De Orde

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
Plaats reactie
Invictus
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 01 aug 2013 11:27

I
Hij wist wat hij deed. Zoveel keer al was het hem gelukt. Hij genoot er zelfs van, alhoewel hij zichzelf vaak ook terechtwees. Dit was gerechtigheid, geen tijdverdrijf. Zelfverzekerd liep hij op de grote, geplaveide straat, vol leven. Hij snoof de geur op van het versgebakken brood dat zich in de vele bakkerijen bevond, samen met de doordringende geur van allerlei drets, die zo eigen was aan een stad. Hij krabde op zijn hoofd, daarbij het zweet op zijn middellang haar voelend, dat kenmerkend was voor een warme zomer. En warm, dat was misschien nog wel het zachtste woord voor de hitte die de stad nu al weken in zijn greep hield.

Hij haalde een lederen waterzak van zijn riem en nam een slok terwijl hij een van de bakkerijen met uitzonderlijke aandacht bestudeerde. Het was een huis dat rijkdom uitstraalde, alleen al door het feit dat men zich ramen van het helderste glas kon veroorloven. Zoals altijd wachtte hij even, tot hij volledig op het nu was geconcentreerd. Hij haalde een zak, iets groter dan diegene die met water was gevuld, van zijn linkerschouder. Hij voelde het bonken van zijn hart en stapte naar voren, eerst traag, dan steeds sneller. Hij opende de houten deur.

Er waren vier mensen in de bakkerij. Een rijke dame en haar dienstmeid, die haar meesteres frisse lucht toewuifde. Zij was aan het bestellen bij een gewichtig man – letterlijk, in elk geval -, die bij elke bestelling van de vrouw zijn knecht toeschreeuwde, waarna die haastig het gevraagde ging halen in een aanpalende kamer. Hij haalde uit de zak een kleine kruisboog, die hij al op voorhand had aangespannen. Hij richtte en schoot. Nog voor de grote pafzak op de grond plofte – diens oog was immers doorboord -, zelfs nog voor de dame kon flauwvallen – wat, naar hij bemerkte, ongetwijfeld zou gebeuren- had hij de bakkerij al verlaten.

Nu haastte hij zich door de menigte, terwijl hij zijn boog weer in de zak stopte. Hij liep een zijstraat in, kwam uit in een ander straatje en bleef het labyrint van steegjes volgen. Hij bleef voor een op het eerste zicht onbetekenende muur staan. Deze muur was geklemd tussen twee huizen in een straat zo smal, dat mocht men vanuit een raam naar de overkant reiken het niet moeilijk zou zijn om die aan te raken. Die straat bevond zich dan weer diep in het hart van de achterbuurten, ver verwijderd van enige vorm van wettelijk recht.
Laatst gewijzigd door Invictus op 03 nov 2013 14:51, 1 keer totaal gewijzigd.
Invictus
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 01 aug 2013 11:27

Na zich ervan te hebben vergewist dat de straat verlaten was, duwde hij een steen uit de muur, en nog een, en nog een, tot er een gat ontstond waardoor hij zonder veel problemen het gebouw kon binnengaan. Niet veel later plaatste hij de loodzware stenen terug en zou het voor enig welke voorbijganger lijken alsof de muur jaren geleden, misschien zelfs nog voor de Wissel, voor het laatst was aangeraakt.

“En? Kirdor Neahszoon? Is uw woede eindelijk bekoeld?”, zei een kleine jongen, wiens ribben zelfs met de vodden die hij aanhad geteld konden worden, ook als men rekening hield met de relatieve duisternis die in de kamer overheerste. “Neen, kleine dienaar, zolang nog een van hen de aarde bewandelt, zo lang zal ik hen de aarde instampen,” sprak Kirdor Neahszoon, “met mijn blote handen, als het moet. Is het eten klaar?”, voegde hij daar nog bars aan toe, aangevend dat het onderwerp beter kon rusten.

