Rare liefde

The One Shot Club bestaat uit leden die elkaar opdrachten geven om een verhaal te schrijven. Zowel de aanvragen als de eindresultaten zijn hier te vinden!
Plaats reactie
xCarpeDiem
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 20
Lid geworden op: 13 jan 2014 18:58

Dit verhaal is er uit gekomen, na de opdracht van Saskjezwaard. Ik ben er niet heel tevreden mee, omdat ik heel anders heb geschreven dan hoe ik normaal schrijf, maar ik wilde toch wat reacties hebben. Kritiek is welkom!
Oh, dit was de opdracht: Een jongen ontdekt dat hij verstaat wat dieren zeggen, maar tot zijn afschuw praten de dieren af en toe via zijn mond. Dat hij dat nog moet leren beheersen blijkt als hij een groepje tegenkomt die niet zijn beste vrienden zijn. Ze negeren hem, totdat hij de stem opvangt van een kat die verliefd is op een hond en die liefde ook verklaart. Wat gebeurt er dan? :p

Het is stil in het bos. Je hoort alleen het suizen van de wind, een geluid dat ik niet gewend ben om te horen. Normaal is het hier zo druk dat ik mijn eigen gedachten niet eens kan horen. Ik sta stil als ik achter me blaadjes hoor ritselen. Is daar dan toch gezelschap? Maar helaas, wat of wie er ook was, het komt niet tevoorschijn.
Ik merk dat deze dag anders is dan de andere. Normaal zat ik nu allang met mijn vrienden de dag te bespreken. Je zou misschien denken dat dat raar is, om in het bos met je vrienden af te spreken. Voor mij is het helemaal niet raar. Ik ben geen doorsnee tiener die thuis met zijn vrienden met chips en cola op de bank zitten. Eigenlijk moet ik al lachten om het idee, want mijn vrienden eten natuurlijk helemaal geen chips en ze drinken ook geen cola.
Misschien zijn jullie nu nieuwsgierig geworden naar mijn vrienden, maar misschien ook niet. Toch voel ik de behoefte om ze te delen met de rest van de wereld. Alleen zijn de mensen in mijn omgeving te druk om te zien wat voor wonderen er zich in het bos afspelen. Ik heb het ook bij toeval ontdekt, moet ik toegeven.

Ik liep op een middag door het bos, om spullen te zoeken voor mijn herfsttafel. Het moest voor een opdracht van school en ik was er wat laat mee begonnen. Dat bleek ook, aangezien er geen kastanjes of beukennootjes te vinden waren. Ik kon zelf zien dat er paddenstoelen geplukt waren, iets wat ik nooit zomaar zou doen. Waarschijnlijk waren mijn klasgenootjes mij voor geweest. Ik was moe van het banjeren door het bos, dus ik ging op een gevallen boomstam zitten. Ik denk dat ik toen in slaap ben gevallen, want doen ik later mijn ogen open deed was het donker geworden.
Vermoeid stond ik op, een beetje moedeloos misschien, want ik wist niet wat ik nu moest doen voor school. Waarom begin ik ook altijd veel te laat met opdrachten? Als ik op het punt sta om weg te gaan, besef ik me dat ik niet weet welke kant ik op moet. Ik ben zo ver het bos in gegaan, dat ik op een gegeven moment van het pad ben af gedwaald. Het is inmiddels ook te donker om de weg te kunnen vinden.
Eigenlijk had ik toen de behoefte om te gaan huilen, maar jongens huilen niet, dus ik hield me in. Natuurlijk had mijn mobieltje ook geen bereik, die dingen doen het nooit wanneer je ze echt nodig hebt. Net voordat ik de moed op wou geven kwam er hulp uit een onverwachte hoek.
“Zeg, je ziet er een beetje verdwaald uit. Moet ik je soms helpen? Ik ken alle paden van het bos, dus ik kan zeker wel de uitgang vinden!”
Verbaasd keek ik om me heen, wie zei dat? Ik zag nergens een gedaante staan, dus ik dacht dat ik het me verbeelde van de honger. Tja, honger doet rare dingen met mensen.
“Wat onbeleefd. Als je mijn hulp niet wilt kun je het ook gewoon zeggen hoor,” klonk het toen.
Wauw, ik heb nooit geweten dat ik zo’n grote verbeeldingskracht heb, schoot het toen door me heen. Maar ik ging voor de zekerheid toch nog even kijken of er echt niemand was. Ik liep naar links en naar rechts en ik keek even naar boven, maar ik zag toch echt niemand.
“Oh, ben je zo een tiener. Veel te druk met de moderne technologie van tegenwoordig, helemaal geen oog voor de wereld om zich heen.
Na die opmerking begon ik wel een beetje pissig te worden. Misschien is die stem wel mijn verbeelding, maar ik laat mijn verbeelding me niet beledigen.
“Sorry, maar als je me gaat beledigen moet je niet verwachten tot ik je ga zoeken hoor,” zei ik dan ook boos.
“Zoeken? Heb je een bril nodig of zo? Ik ben recht onder je!”
Toen ik naar onder keek zag ik geen mens, en ook geen kabouter. Ik zag een lief klein schattig konijntje. Ik dacht dat ik gek was geworden van de honger, dus draaide ik me om, om nogmaals de uitgang van het bos te zoeken. Tot mijn grote verbazing huppelde het konijntje vrolijk achter me aan. Ik zag dat het konijn moeite had met het lopen, omdat hij een stukje prikkeldraad in zijn pootje had steken. Ik besloot om te aanvaarden dat ik gek was geworden, maar dat ik zelfs een konijn in mijn fantasie niet onnodig pijn kon laten lijden.
“Kom hier,” zuchtte ik en ik bukte om het arme beestje te helpen. Hij piepte even toen ik het prikkeldraad uit zijn poot haalde, maar daarna gaf hij een zucht van verlichting.
“Dankje, dat is lief,” piepte hij. “Ik heet Snuf.”
Ik besloot om dan maar beleefd te doen, of dit nou echt was of niet. “Ik ben Jonathan, je zei dat je de weg wist?”
Met behulp van Snuf was ik binnen twintig minuten het bos uit. Ik bedankte hem en hij zei dat ik vooral nog een keer langs moest komen. Toen ik thuis was deden mijn ouders moeilijk over het feit dat ik zo laat was, maar daar trok ik me niets van aan. Ik pakte wat eten uit de keuken en ik viel uiteindelijk in slaap, na nog lang wakker te hebben gelegen.
Toen ik wakker was, was ik er van overtuigd dat ik het me verbeeld had. Kom op, dieren kunnen niet praten. Eigenlijk was ik het voorval al vergeten, totdat ik aan het einde van de dag wat in mijn jaszak voelde. Het stukje prikkeldraad. Ik ben meteen naar het bos gerend, waar Snuf al zat te wachten.
“Ik wist wel dat je terug zou komen!” riep hij blij. Vanaf die dag ben ik elke week wel een paar keer naar het bos geweest. De dieren waren mijn beste vrienden geworden en ik kan alles met ze bespreken. Tot vandaag dan, want er is niemand te bekennen.

