De Laatste Sleutel

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
Plaats reactie
Kattie
Potlood
Potlood
Berichten: 90
Lid geworden op: 28 aug 2012 16:49

Hallo iedereen, ik ben nieuw hier en zal me eerst even voorstellen voor ik meteen mijn verhaal post :)
Mijn naam is Katrien en ik ben intussen al 19 jaar. Al sinds de lagere school vind ik het fantastisch om verhalen te schrijven. Momenteel ben ik al redelijk ver met dit verhaal (de Laatste Sleutel), maar ik zal hier al een klein beginstukje posten. Het komt een beetje traag op gang, en de verhaallijn lijkt op het eerste zicht een beetje cliché, maar ik hoop dat dat maar schijn is. Ik luister graag naar jullie tips en commentaar!

Het verhaal gaat over een meisje, Noor, die plots in een andere wereld terecht komt (geen grote verrassing gezien de titel van dit forum :D ), meer ga ik er niet over zeggen. Het is opgedeeld in vier delen, deel 1 heet "Het Zuiden". Hier komt een stukje van hoofdstuk 1! Het eerste stukje zal ik nog niet te lang maken, om een korte eerste indruk te geven van de schrijfstijl.

edit: proloog toegevoegd :) een stukje dat ik eens geschreven heb en dat ik eigenlijk best wel als proloog kan gebruiken.

Edit 2: Af en toe post ik muziek bij mijn stukjes, gewoon op de link klikken en laten afspelen terwijl je leest :)

Edit 3: Prachtige cover gemaakt door CasBuijs! Bedankt, Cas!

Afbeelding


PROLOOG

http://www.youtube.com/watch?v=DZ1lRneFyHs

De blonde krullen die het bleke gezicht van de vrouw omlijstten, dansten ongeduldig op en neer terwijl ze de trap af liep. Zelfs met haar lange, smaragdgroene jurk waar ze elk moment over kon struikelen had ze nog steeds meer elegantie in haar tred bij de gevaarlijke afdaling dan de meeste wachters achter haar; die denderden met veel geraas en gekletter van hun wapens naar beneden.
“Hij zit in cel drie, uwe Hoogheid”, zei een van de bewakers buigend toen ze aan het einde van de lange wenteltrap waren gekomen. De vrouw gaf geen enkel teken dat ze hem gehoord had. Ze knipte met haar smalle vingers en er kwam meteen een dikke, kortademige man aangewaggeld met een roestige sleutel in zijn kleine, worstachtige handjes. De man opende cel drie en het gevolg ging naar binnen in de kleine, bedompte kelder. Het stonk er naar schimmel en uitwerpselen. Een stel ratten schoot piepend naar buiten. Helemaal achterin zat een gestalte vastgeketend op de grond, maar hij was nauwelijks meer te herkennen als een man of zelfs als een menselijk wezen. Hij was graatmager en spiernaakt. Zijn lange, vuile haar hing in dikke klitten voor zijn gezicht en zijn huid was bedekt met korsten geronnen bloed. Zijn enkel lag er in een vreemde, onnatuurlijke hoek bij en onder de lagen vuil waren vage blauwe plekken zichtbaar op zijn armen en benen.
“Je hebt besloten om te praten?”, vroeg de vorstin scherp.
De gevangene reageerde niet. Hij bewoog zelfs niet. De koningin verhief haar stem:
“Volgens de cipier”, ze wierp even een dreigende blik op het dikke mannetje, “heb je gisterennacht geschreeuwd om genade en bevestigd dat je alles zou vertellen wat je wist.”
Geen reactie. De vrouw wierp een blik op een van de wachters, die snel naar voren schuifelde en de man een vuistslag in zijn gezicht gaf. De man bungelde slap en roerloos aan zijn kettingen.
“Spreek, mormel!” brulde de wachter en er vlogen een paar druppels speeksel in de klitten van de gevangene. Nu hief de man moeizaam zijn hoofd op, in een poging om de heerseres in haar ogen te kijken.
“Wat heb je ons te zeggen?” vroeg de koningin op sissende toon. De bewakers krompen allen ineen; hoe kwader hun meesteres werd, hoe zachter ze ging praten.
“Je hebt gelogen”, zei ze plots hooghartig tegen de dikke cipier.
“Nee, nee, echt niet! Hij zei dat hij er niet meer tegen kon, echt waar, echt waar!” antwoordde de cipier op klagende toon.
“Ben je het bewaken van deze lastpost soms beu en hoopte je dat ik hem zou vrijlaten? Dat je van hem verlost zou raken?” de koningin sperde haar smalle neusgaten open toen ze haar woede op de bewaker richtte. De macht die ze uitstraalde was bijna tastbaar, en ze hoefde er niet eens haar stem voor te verheffen.
De cipier kronkelde en jammerde onverstaanbare verontschuldigingen. De blonde vrouw wierp een laatste blik op de gevangene, die nog steeds met gloeiende, koortsige ogen naar haar keek, en draaide zich toen vol walging om. Ze liet haar stem dalen tot fluisterniveau en siste dreigend:
“Dat hij dan maar verder wegrot in zijn cel. En laat die cipier er maar bij.”
De deur van de cel werd met een zware bons dichtgegooid.




DEEL 1 - HET ZUIDEN

Hoofdstuk 1


Noor besloot het pad te volgen. Ze wist niet wat ze anders moest doen; de afgelopen tien minuten had ze niets anders gedaan dan nadenken, maar er was gewoon geen enkele logica te vinden in de laatste gebeurtenissen. Ze wist niet waar ze was of hoe ze er geraakt was, maar ze wist in ieder geval één ding: paden leidden altijd ergens heen. Ze hoopte uit de grond van haar hart dat dit pad naar een of ander dorpje zou leiden waar ze hulp kon vragen. Even kreeg ze een aangenaam visioen van een mollige bakkersvrouw met een vriendelijk gezicht en een hele rits kinderen aan haar rokken, die haar glimlachend een hoop koeken aanbood terwijl haar echtgenoot naar haar ouders belde. Ze zou naar huis worden gebracht en de dokter zou vaststellen dat ze een hersenschudding had en zich daarom niet meer kon herinneren hoe ze in dat bos verzeild was geraakt. Het enige probleem was dat ze het zich nog wél herinnerde. Ze begreep er alleen niks van.
Op het moment dat ze begon te wandelen, besefte ze dat ze het warm had. Snikheet om precies te zijn. Ze had zich die ochtend gewapend tegen de ijskoude novemberwind, want hoewel er een waterig zonnetje scheen, was het weer verraderlijk en – haar moeder had het haar goed ingepeperd – riskeerde ze een verkoudheid op te lopen. Nu trok ze haar wollen muts en sjaal uit en propte ze in haar rugzak tussen de wiskundeboeken. Het duurde niet lang voor ze ook haar jas uittrok en ten slotte ook haar trui. De rugzak zat nu propvol. De zon brandde door het bladerdak heen en ze kon amper geloven dat het bijna winter was. De tocht verliep niet eenvoudig, want ze had haar nieuwe, bruinleren laarzen aangetrokken. Die waren weliswaar bijzonder modieus, maar hadden één groot nadeel: ze hadden een hak van zo’n zeven centimeter lang. Noor vloekte toen ze voor de tiende keer wegzakte in het losse zand. Ze keek snel om zich heen, maar zag nog steeds niemand. Toen trok ze de laarzen uit, gevolgd door haar sokken, haalde haar jas weer uit de rugzak en knoopte hem vast aan het handvat en verving hem door haar laarzen. Ze vervolgde haar tocht op blote voeten. Dat was een stuk aangenamer.
Terwijl ze wandelde, nam ze de omgeving in zich op. Die zag er bizar uit; het leek wel het decor van een sprookjesfilm. Enkel de prins op het witte paard mankeert nog, dacht Noor verbluft. Alleen al het lichte zandpad leek een soort gouden gloed uit te stralen, alsof elke korrel extra zijn best deed om de verblindende zonnestralen die door het bladerdak drongen te weerkaatsen. De bomen waren veel hoger dan normaal, en hun kruinen schenen haar veel voller toe dan anders, al kwam dat misschien omdat ze tot zo’n kwartier geleden alleen maar kale, besneeuwde takken had gezien. Bovendien waren hun stammen opvallend gekronkeld, waardoor het moeilijk werd om verder dan zo’n vijf meter ver iets te zien. Maar het waren niet alleen de bomen die haar verontrustten; het waren ook de bloemen en struiken. Hier groeiden geen gewone madeliefjes of klaprozen. Hier groeiden kanjers in felle, schreeuwerige kleuren die tot boven haar hoofd kwamen.
Laatst gewijzigd door Kattie op 19 aug 2013 11:50, 5 keer totaal gewijzigd.
Fire, walk with me.
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

Allereerst welkom op OV!
Voordat ik over je verhaal zal beginnen zal ik twee adviezen geven die hier aan ieder nieuw lid worden gegeven.
Ten eerste lees een keertje de schrijflessen die hier op de site staan er staan hele handige dingetjes in die je zeker kunnen helpen met je verhaal.
Ten tweede als je reageert op het verhaal van iemand anders zal deze eerder geneigd zijn om op jouw verhaal te reageren. Ik zal niet zeggen dat het gegarandeerd wordt maar je kans wordt wel vergroot ^^

Dan je verhaal;

Gezien hoe je het verhaal begint zou het misschien beter zijn om te beginnen met een proloog. Zodat de lezer enig idee krijgt waar het over gaat voordat je verhaal echt begint.
Verder maak je soms gebruik van hele lange zinnen, een voorbeeld:

Ze had zich die ochtend gewapend tegen de ijskoude novemberwind, want hoewel er een waterig zonnetje scheen, was het weer verraderlijk en – haar moeder had het haar goed ingepeperd – riskeerde ze een verkoudheid op te lopen.

Je kan misschien deze zin opbreken en in twee zinnen splitsen.
Verder zijn echte spelling fouten me niet opgevallen ga in ieder geval door met schrijven en ik wacht op je volgende stukje.

Met vriendelijke groet,

Glenn IJntema.
My ego is to big for a conversation so thats the reason I write because writing is the best way to talk without being interrupted.
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

Ik heb er niet erg veel op te zeggen; ik erger me niet echt aan lange zinnen. ;p
En een proloog is toch niet altijd nodig? Als het verhaal zich later ontwikkeld, is dat goed voor mij.