“Ja, heer,” antwoordde de jongen, waarna hij een uitnodigend gebaar naar een stenen trap maakte, “na u.” Die stenen trap leidde naar een trapgat, waaruit zacht daglicht tevoorschijn kwam. Kirdor spoedde zich uit de verder lege kamer die op een aantal kakkerlakken na, verlaten was. Hij snoof verlekkerd de geur op van bouillon en vers brood. De kamer die hij nu betrad, was langs de wanden met - ongetwijfeld duur -, lichtbruin hout bekleed, zodat deze samen met de ruiten van glas een gezellige indruk gaven. Hij zette zich aan een met frivoliteiten rijk versierde tafel. De uitgemergelde jongen, die ondertussen al een aangrenzend vertrek was binnengegaan, bracht hem nu een houten kom en twee fijnbesneden houten lepels, gevolgd door een grotere kom waar damp uitkwam. De dienaar schepte zijn meester op en verliet de kamer dan weer langs waar hij was gekomen.
Laatst gewijzigd door Invictus op 03 nov 2013 14:53, 2 keer totaal gewijzigd.
Invictus
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 01 aug 2013 11:27

Kirdor Neahszoon stilde zijn honger, stond op en klom door middel van een touwladder naar de hoogste verdieping van het huis. Een ruime kamer met aan weerszijden twee ramen, besloeg deze gehele etage.

De touwladder, die hij zojuist had gebruikt om binnen te komen, kon hij in geval van gevaar gemakkelijk optrekken. Zo zou het lijken alsof het huis slechts één verdieping had, terwijl Kirdor de kamer via een houten buis, die aan de achterkant van het huis uitkwam, steeds kon verlaten.

Een oplettend man zou kunnen bemerken dat het vertrek uiterst sober was ingericht. Een bed, een stoel en een tafel, weliswaar allen door een uitmuntend vakman gemaakt, waren de enige meubels die in de kamer stonden. In een van de stenen muren was er ook nog een bescheiden haardvuur gemaakt, dat nu, gezien de warmte, troosteloos oogde. Kirdor haalde de touwladder, waarna hij een van de twee ramen opende.

De tafel was gevuld met allerlei papierwerk, een inktpotje en een sierlijke veer. Het enig andere noemenswaardige dat zich nog op deze verdieping bevond, was een kleine verzameling wapens die duidelijk al eens eerder ter hand waren genomen. Een uitgebalanceerd degen en een groter formaat van de kruisboog die hij eerder die dag had gebruikt lagen in een hoek van de kamer, klaar om bij het minste teken van onraad meegegrist te worden.

Kirdor zette zich voor zijn bureau en doorstreepte een naam. De naam van een zekere bakker die nooit meer de kans zou krijgen zijn knecht uit te kafferen en naar een aanpalend vertrek te sturen. Er verscheen een grijns op zijn jeugdig gezicht, voorwaar nog niet ouder dan zeventien zomers.
Laatst gewijzigd door Invictus op 03 nov 2013 15:23, 1 keer totaal gewijzigd.
Invictus
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 01 aug 2013 11:27

De maan wisselde de zon wel zeven keer af voor hij het huis weer verliet, zijn kruisboog gespannen, en wandelde hij rustig de sloppenwijken uit.
Ver van een onbetekenende muur vandaan, in een wijk die slechts door rijken werd bewoond, zei een man, die al minstens veertig zomers had meegemaakt: “Slaap maar zacht, Eiram.”

De man verliet de kamer maar toen hij er zich van had vergewist dat de kleine jongen zijn ogen dicht deed. Hij daalde af van een krakerige trap en begon in een luxueus kantoor op het gelijkvloers van zijn woning een brief te schrijven naar een verre neef in een naburige stad.
De man wou namelijk wol kopen die zijn neef recentelijk had ontvangen, zo schreef die neef althans in een vorige brief. De zaken van de man waren goed gegaan nadat de Wissel had plaatsgevonden.

Een Wissel die hij pas had gesteund toen zijn vrouw onverhoeds verdwenen was, zoals dat heette, en hij alleen voor zijn zoon had moeten zorgen. Hij schudde zijn hoofd even – als om een lastige gedachte te verjagen, wat waarschijnlijk ook zo was, en richtte zich weer, met een minzaam lachje, op zijn brief.

De wol die hij zou kopen zou hij massaal onder de prijs aanbieden, want het was hem ter ore gekomen dat Ynnor, een kleine handelaar, zijn gehele kapitaal had ingezet op wol. Zo’n prachtkans om een concurrent uit te schakelen was hoogst zeldzaam en die greep hij dan ook met beide handen.