“Waarom is er niemand?” zeg ik hardop.
“Het is een bijzondere dag! Ze zullen zo wel komen,” klinkt er van boven me.
Als ik omhoog kijk zie ik een klein zwart vogeltje. Ik ken hem onder de naam Pientje. Waarom het een bijzondere dag is weet ik niet. Dierendag is volgens mij pas op vier oktober en het is pas eenentwintig maart. Deze dag vind ik trouwens wel leuker dan dierendag, vandaag is de lente begonnen. De lente zie ik als een afsluiting van een koude depressieve periode, want vandaag is de dag dat de zon alle depressiviteit weg moet schijnen. Normaal is het niet echt lente op eenentwintig maart, want dan is het nog te koud, maar vandaag is het echt een mooie lentedag.
“Kijk, daar zijn ze!”
Ik knijp mijn ogen fijn, want aangezien Pientje hoger zit kan ze veel verder zien. Maar na een tijdje zie ik een hele stoet dieren in een groep lopen, dat is raar, want normaal zijn ze nooit met z’n alle tegelijk aanwezig. Deze keer zie ik echter alle konijnen, eekhoorntjes, vogels, vossen bij elkaar. Het liefste zou ik een foto maken, want het is echt een prachtig gezicht. Helaas houden de dieren niet van de moderne technologie, want ze vinden dat de technologie de mooie dingen van het bos overschaduwt. Ik ben het gedeeltelijk met ze eens, want wie wilt er nou bijvoorbeeld tv kijken als je alles ook live kunt zien? Maar wat zou ik nu graag een camera bij me hebben gehad.
“Hoi! Alles goed?” schreeuw ik.
Verschrikt sla ik mijn handen voor mijn mond, want ik was niet van plan om dat te zeggen. Het floepte letterlijk uit mijn mond. Hoe kan dat? Ik ben niet iemand die iets zegt zonder er bij na te denken. Oké, nu was dit niet echt een belediging of iets, maar ik had niet gepland om dat te zeggen. Raar.
Snuf heeft waarschijnlijk mijn verbazing opgemerkt, want hij zegt; “Dat was leuk, vind je niet? Het is lente!” alsof dat alles zou moeten verklaren.
“Wat bedoel je?” vraag ik. Ik weet daadwerkelijk niet wat Snuf probeert te zeggen, waar heeft hij het over?
“Het is lente, dus de dieren krijgen voor één dag de macht om via een echt persoon te praten. Zou krijgen wij voor één dag een stem in de wereld,” jubel ik.
Weer sla ik mijn hand voor mijn mond, dit is onmogelijk! Ik begrijp dat Snuf iets zei via mij, maar ik snap niet hoe dat kan. Dat dieren kunnen praten is één schok die ik had moeten overwinnen, maar dit gaat veel te ver.
“Ah, wat zullen we eens doen? Ik wil naar een restaurant, want ik heb al heel lang sla willen eten in een restaurant en nu kan ik het zelf bestellen!”
Ik kreun inwendig, want ik kan hier niet tegen. Ik vind het verschrikkelijk om geen controle te hebben over mijn eigen stem en dat probeer ik Snuf en de rest dan ook duidelijk te maken.
“Maar gun je het ons dan niet?” zegt Snuf met zijn eigen stem, die triest klinkt.
“Natuurlijk gun ik het jullie wel, maar het voelt verkeerd! Mensen kunnen me herkennen en dingen van me gaan zeggen, sorry jongens. Jullie mogen wel om de beurt via mijn stem praten, als jullie daar gelukkig van worden?” probeer ik toch een beetje aardig te zijn. Zolang er niemand bij is vind ik het best, ook al voelt het totaal niet fijn.
En dat is ook hoe we het doen. Snuf en zijn vrienden proberen elke keer wat te zeggen via mijn stem. Ze zeggen de meest vreemde dingen zoals: “Mensen kunnen echt vreselijk zijn, ze gooien afval in het bos!”. Dat is al één opmerking die ik niet graag in het openbaar zou willen maken. Zo gaat eigenlijk de hele middag voorbij, totdat ik wat stemmen hoor komen. Snel kom ik overeind, want een jongen die rondom allemaal dieren in zichzelf praat, ziet er best raar uit, gok ik zo. Ik geef de dieren een waarschuwende blik, ze mogen niets zeggen als er andere mensen bij zijn.
