Kringen in het water.

Heb jij een verhaal dat nergens anders past? Plaats hier dan alle overige verhalen.
Plaats reactie
Frans Samsa
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 27
Lid geworden op: 04 dec 2013 19:46
Locatie: De Meern

Kringen in het water.

In een film zou het een verschrikkelijk cliché zijn geweest, maar gisteravond was er een zwaar onweer over Amsterdam getrokken. De volgende ochtend deed de stad denken aan de prille frisheid van een juist gebade kleuter: de bleekblauwe lucht leek doorschijnend, het geschreeuw van een groepje jongens dat elkaar stoeiend achterna zat klonk ijl en hoog en een zacht briesje liet het gebladerte van het Amstelpark vrolijk ruisen. Frans Molleman was blij dat hij de fiets gepakt had. Even stopte hij en overwoog om, op deze dag van afscheid, door het park te fietsen en het rondje te rijden dat hij en Judith vaak op zondagmiddag maakten. Vage angst dat hem dit teveel aan zou grijpen en aanleiding tot complicaties zou geven weerhield hem ervan. Gedachteloos staarde hij naar een eend, die plotseling onder het water verdween en niets dan uitdijende kringen achterliet. Dan draaide hij met een bruusk gebaar zijn fiets naar links en reed het fietspad over dat hem van de reine onschuld van het park in de richting van de stad voerde.

Amsterdam is geen Parijs, Berlijn of Londen: men legt de afstand tussen de naoorlogse buitenring tot aan haar uit de Middeleeuwen stammende binnenste kern, waar Molleman naar op weg was, af in een tijdsspanne van kwartieren en niet van uren . Juist groot genoeg voor een mensenleven, peinsde Molleman. Voor hem gold dat in ieder geval. Natuurlijk, ze hadden veel gereisd, vaak en gulzig ver waren ze over de globe getrokken. Toen ze nog jong waren had dit veel afgunst gewekt bij hun vrienden die met hun jonge kinderen niet verder kwamen dan een camping in Bakkum of een huuisje op de Veluwe. Maar toch, dat reizen was maar oppervlakkig geweest. Alles wat er in zijn leven echt toe had gedaan en het weinige dat er nog toe zou doen had zich binnen de grenzen van de stad afgespeeld. Hij was hier geboren, opgegroeid, had er gestudeerd, gewerkt en zou er ook sterven. Inmiddels had hij de ruimende leegte van de tuinstad waarin hij, echtgenoot, werknemer, gewoond en gewerkt had, achter zich gelaten en werd hij omgeven door de vertrouwde beslotenheid van het smalbestrate buurtje waarin hij was opgegroeid. Het leek hem gepast om er zich nog eenmaal bloot te stellen aan de herinneringen die hem altijd overspoelden als hij hier rondliep. Nog altijd domineerden de donkerrode bakstenen wanden met hun eentonig ritme van eendere deuren, erkers en ramen de lange straat. Veranderingen waren slechts oppervlakkig. Slagerij Vandermeulen was er niet meer, maar de aanblik van het grote raam was voldoende om zich weer voor de geest te halen hoe hij daar als kind stond te wachten op het plakje worst waarvoor hij netjes dankuwel moet zeggen. De sigarenzaak was er nog wel. Drie maal per week haalde hij er een pakje shag voor zijn vader. Van het kwartje wisselgeld mocht hij snoep kopen en voor de vissenplaatjes die in het pakje Rizla-vloeitjes verborgen zat had hij een verzamelalbum gekregen. 'Zo leer je vissen kennen' heette het. Hij had het nog, het lag ergens in de berging. Molleman hoopte dat iemand er straks nog belangstelling voor zou hebben.

Al slenterend bereikte hij het hek dat het terrein van de katholieke kerk en de ernaast gelegen pastorie omgaf. Als zijn moeder het weer tijd vond dat hij buiten ging spelen had hij zich vaak tussen de spijlen van dat hek door gewurmd en was onder de grote vlier die tegen de achtermuur van de pastorie opwoekerde, doorgegaan met lezen. Zelfs als het koud was zat hij er, veilig beschut tegen de andere kinderen uit de buurt, verdiept in boeken die over jongens gingen met aardige ouders, veel vrienden en onwaarschijnlijk veel moed. Een paar jaar later zou hij de beslotenheid van vlier en boek inruilen voor de onzichtbare scheidsmuur die de hengelaar omgeeft. 'Het zou best kunnen,' peinsde hij terwijl hij naar langs de kade liep waar hij vroeger uren had doorgebracht, 'dat die vissenplaatjes er iets mee te maken hadden want niemand die hij kende deed iets aan hengelsport.' Her deed er eigenlijk niet toe, feit was dat hij, toen hij te groot werd om zich nog tussen de spijlen te wringen was gaan vissen om een alternatief te hebben. Hij kreeg een hengel voor zijn verjaardag, vulde een viskoffertje met het allernoodzakelijkste en raakte al snel verknocht aan dit excuus voor richtingloze dromerigheid.
Boeken had hij niet meer nodig om beroemd, alom geliefd en heldhaftig te zijn en ook als de fantasieën daarover hem niet bezochten was hij in ieder geval weg van huis, waar het geschreeuw van zijn vader en het gehuil van mama, de dichtslaande deuren en, soms, het geluid van brekend aardewerk, altijd door de dunne muren van zijn kamertje binnendrong.

Hij begon pas wat te vangen toen Judith zijn lome eenzaamheid binnen banjerde. Ze zaten sinds vorig jaar bij elkaar in de klas maar, beiden afkomstig van verschillende basisscholen, hadden nauwelijks contact met elkaar, totdat ze zomaar, uit het niets, naast hem neerplofte onder de kastanjes in het gras van de kadebeschoeiing.
"Jij zit hier best vaak hè?"
"Ja, ik vis graag,"
Vanuit zijn nek kriebelde rode warmte omhoog naar zijn wangen. Judith was intussen weer opgestaan. Ze streek de oude deken recht en plukte harde halmen uit het weefsel. Daarna ging ze weer zitten. Ze zat nu nog dichter bij hem. Toch bleef er een kier tussen hen in.
"Vang je vaak wat?"
"O ja, meestal wel. Alleeen vandaag willen ze niet zo bijten."
Ze trok haar beide knieën op en liet haar hoofd er op rusten. Minutenlang zat ze zwijgend naast hem. Hij moest iets zeggen. Ze was hem voor.
"Woon je hier dichtbij?"
"Ja, in de Pijnackerstraat."
Gelukkig. Ze wist niet waar dat was. Hij had nu tekst, legde uit dat het vlakbij de kerk was die je vanaf de Ferdinand Bolstraat kon zien en vroeg haar waar zei dan woonde. Zij woonde chic, aan de Apollolaan en deed alles wat meisjes die aan de Apollolaan wonen horen te doen. Ze hockeyde, ze had een eigen paard, ze ging op vakantie in Zwitserland voor de wintersport en in Italië of Zuid-Frankrijk tijdens de zomer.