Juist toen de man de brief verzegelde, hoorde hij glas breken aan de voorkant van zijn huis. Hij wist wat komen ging en slikte langzaam. Hij ging recht opstaan, zijn borst vooruit, wat in combinatie met zijn wijd opengesperde ogen een vreemde mengeling van trots en angst opleverde.

Het duurde niet lang of Kirdor stormde de kamer binnen, schoot de handelaar een pijl door het hoofd en beklom langzaam de trap, maar niet voor hij alle kamers op de benedenverdieping op leven had gecontroleerd.

Kirdor doorzocht ook boven de verschillende kamers, een voor een, tot hij uitkwam op een vertrek met in het midden een kinderbed. Hij bemerkte dat het bed leeg was en stond op het punt de kamer te verlaten. Het was toen dat de kleine Eiram ademhaalde en daarmee zijn lot bezegelde. Opmerkelijk is het, dat een geluid zo stil als een zucht het verschil kan betekenen tussen leven en dood.

Kirdor keerde op zijn stappen terug, draaide het bed om en keek recht in de ogen van een kleine jongen, nog geen acht zomers oud. Zonder twijfel pakte hij de kraag van diens nachtkleed vast, nam een pijl uit de zak die ook zijn kruisboog herbergde en sneed de slagader van het kind open. Bloedvetes was hij liever kwijt dan rijk.

Hij verliet het huis - dit keer langs de voordeur - en verdween in de nachtelijke schemer.
Invictus
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 01 aug 2013 11:27

“En? Kirdor Neahszoon? Is uw woede eindelijk bekoeld?”
“Neen, kleine dienaar, zolang nog een van hen de aarde bewandelt, zo lang zal ik hen de aarde instampen,” antwoordde Kirdor ook nu weer, “met mijn blote handen, als het moet.”
“Meester,” zei de graatmagere dienaar, “er is een bezoeker voor u.” Kirdor wist wie het was. Hoe kon het ook anders dat iemand de ingang van zijn huis had gevonden. Hij stapte traag naar boven, ervoor zorgend dat elke stap die hij zette weerklank vond in de kleine kamer, waar geluiden zich gemakkelijk lieten herhalen. Hij kwam de kamer binnen, die nu slechts verlicht werd door een enkele kaars.

Hij bekeek, zoals altijd, de vrouw, met een blik die misschien wel het best als chagrijnig kan worden omschreven. Zijn handen trilden lichtjes, iets dat geen van beiden ontging.

“Wat brengt u hier, Aksas, zo laat op de avond?” vroeg hij, gespeeld verbaasd.
“Och spaar mij uw beleefdheden. We hadden een afspraak,” ze stopte even, als om de gewichtigheid van de zaak aan te duiden, waarna ze verder sprak, “en het is tijd dat u uw beloftes inwilligt.”
Hij zuchtte, want hij wist dat het niets haar zou kunnen overtuigen. “Wat wilt u dan zo graag en zo snel dat u mij in het midden van de nacht komt opzoeken?”

Aksas glimlachte, zoals ook een spin zou kunnen doen wanneer een prooi haar web gekust had. “Drie opdrachten in ruil voor een veilig verblijf in mijn deel van de stad, dat was onze afspraak. Een kleine prijs voor zo’n gunst, Neahszoon.” Ze legde nadruk op dat laatste, alsof ze hem duidelijk moest maken hoeveel zijn hoofd wel niet waard was. “Spreek, Aksas. Want ook Lok, dichter van de Zeven, zei ooit weinig maar bedoelde veel. Zo moet ook u uw tong niet vermoeien.” zei Kirdor, terwijl hij geen zin meer had in talmen, nu hij wist dat een opdracht onvermijdelijk zou zijn.

Ze lachte schel. “Ondanks uw mooie woorden, Kirdor Neahszoon, moet u vooral niet denken dat u zich boven mij kunt plaatsen. Maar toch, opmerkelijke woorden voor iemand die zo tegen de Zeven steden is gekant.”

“U bent hier niet om over politiek te praten neem ik aan? Noem uw opdracht.” zei Kirdor nu fel, sterk gekant tegen de schijn die de vrouw probeerde op te houden.

