De kronieken van de Kharlan oorlog - ToS Fanfictie

De verzameling van bij elkaar gezochte dingen, die eigenlijk nergens anders bij passen. Dat kun je hier plaatsen en lezen.
Plaats reactie
AkaRyu
Nieuw
Nieuw
Berichten: 3
Lid geworden op: 03 feb 2014 22:20

Hoofdstuk 1.

'Verlies'


Kratos wreef met zijn hand door zijn haren, dit deed hij wanneer zijn gevoel hem zei dat er iets niet goed zat. Hij staarde naar zijn dienares alsof hij hoopte dat ze Haar woorden terug zou nemen.
De vrouw schudde haar hoofd met betraande ogen. ‘Het spijt me, mijn heer’ zei ze terwijl ze opstond en de kamer verliet.

Ares was dood.

De laatste van zijn broers was gesneuveld in de oorlog, die werd gezien als nutteloos bloedvergiet.
Kratos balde een vuist om het trillen van zijn handen te stoppen. Hij zou eigenlijk gewend moeten zijn aan het verlies van dierbaren, na de val van Crius en Niké.
Maar het deed hem nog steeds pijn. De glimlach van zijn broer spookte door zijn hoofd, een beeld dat hij niet kon negeren. Ares zou nooit meer glimlachen, Zijn Ogen die gelijkstonden aan hoop, zouden nooit meer schijnen in deze tijden van onheil. Kratos zuchtte, dit verdriet was niet te overwinnen. Ares was nog maar Twintig, hij had door de oorlog nooit een kind kunnen zijn, en nu was zijn leven genomen.

Kratos wierp een blik naar de spiegel die aan de muur hing. Zijn kastanjebruine lokken hingen zoals altijd scheef over zijn gezicht, maar in zijn ogen was zijn zielenpijn te lezen.
Hij wankelde in emotie, maar probeerde zijn tuniek met zijn handen zo recht mogelijk te strijken.
Hij probeerde zich zo goed mogelijk te houden, hij moest een steunpilaar voor zijn vader zien.
Het verlies van zijn derde zoon zou hem wel eens fataal kunnen worden.

Hij haalde opnieuw een hand door zijn haar, wendde zijn blik, en opende doelbewust de deur.
De gedachten van hoe zijn broer er uit zou zien, verwond en bebloed spookte door zijn gedachten.
En hoe erg hij zich ook verzette, ze lieten hem niet met rust.

Zijn vader zat in zijn kamer, zoals gebruikelijk was de laatste dagen.
Zijn lichaam was zwak door ziekte, en na de dood van Crius was zijn situatie alleen maar verslechterd.
Zijn geest kon de pijn van het verlies niet aan, en het lichaam begon door de stress en verdriet ook zijn tol te eisen.

Twee wachters bewaakte zijn kamer, eervol gekleed in hun wachterlijke gewaden. Kratos herinnerde zich hoe hij als kind altijd onder de indruk was van de huiselijke wacht. Hoe ze eervol hun leven zouden geven voor hun meesters.

Kratos voetstappen echode door de weide gang, terwijl hij zijn vaders deur bereikte stopte een aantal seconden.

‘Hoe gaat hij er mee om?’ vroeg Kratos terwijl hij een normale stem probeerde op te zetten, maar besefte dat hij zijn weemoedige toon niet kon overwinnen.

‘Niet goed’ antwoordde een van de wachters. Kratos zuchtte maar eigenlijk was dit precies wat hij verwachtte. Hij drukte de enorme deuren van zijn vaders kamer open. Elke kraak was een pijnlijk geluid in deze stille omgeving. Zijn vader lag verslapt in zijn enorm vorstelijke bed. Helena huilend aan de linkerkant van zijn bed. Helena zijn oudere zus, was met haar lichtbruine haar en blauwe ogen, de enige van de vijf kinderen die leek op hun moeder.
Hij realiseerde zich dat Helena en hij de enige overlevende waren van alle vijf.