Ze kwam tijdens de herfstvakantie bijna iedere dag langs. Om te voorkomen dat hij er voor joker zou zitten trok hij 'Vissen voor beginners' uit de fineer boekenkast in de huiskamer en las het in één adem uit. De volgende ochtend kocht van zijn schaarse zakgeld met goudkleurige vloeistof gevulde flesjes bij de dierenwinkel in de Maasstraat. De sterk geurende stof mengde hij door het voer, overeenkomstig de aanwijzingen die drievoudig Nederlands kampioen Fred Meijer hem schriftelijk gaf. Gewapend met het nieuwe voer richtte hij, dichter bij de brug nu, een voerplaats in. Toen Judith weer naast hem neerplofte ving hij twee grote voorns en, net zo belangrijk, had hij een onderwerp om over te praten.

De laatste twee dagen van de vakantie fietste ze met hem mee naar huis. De tweede keer zag hij door het smalle raampje in de voordeur dat zijn vaders fiets er niet stond. Hij verzamelde nu al zijn moed en vroeg haar mee naar binnen.

Toen ze eenmaal binnen waren zei hij gehaast dat hij zo komen zou en liep, zonder te kloppen, de slaapkamer van zijn ouders binnen. Het schemerduister in de kamer was net zo bestorven als de geur, een mengsel van het koele pepermuntaroma van zijn moeders Belinda's en de ziekenhuislucht van alcohol. De sprei op het bed was een vormeloze bult. Snel trok Frans de deur achter zich dicht, liep naar de gesloten deuren die op het balkon uitgaven en duwde het bovenlicht open. Zijn geoefend oog controleerde of er niet nog ergens peuken lagen te smeulen op sprei of imitatie-wollen vloerbedekking.

"Ma?"
De bult bewoog even.
"Wat is er jongen?"

Hij slikte. Vaak, als hij bij haar kwam, zei ze niets en bewoog ook niet. Toen hij kleiner was had hem dat bang gemaakt en had hij net zo lang aan haar arm staan schudden tot ze bewoog en tenminste even naar hem glimlachte. Nu hij ouder was had die angst plaats gemaakt voor een ontplofbaar mengsel van medelijden, walging en onderdrukte, altijd onderdrukte, woede. Als ze niets tegen hem zei overheerste de woede, als ze wél wat zei streden medelijden en walging om de voorrang.
"Ik heb een vriendin meegebracht," zei hij toonloos.

Oneindig traag draaide ze zich naar hem toe, iets wat ze anders haast nooit deed.
"Dat is goed jongen," murmelde ze met dikke tong.
Ze hief haar hand iets op en bewoog hem in zijn richting. Instinctief trok hij zijn eigen hand terug van de sprei. Krachteloos viel haar vochtgezwollen hand weer terug op het bed.
"Dat is goed, dat je een vriendinnetje hebt.."
Haar stem klonk schor, de stem van iemand die door mateloze dorst naar water gekweld wordt.
"Mama kan nu niet opstaan. Ik..ik ben ziek…Pak maar wat geld uit de portemonnee…"
Ze zuchtte, draaide zich om en zakte, zwaar ademend, weer weg.

Bijtend op zijn lip deed hij de deur op een kier open en toen hij zag dat Judith in het kleine kamertje naast de keuken voor de open deur stond te roken, stapte hij snel de gang weer in.

"Mijn moeder is misselijk," zei hij. "We kunnen haar beter met rust laten."
Ze knikte. Hij liep naar de lage koelkast en pakte de zwarte huishoudbeurs achter de rij blikken vandaan, opende hem en trok er vijfentwintig gulden uit.
"Kom, we gaan eerst naar de Cineac en dan naar Wimpy."
Toen hij nog klein was en zijn moeder nog in staat om af en toe naar de stad te gaan, deden ze dat ook. Eerst boodschappen en dan naar de overdag doorlopend draaiende kinderfilm. En daarna gingen ze naar Wimpy. Toen hij nog klein was gaven het blinkende staal en de felrode zitbanken die de inrichting van het fastfood restaurant domineerden hem altijd het gevoel alsof hij even in Amerika was.

Met de fiets reden ze naar het Rembrandtsplein. Later zou hij in aanzienlijker duurdere restaurants met haar uit eten gaan, en als het dan heel erg gezellig en lekker was geweest dan zei een van hun altijd wel dat het was bijna net zo goed was als Wimpy's.

Veel later had zij hem verteld dat ze het allang wist van zijn moeder. Het zong de klas rond. Teruggetrokken als hij was raakte hij nooit betrokken bij ruzies of pesterijen en daardoor was er nooit een situatie ontstaan waarin iemand zijn moeders verslaving gebruikte als middel om hem pijn te doen. In hetzelfde gesprek kwam het begin van hun vriendschap ter sprake. Uit wat zij erover vertelde maakte hij op dat hij voor haar aanvankelijk de transformatie van het zielige vogeltje was dat ze vergeefs had proberen te redden nadat het uit het nest geduwd was. Haar toewijding aan het vogeltje werd niet afgeremd door het uitblijven van verbetering in zijn toestand. Troosteloos had ze moeten toestaan dat het diertje stierf, na twee dagen bijna bewegingsloos op een door haar zorgvuldig opgebouwd kussen van mos en bladeren te hebben gelegen.

Ze had met hem meer succes dan met het vogeltje. Na de onderbouwromantiek van hamburgers en friet volgden al het 'samen huiswerk maken' en eindeloos op haar kamer hangen. Lang voordat hij iets anders in haar begon te zien dan een vriendje in meisjesvorm was zij verliefd geworden op zijn brede mond en harde jongenslichaam. Toen ze op een vroege zondagochtend op een van talloze slootjes van de Waver vissend ronddobberden in een gehuurde roeiboot had hij, steeds heftiger blozend, haar laten begaan toen ze haar koele hand onder zijn shirt over de naakte huid van zijn borst en buik streelde..en verder ging. Daar, in dat bootje, tussen de kwakende eenden, had ze hem van een jongen in een man veranderd. Tot enkele maanden terug zou zij de enige zijn tot wie hij zich ooit bekend had.

Hij bleef hard studeren. Leren en gitaarspelen, lange tijd was dat wat hem beschermde tegen de troosteloosheid van de plaats waar zijn bed stond. Nadat hij als een van de beste van de school slaagde betrok hij een zolderverdieping aan de Rooseveltlaan en ging scheikunde studeren. Niet lang daarna trok Judith bij hem in. Tot de dag van vandaag zouden ze bij elkaar blijven, eerst op die kamer, dan, na hun afstuderen in het appartement aan de Zeelandstraat. Wat zijn jeugd had laten verworden tot een trieste steppe had dertig lange jaren van het soort geluk gebaard dat de gewoonheid heeft van het gekwetter vogels aan het begin van de lente, de geur van versgebakken suikerbrood en de klanken van het carillon van de Westertoren als je op zondagochtend door de Jordaan loopt.