“Goed dan, als dat echt hetgene is dat u wilt,” kwam Aksas nu ter zake, “voor de eerste opdracht gaat u naar Onu. Ga naar herberg Het Fluitende Zwijn, daar zal iemand u alle informatie geven die u nodig hebt.” Ze stond op en stapte langzaam naar de trap. Ze draaide zich nog even om. “O ja,” zei ze, terwijl ze deed alsof iets onbelangrijks haar te binnen schoot, “je hebt tot zonsopgang om de stad te verlaten. Zo niet, dan beschouw ik onze afspraak als verbroken.”

Daarna daalde ze de trap af en beval de dienaar, die gedurende het gehele gesprek beneden was gebleven, de uitgang te openen. Kalmte viel Kirdor nu ten deel, gezien hij het onontkoombare had aanvaard. Hij klom de touwladder op en haalde hem daarna binnen. Hij liep naar de tafel en doorstreepte de naam van een zekere handelaar, wiens zoon nooit meer het daglicht zou zien.
Invictus
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 01 aug 2013 11:27

Zijn tafel was, buiten een lijst met namen van rijken, ook begeven onder rollen perkament. Zonder enige aarzeling pakte hij daar nu een van, maakte de knop los die het perkament gesloten hield en rolde die open, wat een grote, uitermate goed gedetailleerde kaart onthulde. Er stonden acht steden op de kaart die zowel vanuit het Noorden als vanuit het Westen en het Oosten waren omringd door een bergketen. Dan bleef het Zuiden over, dat slechts bestond uit blauwe verf.

Oceaan, stond er in krulletters geschreven. Kirdor was er nog nooit geweest. Hij had verhalen gehoord over woeste wateren en zilte lucht. Al van kindsbeen af had hij gehunkerd naar verre reizen, verder nog dan de gekende wereld. En die gekende wereld, dat was de veilige wereld binnen de bergen. Hij droomde van een grotere, nog niet verkende wereld. Hij wou naar het Noorden reizen om te zien of de verhalen over wildemannen, zo groot als reuzen, echt waren. Naar het Westen wou hij, ver over de bergen, om mensen zo klein als kinderen maar zo trots als koningen te ontmoeten. Hij zou gaan naar het Oosten, als hij mocht, want daar leefden de Goden, zo zei men. En naar het Zuiden, hoe kon het ook anders, om landen ver weg te ontdekken. Varen zou hij, verder nog dan men ooit was gegaan.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Ik vind het jammer dat je niet met het andere verhaal over de Legendes voorlopig verder gaat, maar dit is een welkome plaatsvervanger. Ik geloof dat ik deze qua opzet ook helderder vind dan het andere verhaal dat ik van je heb gelezen. En ik vind hem spannend! Ik ben erg nieuwsgierig wat er met die Wissel is gebeurt, het klinkt heel onheilspellend.

De tijd waarin het afspeelt (waarin ik denk dat het afspeelt, in verband met de wapen types (A) ) spreekt me erg aan :) Oh ja, klopt het dat de hoofdpersoon een soort van huurmoordenaar is? Eerst had ik het idee dat ie alle slechte mensen in de stad opruimde, maar aangezien die vrouw hem nu een geheimzinnige opdracht geeft, weet ik het zo net nog niet :P
zoals ook een spin zou kunnen doen wanneer een prooi haar web gekust had.
Mooie zin, heel beeldend.
Want ook Lok, dichter van de Zeven, zei ooit weinig maar bedoelde veel. Zo moet ook u uw tong niet vermoeien
Nog zo'n mooie zin ^_^

Ga zo door! Ben benieuwd hoe het verder gaat! :D
Invictus
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 01 aug 2013 11:27

Hij schudde zijn hoofd. Eerst moest hij zijn vader wreken voor het verraad van diens getrouwen. En voor hij dat zou kunnen doen moest hij eerst naar Onu. Hij legde zijn vinger op een stip waar men simpelweg de Stad had geschreven. Trots welde in hem op toen hij dacht aan de vroeger glorie van zijn vaderland. Ver verwijderd van zijn duim, maar toch dichter dan de overige zes steden, bevond zich Onu. Lang geleden zowel een handelspost als een uitvalsbasis van de Stad, nu schoothondje en lid van de Zeven.