Heb je je al voorgesteld in "Even voorstellen"? Zo niet, maak dan eerst even een voorsteltopic.
ROMEH
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 1383
Lid geworden op: 10 jun 2011 10:41

Ik vind je schrijfstijl echt heel fijn om te lezen. Ben benieuwd hoe het verhaal verder gaat. In het begin werd ik nog niet heel erg getrokken, maar dat zal vast en zeker komen.
“When you play the game of thrones, you win or you die.”
Gebruikersavatar
Saskjezwaard
Computer
Computer
Berichten: 4449
Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
Locatie: in bed

Zo, laat ik ook maar eens een reactie achterlaten^^
Over dat je verhaal een beetje traag op gang komt, zoals Glenn al zei, daar kan je wat aan doen door een proloog te gebruiken. Het is, zoals Demon al zei (xD), geen must, het is je eigen keuze. Maar ik vind het persoonlijk fijn om een proloog neer te zetten bij een verhaal waarvan ik weet dat het traag begint. Om de lezer dan alvast nieuwsgierig te maken naar wat er misschien zou kunnen gebeuren. Maar het hoeft niet perse en als je vindt dat het niet bij jouw verhaal past, doe het dan ook absoluut niet :P

En ik ergerde me trouwens ook niet aan de lange zinnen, alleen die Glenn aanhaalde omdat die nogal eh... lang is xD als je zelf bang bent dat je te lange zinnen maakt, kun je in je hoofd houden dat mensen zinnen fijn vinden van een maximale lengte van 35 woorden. Daarna is het al vaak minder fijn lezen. Maar goed, dat zijn heel veel woorden en dat haal je bij de meeste andere zinnen niet :P

De vraag waar ik nu, na het lezen van je stukje, vooral mee zit, is waarom ze in godsnaam is gaan lopen op die sleehakken? xD want hoe het nu op me overkomt is dat ze van plan was om een langere wandeling te maken, en ohh... killing voor je voeten :P
en ik zou wel willen weten waarom ze is gaan wandelen, waar is ze op weg naartoe, waar kwam ze vandaan, waarom moest ze op haar eindpunt zijn. Want nu komt het op me over alsof je haar random in het bos gedropt hebt met als enige reden dat ze dan naar een andere wereld zou kunnen verdwijnen. Als je alles genoeg beredeneert, kun je heel veel met je personages doen^^

Voor de rest las het heel fijn weg! Het enige waar je nog op kunt letten is meer alinea's gebruiken, nu heb je er volgens mij twee in je hele stukje, dat is weinig. Als je het op internet zet, kun je beter te veel alinea's gebruiken dan te weinig, omdat er anders als lezer een blok tekst je aanstaart. En dat kan demotiverend werken, en dat is zonde!
Ik vind je laatste beschrijvingen trouwens mooi^^ ik hou zelf heel erg van beschrijven, doe het soms ook te veel, maar dit geeft me echt een mooi beeld. En ik hou van beschrijvingen die me mooie beelden geven xD ik val enigszins in herhaling haha :P
Maar verder heb ik niks op je stukje aan te merken, loopt lekker door, geen spellingsfouten gezien (altijd pluspuntje^^). Tot nu toe vind ik er nog niks clichés aan en ik hoop dat, als het komt, je ons nog heel erg weet te verrassen. Als ik ergens in een verhaal van hou, naast die mooie beschrijvingen dus, is het van verrassingen :P ik zie het wel^^
And by the way, everything in life is writable about if you have the outgoing guts to do it, and the imagination to improvise. The worst enemy to creativity is self-doubt ― Sylvia Plath
Kattie
Potlood
Potlood
Berichten: 90
Lid geworden op: 28 aug 2012 16:49

Wow, allereerst bedankt voor de reacties, ik had niet verwacht dat er zo snel al gereageerd zou worden! Erg fijn :) De algemene tips zal ik zeker opvolgen!

Over een proloog: daar heb ik over nagedacht, het probleem is dat je nog niet te veel te weten mag komen in het begin. Dus moet ik een proloog zien te schrijven die wel nieuwsgierigheid prikkelt maar niks onthult, en daar heb ik het nog wat moeilijk mee :)
Die lange zinnen zijn inderdaad wel een fout die ik vaker maak, vooral als het meer omschrijvingen zijn en minder actie in het verhaal. Ik zal er op proberen te letten :)

Om op je vraag te antwoorden, Saskjezwaard, waarom ze is gaan wandelen op die hakken; ze is die ochtend gewoon naar school vertrokken en per ongeluk, totaal onverwacht, in die andere wereld terecht gekomen. Hoe, waarom en wat er met haar aan de hand is dat haar dat overkomt, kom je pas heel wat later te weten ;) Zij weet dat hier zelf namelijk ook nog niet, en ze komt maar stukje bij beetje dingen te weten. Net zoals de lezer dus :) Haar eindpunt was gewoon haar huis, toen ze naar huis fietste van school, maar wat er precies is gebeurd kom je pas in een verder hoofdstuk te weten :)
Bedankt voor het compliment over die omschrijvingen trouwens! Af en toe overdrijf ik daar ook wel eens in, dus daar moet ik ook wat op letten :p En ik zal letten op meer alinea's!

Ohja, misschien ook goed om te weten; in werkelijkheid zit ik al aan hoofdstuk 14 en (ik zag in andere topics dat daar al wel eens naar gevraagd wordt) bevat het al 39 315 woorden :) (deel 1 bevat 12 hoofdstukken, dus ik ben al bezig aan deel 2).
Fire, walk with me.
CasBuijs
Balpen
Balpen
Berichten: 144
Lid geworden op: 29 aug 2012 15:42

Yes, eindelijk krijgt dit verhaal de aandacht die het verdient :) natuurlijk ken ik het begin al, en zelfs kon ik toen geen fouten opmerken :P Succes met de rest!
"In the face of disaster lies the opportunity for renewal."
Kattie
Potlood
Potlood
Berichten: 90
Lid geworden op: 28 aug 2012 16:49

Dankjewel! :)
Een iets langer stukje nu, zodat er toch al wat actie in komt.

Na een tijdje verloor ze elk gevoel voor tijd en richting, maar ze schatte dat ze ongeveer een uur aan het lopen was. Haar voeten begonnen pijn te doen en ze besloot een rustpauze in te lassen. Ze zag een boom langs de rand van het pad waarvan de stam op zo’n halve meter hoogte een stuk horizontaal liep alvorens de lucht in te kronkelen; een ideale zitbank. Ze plofte neer en haalde haar gsm nogmaals uit haar rugzak. Geen bereik. Ook het uur klopte niet; haar gsm gaf aan dat er, sinds het moment dat ze op onverklaarbare wijze op deze plek was beland, maar één minuut was voorbijgegaan. Of misschien was de omgeving wel veranderd en was zij op dezelfde plek gebleven. Ze wist het niet. Toen ze het gevoel had dat haar voeten voldoende rust hadden gekregen, begon ze weer te wandelen. Ze liep uren door, met af en toe een korte pauze, omdat ze niet wist hoe lang ze nog moest doorgaan en ze wilde haar krachten sparen.
Na een tijdje merkte ze dat niet enkel de plantengroei fascinerend was aan deze plek; af en toe ving ze een glimp op van een grote, felgekleurde vogel die ze zou omschrijven als ‘tropisch’ bij gebrek aan een beter woord, of kroop er een gifgroene kever over het pad. Eén keer zag ze tussen de bomen iets bewegen dat tamelijk groot leek, maar het liep zo snel dat ze enkel een bruine flits zag voor het alweer verdwenen was. Ze vermoedde dat het een hert was, maar het was te ver weg om daar goed over te kunnen oordelen.
Een ander vreemd aspect van de situatie was dat het veel te lang duurde eer de zon onder begon te gaan. Ze was rond vier uur naar huis vertrokken en aangezien het winter was, zou het een uur later al donker moeten worden. Maar het duurde verscheidene uren voor de zonsondergang begon, alsof ze haar wandeling op de middag was begonnen.
Toen er strepen paars en rood door de lucht vlamden, voelde Noor zich voor het eerst een beetje moedeloos worden; dit betekende dat ze waarschijnlijk de nacht zou moeten doorbrengen midden in het bos. Ze wandelde halsstarrig verder en weigerde op te geven voordat het volledig donker was, maar ten slotte kon ze werkelijk geen steek meer zien en moest ze haar tocht wel staken. Zuchtend haalde ze haar gsm boven om wat bij te schijnen, want de maan was slechts een dun schijfje dat maar heel weinig licht verspreidde. Ze week van het pad af en ging ongeveer een meter het bos in. Veel verder geraakte ze niet, want daar was de begroeiing te dicht. Ze zocht met haar blote voeten naar een zachter stukje, een dikke boomwortel overgroeid met mos of een hoop dorre bladeren, maar ze voelde alleen maar takken en bosgrond. Er zat niets anders op. Ze haalde haar trui weer uit haar rugzak en legde hem op de grond als hoofdkussen. Het lag erg oncomfortabel op de harde bodem, maar ze had geen keus. Haar maag gromde luid. Ze negeerde de honger, kneep haar ogen stijf dicht en probeerde niet naar het geritsel en gefluister van onbekende wezens die ’s nachts uit hun hol kropen te luisteren. Een traan rolde over haar wang terwijl ze aan haar moeder dacht die “tot straks” zei.

Toen Noor de volgende ochtend wakker werd, duurde het een volle minuut eer ze besefte waar ze was en hoe ze daar gekomen was. Merkwaardig genoeg was ze minder ongerust dan de avond ervoor, maar misschien kwam dat alleen omdat ze nog niet goed wakker was. Ze besloot om haar tocht zo snel mogelijk voort te zetten, maar eerst moest ze een dringender probleem zien op te lossen: haar lege maag diende nodig gevuld te worden. Het rantsoen uit haar schooltas bestond uit een half opgegeten dinosauruskoek, maar de overige helft wilde ze bewaren tot ze écht niet anders kon. Je wist maar nooit hoe lang het nog zou duren vooraleer ze iets fatsoenlijks te eten zou vinden. Maar ondertussen zat ze wel met haar lege maag, het was tenslotte al van vorige middag geleden dat ze nog iets had binnengekregen. Ze keek om zich heen, maar ze had geen verstand van giftige planten en zelfs als dat wel zo zou zijn, dan had ze daar hier waarschijnlijk toch niets aan; hier groeiden nu eenmaal geen vergeet-me-nietjes. Ergens in haar achterhoofd kon ze haar leraar biologie in het eerste middelbaar nog horen zeggen dat felle kleuren meestal een waarschuwing inhielden:
“Of het nu om een wesp gaat of een vliegenzwam, je ziet aan de opvallende kleuren dat je die niet moet opeten. Dat is een waarschuwing voor de andere dieren: ‘pas op, ik ben niet lekker! Blijf maar ver van mij vandaan.’ Hier zien jullie een voorbeeld van een vliegenzwam…”
Goed, geen felgekleurde bloemen dus. De vraag was wat dan wel. Ze hield even halt voor een reusachtig exemplaar met rode bladeren die bovenaan in een soort punt sloten. De bloem kwam tot boven haar hoofd.
“Jij bent dus giftig”, merkte ze op.
Mijn god, ik word hier gek! Nu begin ik al tegen bloemen te praten, dacht ze een tel later.
Ze schudde haar hoofd en keek met een schuine blik naar de bladeren; die pulseerden een beetje, alsof er iets in zat dat er dolgraag uit wou. Voorzichtig gaf ze hen een por.
Meteen sprong ze met een gil weer achteruit, maar het was al te laat: een groene, tentakelachtige stengel schoot uit de bloem en wikkelde zich in twee seconden tijd om haar arm. Langzaam krulden de bladeren bovenaan open en onthulden hun afschuwelijke inhoud: tientallen tentakels kronkelden als woeste maden door elkaar en schoten op haar af. Noor rukte wild aan de stengel die zich al rond haar pols had gewikkeld, maar hij zat onverbiddelijk vast. Een tweede bewoog zich naar haar andere arm en ze sloeg hem weg, maar het was verspilde moeite; intussen was een andere tentakel er in geslaagd haar middel te grijpen en een vierde sloeg zich rond haar enkel. Ze viel op de grond toen de stengel een plotse ruk gaf en werd over het zand naar de binnenkant van de bloem gesleurd. Ze gilde en gilde, in de hoop dat er iemand, eender wie, haar kon horen. Maar er kwam niemand.
Fire, walk with me.
CasBuijs
Balpen
Balpen
Berichten: 144
Lid geworden op: 29 aug 2012 15:42