Een week nadat hij het huis uit was gegaan kwam zijn vader langs om hem te vertellen dat zijn moeder en hij gingen scheiden. Hij woonde al bij zijn vriendin.
"Het gaat niet jongen," had hij toonloos gezegd, "maar dat wist je al natuurlijk."
Frans had geknikt. "Ik begrijp je wel, Peter,"
De bewuste tutoyering van de man die hij tot dan toe met 'u' en 'pa' had aangesproken, bleef onbesproken. Alles bleef eigenlijk onbesproken.

Sindsdien noemde hij hem hardnekkig bij de voornaam. Het deed hem genoegen dat de twee jonge kinderen van zijn vaders vriendin, die hem als een soort oom beschouwden, dit van hem overnamen: ook Ivo sprak zijn stiefvader bij de voornaam aan en korte tijd later nam zijn ouder broer Iwan dat van hem over. Slechts één keer zou hij hem nog met papa aanspreken, maar toen kon hij hem, gekist en gereed om tot as te vergaan, al niet meer horen.

Wat niemand verwachtte gebeurde: kort na het vertrek van zijn vader meldde Frans' moeder zich helemaal uit eigen beweging aan bij de Jellinek. Na een jaar keerde ze terug naar het huis waar Frans, die inmiddels weer terug geslenterd was, nu weer voor stond te mijmeren. Ze had er, onbestorven weduwe, nog jarenlang gewoond, tot de schaduw kwam, de lange schaduw van de onbestorven dood.

Terugkijkend besefte Frans dat haar ziekte zich voor het eerst manifesteerde toen ze terugkwam van een door de parochie georganiseerde reis naar Rome. Beeldend vertelde ze over de audiëntie bij de paus en vooral over het minutenlange gesprek dat hij met haar gevoerd zou hebben.
"Hij spreekt heel goed Nederlands," verzekerde ze hem.
Hij had ook veel begrip getoond voor haar scheiding en zich zeer geïnteresseerd in hoe het met haar zoon ging. Van de rest van de reis herinnerde ze zich weinig. Ze wist alleen te melden dat ze iedere dag macaroni hadden gegeten.

Het was niet het in het Nederlands gevoerde gesprek met de paus dat Frans aan het twijfelen bracht: hij had weleens gehoord dat de Pool in Leuven gestudeerd had dus helemaal onmogelijk leek hem dat niet. Italianen die macaroni eten deden dat echter wel.
"Was het geen spaghetti, ma?"
"Nee nee, het was macaroni, ik weet het zeker, met ham en gesmolten kaas."

De strekking drong pas tot hem door toen hij samen met haar naar een reünie van de Romereis bijwoonde en de meegereisde kapelaan hem onderhield over wat er werkelijk tijdens de reis was voorgevallen. Tot twee keer toe had ze bus niet terug kunnen vinden. Medereizigers herkende ze niet. In het hotel had ze 's nachts, op zoek naar een toilet, langdurig over de gang lopen dwalen. Frans wierp op dat hij dat niet zo vreemd vond.

"Meneer Molleman," zei de kapelaan op ferme toon, "net als alle gasten had ook uw moeder een eigen toilet en bad. Ze dacht dat ze in een hotel in Oostenrijk was." Hij leek even te aarzelen of hij verder moest gaan, maar deed dat dan toch. "Dat gesprek tussen de paus en haar, waar ze het steeds over heeft, dat, wel, dat heeft nooit plaatsgevonden. Ze stond vooraan en de paus heeft haar een handje gegeven, zoals hij wel honderd pelgrims een hand geeft na afloop van een algemene audiëntie. Uw moeder, meneer Molleman, confabuleert. Geloof me, ik ben pastor in een verpleeghuis, ik weet hoe het gaat. Ze weet dat ze dingen vergeten is, en vult die gaten op met dingen die ze verzint. Het is het begin van dementie. Ik raad u dringend aan contact op te nemen met de huisarts. Als wij als parochie iets voor u kunnen betekenen, laat het dan gerust weten."

Er kwam, zoals dat heet, 'hulp' . Frans kwam bijna dagelijks langs en raakte van de ene op de ander dag betrokken in onderdelen van zijn moeders leven waar hij vroeger nooit mee te maken had gehad. Hij nam het beheer van haar financiën over en overlegde met haar huisarts die het voorlopig vonnis uitsprak dat later door de specialist bevestigd werd. Zijn moeder leed aan de vorm van dementie die veel alcoholisten bezoekt: de ziekte van Korsakov. De lange tentakels van de sherry en de wijn hadden haar, die al bijna vijftien jaar niets anders dronk dan kraanwater, bessensap en thee, uiteindelijk toch in hun greep gekregen. Een jaar later zou hij haar, op haar pantoffels en met de schort nog aan, wegbrengen naar Sinte Barbera.

"Je hebt een mooie auto jongen,'"zei ze toen hij haar hielp met instappen. "Een mooie auto."

Zelf hadden ze nooit een auto gehad: dat hij er wel een bezat en hem ook besturen kon, beschouwde ze als het ultieme bewijs dat hij geslaagd was in het leven. Ze aaide hem over zijn hand en dit keer liet haar begaan. Het was genade, sluitstuk van een snoer van kleine en grote verplichtingen dat hij vanaf zijn kindertijd tot op de dag van vandaag in de omgang met zijn moeder geregen had. Later hoorde hij van de verzorgenden dat ze wekenlang iedere dag op de uitkijk had gestaan of ze zijn auto niet al zag.

Eigenlijk vond hij dat het was volbracht. Hij bezocht haar enkel nog omdat Judith erop aandrong. Haar zorg voor het hopeloze had haar na haar meisjestijd niet verlaten. Ze bleven dus komen, ook toen ze kinds werd, zoals dat met een inmiddels verboden helderheid van aanduiden vroeger werd genoemd en geen idee meer had wie Judith en hij eigenlijk waren.

Vlak voordat de ziekte zelfs die laag van tot klein meisje afgesleten geest verwoestte kwam haar diepste zelf nog boven. Van ieder die in haar buurt kwam probeerde ze de hand te strelen. Alleen een volkomen demente medebewoonster, een vrijwilligster die haar vanuit de parochie bezocht en Judith lieten dat toe. Daarna was er niets meer: een bewegingloze, starende,, lege huls die niet langer leefde en nog niet mocht sterven. Ruim vijf jaar geleden kwam dan toch het echte einde. Op 73-jarige leeftijd overleed mevrouw Jantine Molleman-Geeraets. Hij wist dat ze zich altijd zo was blijven noemen en had er, in de wetenschap dat Peter dat ook zou zien,voor gezorgd dat haar naam zo op het liturgieboekje en op haar graf kwam. Het was een nieuwe wraakoefening op de man die bij haar was gebleven omdat hij zijn zoon niet in de steek had willen laten.