Woede welde in hem op zoals water uit een bron. Nadat zijn vader alle steden veroverd had werd hij omvergeworpen door zijn eigen vrienden. Vermoord. En nu moest de Stad schattingen betalen aan de Zeven steden, die zich verenigd hadden in een militair en monetair verbond. De Stad werd armer en armer, behalve de enkele inwoners die de Zeven steunden. De rijken. Niet lang meer zou het duren of geen van hen zou nog leven en voor eens en altijd zou een exces vernietigd zijn.

Maar nu zou hij woord moeten houden. Hij moest naar Onu, hoe je het ook draaide of keerde. Hij zou zijn woord niet breken. Nu niet. Nooit niet. Hij was geen laffe hond, zoals zij die hij strafte. Zo kwam het dat hij al zijn perkamenten in een jutten zak stopte, evenals zijn wapens en de touwladder weer liet zakken zodat hij later de kamer weer kon binnengaan, zoals het een prins beaamt. Want zo voelde hij zich, van koninklijken bloede, ver verheven boven het gewone volk en, zo dacht hij, was hem ook het koninklijke recht gegeven om te beslissen over leven en dood. Hij deed het luik van de houten buis open.
Laatst gewijzigd door Invictus op 04 nov 2013 17:30, 2 keer totaal gewijzigd.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Goed vervolg weer! Ik snap alleen niet waarom hij zijn woord moet houden en het zo erg is om naar die stad te gaan (ondanks wat er is gebeurd). Het lijkt bijna of het hem is verboden daar te komen, maar dat heb ik nergens gelezen (of heb ik er overheen gelezen?)
En voor hij dat zou kunnen doen moest hij eerst naar onu.
Ik denk dat "onu" hier met een hoofdletter moet.

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Invictus
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 01 aug 2013 11:27

-Maaike- schreef:Goed vervolg weer!
Dank! :)
Ik snap alleen niet waarom hij zijn woord moet houden en het zo erg is om naar die stad te gaan (ondanks wat er is gebeurd). Het lijkt bijna of het hem is verboden daar te komen, maar dat heb ik nergens gelezen (of heb ik er overheen gelezen?)
Er zijn een tweetal redenen waarom hij dit niet wil doen. Ten eerste zal hij er nu langer over doen om zijn vader te wreken. Ten tweede is zijn vader verraden, wat hem dus ook een afkeer voor verraders heeft opgeleverd. Ik dacht eraan om dit impliciet in het verhaal te vermelden (Nu niet. Nooit niet. Hij was geen laffe hond, zoals zij die hij nu strafte), maar dacht dat dit duidelijk was en heb het dan toch maar zo gelaten. Gezien het dat niet is, zal ik dit aanpassen.
En voor hij dat zou kunnen doen moest hij eerst naar onu.
Ik denk dat "onu" hier met een hoofdletter moet.
Inderdaad, aangepast.

Ga zo door!
Nogmaals dank ;)
Invictus
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 01 aug 2013 11:27

II
Een iel gekrijs weerklonk tussen de met sneeuw bedekte bergen. Snel haastte de dwerg zich over het aarden pad dat zich slingerend een weg baande tussen de tijdloze mastodonten. Hij liep langs vruchtbare weiden en angstaanjagend steile hellingen, maar zoals het ene hem niet bekoren kon, zo kon het andere hem niet deren. Hij had slechts oog voor de zwarte stip, hoog boven hem, die groter noch kleiner werd. “Kom dan toch, Feolf, het spijt me zeer!” riep hij luid, maar wat hij ook zei of deed, hoeveel hij ook smeekte en dreigde, Feolf bleef vliegen naar waar de wind hem bracht.

Hij liep en bleef lopen, sneller noch trager dan Feolf vloog, tot de schemering de bergen in duister hulde. Hij zuchtte, verdrietig om het feit dat zijn vriend hem negeerde. Toen hij de omgeving bestudeerde viel hem op dat hij hun grondgebied verlaten had. De weilanden waren niet meer vruchtbaar maar dor. De sneeuw die de bergen bedekte was niet meer wit maar grijs. De spreuken van zijn voorvaderen waren hier niet meer in werking en hoe graag hij ook op zijn stappen terug zou willen keren, de duisternis maakte dit alles onmogelijk. Waarom had Feolf hem hierheen geleid?
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Er zijn een tweetal redenen waarom hij dit niet wil doen. Ten eerste zal hij er nu langer over doen om zijn vader te wreken. Ten tweede is zijn vader verraden, wat hem dus ook een afkeer voor verraders heeft opgeleverd. Ik dacht eraan om dit impliciet in het verhaal te vermelden (Nu niet. Nooit niet. Hij was geen laffe hond, zoals zij die hij nu strafte), maar dacht dat dit duidelijk was en heb het dan toch maar zo gelaten. Gezien het dat niet is, zal ik dit aanpassen.
Als je het zo uitlegt, klinkt het super helder... en lijkt het me overbodig het aan te passen. =/

