplein op. “De deur zit op slot.” Zegt Van Buren als hij aan de deur voelt. “Schooldeuren worden automatisch geopend Rob. Wel een beetje bij de tijd blijven he!” Zegt Dijkstra lachend en ze drukt op de bel naast de deur. Dan klinkt er een zoemer en gaat de deur open. “Hallo, ik ben rechercheur van Buren en dit is Dijkstra.” Zegt Van Buren terwijl hij zijn badge laat zien. “Hallo, waar kan ik U mee helpen?” Vraagt de conciërge een beetje verbaasd als hij de twee rechercheurs ziet staan. “Wij willen graag even met de directeur praten.” Zegt Van Buren. “Natuurlijk, een moment.” Zegt de conciërge en hij pakt de telefoon. Even later komt de directeur aangelopen met een uitgestoken hand. “Hallo.” Zegt hij beleefd. “Kan ik U ergens mee helpen?” “Kunnen we misschien ergens praten?” Vraagt Dijkstra. “Natuurlijk, volgt U mij maar.” En hij loopt voor hen uit de trap op. Na nog twee trappen loopt hij een gang in en houd hij aan de linkerkant een deur voor hen open. “Ga zitten.” Zegt de directeur vriendelijk en hij wijst naar twee stoelen voor zijn bureau. Van Buren en Dijkstra nemen plaats en ze haalt een foto van Amy uit haar broekzak. “Klopt het dat dit meisje hier op school zit?” Vraagt ze. “Ja dat klopt, dat is Amy. Vriendelijke meid.” Zegt de directeur terwijl hij glimlacht. “Wat is er met haar?” “Ja, dat is nu net waar we voor komen.” Zegt Dijkstra. “Amy wordt nu al twee dagen vermist. Is er misschien kans dat ze is weggelopen?” “Vermist?” Vraagt de directeur verbaasd. Van Buren knikt. “Nee, nee, Amy zou nooit zomaar weglopen. Ze heeft veel vriendinnen en ze is altijd vrolijk. Nee, ik denk absoluut niet dat ze weggelopen is.” Zegt de directeur een beetje geschrokken.
Ondertussen rijden Geertsma en Van Dam de Seringenstraat in. Ze kijken naar links en naar rechts maar nummer 54 vinden ze niet. Als ze aan het einde van de straat komen snappen ze pas dat ze erlangs gereden zijn. Geertsma draait de auto en rijd terug. Nog geen 4 huizen terug is nummer 54. Geertsma parkeert de auto en ze stappen uit. Van Dam drukt op de bel en er wordt bijna meteen opengedaan. In de deuropening staat een kleine vrouw met schouderlang zwart haar. Ze heeft roodomrande ogen. “Hallo, wij zijn van de recherche en wij willen graag een paar vragen stellen.” Zegt Van Dam zachtjes. De vrouw knikt en loopt voor hen de kamer in. Geertsma en Van Dam stappen naar binnen en Geertsma doet de deur achter zich dicht. In de kamer gaat de vrouw op een bank zitten naast een man. De man staat op en geeft de rechercheurs een hand. En hij knikt droevig. “Zouden we U een paar vragen mogen stellen?” Vraagt Van Dam. “We doen alles om onze Amy weer terug te krijgen!” Zegt de vrouw terwijl ze bijna in huilen uitbarst. “Is het mogelijk dat Amy is weggelopen?” Vraagt Geertsma. De vrouw schudt heftig met haar hoofd. “Nee! Dat zou ze nooit doen. Ze was echt heel gelukkig hier al zeg ik het zelf. En ze zou haar paard nooit in de steek laten!” Een traan rolt over haar wang. “Oké, is het mogelijk dat ze met iemand mee is gegaan?” Vraagt Geertsma. “Nee, dat denk ik niet. Ze is voorzichtig. Ze weet wat er kan gebeuren en we hebben haar altijd gewaarschuwd dat ze nooit met iemand mee mocht gaan.” Zegt de man. “Oké, heeft U dan misschien enig idee wie haar meegenomen zou kunnen hebben?” De vrouw schudt verslagen haar hoofd. “Ze kon met iedereen opschieten, zelfs als ze iemand niet bepaald leuk vond deed ze altijd gewoon aardig.” “Bedankt mevrouw, mijn collega’s zullen even met haar vriendinnen gaan praten. We doen er alles aan om haar terug te vinden. Bedankt voor uw tijd.” Zegt Van Dam terwijl ze opstaat. De man maakt aanstalten om ook op te staan maar Van Dam maakt een gebaar met haar handen. “We komen er wel uit.” Zegt ze en ze lopen naar de deur. Als ze weer in de auto zitten belt Geertsma naar Van Buren.
Ontvoerd
Waar is hoofdstuk 2?
Heb het verhaal nog niet gelezen, want je hebt ook wel erg veel in één keer gepost... dus als ik het ga lezen lees ik het per hoofdstuk denk ik.
Groetjes Blieje
Heb het verhaal nog niet gelezen, want je hebt ook wel erg veel in één keer gepost... dus als ik het ga lezen lees ik het per hoofdstuk denk ik.

Groetjes Blieje

Het laatste contact is altijd het zwaarste.
Nu ik je verhaal half gelezen heb wil ik even kwijt dat je erg snel van de ene situatie in de andere springt. Het is voor de lezer altijd moeilijk om zich in de gedachten van de schrijver te verplaatsen. Wat voor jouw misschien een logisch gevolg is kan voor de lezer wel heel anders overkomen. Het is beter om wat meer rust in het verhaal te brengen, want als lezers het niet kunnen volgen haken ze snel af.
Een zin vol woorden hoeft nog niet zinvol te zijn.