Het duurt even voordat ik het groepje in zicht krijg en ik geef de moed van binnen al op. Het zijn Jonathan en Austin, de twee grootste pestkoppen van de klas. Ze zullen sowieso wel een opmerking maken over het feit dat ik alleen in het bos ben.
“Hey Caleb jongen!” klinkt het meteen al.
“Hoi,” begroet ik de twee jongens al met tegenzin. Ik wordt al misselijk van hun blik, zo arrogant. `
Pas nadat ik de Jonathan en Austin begroet heb zie ik dat er nog een derde gedaante is. Mijn hart slaat een slag over als ik zie wie het is, Esmee. Al sinds groep drie heb ik een oogje op Esmee, maar ik ben te verlegen om stappen te zetten.
“Esmee zei al dat je hier was, want het bos is je enige vriend, he?” vraagt Austin glimlachend. Ik zie vanuit mijn ooghoeken dat Esmee rood wordt, ze durft niets te zeggen, maar volgens mij is ze hier niet bepaald vrijwillig.
Ik probeer de jongens te negeren als ik onverwachts mijn mond open trek. “Natuurlijk is dat raar! We zijn zo verschillend, maar negeer die verschillen en bedenk hoeveel plezier we kunnen maken.”
Mijn gezicht wordt meteen rood en ik probeer een boze blik op Pientje te werpen die hoog in de bomen is gevlucht. Hoe durven ze me zo voor gek te zetten? Ik dacht dat we vrienden waren! Helaas blijft het niet bij dat. “Ik houd van je! Je hebt zo’n trouwe blik en ik vind je schattig. Wat kan mij he schelen wat andere van ons denken? Geef het een kans!”
Jonathan en Austin kijken elkaar verbaasd aan. “Ben je ons in de maling aan het nemen, kneus? Sinds wanneer vind jij Esmee leuk? Je hield toch alleen van je zielige dierenvrienden?”
“Ik hoop echt dat je het een kans wilt geven. Denk er over na, oké?”
Jonathan neemt het voortouw en geeft me een duw. “Mietje!” Je kunt niemand leuk vinden, daar ben je veel te lelijk voor. Je krijgt niet een meisje zoals Esmee.”
Esmee is verdacht stil.
Dan geeft Austin me zo’n fikse duw, zodat ik in de bosjes beland. Als ze merken dat ik geen reactie geef, lopen ze lachend weg met Esmee in hun kielzog.
Als ze weg zijn komen alle dieren weer bij elkaar.
“Jullie worden bedankt,” zeg ik chagrijnig. “Jullie hadden beloof dat jullie stil zouden zijn!”
Snuf trekt een onschuldig gezicht. “Dat waren wij niet! Dat was Mevrouw Trippel, ze is al heel lang verliefd op Boris, maar ze had het lef niet om het hem te vertellen. Een relatie tussen een kat en een hond wordt namelijk nogal belachelijk gemaakt. Waarschijnlijk had ze niet door dat er een mens in de buurt was.”
Ik weet dat mijn woede verkeerd geplaatst is, maar het kan me niets schelen. Ik heb me belachelijk gemaakt voor Esmee! Zonder verder nog wat te zeggen loop ik naar huis.
Ik lig een paar uur te chagrijnen op bed totdat ik een sms’je krijg van Esmee. “Meende je dat echt wat je vanmiddag zei? Zo ja, zullen we een keer afspreken?” lees ik. Met een rood gezicht bedenk ik een antwoord terug. Misschien moet ik morgen maar aan iemand mijn excuses aanbieden en iemand bedanken…
Dreamrose
Balpen
Balpen
Berichten: 232
Lid geworden op: 27 feb 2012 20:18
Locatie: Almere

Origineel! Een vervolg zou best leuk zijn c:
Live it, Love it, Read it.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Plaats reactie

Terug naar “The One Shot Club”