Mooi vervolg weer! Ik ben nieuwsgierig naar wat Feolf is (mooie naam trouwens!) ik denk iets van een kraai of andere vogel. Maar gezien je het over magie hebt, kan het van alles zijn ^_^ haha.

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Invictus
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 01 aug 2013 11:27

Als hij hier zijn kamp zou opslaan bestond er het gevaar ontdekt te worden. Anderzijds zou hij in de sneeuw moeten overnachten en de gedachte aan de warmte van een vuur en de zachtheid van een bed overtuigde hem om toch zijn krachten te gebruiken. Hij maakte eerst in zijn hoofd een plan van het kampement dat hij wou maken. Hij dacht aan een huis, met stenen muren, geen ramen, een bed, een brandend haardvuur en een schouw. Daarna pakte hij enkele stenen uit zijn achterzak, allen in verschillende formaten en kleuren, nog maar net uit de mijnen gehaald. Hij gooide een kleine, felblauwe steen naar de plaats waar hij zich zo-even nog een huis had verbeeld.

En zo geschiedde, wat aanvankelijk alleen in de verbeelding bestond, werd werkelijkheid. Hij stapte het huisje binnen, dat niet veel groter was dan hemzelf. Hij stak de overige stenen terug in zijn zak en legde zich, met zijn kleding nog aan in een klein bed. Nog voor zijn hart driemaal kon slaan, had hij zijn ogen al dichtgedaan.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Mooi vervolg! Ik vind de magie die je gebruikt heel gaaf! :D

Een tip; je stukjes verhaal mogen wel iets langer zijn. Dit is namelijk wel erg kort, zit ik er net lekker in, is het einde er al :(

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Invictus
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 01 aug 2013 11:27

U vraagt, wij draaien :) Een iets langer stukje deze keer:

III
Kirdor, die al enkele mijlen had afgelegd, keerde zijn paard op de top van de laatste heuvel die hem uitzicht op de stad van zijn voorvaderen kon verschaffen. Verontwaardigd hinnikend deed de merrie wat haar nieuwe meester, niet lang geleden was zij immers van eigenaar gewisseld - ook een koninklijk recht -, verlangde. De merrie draaide zich om. Nu kon hij de grote stadsmuren zien, de grootste wallen die de wereld ooit zou kennen. Vanop de helling waarop hij zich bevond kon men ook nog het dak van het grootste gebouw van de Stad zien. Het paleis. Ooit zou hij daar binnengaan en zijn vaders gedachte in ere herstellen. De macht zou hij, nobel als hij was, aan het volk geven, maar niet voor hij de schat, die zich in het paleis bevond, en de zijne was bij recht, opgeëist had.

Nu keerde hij zijn paard nogmaals om terwijl de zon langzaam aan de horizon verscheen. Hij moest die richting uit, naar het Oosten, naar Onu. Hij gaf zijn witte merrie de sporen en galoppeerde, genietend van het plotse gevoel van vrijheid dat hem overviel.

Toen de zon de aarde bijna bereikte, stopte Kirdor in een klein gehuchtje met een naam die het zelfs niet waard was genoemd te worden. Nadat hij de herberg gevonden had maakte hij zijn aanwezigheid kenbaar. “Hallo? Herbergier?” riep hij luid, waarna een gezapige man buiten kwam. “Ik verlang eten en een bed.” beval hij de herbergier. De teugels van zijn paard drukte hij in handen van de man en stapte zelfverzekerd de herberg binnen.