Haar uitvaart vond plaats vanuit de kerk waar Frans nu langs drentelde. Veertien mensen woonden de plechtigheid bij. Frans kreeg er weinig van mij: het enige waar hij in de kerk aan kon denken was die avond dat hij even alleen bij haar was geweest. Ze lag op bed. Bij iedere ademhaling klonk een mechanische klik. Ze was niet eens een plant meer, maar een wezen uit een sciencefictionfilm, een cyborg, onderdeel van een machine.

Op de stoel die naast haar bed stond lag een kussen. Even had een haast onvermijdelijke gedachte zich aan hem opgedrongen. Hij had haar onmiddellijk teruggewezen Het zou hem niets dan ellende geven als hij het zou doen en zijn moeders leven zou hij er hooguit met enkel uren mee bekorten. Het was het niet waard: zíj was het niet waard, dacht hij en die gedachte deed de enige tranen bij hem opwellen die hij in die dagen vergieten zou. De zuster kwam weer binnen, kijk met een schuin oog naar hem en ried aan te gaan slapen. "Wij maken u heus wakker als het zover is. Maar het kan nog best even duren." Het had nog tot de vroege ochtend geduurd. Frans had erbij gestaan toen de zuster haar ogen sloot.

Plotseling zwaaide de portiekdeur die toegang gaf tot zijn vroegere ouderlijk huis krachtig open. Er rende een jongen naar buiten die bijna tegen hem aanbotste. 'Hé, uitkijken waar je staat, lul,' beet de jongen hem toe. Daarna rende hij, telefoon aan zijn oor, in de richting van de Ferdinand Bolstraat. Het bracht Frans weer terug in het heden. Hij keek op zijn horloge. Hij moest maar eens verder, besloot hij. Hij klom weer op de fiets en reed, langzamer nu, in de richting van de stad. Zoals een goed Amsterdammer betaamd negeerde hij de stoplichten voor fietsers en remde pas echt toen hij in het oudste gedeelte van de stad was aangekomen.

Het plein waar hij afstapte werd gedomineerd door een kerk. In een rechthoek eromheen stonden rijen huisjes die eruit zagen alsof ze speciaal door de VVV waren ontworpen. Wie niet beter wist, zou verwachten er souvenirwinkels en poffertjesrestaurants in gevestigd te vinden. De lingerie van de meisjes die zich nadrukkelijk achter de ramen van de huisjes toonden maakte echter duidelijk dat er hier van een heel andere bedrijvigheid sprake was.

De gordijnen waren dicht. Onwillig drentelde hij het plein over, hopend dat het om een klant zou gaan die tijdens de lunchpauze een vluggertje kwam maken.
"Hé ouwe, netjes op je beurt wachten hè," hoorde hij achter zich roepen.
Een groepje van drie jongemannen in dure witte overhemden en stropdassen keek lacherig zijn kant op. Met stijve knieën liep hij weg.

De eerste keer dat hij er binnenging ging het met Judith al weken niet meer. Het was het voorlopig dieptepunt in een ziekteproces waarvan hij, terugkijkend, de eerste tekenen had gezien tijdens de koffietafel na zijn vaders crematie. Ze was nooit sterk geweest in namen, maar nu kon ze zich zelfs de namen van de kinderen van Peters vrouw en van zijn halfzusje niet meer herinneren. Op de terugweg naar huis weet ze het eraan dat ze hen al een hele tijd niet meer gezien had, en dat was waar. Niet lang daarna echter stond ze een keer op zondagochtend in alle vroege op en maakte zich gereed naar de school te gaan waar ze Engels gaf. Kort daarna kon ze haar mentorleerlingen niet meer bij naam noemen zonder het mapje met uitgeprinte foto's niet voor te houden.

Ze kwam thuis: werken ging niet meer. Voor de tweede keer in zijn leven hoorde Frans vrijwel hetzelfde vonnis over iemand uitgesproken worden. Natuurlijk, het was geen Korsakov. Judith dronk op zijn hoogst een glaasje wijn bij het eten. Maar opnieuw moest hij toezien hoe de enige andere vrouw die in zijn leven werkelijk iets betekend had, bezig was te verdwijnen, lang voordat ze sterven zou. En dit keer raakte het hem wel.

Vlak nadat ze definitief met werken had moeten stoppen ging het nog. Er kwam regelmatig iemand langs van haar werk en dan leek het alsof haar oude zelf weer even opdook boven het gladde oppervlak van de versuffing waarin ze normaal verkeerde. Ze vroeg naar collega's, soms zelfs naar leerlingen. Een paar weken later begon ze te informeren naar collega's die allang niet meer op school werkten en soms zelfs al overleden waren en nog weer wat later wist alleen Frans nog dat ze informatie zocht in te winnen over de allang in de Heer overleden paters waarvan hij en zij zelf les hadden gekregen. De bezoeken van de collega's hielden op. Alleen zijn schoonouders kwamen nog regelmatig langs. Ze pasten op, die ene dag dat Frans beslist niet thuis kon werken en er ook geen mogelijkheid was Judith op de overvolle dagopvang van het nabij gelegen verzorgingshuis achter te laten. Wie zich, tot Frans' verrassing, ook regelmatig liet zien was Ivo, de zoon van zijn Peters weduwe. Door hem kon hij er af en toe eens een weekend op uit. Ivo, die verpleegkundige was op een psychiatrische afdeling, slaagde er iedere week weer in Judith te kalmeren want Judith kende heftige agressieve episodes die vooral speelden als ze merkte dat Frans haar verliet..

Anders dan zijn broer Iwan was Ivo hem hardnekkig met 'oom' blijven aanspreken. Het was uitdrukking van een band die hij al met hem voelde toen hij nog een jochie van een jaar of negen was en altijd als hij op Peter bezocht met zijn scheikundedoos en microscooppreparaten aan kwam zetten. Het zou nooit bij hem zijn opgekomen aan de moeder van de jongen te vragen of hij, al dan niet samen met zijn broer, bij hun zou kunnen komen logeren. Judith had dat bedacht en gevraagd. Sindsdien was er tussen hem en Ivo een band gegroeid die hem soms pijnlijk deed voelen hoe jammer het was dat Judith geen kinderen wilde. Ze had het hem gezegd in een tijd dat het hem alleen maar opluchtte, ze had er in volhard toen hij er sterk over kon dagdromen dat hij een dochter, of, eventueel, een zoon zou hebben.