Vorige week vierde ze haar 26e verjaardag, en wachtte hoopvol op de terugkeer van Ares om het samen met hem te vieren. Kratos wendde zijn blik naar zijn zieke vader. Als hij niet zou huilen, zou men zeggen dat hij dood was. Zijn grote rode deken, was bedekt met donkere vochtige vlekken van zijn tranen. Kratos omarmde zijn zuster en nam plaats naast haar aan zijn vaders bedzijde.
Hoewel zijn vader rijkelijk gekleed was, keek je recht door zijn hoge functies heen, en was hij gewoon een rouwende vader zoals velen in deze oorlog. Kratos wist niet hoe hij zijn familie, wat er van over was, moest troosten. Hij hield zijn vaders hand vast, maar meer kwam er niet in hem op.

‘Ze zeiden dat hij tot het einde heeft gestreden’ zei Helena. Ze snikte en probeerde met haar hand haar betraande wangen te drogen. Het klonk als Ares. Hij was iedereens favoriet, inclusief die van hun vader. Sterk, moedig en strijdlustig, Kratos kon het zich niet voorstellen dat hij was gesneuveld.
Niet Ares, Hij was haast immuun voor het menselijke, hij wist altijd op een haast bovennatuurlijke overal onderuit te komen, Je zou haast zeggen dat ‘de dood’ bang was om zijn leven te eisen.

‘Het had niet gehoeven’ zei Kratos woedend. De oorlog duurde veel te lang; De dood had beide landen in grote aantallen getroffen. Al zouden ze vandaag de oorlog beëindigen, degene die hiervoor zijn gestorven zouden slechts stof zijn die van een oud boek zouden worden afgeblazen.

‘Jullie weten, dat het of winnen of sterven is’ zei zijn vader, terwijl hij alle kracht verzamelde om te spreken. Hij en Kratos hadden nog nooit samen de oorlog besproken, vrezend voor een ruzie door hun verschillende meningen. ‘Als Tethe’alla verliest, zullen de Sylveranti ons allemaal uitmoorden’
Kratos keek weg, hij besloot zijn gedachtes niet uit te spreken, in de misschien laatste uren van zijn vaders leven. De oorlog hield al zo lang aan, langer nog dan dat menig half-elf kon herinneren.
De Sylveranti waren waarschijnlijk net zo ziek van de oorlog als Kratos was.
Zijn vader leek geïrriteerd door het zwijgen van Kratos, hij had waarschijnlijk verwacht dat Kratos hem zou steunen.

‘Ares zijn dood zal niet voor niets zijn!’ hij verhoogde de toon in zijn stem, ‘Jij als Kapitein van het Koninklijke leger zou dat als niemand anders moeten begrijpen!’ Kratos keek zijn vader scherp aan, Hij twijfelde al dagen aan zijn functie als leider van de Koninklijke leger. Die speciale missies uitvoerde voor de koning van Tethe’alla.

‘Ik wil het niet meer’ Zei Kratos op een toon die alles behalve vriendelijk was. Kratos wou geen aandeel meer in dit onnodige bloedvergiet. Nu Ares dood was, was zijn wil om te strijden volledig verdwenen.

Zijn vader keek verontwaardigd in de richting van Kratos, zijn grijze haren bungelde voor zijn ogen.
‘Jij bent en blijft de kapitein, en je zal de familienaam geen schande aan doen! ’ Beval zijn vader.
Kratos stond op en liet zijn vaders hand los. Zijn emoties hingen aan een zeiden draadje, nog even en hij zou knappen. Helena keek hem aan met dikke rode ogen. ‘Doe het voor mij’ zei ze met een gebroken stem. ‘Je moet wel, als Sylverant merkt dat we enigszins verzwakken, zullen ze toeslaan en ons vertrappen als insecten’ Kratos schrok van de woorden die Helena uitsprak. ‘Dan zijn onze broers voor niets gestorven’ vervolgde Helena. Kratos wierp zijn blik naar de grond, ze had een punt, maar het ging tegen zijn principes in. ‘Het volk zal geen vertrouwen hebben, als het leger niet word geleid door een goede leider, En als er geen vertrouwen is zal het volk verdeeld raken.’