In de herberg, die men, in een eufemistisch beu als knus en anders als klein zou kunnen bestempelen, zaten opmerkelijk veel mensen. Door de samenwerking van zijn ogen en zijn neus kon hij de meesten onder hen als boeren determineren. Hij zocht dan ook een vrije tafel, zo ver mogelijk van de anderen vandaan. Hij zette zich op een strategisch goedgekozen plaats, in een van de hoeken van de herberg, zijn rug tegen de muur en dicht bij de uitgang. Zo kon hij de reden van de, in zijn ogen althans, samenscholing van ongeletterde barbaren, opmerken. Een bard, herkenbaar door luit en typerende hoed, zat dicht bij de toog en was in snel tempo bezig, of zo leek het in ieder geval, een recordaantal bierkroezen te ledigen.

De herbergier, die het allemaal toeliet aangezien zijn opbrengst door de komst van de bard op z’n minst zou vertienvoudigen, wreef zich vergenoegd in zijn handen. Er druppelden inderdaad steeds meer boeren binnen. Een bard stopte immers zelden in een dorp van een dergelijke omvang en als er dan al een langskwam, zoals nu het geval, stroomden lieden van ver samen om zich eens in hun anders zo miserabel leventje te vermaken.

Toen de zon al onder was en het zo was afgekoeld dat men het vuur in de herberg niet alleen voor het licht maar ook voor de warmte ontstak, toen was het, dat de bard met zang begon. Hij zong eerst over een vrouw die haar man mishandelde, tot groot jolijt van de toehoorders. Het koste Kirdor moeite zijn afkeer voor het hele gebeuren te verbergen.

Later op de avond, sommige boeren hadden de taverne al verlaten, gingen de liederen over mythische wezens die zich ver van de acht steden bevonden, hier en daar aangevuld met een grappig lied of een schunnige opmerking, zoals het een bard betaamd. Kirdor droomde langzaam weg bij de verhalen over epische gevechten tussen dwergen en gedrochten, over het ontstaan van de Goden en over de giganten die verder nog dan de bergen woonden, in landen waar de zon al zolang scheen dat de aarde geel geworden was. Het vuur straalde meer warmte dan licht uit toen de bard zijn luit opborg en Kirdor zijn bed opzocht. Ondanks de vele vlooien en ondanks het stro dat door de stof van de matras heen in zijn huid prikte, vielen zijn ogen snel dicht.

Een haan kraaide op het moment dat de eerste zonnestralen door de kieren van het houten gebouw de kamer binnenstroomden. Kirdor geeuwde luid voor hij opstond, zijn zak pakte en de kamer verliet. In die welbepaalde zak zaten proviand, een kaart, zijn wapens en enkele van de gangbare gouden munten van de Zeven. Energiek kwam hij de herberg binnen, waar al enkele gasten die hem eerder nog niet waren opgevallen, ontbeten. Kirdor zette zich neer aan dezelfde tafel als de vorige avond waarna hij de waard beval hem brood en melk te brengen, die hij met smaak verorberde. Hij rekende af met de herbergier en verliet de herberg.

Een koele bries streek hem door de haren, een welkome afwisseling tijdens zijn rit, die hem langs vruchtbare velden bracht, allen badend in het prachtige zonlicht. Hij zag enkele boeren de oogst binnen halen alsof de zomer al op haar laatste benen liep. Hij spoorde zijn merrie tot meer snelheid aan en keek nu niet meer naar het landschap, maar concentreerde zich op de aarden weg die naar Onu leidde. Zo kwam het dat hij een uitgebrand hutje aan de linkerkant niet bemerkte noch de sporen van een schermutseling, wat verder langs de weg. Kirdor wist niet goed hoe hij zijn vreugde moest uitdrukken. Sinds hij de Stad had verlaten leek het wel alsof hij het leven ontdekte, zoals het leven bedoeld was geleefd te worden. Hij schreeuwde het uit, van vreugde, van geluk. Hij hoorde het hijgen van zijn merrie, die zich dapper bleef haasten zoals haar meester haar opgedragen had.

De weg leidde door een naaldbos, waar de zon niet reiken kon en de ochtenddauw nog niet verdampt was. Kirdor stopte zijn merrie bij een plas, liet haar drinken, en de omgeving bekeek. Het was nog fris, de zon had nog niet een kwart van haar reis voltooid. Kirdor had het gevoel dat de koude lucht op zijn bezwete bovenlijf drukte. Hij nam een homp brood uit zijn zak, brak een stuk af en voederde zijn merrie. “Voor jou moeten we ook nog een naam bedenken.”, zei hij meer tegen zichzelf dan tegen zijn paard. “Wat dacht je van Yarda?”