Het was Ivo geweest die Frans ertoe had weten te bewegen naar de hoeren te gaan. 'Oom Frans, u bent toch een gezonde man. U kunt echt niet zonder.' Hij had hem gelijk moeten geven. Sinds Judith hem was beginnen te slaan en te bijten als hij zelfs maar probeerde naast haar te komen liggen bracht Frans een groot deel van de dag door met het bekijken van gedownloade seksfilms. De troosteloze masturbatie die de aanblik vergezelde bevredigde hem niet. Ivo had hem Sunset aanbevolen, een hoer waarover hij vrijmoedig meedeelde dat hij haar zelf regelmatig bezocht. 'Ze werkt voor zichzelf en je kunt ook nog eens goed met haar praten. Echt, ik denk dat ze het zelfs nog wel prettig vindt om je als vaste klant te hebben, in plaats van alleen maar die hersenloze ballen van het Damrak.'

Aanvankelijk walgde Frans van het idee seks te hebben met dezelfde vrouw waarmee Ivo ook sliep, maar toen hij zich op een dag voor de derde keer probeerde af te trekken terwijl hij wist dat het hem niet bij benadering zou geven wat hij ervan hoopte, stapte hij de volgende dag op zijn fiets en reed voor de eerste keer naar de plek waar hij zojuist was weggejaagd. Het was hem erg meegevallen. 'Sunset' (hij kon zich niet voorstellen dat een meisje met een overduidelijk Twents accent ook door haar ouders zo genoemd werd) had hem langzaam uitgekleed, lang gewassen en tenslotte bevredigd op een manier die hem veel rustiger deed vertrekken dan hij was aangekomen. Sindsdien bezocht hij haar één, soms twee keer per week. Als ze voor hem een klant had wachtte hij tot hij binnen kon. Ivo had de discretie gehad om elders zijn gerief te zoeken.

Zonder precies te weten waarom dwarrelde hij richting Munt, liep de Regulier Breestraat in en het Rembrandtsplein op. Vaag herinnerde hij zich dat hier toch ergens die snackbar gezeten moest hebben waar hij en Judith voor het eerst samen gegeten hadden. Dan viel hem ineens iets in en zonder er veel over na te denken liep hij energiek de Kalverstraat in.

Het was lang geleden dat hij door de Kalverstraat gelopen had, dus wist hij niet zeker of wat hij zocht er nog was. Tot zijn opluchting vond hij na enig zoeken toch de ingang van de kerk. Het bord waarop in schoonschrift 'Een kwartier voor God' geschreven stond hing er ook nog. Hij liep naar binnen. Het was er lichter dan hij zich herinnerde. Een paar mensen schuifelden rond, kijkend naar de stenen heiligen tegen hun pilaren en schilderijen die het lijden van Jezus verbeeldden. In een behoefte terug te keren naar wat allang voorbij was en afgestorven doopte hij de vingers van zijn rechterhand in het wijwatervont en sloeg een kruis. Daarna liep hij naar het Mariabeeld. De plooien van haar vergulde gewaad leken lichaamsloos te zijn, een decorstuk. Heur haar was kuis bedekt met een lange witte hoofddoek. Ze was niets dan hoofd en handen en zelfs dat ga haar, om zo te zeggen, nog teveel lichamelijke presentie: Nee, ze was een beeld, niets dan een beeld, een beeld van Moederlijkheid, volkomen gericht op het ranke kind dat op haar knie stond en dat zijn gezichtje op zijn beurt weer volledig op haar gericht hield. Zijn rechterhandje maakte, onverschillig alsof het hem werd afgedwongen, een zegenend gebaar in de richting van alles en allen buiten de nis die hem en zijn moeder omsloot. De aanblik van een moeder en een zoon die aan elkaar genoeg hadden, ontroerde Frans.

Hij duwde drie euromunten door een gleuf en pakte voor iedere munt een kaars. Eén voor zijn moeder, één voor Judith en één voor dat naamloze meisje dat zich Sunset noemde. Hij knielde neer en liet de woorden van het Wees Gegroet door zijn hoofd gaan. Na het zoveel jaar niet meer te hebben gebeden kende hij het toch nog uit zijn hoofd. Vluchtig sloeg hij een kruis en stond op. Een goed kwartier later zat hij achter de gesloten gordijnen van het kamertje waar Sunset werkte.

"Hoe is het nou met je vrouw?"vroeg ze hem terwijl ze een lange zwarte zweep en dito handboeien met een schoonmaakmiddel bespoot en vervolgens met een sorbodoekje afwiste.
Ze is weg," antwoordde Frans toonloos.
"Ach, schatje toch, ging het niet langer?
"Nee," antwoordde Frans, "het ging niet langer."

Twee dagen lang was hij alleen met haar thuis geweest. Zijn schoonouders waren op vakantie en ook Ivo was weg. Ze had gehuild, lang en toonloos gehuild. "Nee, nee, niet zo, zo niet…" Dat was alles wat ze gezegd had, keer op keer gezegd had. Als hij haar probeerde aan te raken sloeg ze zijn hand van zich af. De blik die hij dan in haar ogen zag herinnerde hem aan de ogen die hij soms had gezien toen hij naast dat bed gestaan had in die lucht van pepermunt en ziekenhuis. Ze was weg, en zou nooit meer terugkomen, alleen maar meer verdwalen in verwarde dromen van angst en dierlijke woede.

En toen had hij het gedaan. Hij had haar een extra hoeveelheid slaapmiddelen gegeven en toen ze zichzelf in slaap had gehuild had hij zijn kussen gepakt en het op haar gezicht gedrukt. Heel even had ze bewogen maar Frans had niet geweten of het voor of na het moment was geweest dat ze onderdompelde en niet meer bovenkwam.

Daarna was hij naar buiten gelopen en bij het tankstation dat altijd open was had hij, voor het eerst in twintig jaar, twee pakjes Marlboro gekocht en een bos rozen. De bloemen had hij voor de gesloten slaapkamerdeur neergelegd, de sigaretten was hij beginnen op te roken, terwijl hij, tot het licht werd, in zijn werkkamer een brief typte en uitprintte en er twee met de hand schreef. Die in onschuld badende zomerochtend er had de getypte brief en één van de handgeschrevenen op de bus gegooid.

Nu hij eindelijk zat voelde hij zich zeer moe. Hij legde vier briefjes van vijftig euro op tafel.

"Wil je je alsjeblieft aankleden?" vroeg hij en terwijl hij verlegen op de op tafel liggende seksspeeltjes wees, "en wil je die alsjeblieft opruimen?"

Ze trok haar slechts haar naakte schouders op.
"Dat is goed hoor, schatje, wat jij wil."
Met een routineus gebaar veegde ze het geld van tafel, stond op en rommelde wat in het achterste gedeelte van het huisje. Even later kwam ze terug. Een vuurrode zijden kimono hing losjes over haar ranke meisjeslichaam. Het stelde hem teleur dat ze niet de kleren had aangetrokken die hij zich voorstelde dat ze droeg als ze niet aan het werk was. In haar handen droeg ze twee mokken met dampende koffie. Eén ervan zette ze voor hem neer.
"Vind je het erg als ik rook?"
Bij wijze van antwoord haalde hij zelf sigaretten tevoorschijn. Ze stak op. Ook hij stak een sigaret aan.