Ach, nu het toch gepost werd, kan ik het net zo goed gaan herlezen :P
"In the face of disaster lies the opportunity for renewal."
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Je verhaal doet me een beetje denken aan Alice in Wonderland, hehe :P (Ik ben Fan van dat soort verhalen!)

Heel goed dat je een proloog bij je verhaal hebt geschreven, ik vraag me echt heel erg af wat die koningin wil weten en wat die man niet wilde zeggen...

Schrijf snel verder, want ik ben heel benieuwd of Noor gered wordt van die gevaarlijke plant! :O
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Kattie
Potlood
Potlood
Berichten: 90
Lid geworden op: 28 aug 2012 16:49

Bedankt voor de reacties! Hier een kort vervolgstukje :)


Met haar vrije hand zocht ze naar een houvast, maar ze voelde enkel zand onder haar nagels. Ze gaf de bloem een schop met haar blote rechtervoet en spartelde zo hard ze kon. Toen ze met haar vastgebonden been al in de bloem zat en een slijmerige substantie aan de binnenkant van de omgeplooide bladeren voelde, hoorde ze plots een vaag hoefgetrappel. Even dacht ze dat het gewoon een soortgenoot van het bruine dier was dat ze gisteren had gezien, maar toen klonk er een zoevend geluid en het volgende ogenblik landde er een pijl trillend in het midden van de bloem.
Daar heb je mijn prins op het witte paard, dacht Noor glimlachend. De tentakels vielen in een slap hoopje van haar lichaam. Ze krabbelde overeind, sloeg het zand van haar kleren en keek op. Haar mond viel open van verbazing. Voor haar zat een jongeman op een – ze knipperde met haar ogen. Een eenhoorn. Een grote, glanzende, zwarte eenhoorn. Ze staarde wel dertig seconden naar de hoorn om er zeker van te zijn dat hij niet vals was. Het beest blies door zijn grote neusgaten en schraapte met zijn hoeven, alsof hij ongeduldig verder wilde galopperen. Toen viel Noors blik op de ruiter; hij was lang en gespierd en had een diepgebruinde huid. Zijn haar was glanzend zwart en kwam tot net boven zijn schouders. Hij droeg een soort lang, groen shirt dat rond zijn middel was samengebonden met een riem, een bruine broek en hoge, leren laarzen. Aan de riem hing een kleine zilveren dolk en op zijn rug zag ze een pijlenkoker. De boog bungelde doelloos in zijn linkerhand.
Alleen het hoedje ontbreekt nog, vond Noor. Voor de rest was de gelijkenis met Robin Hood treffend. Ze keek naar zijn gezicht: hij had smalle lippen, hoge jukbeenderen en een opvallend rechte neus. Zijn donkere ogen waren groot van verbazing; hij keek haar bijna net zo verwonderd aan als zij hem. Op de een of andere manier paste hij wel bij de omgeving, alsof hij een puzzelstukje was van een reusachtige puzzel die haar droom afbeeldde. Want Noor was er intussen van overtuigd dat ze droomde. Dat ze op onverklaarbare wijze op deze plek was terechtgekomen, dat kon ze nog accepteren; daar kon je een black-out of iets dergelijks als verklaring voor geven. Maar eenhoorns en mensen-etende bloemen, dat ging haar te ver. Plots kwam ze tot het besef dat, droom of niet, die Robin Hood-achtige zonet haar leven had gered en zij niet eens het fatsoen had om hem te bedanken; in plaats daarvan stond ze hem maar wat aan te gapen. Ze schraapte haar keel en zei vervolgens op zakelijke toon, alsof ze dagelijks gered werd door mannen die op eenhoorns reden en dat geen reden tot paniek was:
“Bedankt dat je me gered hebt. Ik heet Noor.”
Er viel een stilte waarin hij haar niet-begrijpend aanstaarde en zij haar pas opgestoken hand snel weer liet zakken. Wat was er mis met die kerel? Waarom antwoordde hij niet gewoon? Noor kuchte een beetje ongemakkelijk. Ten slotte verbrak de jongeman de stilte:
“Nar condrejó ach.”
Noor staarde hem ontzet aan.
“S – sorry?”
“Nar condrejó duo, gàzjno.” Hij trok een verontschuldigend gezicht.
Noor voelde dat de moed haar nu echt in de schoenen zonk. Ze had gedacht dat met de komst van dit zonderlinge figuur haar redding ophanden zou zijn, maar het werd alleen maar erger: niet alleen reed hij op een beest dat niet bestond, hij sprak ook nog eens een andere taal. Blijkbaar zag de vreemdeling dat ze er in haar eentje niet uit zou geraken, want hij stapte af en kwam naar haar toe. De eenhoorn liep automatisch achter hem aan.
“Nardo”, zei hij, wijzend op zichzelf, “Arùto” (hij gaf het dier een klopje in de hals).
“Noor”, zei Noor met een dappere poging tot een glimlach.
Fire, walk with me.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Leuk dat je weer verder gaat met het verhaal!

Het siert je fantasieverhaal om de vreemdeling een geheimzinnige taal te geven. Ik vind ook dat je Nardo goed hebt beschreven (al blijft de robin hood nu wel in mijn hoofd zweven :P )

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Kattie
Potlood
Potlood
Berichten: 90
Lid geworden op: 28 aug 2012 16:49

Na ongeveer een eeuw van inactiviteit ga ik dan toch nog maar eens een vervolg posten :D

Nardo scheen even na te denken en nam vervolgens een besluit. Hij wees eerst op Noor en vervolgens op Arùto. Noor snapte er niks van; was het soms de bedoeling dat zij op die eenhoorn kroop? In geen honderd jaar. Ze had nog nooit paardgereden (laat staan op een eenhoorn) en ze had ook geen zin om dat nu eventjes uit te proberen. Er was hier al genoeg om je zorgen over te maken. Toen ze haar hoofd schudde, zuchtte hij een beetje ongeduldig, trok haar aan haar hand tot naast het dier en tilde haar zonder omwegen op. Een tel later zat ze op Arùto’s rug. De grond leek heel ver weg en ze keek Nardo geschrokken aan. Er waren geen teugels of een zadel of iets dergelijks.
“Wat doe je nu?! Ik kan helemaal niet paardrijden!” riep ze uit, ook al wist ze dat hij haar niet verstond. Nardo antwoordde met een geruststellende glimlach en sprong voor haar op de glanzende rug. Hij keek even achterom om te kijken of alles goed was met haar en nam vervolgens haar armen vast en sloeg ze om zijn middel. Hij keek vragend achterom en Noor knikte voorzichtig. Plots drukte hij zijn kuiten in de flanken en schoot Arùto naar voren. Noor donderde bijna achterover bij hun heftige vertrek. Ze gingen zo snel dat ze tranen in haar ogen kreeg van de wind. Het pad schoot onder hen door, maar ze durfde niet naar beneden te kijken.
De tocht duurde hooguit vijf minuten. Nardo liet Arùto halthouden en sprong er weer af. Vervolgens hielp hij Noor met afstappen; waarschijnlijk dacht hij dat ze trilde van angst, maar het was eerder een late shockreactie – of misschien kwam het gewoon door de honger. In ieder geval zakte ze bijna door haar benen toen ze weer op de grond stond en dat ontging Nardo niet. Hij leidde haar naar een klein hutje dat op een open plek tussen de bomen stond. Het was rond en gemaakt van een of andere lichtgele steen, met een rieten dak. Er waren geen echte ramen, enkel gaten in de muren en het dak die licht naar binnen moesten laten, en het viel Noor onwillekeurig op dat er heel wat onbedoelde ramen waren ontstaan. De deur bestond uit een grote opening met een vuilwit doek ervoor. Nardo ging naar binnen en Noor volgde hem. Het was er klein en donker, en er hing een bedompte geur. Aan de ene kant stond een oude, mollige vrouw in een ketel te roeren die op een platte, ronde steen stond. De steen werd omhooggehouden door andere, kleinere stenen die langs de rand gestapeld waren. Onderaan, midden in de kring, brandde een zacht vuur. Het geheel vormde een geïmproviseerd fornuis. Midden in de ruimte stond een grote tafel die van hetzelfde materiaal gemaakt leek te zijn als de muren. Er stonden een paar stoelen rond en op één daarvan zat een meisje waarvan Noor meteen zag dat ze Nardo’s zus was. Ze had hetzelfde, fijne gezicht en hetzelfde zwartglanzende haar, al kwam dat van haar ruim tot aan haar middel. Het meisje keek op toen ze binnenkwamen en Noor zag een flits van vijandigheid in haar ogen.
“Eradai Nór”, zei Nardo tegen de twee vrouwen.
“Noor”, corrigeerde ze hem glimlachend.
De oude vrouw, die hen niet binnen had zien komen, draaide zich verbaasd om. Ze had diepe groeven in haar gezicht en muizig grijs haar, maar achter haar rimpels scholen de ogen van Nardo. Zijn moeder, schoot het door haar hoofd. De vrouw zag er nogal vermoeid uit, maar schonk Noor toch een warme glimlach. Vervolgens nam ze haar kritisch in zich op, mompelde iets onverstaanbaars tegen Nardo en haalde haar ketel van het vuur. Ze begon porties van een of andere donkerrode brij in borden te scheppen met een houten lepel.
“Uriana”, zei Nardo bij wijze van verklaring, al wist Noor niet of dat de naam van de vrouw was of een teken dat ze mocht gaan zitten. Ze keek vragend naar het andere meisje, dat ze iets jonger schatte dan zijzelf, maar die keek haar alleen maar zwijgend en met een argwanende uitdrukking aan.
“Larissa”, zei Nardo met een frons naar het meisje, alsof hij haar verweet dat ze zo onbeleefd was. Larissa trok kil één wenkbrauw op.
Fire, walk with me.
CasBuijs
Balpen
Balpen
Berichten: 144
Lid geworden op: 29 aug 2012 15:42

Goed idee, geeft mij ook een reden om het opnieuw te lezen ;)
"In the face of disaster lies the opportunity for renewal."
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Leuk vervolg! Wel een tip; aangezien je behoorlijk lang niet aan het verhaal gewerkt heb, zou ik voor je lezers die je steeds volgde even een korte samenvatting geven wat er in de vorige delen is gebeurt. Niet iedereen gaat namelijk alles weer nalezen. Op deze manier weten ze weer de rode draad van je verhaal en gaan ze misschien weer meelezen :)
Ik blijf in elk geval meelezen, ben nieuwsgierig wat er gaat gebeuren. Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Kattie
Potlood
Potlood
Berichten: 90
Lid geworden op: 28 aug 2012 16:49

Heel erg bedankt voor het lezen allebei!