Yarda snoof hooghartig en liep snel weer verder, trots zoals slechts een wezen van het vrouwelijk geslacht kan zijn – een wijze observatie, zo bedacht Kirdor. Toen Yarda het bos uitkwam, steeg een opmerkelijke rookpluim op in de verte. De rookpluim was echter zo ver verwijderd van het bos dat het onmogelijk was daar voor de middag te zijn.

Het vuur was al bijna uitgedoofd toen een briesende Yarda de smeulende resten van wat niet lang geleden nog een welvarende herenboerderij was, slechts omringd door een vlakte en op een economisch interessante plaats, zo vlak naast de hoofdweg naar de Zeven. Het was nu pas dat Kirdor, beneveld als hij geweest was door een roes van geluk, bemerkte dat er veel te weinig reizigers op weg waren voor de tijd van het jaar. Dat de Zeven een verbond hadden gesloten betekende niet dat er geen stoffen vanuit Onu meer naar de Stad gestuurd werden, noch dat de goudsmeden vanuit Lanier, de befaamde glasbewerkers uit Nalor, de stenen uit Rolf en alle andere producten niet meer verhandeld werden met de Stad. Oorlog, zo bedacht hij smalend, was minderwaardig aan het geld. Geen oorlog zonder geld. Hij steeg weer op en zette koers naar Onu. Hij moest en zou zijn woord gestand doen.

Nu hij attent was op het onbekende gevaar dat om elke bocht in de weg zou kunnen schuilen, zag hij gebroken pijlschachten, achteloos langs de weg gegooid. Toen hij zwartgeblakerde kuilen in de grond zag, hield hij Yarda tegen. Dit kampement was niet ouder dan een dag. Toen Kirdor nog kuilen opmerkte, op amper twintig stappen van de andere vuurresten verwijderd en die aan een nader onderzoek onderwierp, ontdekte hij botten. Zwartgeblakerde botten, aan de schedel te zien niet van dieren afkomstig. Hij draaide zich om, sprong op zijn sneeuwwitte merrie en vervolgde zijn weg.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

U vraagt, wij draaien
En gelijk doe ik er een week over om te reageren (A) oops...
waarna een gezapige man buiten kwam.
Wat betekent 'gezapige', bedoel je daarmee dat ie heel dik is, groot en fors?
Een bard, herkenbaar door luit en typerende hoed
Hoe ziet die hoed er dan uit? Veel kleuren? Welke vorm?
Sinds hij de Stad had verlaten leek het wel alsof hij het leven ontdekte, zoals het leven bedoeld was geleefd te worden.
Mooie zin :)
Toen Yarda het bos uitkwam, steeg een opmerkelijke rookpluim op in de verte
Hier raak je me kwijt. Eerder stonden ze met zijn tweeën in het bos bij een plas en loopt Yarda een paar meter weg. En dan loopt de merrie het bos uit en ziet ze een rookpluim? Betekent dat dan dat ze verder op pad zijn gegaan, het bos samen uitreden en uitkijken over een vlakte met in de verte een rookpluim? Want als ze nog half in het bos staan, dan kunnen ze nooit die pluim zien. :unsure
Dat de Zeven een verbond hadden gesloten betekende niet dat er geen stoffen vanuit Onu meer naar de Stad gestuurd werden, noch dat de goudsmeden vanuit Lanier, de befaamde glasbewerkers uit Nalor, de stenen uit Rolf en alle andere producten niet meer verhandeld werden met de Stad.
Mooi hoe je hier de steden laat zien waardoor ze belangrijk voor elkaar zijn.
Toen Kirdor nog kuilen opmerkte
nog = nog meer
Hij draaide zich om, sprong op zijn sneeuwwitte merrie en vervolgde zijn weg.
Ik weet niet waarom, maar ik had het idee dat de rookpluim bij een weggevaagde stad hoorde. Maar, ik als ik het goed begrijp is het alleen het kampement?

Ga zo door! Vind het een mooi verhaal en ben benieuwd waar het heen gaat.
Hirador
Vulpen
Vulpen
Berichten: 366
Lid geworden op: 12 nov 2013 17:53

Dit is een zeer goed verhaal. Ik denk dat mijn hp uit mijn verhaal het goed zou kunnen vinden met de jouwe

ben benieuwd naar meer
Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”