Hij zag wat hij iedere keer zag. Ze had een prachtig lichaam maar dit keer wond het hem net zo min op als het lichaamsloze vrouwenbeeld waarvoor hij zojuist was neergeknield.

'"k kom niet meer terug,"
Terwijl hij dat zei bloosde hij als een schooljongen die ten overstaan van zijn vrienden door zijn moeder geknuffeld wordt.
"Ik kwam alleen om je te bedanken."

Ze glimlachte.
"Nou, dat hoor ik niet zo vaak."
Ze nam een slok van haar koffie.
"Heb je een vriendin?"
Hij aarzelde even. Dan schudde hij zijn hoofd.

"Ik wilde je iets vragen,'Je hoeft nergens bang voor te zijn, ik ga echt weg, de stad uit en kom nooit meer terug. Maar ik zou toch graag willen weten hoe je echt heet. Alleen je voornaam, hoor. Verder niets."

Ze verstrakte.
"Luister schatje, daar begin ik niet aan."
De mok kwam met een doffe klap op tafel.

"Ik begrijp het wel."
Hij stond op en liep naar het gangetje en de deur.
"Sorry."mompelde hij nog terwijl hij zijn jas aantrok. Het koste hem moeite. Ineens voelde hij zich een oude man.

Vlak voor hij de deur uitliep hield ze hem tegen en draaide hem naar zich toe. Ze strekte zich uit, nam zijn hoofd tussen zijn handen en kuste hem op de mond zoals een dochter dat doet.
"Ik heet Ankie."
Meteen drong ze hem naar buiten en sloot de deur. Hij was weer alleen.

Voor hij naar de jachthaven liep waar de kajuitboot lag die ze gekocht tijdens het laatste jaar dat Judith nog gewoon Judith was, ging hij bij de Roode Leeuw aan een tafeltje zitten en maakte de laatste van de drie brieven die hij vannacht had geschreven, gereed voor verzending. Hij gooide de brief in de brievenbus, fietste naar de jachthaven en meerde zijn boot af.

Hij voer in de richting van de Oranjesluizen, net zolang door tot hij niets meer hoorde en aan de horizon alleen nog een paar lichtjes zag op de plaats waar de stad lag. Het was doodstil. Morgenochtend zou iemand op het politiebureau aan de Van Leyenberghlaan een brief openen waarin op zakelijke toon gemeld werd dat er een door verstikking om het leven gebrachte vrouw lag in de slaapkamer van Zeelandstraat 201 Op even zakelijke toon werd vervolgens uiteengezet welke beweegredenen schrijver dezes had gehad om zijn vrouw het leven te benemen. Zijn lichaam konden ze vinden onder de boot die enkele kilometers buiten Schellingwoude lag afgemeerd.

Ook Sunset ontving een brief die met "lieve Ankie" aanhief. De laatste en langste brief was gericht aan Ivo. Die twee laatste brieven waren, men kan het niet anders noemen, warm van toon en lief van strekking.

Toen hij eenmaal had afgemeerd wachtte Molleman, rokend en cognac drinkend. De stilte was als een koker waar zelfs het zoevende geluid van een auto die enkele honderden meters verderop voorbijreed tot iets buitenwerkelijks vervormde. Terwijl hij daar zat, realiseerde hij zich dat hij zich alleen binnen die koker had bevonden toen hij als jongetje in het gras van de Ruysdaelkade had gezeten en Judith nog niet naast hem was komen zitten. Alleen daar had hij de vertroosting ontvangen van een wereld zonder mensen, een wereld van gras en wind en water en bomen.

Even overwoog hij of hij niet wat op de gitaar zou gaan zitten tokkelen. Judith had ervan gehouden als hij dat deed. Het was een andere vorm van stilte, tussen mensen die al weten wat ze de ander gaat zeggen voordat de woorden klinken. Hij zag er vanaf. Het hoefde niet meer. Het was goed zo. Hij rookte de laatste sigaret. Het lege pakje gooide hij in de prullenbak. Daarna begon hij zich in alle kalmte gereed te maken. Rond tien uur 's avonds liet Frans Molleman zich, met aan iedere enkel een metalen schrijf van dertig kilo en een duikersgordel om zijn middel van zijn boot in het Buiten-Y glijden. Waar hij aan gedacht heeft, die laatste momenten, zal niemand ooit weten, al is het verleidelijk te menen dat het zijn moeder is geweest. Veel kan hij in ieder geval niet gedacht hebben. Het water was koud en Frans had zich vlak voor hij zich erin liet glijden ook nog de polsen doorgesneden. Dat beide vrouwen tegelijk voor zijn geestesoog hebben gezweefd is daarom moeilijk voor te stellen.

Luchtbellen en kringen verdwenen snel. Toen ze weg waren dook een eend op die met zijn luid gekwaak de stilte nog oorverdovender maakte.
Laatst gewijzigd door Frans Samsa op 07 dec 2013 17:06, 5 keer totaal gewijzigd.
Hirador
Vulpen
Vulpen
Berichten: 366
Lid geworden op: 12 nov 2013 17:53

Wauw heftig.

er zitten een paar foutjes in maar dat is niks vergeleken met het verhaal. Zo mooi zo krachtig het zuigt je helemaal op
Frans Samsa
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 27
Lid geworden op: 04 dec 2013 19:46
Locatie: De Meern

Hirador schreef:Wauw heftig.

er zitten een paar foutjes in maar dat is niks vergeleken met het verhaal. Zo mooi zo krachtig het zuigt je helemaal op
Dank je. Ik had zelf ook al wat fouten gezien. Altijd stom natuurlijk.
Hirador
Vulpen
Vulpen
Berichten: 366
Lid geworden op: 12 nov 2013 17:53

Ach gebeurt de beste

nog een tip plaats je verhaal in delen van ongeveer 2000 woorden dat vinden de meeste hier erg fijn. Heb dat probleem zelf ook bij de zwarte prins want plaats graag een heel hoofstuk in 1x
Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor
Frans Samsa
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 27
Lid geworden op: 04 dec 2013 19:46
Locatie: De Meern

Dank je voor de tip.
Frans Samsa
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 27
Lid geworden op: 04 dec 2013 19:46
Locatie: De Meern

Ik heb er volgens mij nu alle type- en spelfouten uit gehaald. Maar je weet het nooit helemaal zeker natuurlijk.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Mooi verhaal. Maar je moet er wel even voor gaan zitten want is een beste lap tekst ^_^

Ik vind dat je een fijne, rustige schrijfstijl hebt die je meeneemt het verhaal in en je leert de personages ook kennen. De moeder, het vriendinnetje en natuurlijk de hoofdpersoon; zonder dat je er teveel nadruk op legt dat je ze bloot legt.
Molleman hoopt dat iemand er straks nog belangstelling voor zou hebben.
Ik geloof dat het "hoopte" moet zijn omdat je verhaal in de verleden tijd is. Maar als de zin wel in de tegenwoordige tijd hoort dan moet "zou" zal zijn ;)