En dankje voor de tip Maaike, ga ik meteen toepassen!
Hier een korte samenvatting van de vorige stukjes:

In de Proloog maak je kennis met de koningin die een gevangene probeert te ondervragen en niet al te zachtzinnig is.
Het eigenlijke verhaal begint met Noor, het hoofdpersonage, die zich in een bizar bos bevindt en niet weet hoe ze daar beland is. Ze gaat op zoek naar een vertrouwde plek, maar wordt onderweg aangevallen door een soort vleesetende plant. Op dat moment komt er een jongeman aan die haar leven redt, maar tot Noors totale verbazing rijdt hij op een eenhoorn en spreekt hij een compleet onbegrijpelijke taal. :)
Fire, walk with me.
Kattie
Potlood
Potlood
Berichten: 90
Lid geworden op: 28 aug 2012 16:49

Hier dan maar het vervolg :)



Op dat moment plofte Uriana – of de vrouw waarvan Noor vermoedde dat ze Uriana heette – de borden op tafel. Noor merkte op dat ze vier borden op tafel had gezet, en tot haar immense opluchting deed Nardo, die zijn pijlenkoker en zijn boog aan een lange haak in de muur had gehangen, teken dat er een portie voor haar bij was. Ze ging zitten en wachtte ongeduldig tot Larissa haar eerste hap had genomen en ze zeker was dat het niet meer onbeleefd zou zijn om te beginnen. Ze deed zelfs geen poging om het aanbod af te slaan, integendeel; ze schrokte haar bord leeg in minder dan een minuut. Verbazingwekkend genoeg smaakte het helemaal niet slecht: toen Noor de rode smurrie had gezien, had ze zich verwacht aan misselijkmakende smaken, maar haar gigantische honger had haar vooroordelen verdreven en ze was zonder nadenken op het eten gevlogen. Het deed nog het meest denken aan tomatenpuree, maar dan zoeter. Uriana gaf haar een stenen beker met fris, helder water in. Het was een heel eenvoudige maaltijd, maar voor Noors lege maag was het beter dan een vijfsterrenrestaurant. Toen haar bord leeg was, schepte Uriana zonder iets te zeggen nog een portie op. Blijkbaar viel het van haar gezicht af te lezen dat ze uitgehongerd was. Vanuit haar ooghoeken zag ze hoe Larissa haar mond opendeed om iets te zeggen en hoe Nardo haar een woedende blik toewierp.
“Noor hada rudía. Ha norpa!” en daarmee snoerde hij haar de mond.
Noor wenste vaag dat ze begreep wat er gezegd werd, maar ze besefte wel dat ze Larissa blijkbaar beledigd had. Haar honger wiste echter elk schuldgevoel uit en ze weigerde niet toen Uriana haar bord nog eens bijvulde.Toen ten slotte haar derde bord leeg was en ze eindelijk weer wat gevoel in haar benen kreeg, stond de vrouw op en ruimde de tafel af. Ze nam alle spullen mee naar buiten in de ketel en Noor vermoedde dat ze ergens ging afwassen, want in het huisje was nergens een watertoevoer te bespeuren. Nardo stond op en Larissa volgde zijn voorbeeld, dus stond Noor ook maar op, zonder goed te weten waar ze nu naartoe zou gaan; op een telefoon hoefde ze hier niet te rekenen. Ze stond een tijdje nadenkend naar de deur te kijken, twijfelend of ze nu wel of niet naar buiten zou gaan. Het probleem was dat ze totaal geen idee had in welke richting ze moest lopen om terug in haar eigen, vertrouwde omgeving terecht te komen, of op zijn minst mensen te vinden die een beetje normààl waren.
Net toen ze besloten had om toch maar het pad te volgen, voelde ze Nardo’s hand op haar schouder. Ze draaide zich om zodat ze hem recht aankeek. Hij vroeg iets wat ze niet verstond en ze staarde hem wanhopig aan.
Hoe kan ik hem in godsnaam duidelijk maken dat ik gewoon naar huis wil?
Maar Nardo was blijkbaar niet van plan om haar zomaar te laten vertrekken; hij keek haar lang en nadenkend aan, en Noor zag ook iets anders in zijn blik; was het verdriet? Of een pijnlijke herinnering misschien?
Plotseling wees hij op de stoel en zei hij: “Tolna.”
Noor staarde hem niet-begrijpend aan; bedoelde hij soms dat ze weer moest gaan zitten? Maar vervolgens wees hij op de tafel en daarna op zijn boog en plots snapte Noor het: hij was haar taalles aan het geven! En dus liepen ze de hele namiddag door het huisje en vervolgens buiten over de open plek. Nardo wees dingen aan die hij bij naam noemde en Noor probeerde ze na te zeggen. Tegen de tijd dat de zon voor de tweede maal achter de bomen zonk, puilde haar hoofd zo uit van de nieuwe woorden dat het haar duizelde. Samen gingen ze terug naar binnen, en Noor kreeg een idee: ze besloot alle dingen die ze geleerd had op te schrijven. Tenslotte had ze toch haar schooltas bij, waar een hoop lege cursusbladen inzaten, plus haar pennenzak. Terwijl ze geconcentreerd noteerde, merkte ze dat Nardo en Uriana nieuwsgierige blikken op haar rugzak wierpen en probeerden een glimp op te vangen van de inhoud. Glimlachend stopte ze even met schrijven en haalde haar wiskundeboek boven, dat ze aan hen gaf zodat ze het konden bekijken. Nardo begon opgewonden te mompelen en wees zijn moeder op doodnormale zaken, zoals een plusteken, een integraal of een vierkantswortel. Alleen Larissa zat knorrig in een hoekje op de grond en wierp om de paar tellen een kwade blik op Nardo.
Ten slotte werd het buiten helemaal donker en verdwenen ook de laatste lichtstralen die door de ramen vielen. Uriana stak het vuur weer aan en dat verspreidde een vaag, warm licht door de kamer. Ze begon het avondmaal voor te bereiden en Noor vroeg zich af of ze weer zou mogen mee-eten. Terwijl ze bedachtzaam over haar pols wreef, die al de hele namiddag lichtjes jeukte, zette Larissa de borden weer op tafel. Ze had maar drie borden bij, besefte Noor, maar Nardo haalde snel een vierde en zette het bij op tafel, met een uitdagende blik op Larissa. Die wierp boos haar haar in haar nek en ging zonder een woord te zeggen zitten. Een paar tellen later sleepte Uriana de ketel tot naast de tafel (blijkbaar woog hij deze keer te veel om hem op te heffen) en schepte grote lepels op van iets wat een op stroperig gele stoofpot leek. Het smaakte een beetje pikant, maar Noor had geen idee wat er allemaal in zat. Het was in ieder geval erg lekker.
Toen ze allemaal gedaan hadden met eten, nam Larissa een groot, smerig deken van een stapeltje dat in een hoek op de grond lag en dat Noor als een hoopje vuile was had beschouwd, ging er midden in de kleine ruimte op liggen en viel bijna meteen in slaap. Noor keek verbouwereerd naar het “bed”. Net toen Nardo op Larissa wees en Noor “slapen” probeerde bij te brengen, kreeg hij een strenge opmerking van Uriana. Zuchtend en een beetje geërgerd liep hij naar de vodden en nam er een af, dat hij aan Noor gaf. Ze staarde hem aan. Blijkbaar was het hier vanzelfsprekend dat wildvreemden de nacht doorbrachten in het huis van hun gastheer. Nardo en Uriana hadden ondertussen ook een deken voor zichzelf genomen en legden zich naast Larissa op de vloer. Noor krabde aan haar middel, waar ze dezelfde, lichte irritatie begon te voelen als aan haar pols, en ging tenslotte in een hoekje liggen. Het duurde niet lang vooraleer Nardo’s zachte gesnurk door de kamer weerklonk, maar Noor lag nog heel lang wakker. Dit was de tweede nacht die ze niet thuis doorbracht maar op een totaal onbekende plek. Ze vroeg zich triest af of ze haar kleine zusje nog ooit zou terugzien, en toen het gezicht van Camilla voor haar ogen zweefde, viel ze eindelijk in slaap.
Fire, walk with me.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Eh, als alles begint te jeuken is m'n eerste gedachte dat ze iets van luizen heeft gekregen :O Maar behalve de vieze vodden doet het huisje me geen indruk geven van een vieze omgeving :P

Ik vind het leuk om te lezen hoe ze taalles krijgt! :D Het zou helemaal leuk zijn als ze iets in die taal probeert terug te zeggen. Maar dat komt vast nog :)

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Kattie
Potlood
Potlood
Berichten: 90
Lid geworden op: 28 aug 2012 16:49

Dankje voor de reactie! :D
Dat komt inderdaad nog ja :)

We zijn aan hoofdstuk 2 gekomen!