‘Jij bent Kratos, eigenaar van het zwaard Flameberg, de ongeslagen leider’ Zei zijn vader.
Deze titels werden door Kratos geacht als inhoudloos. Een ongeslagen leider, het was mooi dat hij zichzelf in leven kon houden, maar hoeveel waren door zijn toedoen gestorven?

Gevuld met woede wierp hij zijn blik naar Helena. ‘Ik zal mijn taak behouden’ zei hij.
Zijn vader richtte zijn ogen op Kratos. ‘Maar niet voor jou!’ zei hij fel tegen zijn vader.
‘ en niet om de familie naam in ere te houden’
zijn vaders ogen werden groot, alsof hij een spook zag. ‘Ik zal er hoogstpersoonlijk voor zorgen dat deze verschrikkelijke oorlog tot een einde komt, ik doe het voor mijn broers!’ Daarna draaide hij zich om en verliet de kamer.

Kratos had het voorzichzelf besloten, deze oorlog moest koste wat het kost, beëindigd worden.
AkaRyu
Nieuw
Nieuw
Berichten: 3
Lid geworden op: 03 feb 2014 22:20

2. Verbannen

Heimdall

Er hing een gespannen sfeer tussen de verzamelde menigte, een sfeer die je letterlijk kon voelen.
Een ontelbaar aantal Elven had zich verzameld op het plein. De leider van de Elven stond voor een drietal half elven, Waaronder twee kinderen en een oudere man. ‘Wat hebben jullie te zeggen over jullie daden?’ zijn stem klonk alsof hij het levende kwaad was. ‘We laten jullie hier wonen, ongeacht jullie afkomst – we laten jullie hier leven terwijl niemand op deze gehele wereld jullie zou accepteren – en dit is hoe jullie ons bedanken?’

‘Oudste, het was niet de bedoeling om kwaad te doen!’ Zei de oudere half-elf. Hij plaatste zijn handen op de schouders van beide kinderen. ‘Alstublieft, luister na-’

De elven leider viel hem in de reden. ‘Genoeg ! Ik heb genoeg gehoord!’ schreeuwde de elf.
‘Door jullie toedoen zijn drie van onze eigen soort vermoord!’
‘Maar ..’
‘Zwijg!’ Schreeuwde de elven leider snauwerig.

Al snel werd de menigte onroerig, en begonnen ze allerlei dingen te schreeuwen naar het drietal.
‘Zie je dat ze nergens goed voor zijn!?’ ‘Martel ze!’ ‘Het is hun schuld!’
‘Stilte!’ ijsde de leider. ‘Door de kracht die in mij is gevestigd als leider van Heimdall, de verborgen elven stad, verklaar ik hierbij Mithos Yggdrasill, Martel Yggdrasill en Drachma Karniy verbannen ! Met geen mogelijkheid om terug te keren’

‘Nee! Alsjeblieft!’ Smeekte Martel wanhopig, Maar door het gejuich in de menigte was haar stem niet te verstaan. ‘Alsjeblieft oudste het zijn slechts kinderen! Ze hebben niets om naar toe te gaan, laat ze alsjeblieft blijven .. ik zal gaan!’ smeekte Drachma, die functioneerde als de leermeester van de twee.

‘Daar hadden jullie aan moeten denken voordat jullie de stad verlieten, Geen enkele Half-Elf is bevoegd om buiten Heimdall te treden!’

‘Maar meneer - ’ Zei Mithos, maar hij stopte met praten, zijn stem kwam niet meer boven het luide geschreeuw van de menigte uit.

‘Drie van ons zijn dood!’
‘Verbannen is niet genoeg, Ze moeten ster ven !’
De drie half elven trokken dichter na elkaar terwijl de menigte dichterbij kwam, de haat voor deze drie was in hun ogen te lezen.
De leider zuchtte; ‘Doe wat je wilt met deze wezens, ik niets meer met ze te maken hebben’
Een elf sprong in de richting van Mithos, toen er plots met een houten staf op de rug van de elf werd geslagen. Het was Drachma.
Hij begon om zich heen te slaan, proberend de twee jongere half elven te verdedigen.
Mithos wist dat hij zijn meester niet alleen kon laten staan en trok zijn zwaard, wie hij op zijn twaalfde verjaardag van Drachma had gekregen, en begon er mee te zwaaien.