Je hebt in het verhaal op een gegeven moment een dialoog staan, die je begint met streepjes. Het is dan wel helder dat iemand iets zegt, maar dan ben je ook bijna verplicht er altijd 'zei hij', 'loog zij' etc erbij te zetten. Anders weet een lezer nooit helemaal waar het eindigt. Handiger - en dat vind ik persoonlijk mooier - is om aanhalingstekens te gebruiken. Zeker als er in andere verhalen meer gesproken wordt is het dan helder wie wat wanneer zegt. Het onder elkaar zetten vond ik wel heel goed!
De sterk geurende stof mengde hij door eht voer
het ;)
Frans kreeg er weinig van mij:
mij = mee

Mooi en goed geschreven! Ben benieuwd naar meer schrijfsels van je hand.
Christian Damen
Toetsenbord
Toetsenbord
Berichten: 2110
Lid geworden op: 19 jun 2012 01:37

Ik ben nogal druk deze weken dus ik heb geen tijd om het hele verhaal aandachtig te lezen, maar toch even een paar kleine puntjes die me opvielen toen ik even vluchtig over het geheel ging (ik zag op je voorsteltopic dat kritiek op prijs wordt gesteld):

Allereerst de reden dat ik het niet geheel heb gelezen: het is gewoon teveel voor een website, sorry. Een goede regel is om stukjes niet langer dan 1000 woorden te maken, een lang stuk zoals dit (zeker voor het eerste verhaal op de site) zal mensen snel afschrikken.

Dan het gebruik van de conversaties. Ik zag al dat er wat over was gezegd door maaike. Wat me opviel is dat al je conversaties nogal statisch lijken; ik zie dat je er meestal een 'zei hij', 'antwoordde hij' erachteraan plakt. Soms is het mooier om dit gewoon weg te laten (zoals je zelf al aanduidde; minder is meer), of te vervangen door een handeling. (bv 'wat een mooie conversatie, ' glimlachte hij)


Zeelandstraat nummer *.
luisterde naar de naam *.
- Waarom * ?

Zijn door hemzelf ontzielde lichaam
- het voelt heel tegennatuurlijk om hier hemzelf te lezen, volgens mijn intuitie moet hier zichzelf staan, maar omdat het lichaam het onderwerp van de zin is hoort het inderdaad hemzelf te zijn geloof ik (correct me if Im wrong, ik ben niet de Nederlands docent ;-) ). Maar toch leest het een beetje raar. Persoonlijk zou ik een andere constructie van deze zin mooier vinden, maar dat is zeer persoonlijke voorkeur.

Ik heb, zoals al aangegeven, het verhaal zelf niet erg aandachtig gelezen dus heb daar verder niets over te zeggen. De teksten zijn grammaticaal prachtig, leuk om dit niveau eens te lezen. Ik had niet minder verwacht na het bekijken van je profiel ;-)

Hoop dat je er wat aan hebt, en nog een verlaat welkom op de site !
Frans Samsa
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 27
Lid geworden op: 04 dec 2013 19:46
Locatie: De Meern

Christian Damen schreef:Ik ben nogal druk deze weken dus ik heb geen tijd om het hele verhaal aandachtig te lezen, maar toch even een paar kleine puntjes die me opvielen toen ik even vluchtig over het geheel ging (ik zag op je voorsteltopic dat kritiek op prijs wordt gesteld):

Fijn dat je toch tijd hebt gevonden het verhaal te lezen. Ik zal in het algemeen toch wat langere verhalen blijven schrijven, maar ik zal het advies opvolgen dat me eerder werd gegeven en ze opdelen in behapbaarder porties van zo'n duizend woorden.

Allereerst de reden dat ik het niet geheel heb gelezen: het is gewoon teveel voor een website, sorry. Een goede regel is om stukjes niet langer dan 1000 woorden te maken, een lang stuk zoals dit (zeker voor het eerste verhaal op de site) zal mensen snel afschrikken.

Dan het gebruik van de conversaties. Ik zag al dat er wat over was gezegd door maaike. Wat me opviel is dat al je conversaties nogal statisch lijken; ik zie dat je er meestal een 'zei hij', 'antwoordde hij' erachteraan plakt. Soms is het mooier om dit gewoon weg te laten (zoals je zelf al aanduidde; minder is meer), of te vervangen door een handeling. (bv 'wat een mooie conversatie, ' glimlachte hij)

Dit is nou het soort kritiek dat ik bedoel! Ik ben er blij mee en doe er zeker wat mee.


Zeelandstraat nummer *.
luisterde naar de naam *.
- Waarom * ?

Het is bewust gedaan. Mijn wedervraag is welke effect het op je had.

Zijn door hemzelf ontzielde lichaam
- het voelt heel tegennatuurlijk om hier hemzelf te lezen, volgens mijn intuitie moet hier zichzelf staan, maar omdat het lichaam het onderwerp van de zin is hoort het inderdaad hemzelf te zijn geloof ik (correct me if Im wrong, ik ben niet de Nederlands docent ;-) ). Maar toch leest het een beetje raar. Persoonlijk zou ik een andere constructie van deze zin mooier vinden, maar dat is zeer persoonlijke voorkeur.

Grammaticaal is de constructie wel correct, als er tenminste een spatie tussen 'hem' en 'zelf' had gestaan. 'Hem' verwijst dan naar 'Frans'. Ik zal nog eens naar die zin kijken.

Ik heb, zoals al aangegeven, het verhaal zelf niet erg aandachtig gelezen dus heb daar verder niets over te zeggen. De teksten zijn grammaticaal prachtig, leuk om dit niveau eens te lezen. Ik had niet minder verwacht na het bekijken van je profiel ;-)

Hoop dat je er wat aan hebt, en nog een verlaat welkom op de site !
Frans Samsa
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 27
Lid geworden op: 04 dec 2013 19:46
Locatie: De Meern

-Maaike- schreef:Mooi verhaal. Maar je moet er wel even voor gaan zitten want is een beste lap tekst ^_^

Ik vind dat je een fijne, rustige schrijfstijl hebt die je meeneemt het verhaal in en je leert de personages ook kennen. De moeder, het vriendinnetje en natuurlijk de hoofdpersoon; zonder dat je er teveel nadruk op legt dat je ze bloot legt.
Molleman hoopt dat iemand er straks nog belangstelling voor zou hebben.
Ik geloof dat het "hoopte" moet zijn omdat je verhaal in de verleden tijd is. Maar als de zin wel in de tegenwoordige tijd hoort dan moet "zou" zal zijn ;)