Hoofdstuk 2

De volgende ochtend werd Noor abrupt wakker. Het duurde een paar tellen voor ze besefte wat haar wakker had gemaakt, tot ze een afschuwelijke, brandende jeuk voelde aan haar pols, middel en enkel. Ze begon als een gek te krabben, maar het hield niet op en ze zag dat de geïrriteerde plaatsen vol stonden met kleine witte vlekjes. De vlekjes vormden een kleine spiraal rond haar pols en onderarm, en met een schok besefte ze wat de oorzaak moest zijn: de bloem die haar de vorige dag had aangevallen! Overal waar de tentakels haar hadden aangeraakt, waren die vlekken ontstaan; ze volgden perfect de lijn van iets dat zich rond haar arm had gewikkeld, als kleine slangetjes. Noor voelde zich een beetje paniekerig. Ze moest een of andere allergische reactie hebben, of, nog erger, dat ding was giftig en daar waren nu de eerste tekenen van zichtbaar. Aangezien ze niet aan Nardo kon uitleggen wat er aan de hand was, besloot ze af te wachten in de hoop dat het vanzelf zou minderen.
Niet lang nadat ze zelf wakker was geworden, begon het gezin ook in beweging te komen. Larissa werd als eerste wakker, maar ze gunde Noor geen blik. Vervolgens wekte Larissa Nardo, en hij begroette Noor vrolijk. Die krabbelde snel een aantekening in haar notitieblok, want ze vermoedde dat ze nu de vertaling voor “goeiemorgen” kende. Terwijl ze op haar tanden beet en de jeuk probeerde te negeren, maakte ze Uriana (die intussen ook was opgestaan) non-verbaal duidelijk dat ze haar wilde helpen met het ontbijt. Uriana keek haar even verrast aan, maar gaf haar toen een grote, rieten mand en wees haar door de deuropening op een kleine struik vol felrode bessen, die aan de andere kant van de open plek stond. Toen Noor buiten kwam, liet ze de mand vallen en begon verwoed te krabben. De jeuk was alleen maar erger geworden in die paar minuten. Ze plukte zo snel als ze kon een hele mand vol bessen en ging toen weer naar binnen, terwijl ze met haar vrije arm nog steeds heftig over de witte vlekken wreef. Ze gaf de mand aan Uriana, en totaal onverwacht begon de kamer voor haar ogen te draaien. Ze greep zich vast aan een stoel en even plots als het begonnen was, hield de duizeling weer op. Nardo keek haar vragend aan, maar ze glimlachte geruststellend naar hem. Waarschijnlijk kwam het alleen maar door de honger.
Maar toen Uriana hen tien minuten later een bord vol bessenbrij voorschotelde, voelde Noor zich misselijk worden. Omdat ze niet ondankbaar wilde overkomen, deed ze een klein hapje en plotseling voelde ze hoe haar maag zich omkeerde. Ze rende naar buiten en was nog net op tijd; tussen de bomen begon ze heftig te braken. Uriana was haar achterna gelopen en bracht haar na een tijdje weer naar binnen. Ze voelde zich ontzettend draaierig en moest even gaan liggen. De jeuk was intussen overgegaan in een brandende pijn en ze kon het niet langer negeren. Nardo en Uriana keken haar ongerust aan en mompelden zachtjes. Noor hoopte nog steeds dat het vanzelf zou beteren, maar erg overtuigd was ze daar niet van.
Tegen de middag was haar toestand echter ronduit alarmerend; ze voelde zich koortsig en misselijk, en zodra ze zich een beetje bewoog begon alles op en neer te dansen en moest ze snel weer gaan liggen. Aan de besmette plaatsen voelde ze nu heftige steken, alsof iemand haar met messen bestookte.
Niet lang daarna zonk ze weg in een half bewusteloze toestand. Vaag voelde ze hoe twee sterke armen haar optilden en hoe ze vervolgens verplaatst werd, maar alles gebeurde in een dichte mist en ze voelde meer dat ze zich plots in de buitenlucht bevond dan dat ze het zag. Toen werd alles donker.
Fire, walk with me.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Hm, dat is best wel heftig als alles zo begint te jeuken en dat je duizelig en zo wordt. Ik vind dat je de symptomen goed heb beschreven! En ik hoop voor haar dat ze er snel achter zijn, wat er tegen gedaan kan worden :)

Ergens verdenk ik die Larissa van een gemeen spelletje, ze doet zo onaardig constant. Maar aan de andere kant, die plant was ook niet echt geheel sociaal tegen Noor, haha.

Ga zo door! :D
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Gebruikersavatar
Melian
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 602
Lid geworden op: 27 dec 2008 14:21
Contacteer:

Hey daar! Je hebt al een hele tijd geleden om commentaar gevraagd bij het Tipp-ex Team, ik ben er nu pas aan toegekomen om je verhaal te lezen. Je wilde voornamelijk weten of het verhaal uitnodigt om verder te lezen en het antwoord daarop is vrij simpel: ja!

Ik vind je schrijfstijl alvast heerlijk weglezen. Je zinnen zijn vlot, je varieert goed met korte en lange zinnen, je taalgebruik is gevarieerd, je grammatica klopt en je spelling is -voor zover ik gezien heb- perfect. Er zijn hier en daar zinnen of alinea's die me de indruk geven dat je Vlaams bent, of in elk geval Zuid-Nederlands, klopt dat? Zoals het woord 'pennenzak' en constructies als 'iets bij hebben' en 'vooraleer'. Dat is geen kritiek, het viel me gewoon op en ik was nieuwsgierig. ;)

Er zijn een paar kleine dingetjes waar ik tijdens het lezen over struikelde.
Het eerste is vooral Noors reactie op haar eerste dag in het onbekende land. Ze komt op mij soms wat droog over, alsof ze alles maar accepteert zonder in paniek te raken. Je schrijft weliswaar dat ze paniekerig wordt of in elk geval zich afvraagt wat er in godsnaam gebeurt, maar het voelt allemaal nog vrij kalm. Ze gaat alsof het vanzelfsprekend is slapen, nog wel van het pad af - dat lijkt me een heel slecht idee in een onbekend bos - en je beschrijft het redelijk afstandelijk. Ik verwachtte daar hartkloppingen, nagelbijten, op onderlip knagen. Dit gebeurt vaker, bijvoorbeeld als Nardo haar plotseling komt redden. Noor glimlacht, Noor denkt droge dingen (dat hoedje van Robin Hood), terwijl ik op dat moment paniek/gillen/verbijstering/gejaagde gedachten logischer zou vinden.

Het tweede is de dichtheid van beschrijvingen. Op zichzelf zijn de beschrijvingen heel mooi, sfeervol en goed gebracht, maar soms denk ik dat je net iets teveel te snel wil beschrijven. Bijvoorbeeld in je epiloog, hier:
Ze knipte met haar smalle vingers en er kwam meteen een dikke, kortademige man aangewaggeld met een roestige sleutel in zijn kleine, worstachtige handjes. De man opende cel drie en het gevolg ging naar binnen in de kleine, bedompte kelder. Het stonk er naar schimmel en uitwerpselen. Een stel ratten schoot piepend naar buiten. Helemaal achterin zat een gestalte vastgeketend op de grond, maar hij was nauwelijks meer te herkennen als een man of zelfs als een menselijk wezen. Hij was graatmager en spiernaakt. Zijn lange, vuile haar hing in dikke klitten voor zijn gezicht en zijn huid was bedekt met korsten geronnen bloed. Zijn enkel lag er in een vreemde, onnatuurlijke hoek bij en onder de lagen vuil waren vage blauwe plekken zichtbaar op zijn armen en benen.
Je schrijft dit heel barok, met veel bijvoeglijk naamwoorden - ik heb ze even gemarkeerd. Zo heb ik wel een volledig beeld van de situatie, maar soms kom je met minder beschrijving ook uit en sommige woorden passen niet zo goed bij elkaar. Worstachtig slaat volgens mij op zijn vingers, niet zijn handen. Als de huid van de man bedekt is met korsten bloed, waar zitten de blauwe plekken dan? Zijn vage blauwe plekken echt nog zichtbaar onder al die lagen vuil? Vreemd en onnatuurlijk betekenen ongeveer hetzelfde, klein en bedompt heb je ook niet allebei nodig om een beeld neer te zetten.
Pas op met teveel beschrijving, want je loopt het risico dat je details beschrijft die óf niet bijdragen aan je verhaallijn, óf elkaar tegen gaan spreken.

Ook viel me op dat je Nardo direct volledig beschreef toen hij Noor kwam redden. Je deed dat zo uitgebreid dat ik me afvroeg hoe lang Noor hem aan staat te staren - je zegt zelf ook nog dat ze tenminste dertig seconden naar de eenhoorn kijkt. Ik weet niet of je ooit dertig seconden hebt geteld, maar dat is echt heel lang. Volgens mij zou Nardo tegen die tijd allang iets gezegd hebben. Natuurlijk zijn ze allebei overdonderd, maar dertig seconden tot een minuut is veel meer dan het klinkt.

Voor de rest heb ik hier niets op aan te merken, alleen maar complimenten! Met de spanningsboog zit het wel goed, we zijn pas aan hoofdstuk twee en zitten nog vol vragen. Wanneer komt die koningin in beeld? Wat gaat er nu gebeuren met Noors verwonding/ziekte/wat het dan ook is? Zal ze ooit communiceren met Nardo? Je geeft je antwoorden niet direct weg en zo hoort het ook. Het leest alsof je een duidelijk doel hebt met je verhaal, dus ga vooral zo door!

Liefs,
Melian
Kattie
Potlood
Potlood
Berichten: 90
Lid geworden op: 28 aug 2012 16:49

@Maaike: bedankt voor je reactie, en over de ziekte: dat zal je te weten komen in onderstaand stukje :) Waarom Larissa zich zo gedraagt moet nog wel een tijdje wachten ;)
@Melian: heel erg bedankt voor je uitgebreide feedback! Ik ben inderdaad Vlaams, hopelijk storen die woordkeuzes niet :) Je commentaren zijn echt helemaal terecht; ik maak heel vaak de fout dat mijn omschrijvingen te uitgebreid zijn en moet daar voor mezelf erg op letten, zeker in stukjes met wat minder actie laat ik me soms wat te veel gaan :p Ik zal mijn eerste stukjes nog eens nalezen en extra letten op je opmerkingen, 30 seconden is bv. inderdaad wel heel lang en Noors reactie is niet echt natuurlijk :) Bedankt!