De drie vochten zich een weg naar de poort, toen die eenmaal in zicht was begonnen de drie te rennen. Mithos en Martel harder dan Drachma die al op leeftijd was. Ze renden zo hard als ze konden, achter hun de menigte die hun bekogelde met stenen en andere voorwerpen.
Al snel waren ze aan de voet van het Ymir bos. ‘Hier in!’ zei Drachma gestrest.
‘Hier zullen we ze waarschijnlijk wel kwijtraken!’ de broer en zus knikten beide en het drietal rende het bos in.

Na een half uur intens gevlucht te hebben stopte ze bij een van de vele beken die het bos rijk was.
Luisterend naar de natuur om hun heen, luisterend of ze veilig waren.
‘Ik denk … Dat we ze kwijt zijn’ zei Mithos terwijl hij probeerde zuurstof terug te krijgen in zijn brandende longen. ‘Inderdaad’ zei Martel terwijl ze zich tegen een boom liet ploffen.

‘Toch is het beter dat we hier niet te lang blijven, we moeten zorgen het bos uit te komen, de Elven durven dat toch niet ’ Zei Drachma.

Mithos keek naar zijn arm, een diepe snee bedekte zijn boven arm, waarschijnlijk opgelopen tussen de massa elven en niet gevoeld door de adrenaline. ‘Mithos, Kom eens hier’ zei Martel die nu aan de rand van de beek stond. Mithos liep naar haar toe. Ze knielde aan de waterkant en hij volgde.
Ze pakte zijn hand en strekte zijn arm over het water, maakte van haar handen een kommetje waarmee ze water uit de beek hield en het los liet op de arm van Mithos. Dit herhaalde ze tot de wond schoon was, waarna ze haar staf boven zijn arm hield en zei; ‘Genees!’

Een warm wit licht omringde zijn bovenarm, plots verdween de wond en was er niets meer van te zien.

‘Dankje’ zei Mithos vriendelijk.
Even was het stil tussen beiden.

‘Het spijt me, Mithos’

Mithos keek omhoog naar zijn zus; ‘Nee Martel, het is niet jouw schuld’

Martel keek naar beneden terwijl er een traan in haar schoot viel.

‘Als ik niet die stomme bloemen ging plukken, hadden de Sylveranti troepen mij nooit gezien’ zei Martel.

‘Al hadden ze je niet gezien, de Sylveranti waren sowieso op weg naar Heimdall’ Zei Drachma terwijl hij Martel probeerde te troosten met zijn woorden.

‘De dood van de drie wachters was niet om jou Martel, Het was omdat ze weerstand boden tegen de troepen van Sylverant, jij bent alleen een zondebok’

‘Sorry..’ zei Martel, Mithos en Drachma richtte verward hun blik op de vrouwelijke half elf.

‘Stop daar eens mee!’ zei Mithos geïrriteerd

‘Sorry dat jullie door mijn toedoen ook verbannen zijn, als jullie het niet voor me hadden opgenomen hadden jullie in Heimdall kunnen blijven’ zei ze.

‘Ben je gek !? Denk je dat ik je alleen zou laten gaan ? We zijn al ons hele leven samen’ zei Mithos verontwaardigd.

‘Maar waar moeten we heen ? We hebben nergens om heen te gaan’ Zei martel snikkend.
‘Laten we eerst zorgen dat we hier zijn, dan kunnen we verder kijken oké?’ Stelde Drachma voor.
Mithos knikte, en langzaam stonden de broer en zus op.

Een aantal uren waren verstreken toen ze uit kwamen op de openvelden na het Ymir bos.
Het begon al te schemeren en Drachma stelde voor een slaapplek te zoeken.
‘In de morgen besluiten we waar we heen gaan!’

Mithos pakte de hand van Martel vast terwijl ze staarden naar het prachtige landschap.
Ze wisten dat het een moeilijke tijd zou worden.
Maar samen konden ze alles aan.
Plaats reactie

Terug naar “De WegisWeg”