Je hebt in het verhaal op een gegeven moment een dialoog staan, die je begint met streepjes. Het is dan wel helder dat iemand iets zegt, maar dan ben je ook bijna verplicht er altijd 'zei hij', 'loog zij' etc erbij te zetten. Anders weet een lezer nooit helemaal waar het eindigt. Handiger - en dat vind ik persoonlijk mooier - is om aanhalingstekens te gebruiken. Zeker als er in andere verhalen meer gesproken wordt is het dan helder wie wat wanneer zegt. Het onder elkaar zetten vond ik wel heel goed!
De sterk geurende stof mengde hij door eht voer
het ;)
Frans kreeg er weinig van mij:
mij = mee

Mooi en goed geschreven! Ben benieuwd naar meer schrijfsels van je hand.
Fijn dat je de moeite neemt me op typefouten te wijzen en op de kwestie van het direct citaat. Ik ga dat aanpassen!
Christian Damen
Toetsenbord
Toetsenbord
Berichten: 2110
Lid geworden op: 19 jun 2012 01:37

Zeelandstraat nummer *.
luisterde naar de naam *.
- Waarom * ?

Het is bewust gedaan. Mijn wedervraag is welke effect het op je had.
Om heel eerlijk te zijn ervaar ik dit als zeer storend. Door de specifieke tekst 'Zeelandstraat nummer ' verwacht ik als volgende woord een getal te lezen te krijgen, maar in plaats daarvan staat er een sterretje(asterisk). Dan schieten er direct een aantal gedachten door mijn hoofd;
- De auteur wist nog niet welk getal hij wilde gebruiken en heeft een placeholder neergezet, maar is daarna vergeten het daadwerkelijke getal op te schrijven.
- De auteur zet hier een sterretje neer wegens verhaaltechnische redenen, of om een bepaalde emotie op te roepen bij de lezer.
- Er is een inhoudelijke reden dat hier een sterretje staat. Dan ga ik zoeken naar die reden, maar die kon ik eerlijk gezegd niet vinden, ook niet na herhaaldelijk kijken.
Alledrie de mogelijkheden storen mij nogal. Natuurlijk kan het heel goed dat ik de oorspronkelijke reden over het hoofd heb gezien of gewoon niet begrijp, maar de asterisk kwam hier dus nogal storend op me over. Kan je hier misschien over uitweiden?
Suppose you toss a coin enough times
Suppose one day, it lands on its edge
Frans Samsa
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 27
Lid geworden op: 04 dec 2013 19:46
Locatie: De Meern

Christian Damen schreef:
Zeelandstraat nummer *.
luisterde naar de naam *.
- Waarom * ?

Het is bewust gedaan. Mijn wedervraag is welke effect het op je had.
Om heel eerlijk te zijn ervaar ik dit als zeer storend. Door de specifieke tekst 'Zeelandstraat nummer ' verwacht ik als volgende woord een getal te lezen te krijgen, maar in plaats daarvan staat er een sterretje(asterisk). Dan schieten er direct een aantal gedachten door mijn hoofd;
- De auteur wist nog niet welk getal hij wilde gebruiken en heeft een placeholder neergezet, maar is daarna vergeten het daadwerkelijke getal op te schrijven.
- De auteur zet hier een sterretje neer wegens verhaaltechnische redenen, of om een bepaalde emotie op te roepen bij de lezer.
- Er is een inhoudelijke reden dat hier een sterretje staat. Dan ga ik zoeken naar die reden, maar die kon ik eerlijk gezegd niet vinden, ook niet na herhaaldelijk kijken.
Alledrie de mogelijkheden storen mij nogal. Natuurlijk kan het heel goed dat ik de oorspronkelijke reden over het hoofd heb gezien of gewoon niet begrijp, maar de asterisk kwam hier dus nogal storend op me over. Kan je hier misschien over uitweiden?
Het is eigenlijk een oude truc die onder andere door Dostojewski wordt gebruikt om de illusie op te roepen dat hij verslag doet van gebeurtenissen die echt zijn voorgevallen. Mijn bedoeling was dezelfde, maar mogelijk werkt het niet. Op deze site is het sowieso problematisch, dat zie ik ook wel: we publiceren immers wel vaker verhalen waar nog taalfouten en.dergelijke in voorkomen. Enfin. Misschien moet ik het toch maar weg halen.
Christian Damen
Toetsenbord
Toetsenbord
Berichten: 2110
Lid geworden op: 19 jun 2012 01:37

Frans Samsa schreef:
Christian Damen schreef:
Zeelandstraat nummer *.
luisterde naar de naam *.
- Waarom * ?

Het is bewust gedaan. Mijn wedervraag is welke effect het op je had.
Om heel eerlijk te zijn ervaar ik dit als zeer storend. Door de specifieke tekst 'Zeelandstraat nummer ' verwacht ik als volgende woord een getal te lezen te krijgen, maar in plaats daarvan staat er een sterretje(asterisk). Dan schieten er direct een aantal gedachten door mijn hoofd;
- De auteur wist nog niet welk getal hij wilde gebruiken en heeft een placeholder neergezet, maar is daarna vergeten het daadwerkelijke getal op te schrijven.
- De auteur zet hier een sterretje neer wegens verhaaltechnische redenen, of om een bepaalde emotie op te roepen bij de lezer.
- Er is een inhoudelijke reden dat hier een sterretje staat. Dan ga ik zoeken naar die reden, maar die kon ik eerlijk gezegd niet vinden, ook niet na herhaaldelijk kijken.
Alledrie de mogelijkheden storen mij nogal. Natuurlijk kan het heel goed dat ik de oorspronkelijke reden over het hoofd heb gezien of gewoon niet begrijp, maar de asterisk kwam hier dus nogal storend op me over. Kan je hier misschien over uitweiden?
Het is eigenlijk een oude truc die onder andere door Dostojewski wordt gebruikt om de illusie op te roepen dat hij verslag doet van gebeurtenissen die echt zijn voorgevallen. Mijn bedoeling was dezelfde, maar mogelijk werkt het niet. Op deze site is het sowieso problematisch, dat zie ik ook wel: we publiceren immers wel vaker verhalen waar nog taalfouten en.dergelijke in voorkomen. Enfin. Misschien moet ik het toch maar weg halen.
Ik denk dat een algemeen herkenbare locatie dan sterker is dan een sterretje. De truc kan denk ik prima werken binnen een verhaal dat zich voordoet als een verslag van gebeurtenissen, maar ik denk dat dat in dit geval niet werkt omdat de rest van het verhaal geen verslag maar een vertelling is. Enige manier om het mijns inziens dan nog te laten werken is door de daadwerkelijke brief aan te halen (i.e. '...een door verstikking om het leven gebrachte vrouw zal gevonden worden in de slaapkamer van de Zeelandstraat nummer *...'), maar ik denk dat dat de kracht van het stukje eruit zal halen.
Plaats reactie

Terug naar “De Grote Zolder”