Hier het vervolg:

Toen Noor weer bijkwam, merkte ze dat ze op een hard oppervlak lag. Ze knipperde met haar ogen en keek naar haar arm, waar een soort verband van donkergele bladeren rond zat. De pijn was weg. Voorzichtig voelde ze aan haar zij en merkte dat ook daar een verband rond zat. Haar T-shirt was omhoog geschoven en ze zag bovendien dat iemand haar jeansbroek had afgescheurd tot net boven haar rechterknie; ook haar enkel was verzorgd. Langzaam probeerde ze of ze rechtop kon zitten. Ze voelde zich niet duizelig worden en dat leek haar een goed teken. De kamer waarin ze lag, leek een beetje op het huis van Nardo. Het was er klein en rond, en de muren leken van dezelfde, gele steen te zijn gemaakt. Maar de tafel en de stoelen waren verdwenen en in plaats daarvan zag ze een reusachtige, houten kist met een open deksel, waarin allerlei vreemde spullen lagen; bladeren van bomen of planten, potjes vol met poeders in felle kleuren, dode, gedroogde insecten en nog andere zaken die ze niet meteen kon thuisbrengen. Er was niemand anders in de ruimte.
Na een tijdje probeerde ze op te staan. Het ging probleemloos. Ze wandelde naar de deuropening en hoorde buiten stemmen opklinken. Ze trok de lap stof opzij (ook hier was er geen echte deur) en zag Nardo, Larissa en een zo te zien stokoude man op drie stoeltjes zitten, die blijkbaar dienst deden als tijdelijk terras. Het zonlicht was oogverblindend en Noor schermde haar ogen af met haar hand. Ze snakte zachtjes naar adem; ze bevond zich midden in een stad, maar het was geen stad zoals ze ooit gezien had. De straten waren smal en geplaveid met kleine, rode keien. De huizen waren allemaal rond en geel, maar Noor zag wel meteen dat ze een stuk groter waren dan het exemplaar waar ze net uitkwam. De straten waren tamelijk verlaten, maar de weinige mensen die er rondliepen hadden allemaal zwart haar en een donkere huid en droegen kleren die erg leken op die van Nardo en Larissa. Af en toe draafde er iemand op een eenhoorn voorbij en Noor zag zelfs een soort bizarre koets met reusachtige wielen, die getrokken werd door een forse, donkerbruine merrie. Ze moest nog steeds wennen aan die grote hoorns, die tussen de oren van de dieren glansden. Maar wat nog het meeste opviel, was een gigantisch kasteel dat hoog boven de andere huizen uittorende en in het midden van de stad op een heuvel lag. Het was ook gemaakt van de gele steen, maar zelfs van die afstand kon Noor zien dat het rijk bewerkt was met allerlei krullen en bogen, en het had zo veel kleine torentjes en bruggetjes dat het bijna lelijk werd. Ze vond het nogal bombastisch en overdreven. Toen richtte ze haar aandacht weer op het gezelschap dat voor haar zat; Larissa zat met gesloten ogen achteroverleunend van de zon te genieten, en Nardo en de oude man waren in een zachte maar ernstige discussie. Ze schraapte haar keel om duidelijk te maken dat ze daar stond, want niemand scheen haar op te merken.
“Noor!”, riep Nardo uit. Zo te zien was hij enorm opgelucht.
De oude man glimlachte naar haar, maar het was een tamelijk geforceerde lach. Noor had de indruk dat hij ergens zenuwachtig over was; hij keek schichtig om zich heen, alsof hij wilde controleren dat niemand hen zag. Larissa opende abrupt haar ogen en keek haar roerloos aan. Nardo wilde opnieuw iets zeggen, maar de man gebaarde dat hij moest zwijgen en begeleidde hen snel weer naar binnen, terwijl hij steeds nerveus achterom keek. Ze gingen met z’n allen het kleine kamertje weer binnen en Noor ging op het harde houten bed zitten. Het was tenminste al een bed en geen hoop vodden op de grond, dacht ze. Nardo ging naast haar zitten en Larissa bleef tegen de muur staan leunen. De oude man zette zich met veel gekraak van zijn gewrichten op de grond in kleermakerszit en vroeg:
“Hoe voel je je?”
Noor staarde hem een paar tellen verbluft aan; hij sprak haar taal!
“Ik – eh – goed, denk ik”, stamelde ze. Ze kon even niets anders uitbrengen.
“Goed zo. Luister, Noor, ik kom meteen ter zake; je loopt hier enorm gevaar en moet zo snel mogelijk weg. Wij – ”, (hij keek even naar Nardo en Larissa), “ – zullen je zo goed mogelijk helpen, maar het is van het allergrootste – ”
“U spreekt mijn taal!” riep Noor plots uit.
“Ja, maar dat doet er nu even niet toe –“, begon de man.
“Dat doet er wél toe!”, onderbrak Noor hem opgewonden, “Hoe komt u hier? Nee sorry – hoe kom ík hier? En hoe geraak ik hier weer weg? Waar bén ik eigenlijk? Wat is er gebeurd? En wie heeft mij genezen?”, voegde ze er aan toe met een blik op haar pols. Er tolden wel duizend vragen door haar hoofd en ze wist niet waar ze moest beginnen.
“Dat heb ik gedaan”, zei de man berustend. Hij sprak met een vreemd accent. “En ik spreek jouw taal omdat…", hij haalde diep adem, "omdat ik je moeder heb gekend”, vervolgde hij met tegenzin.
“Mijn moeder?” Nu begreep Noor er helemaal niks meer van. Wat had haar moeder hier in godsnaam mee te maken?
“Ja”, zei hij somber, “en je vader ook. Maar je moeder kende ik al veel langer. Echt een vreselijk verhaal…” hij schudde triest zijn hoofd. “Ik had nooit gedacht dat ik jou hier terug zou zien. Maar Noor, geloof me, je moet hier onmiddellijk weg! Ik heb geen tijd om het allemaal uit te leggen, als er iemand zou binnenkomen, als iemand ons zou zien…” hij huiverde.
“Maar wat – hoe – “
“Noor, je moeder en vader zijn vermoord en dezelfde mensen die hen jaren geleden hebben gedood zullen dat nu ook met jou proberen. Je bent hier niet veilig”, herhaalde hij.
“Zijn mijn ouders dood?!”, schreeuwde Noor, die even compleet in paniek raakte – maar toen drong het tot haar door wat de man precies gezegd had; jaren geleden…
“Mijnheer, u vergist zich, mijn ouders zijn kerngezond. Ik heb hen twee dagen geleden nog gezien. Ze zijn helemaal niet jaren geleden vermoord, ik wóón daar al jaren.”
Maar de man schudde alleen maar zijn hoofd en praatte gewoon langs haar heen.
“Het Grootboek der Poortwachters ligt in de Oude Galerij. Daar staat alles in wat je moet weten: hoe je weer in je eigen wereld moet geraken, hoe je je krachten weer terug kan krijgen, de namen van de Laatste Duizend Poortwachters – en dus ook van je ouders,…”
“Ik weet hoe mijn ouders heten”, zei Noor, die boos begon te worden, “en wat bedoel je dat ik terug ‘in mijn eigen wereld’ moet geraken? En wat is dat voor onzin over ‘mijn krachten’?”
“Je krachten, je krachten”, de man schudde ongeduldig zijn warrige haar uit zijn ogen, “de krachten van de Poortwachters! Waarom denk je soms dat je ouders vermoord zijn?”
Mijn ouders zijn niet dood!”, riep Noor woedend.
“Was dat maar waar!”, jammerde de man wanhopig.
Noor staarde hem aan. Het was duidelijk dat die man compleet krankzinnig was, maar blijkbaar geloofden Nardo en Larissa alle nonsens die hij verkocht; ze reageerden in ieder geval niet op wat hij zei en keken hen alleen maar geduldig aan – totdat Noor besefte dat ze hen natuurlijk niet verstonden.
Fire, walk with me.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Heh, nu krijg ik spontaan zin om in MineCraft een eigen dorpje te gaan bouwen na jouw beschrijving van de stad te hebben gelezen. En ik moet nog tot vijf uur wachten tot m'n stage erop zit voor vandaag (lang leve de pauze :P ). Ik vind dat je de stad en het daarbij behorende kasteel goed hebt beschreven! Toen je vertelde dat de man haar vader had gekend, bekroop het idee me heel even van Alice (mini serie gebaseerd op Alice in Wonderland, maar dan een wat modernere tijd..), waarbij de vader tegenwoordig in de wondere wereld van Wonderland woont. Haha, ik weet niet waarom, want verder is er helemaal geen aanleiding naar, maar nu heb ik dus óók zin om die serie weer te gaan kijken :P (Ook om jouw verhaal verder te lezen hoor!)

Je maakt het heel spannend door aan te geven dat haar ouders schijnbaar dood zijn (wellicht is ze geadopteerd en is dat haar nooit verteld? Of zijn het wellicht indringers...?) en dat ze de oplossing vindt in het Grootboek. Leuk! Ben heel benieuwd wat ze allemaal op haar pad zal vinden, voordat ze naar huis kan. En of ze tegen die tijd nog steeds naar huis wil :) Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Kattie
Potlood
Potlood
Berichten: 90
Lid geworden op: 28 aug 2012 16:49

Dankjewel voor je reactie! Hier is het einde van het hoofdstuk, een iets langer stukje dan gewoonlijk :)

“Luister eens – ”, begon Noor met geforceerde kalmte, maar de dokter, of wat hij ook mocht zijn, onderbrak haar.
“Ik heb geen tijd om alles uit te leggen. Er kunnen elk moment patiënten naar binnen komen en als ze je zouden zien in mijn huis, ben ik er geweest – en jij trouwens ook. Ik zal morgen naar het huis van Nardo komen en dan zal alles duidelijk worden. En dan kunnen we beraadslagen hoe we aan het Grootboek moeten komen, want de Oude Galerij wordt ontzettend streng bewaakt en je hebt speciale toestemming nodig van de Koningin om er in te mogen, en die ga jij vast en zeker niet krijgen. Ga nu! En nog iets: beloof me dat je die ketting goed bewaart!” voegde hij er onverwacht aan toe.
“Die – mijn – wat?” Noor voelde verbluft aan de zilveren ketting die om haar nek hing. Het was een lange ketting met een versierde, kleine ‘E’ aan het uiteinde; ze had ze van haar tante Emma gekregen toen ze twaalf werd. Emma was haar meter en een erg vreemde vrouw; Noor had zich al vaak afgevraagd waarom ze haar in godsnaam een ketting met de eerste letter van haar eigen naam had gegeven, maar haar tante had gezegd dat ze hun band erg belangrijk vond en dat ze wilde dat Noor de ketting altijd zou dragen, zodat ze aan haar zou denken. Eigenlijk wist ze niet eens zeker dat haar meter wel echt familie van haar was; ze was in ieder geval nooit op familiefeestjes te zien en toen Noor daar een keer naar gevraagd had bij haar moeder, had die een ontwijkend antwoord gegeven. Maar ze was haar altijd ‘tante’ blijven noemen en ze hield erg veel van haar, al was ze soms een tikje bizar. Bovendien leek Noor op haar, veel meer dan op de andere leden van de familie. Ze had weliswaar grijze ogen in plaats van lichtgroen, maar ze had ook kuiltjes in haar wangen als ze lachte. En haar natuurlijke haarkleur kastanjebruin (al was het meestal roodgeverfd), net zoals dat van Noor, terwijl haar eigen moeder, vader en zus allemaal blond waren.
“Wat is er met mijn –“, begon ze opnieuw.
“Ga!”, zei de man voor de laatste keer, met een haast hysterische ondertoon in zijn stem. En terwijl hij nog snel een aantal onverstaanbare woorden wisselde met Nardo en Larissa, duwde hij hen naar buiten. Hij keek angstig om zich heen, maar er waren maar weinig mensen op straat en niemand lette echt op hen. Nardo floot en Arùto kwam aandraven; blijkbaar had hij aan de achterkant van het huis staan grazen. Tot Noors verbazing werd hij gevolgd door een prachtige, witte merrie met een zilveren hoorn. Larissa liep naar de merrie en Noor begreep het; met zijn drieën geraakten ze nooit op de rug van Arùto. Soepel sprong Larissa op haar rijdier en nam een elegante amazonezit aan. Met haar witte jurkje moest het toch echt ongemakkelijk zijn om te rijden, dacht Noor, maar toen werden haar gedachten afgeleid door Nardo; hij gebaarde heftig dat ze achter hem op Arùto’s rug moest springen en Noor zag dat hij nu ook om zich heen begon te kijken. Terwijl ze onhandig op de zwarte, gladde rug probeerde te klimmen, dacht ze aan wat de man allemaal gezegd had.
Hij is gek, dacht ze toen ze tien minuten later door de stad galoppeerden en de huizen als gele strepen langs flitsten, hij is echt volkomen gestoord… Haar ouders waren helemaal niet dood… en zij had helemaal geen ‘krachten’ of iets dergelijks… en waarom was hij plots over die ketting begonnen? Hoe wist hij trouwens dat ze die droeg? Ze zat altijd verborgen onder haar T-shirt. Maar nog terwijl ze dat bedacht, schoot het antwoord haar al te binnen; hij had haar T-shirt omhooggeschoven om haar te verzorgen. Waarschijnlijk had hij toen die ketting opgemerkt en gedacht, laat ik daar een dramatisch verhaaltje rond vertellen. Of misschien geloofde hij zelf wel in al die onzin. Maar tegelijkertijd was het alsof er heel ver in Noors achterhoofd een vaag alarmbelletje rinkelde, alsof de man iets gezegd had waardoor ze onbewust besefte dat hij gelijk had, maar ze hem gewoon niet wilde geloven… Plots besefte ze wat dat was; ‘haar eigen wereld’. Ze moest terug zien te geraken naar haar eigen wereld. Dat had hij gezegd en daardoor was het alarmsignaal in werking getreden. Want in haar onderbewustzijn wist ze dat ze zich niet in haar eigen wereld bevond. Tot nu toe had ze alles afgedaan als een droom, of een soort levensechte hallucinatie. Maar de woorden van die dokter hadden haar doen realiseren wat haar zintuigen al wisten: ze was klaarwakker. Ze was, op de een of andere afschuwelijke manier, in een andere wereld of een andere dimensie of wat dan ook getuimeld; eenhoorns bestonden niet; bloemen probeerden geen meisjes op te eten; mensen zagen er niet uit als Robin Hood; en ze spraken ook geen onherkenbare taal (tenzij Noor plots naar Ouagadougou getransporteerd was, maar ze wist wel zeker dat er ook daar geen eenhoorns rondliepen). De gebeurtenissen van die donderdagmiddag, toen ze naar huis fietste, werden plotseling veel logischer en duidelijker als ze inderdaad een soort poort naar een andere wereld had geopend. Het probleem was alleen dat haar verstand zich verzette tegen zoiets absurds… Maar goed, morgen zou ze de man terugzien en dan kon ze hem uithoren. Dan zou ze eindelijk wat antwoorden krijgen.
Noor merkte vaag dat de huizen, naarmate hun tocht vorderde, verder uit elkaar begonnen te staan en kleiner werden en dat er op den duur zelfs helemaal geen meer waren, enkel nog de rode weg onder hen. Tenslotte verdwenen de kasseien en ging de weg abrupt over in een zanderig pad. Hier en daar stonden nu kronkelige bomen, die dichter en dichter op elkaar groeiden en tenslotte het bos vormden waar ze de afgelopen twee dagen in was verbleven. Het begon al donker te worden en Nardo spoorde Arùto nog wat meer aan, terwijl Noor zich afvroeg hoe lang ze buiten westen was geweest en hoe ze haar in godsnaam tot bij die dokter hadden gekregen. Dat zou ze morgen ook eens vragen aan Nardo; de oude man kon optreden als tolk.
Niet lang nadat ze het bos waren ingereden, vertraagde Larissa, die nu voor hen reed. Al snel zag Noor de open plek en het kleine huisje weer. Nu ze de andere huizen in de stad had gezien, drong het nog veel sterker tot haar door wat voor een armzalig hutje het eigenlijk wel niet was en ze voelde een sterke vlaag van medelijden voor deze mensen. Toen ze afstapten, kwam Uriana geagiteerd naar buiten lopen. Ze bestudeerde Noor van top tot teen en ook zij leek opgelucht om haar heelhuids terug te zien. Noor werd er zich plotseling heel erg van bewust dat ze met een halve jeansbroek rondliep. Ze werd een beetje rood en scheurde snel de andere broekspijp ook af; zo zag het er tenminste wat normaler uit. Veel kwaad kon het niet, want het was nog steeds erg warm overdag en zeker ’s middags was de hitte bijna niet uit te houden. Het zou zelfs aangenamer zijn om met een korte broek rond te lopen, bedacht ze zich. Ze propte de lap jeans bij in haar rugzak, die ondertussen propvol zat.
Er werd die avond bijna niets meer gezegd. Nardo had blijkbaar besloten om de taallessen even te staken, maar ook met elkaar wisselde het gezin bijna geen woord. Larissa keek om de een of andere reden steeds naar Noor, maar haar blik was ondoorgrondelijk. Noor was al blij dat ze haar niet meer zo vernietigend aanstaarde. Nardo leek juist haar ogen te vermijden en ging erg vroeg naar bed. Larissa volgde zijn voorbeeld en ook Uriana ging ten slotte maar slapen. Noor was echter opnieuw klaarwakker; alles wat de man had gezegd maalde door haar hoofd, en hoewel ze er nog steeds van overtuigd was dat hij gek was, dacht ze onwillekeurig ook na over zijn woorden; alles wat je moet weten staat in het Grootboek der Poortwachters… ze vroeg zich af of dat boek überhaupt bestond en zo ja, wat daar dan allemaal in stond... de namen van je ouders… maar ze kénde de namen van haar ouders; Hans en Erika waren beiden veertig jaar oud en kerngezond... Morgen, zei ze tegen zichzelf, morgen kom je het allemaal te weten.

Niemand had de man opgemerkt aan de overkant van de straat, die het huis van de dokter nauwlettend in de gaten hield terwijl hij deed alsof hij zijn mossige voortuin opkuiste. Meteen nadat Noor en de anderen vertrokken waren, sprong hij zelf op een donkerbruine hengst en ging er met een daverende vaart vandoor. Vijf minuten later meldde hij zich aan bij een man in een glanzend harnas en wachtte ongeduldig in een soort reusachtige salon. Na een tijdje kwam er statig een lange, slanke vrouw binnen in een schitterende paarse jurk, die alle andere aanwezigen in het vertrek naar buiten stuurde. Ze had hoge jukbeenderen en volle lippen, maar merkwaardig smalle ogen. Haar huid was erg bleek en ze had een zachte rode blos op haar wangen. Haar gezicht werd omlijst door goudblonde krullen, die ongeveer ter hoogte van haar kin ophielden. Ze liep naar het raam en staarde naar buiten.
“Je wilde me spreken?”
“Uwe Hoogheid – meesteres – ”, zei de man buigend, “ze – ze is terug.”
Er viel een lange stilte.
“Weet je dat zeker?”, vroeg de vrouw ten slotte. Haar stem klonk kil en hard.
“Heel zeker, Majesteit, ik heb haar zelf gezien.”
Het gesprek werd gevoerd in de vreemde taal die ook Nardo’s familie sprak.
De vrouw draaide zich weg van het raam en keek de man aan, die angstig in elkaar kromp.
“Zorg dat iedereen die van haar bestaan afweet verdwijnt. Voorgoed”, zei ze dreigend. De man knikte en boog opnieuw. “Dan zal ze beseffen dat haar euvele moed om terug te keren niet beloond wordt. Haar staat hetzelfde lot te wachten als haar dwaze ouders”, de vrouw sperde haar smalle neusgaten open en voegde er sissend aan toe: “maak haar af.”
Fire, walk with me.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Leuk vervolg weer en spannend einde. Dat is typisch zo'n moment dat ik aan het volgende hoofdstuk wil beginnen en er waarschijnlijk een tijdlang niets meer over komt :P Heh, vervelende schrijvers ook altijd (A) haha.
Ik vraag me af in hoeverre het verhaal van die dokter waar is, ik vertrouw die Larissa nog steeds niet en volgens mij weet Nardo's familie meer dan ze loslaten. Misschien kende ze haar ouders wel. Hmmm, ga maar vlug verder :D
ze had ze van haar tante Emma gekregen toen ze twaalf werd. Emma was haar meter en een erg vreemde vrouw
ze had het. ;) En wat betekent meter? Is dat een soort peetmoeder die bij je Doop aanwezig is?

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Kattie
Potlood
Potlood
Berichten: 90
Lid geworden op: 28 aug 2012 16:49

Bedankt voor je reactie, Maaike! Sorry voor de lange wachttijd, ik dacht dat het minder lang geleden was dat ik iets gepost had. Ik zal volgende keer wat sneller na elkaar een stukje insturen :)
Een meter is inderdaad hetzelfde als een peetmoeder :)

HOOFDSTUK 3

“Zagrojó lu da màr.”
“Nar, haduo pargósi!”
“Nio zagrojó!”
Noor wreef slaperig in haar ogen en ging overeind zitten. Haar haar piekte alle kanten uit en ze besloot later op de dag eens een kam of iets dergelijks te vragen, want ze had al drie dagen geen borstel meer aangeraakt. Ze knipperde met haar ogen en zag dat het amper licht was, maar de ruziënde stemmen van Nardo en Larissa galmden door het huisje. Uriana was ook al wakker en druk in de weer met het ontbijt, maar ze wilde zich blijkbaar niet moeien in de discussie.
“Rùi, zuach da lade!” zei Nardo boos en hij wees naar Noor, die hem geeuwend aankeek.
Larissa wierp haar een schampere blik toe en was blijkbaar niet onder de indruk van Nardo’s argument.
“Nar rùicha? Hada é pargó!” ging Nardo voort, en hij wapperde met een geel, perkamentachtig briefje onder haar neus.
Noor werd een beetje knorrig; als ze te vroeg gewekt werd, kreeg ze last van haar ochtendhumeur en het feit dat er een conversatie aan de gang was die op de een of andere manier verband hield met haar, stond haar niet aan – vooral niet omdat ze er geen woord van begreep.
Larissa keek twijfelend naar het papiertje, maar Nardo had blijkbaar al een beslissing genomen. Hij beende met grote passen naar buiten, en een paar tellen later hoorden ze aan een dof getrappel dat hij op zijn trouwe Arùto vertrokken was. Larissa liep naar de tafel en herlas het briefje. Op dat moment zag Noor plots de reusachtige vlinder op tafel zitten; hij was groter dan een mensenhand en zijn vleugels hadden vrolijke, felle kleuren. Onder zijn donkere lijfje hing een heel klein kokertje van bruin leder. Larissa stak haar hand uit en de vlinder fladderde gehoorzaam naar haar toe, als een merkwaardige parkiet. Voorzichtig droeg ze hem naar buiten en liet hem daar weer opstijgen. Noor bedacht dat hij waarschijnlijk dienst deed als postduif en dat het briefje misschien wel bezorgd was in het bruine kokertje. Even verbaasde ze zich daar over, maar toen dacht ze aan alle andere dingen die haar al overkomen waren en besloot ze dat een postvlinder dan niet eens zo bijzonder was. Larissa keek de vlinder met een ongeruste blik na.
De tijd leek extra traag te gaan nu iedereen ongeduldig op de terugkomst van Nardo wachtte. Uriana had het ontbijt op tafel gezet, maar niemand had het aangeraakt en ze leek zelf ook geen honger te hebben. Larissa keek om de drie minuten uit het raam en draaide met haar vingers zenuwachtig krullen in haar gladde haar, die er meteen weer uitgleden, al probeerde ze kalm en onverschillig te kijken. Uriana was naar buiten verdwenen met een grote mand en Noor voelde zich erg ongemakkelijk bij al die opgekropte spanning; ze vroeg zich nerveus af wat voor nieuws het briefje gebracht had en waarom iedereen er zo van was geschrokken. Ze had stiekem ook een beetje honger, maar durfde het eten niet aan te raken nu de rest van het gezin dat niet deed.
Na wat wel een eeuwigheid leek, kondigde het geluid van daverende hoeven Nardo’s terugkomst aan. De zon stond intussen al wat hoger aan de hemel en het hele hutje baadde in het gouden licht. Een paar tellen later verscheen Nardo in de deuropening; hij zag lijkbleek en zijn trillende handen zaten onder het opgedroogd bloed. Larissa kwam half overeind en keek hem bijna smekend aan, maar hij schudde zijn hoofd. Uriana liep naar hem toe en omhelsde haar zoon. Noor keek verbijsterd toe; wat was er in godsnaam aan de hand? Er stroomden geluidloze tranen over Larissa’s wangen. Voorzichtig maakte Nardo zich los uit zijn moeders omhelzing en liep naar Noor. Larissa wilde hem tegenhouden, maar Nardo zei kort: “Zagroda duo falla”, en ze liet hem begaan.
Hij ging voor Noor staan en wees op haar nog steeds in dikke bladeren gewikkelde enkel; ze staarde hem vol onbegrip aan en voelde een ongemakkelijke kronkel in haar maag. Waar kwam dat bloed vandaan? Nardo begon nog heftiger te wijzen, en plotseling begreep ze dat hij haar probeerde duidelijk te maken wat er aan de hand was. Hij wees opnieuw naar het verband; het had iets met de dokter te maken, of misschien met de vleesetende plant die haar had aangevallen. Vervolgens toonde Nardo haar het briefje dat voor zijn vertrek had gezorgd en dat vol onleesbare krabbels stond; oke, dus de dokter had dat briefje gestuurd, want planten konden geen brieven schrijven. Noor staarde fronsend voor zich uit terwijl ze de puzzelstukjes probeerde te laten passen. En plotseling, terwijl haar binnenste in ijs leek te veranderen, besefte Noor wat er gebeurd was… Eén vreselijk moment keek ze doodsbang naar Nardo, maar die schudde zijn hoofd en sloeg zijn ogen neer. Op zijn gezicht las Noor het verdriet en ze begreep het; hij had de oude man niet vermoord, hij had hem alleen maar gevonden. De brief was waarschijnlijk een noodkreet geweest, die de dokter in zijn laatste momenten nog snel had neergekrabbeld – of misschien had hij het gevaar zien aankomen en uit voorzorg een briefje verzonden. Noor staarde naar Larissa, die nog steeds huilde, en naar Uriana, die met haar rug naar de rest van het gezin stond om haar gezicht te verbergen, en ten slotte naar Nardo, die strak voor zich uitstaarde en weigerde om iemand in de ogen te kijken. Ze had het al eerder vermoed; de man was een goede kennis, misschien zelfs een vriend of familielid van het gezin geweest. Het was op zich al vreemd dat ze zo ver waren gereisd om haar te laten verzorgen; er moest toch wel ergens een geneesheer zijn die dichterbij woonde? En de manier waarop ze vertrouwelijk met hem waren omgegaan en hem waarschijnlijk alles over haar hadden verteld wat ze wisten, bevestigde dat vermoeden alleen maar. Noor voelde even een sterk medelijden met het gezin, maar plots schoot er een veel ergere gedachte door haar heen, met de kracht van een elektrische stroomstoot; de woorden van de dokter galmden door haar hoofd: “…en als ze je zouden zien, ben ik er geweest – en jij trouwens ook”
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Aaaah spannend einde :D

Ben benieuwd wat er gaat gebeuren en of Noor nog veilig is. Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Kattie
Potlood
Potlood
Berichten: 90
Lid geworden op: 28 aug 2012 16:49

Bedankt Maaike! Hier is het vervolg :)
Ik heb ook een vraag: in de stukjes die nog gaan volgen ga ik regelmatig de andere taal gewoon in het Nederlands zetten, omdat anders het verhaal niet meer te volgen valt (in dit stukje zal dat nog niet zo opvallen maar later wordt het anders echt wel een probleem). Nu vraag ik me af of het duidelijker zou zijn als ik dat telkens schuingedrukt zet of niet? Zodat je weet wanneer het écht in het Nederlands is en wanneer niet. Of is het zo ook duidelijk?

Een dag nadat hij die woorden had uitgesproken, was hij daadwerkelijk vermoord… Dat kon gewoonweg geen toeval zijn, het was te onwaarschijnlijk. En toen voelde Noor een afschuwelijk schuldgevoel, dat in haar maag kronkelde als een nest slangen: ze had de man uitgelachen, zijn woorden weggehoond en hem voor gek verklaard… ze had hem niet geloofd toen hij zei hoe gevaarlijk het was dat zij zich in zijn huis bevond… Het was haar schuld dat hij dood was! Als zij hem op zijn woord had geloofd, dan was ze meteen vertrokken en had misschien niemand haar gezien. Maar nu, er waren genoeg mensen op straat… iedereen kon haar opgemerkt hebben…
Ze moest hier weg. Onmiddellijk. Als die man vermoord was enkel en alleen omdat iemand haar in zijn gezelschap had gezien, wat zouden ze dan wel niet met Nardo en de rest doen? Deze mensen waren zo vriendelijk en gastvrij geweest – het zou gewoonweg afschuwelijk zijn als ze door haar toedoen om het leven kwamen. Noor stond op en nam haar rugzak. Ze zou meteen vertrekken, het had geen zin om nog langer te blijven. De moordenaars van de dokter (Noor vroeg zich angstig af wie dat in godsnaam konden zijn) zouden haar vast en zeker zoeken, dus ze besloot om zich voorlopig te verschuilen in het bos. Hoe ze aan eten moest komen wist ze nog niet, maar ze kende nu in elk geval al één plant die niet giftig was: de struik met de rode bessen. Maar toen ze voor de tweede keer het huisje wilde verlaten en met trillende handen de vuile doek opzij trok, greep Nardo haar pols. Hij keek haar boos aan en even dacht Noor dat zijn blik beschuldigend was, alsof hij haar ook de schuld van de moord op de dokter gaf, maar toen zag ze dat zijn boosheid daar niets mee te maken had; hij leek ook ontzettend bezorgd. Noor vroeg zich af waarom hij zich zo beschermend opstelde tegenover haar en vooral waarom hij er zo op gebrand was haar niet te laten gaan. Onder lichte dwang leidde hij haar naar de tafel. Hij zei iets waarvan Noor het woord ‘blijven’ verstond en Noor schudde heftig haar hoofd, maar zijn hand was om haar arm geklemd en hij duwde haar op een stoel. Larissa keek haar broer even kwaad aan maar zei niets. Goed, dus ze mocht hier niet weg. Maar toch moest ze aan de informatie zien te komen die de dokter haar normaal gesproken zou hebben gebracht. Noor kwam onvermijdelijk tot een conclusie. Er zat maar één ding op: ze zou moeten inbreken in de Oude Galerij – waar dat dan ook mocht zijn – en dat zogenaamde ‘Grootboek’ vinden. Daar zou iets in staan over de Poortwachters, over hoe ze hier weer uitgeraakte en over – nee, dat van haar ouders was het enige dat ze nog steeds hardnekkig weigerde te geloven. Zijn uitspraak over haar ‘krachten’ stopte ze weg in een donker hoekje van haar geheugen. Daar kon ze later nog over nadenken, nu waren er dringender problemen. Ze voelde even aan de zilveren ketting die om haar hals hing en besloot hem niet meer af te doen wanneer ze ging slapen. Vanaf nu zou ze die altijd veilig bij zich dragen: de man had haar laten beloven dat ze er goed op zou passen, en ze was niet van plan om nogmaals zijn raad in de wind te slaan.
Nardo had plaatsgenomen tegenover haar, naast Larissa, die nog steeds een beetje vochtige ogen had maar ook niet meer echt huilde. Hij keek Noor indringend aan, maar nu werd de omvang van hun taalprobleem pas echt duidelijk; ze moesten dringend plannen smeden om aan het Grootboek te geraken, maar hoe konden ze in godsnaam overleggen als ze elkaar niet eens verstonden? Noor kreeg een ingeving; ze haalde haar cursusblok boven en tekende er een schets van een groot, dik boek in. Ze keek Nardo vragend aan en die knikte ernstig, om aan te geven dat hij het begreep. Het zou niet eenvoudig worden om puur op basis van tekeningen een gesprek te voeren, maar op dat moment was het de enige manier en na de dood van de dokter wou Noor íets doen, hoe klein de kans op succes ook was.
Fire, walk with me.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Ik vind het juist bij het verhaal passen dat die taalbarrière zo naar voren komt. Ik weet dus niet zeker of ik realistisch vind als ik ze het opeens wél kan verstaan. Tenzij Noor natuurlijk de taal de volgende keer onder de knie heeft, dan mag het gewoon Nederlands zijn :P

Vanuit het stuk tekst is denk ik wel af te leiden, of de personages Nederlands of de aparte taal spreken. In elk geval, dat zou duidelijk moeten zijn. Ik zou denk ik eerst zonder schuingedrukte tekst proberen. ;)

Ik vond je vervolg weer leuk om te lezen! En ik ben benieuwd of ze 's nachts weet weg te sluipen of dat ze met Nardo samen een plan smeed :)

Ga zo door!
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”