een klap en het was donker...
Ze hoorden gestommel, een krakkende vloer, een zware harde stem die tot haar hersens doorborden. Ze rook een vieze geur van zweet en rum die haar neus vulde en haar misselijk maakte. haar armen voelde loodzwaar. haar benen konden niet goed bewegen. Het was koud. ze wou haar ogen open doen. maar het was zo vermoeiend en zwaar. ze had het gevoel dat ze al jaren in dezelfde houding lag. de pijn door haar botten, de misselijkheid. waar was ze? ze moest het weten. alles was zo wazig en donker. die geur, die vreselijke rotte lucht. de pijn in haar buik. ze kon het niet ophouden zo vies, zo misselijk, zo veel pijn. een borrelend gevoel in haar slokdarm. ze moest.. overgeven.. en ze voelde haar boven benen warm worden van het braaksel. ze rook het braaksel, ze voelde zich zo ellendig. zo vies. ze kon niet ophouden. haar keel branden. haar maag voelde alsof het zich leeg pompte. de geur. rustig dacht ze. rustig blijven. ze moest het negeren. de geur. het geluid van de harde stem in de verte. ze deed haar ogen open. alles was wazig. ze zag een kaarsje flikkeren op een krukje midden in een lege donkere kamer. waar was ze. haar benen waren aan elkaar vastgebonden. ze zaten onder de blauw en gele plekken. haar armen zaten vast boven haar hoofd. haar hoofd.. het deed zo pijn. haar lichaam voelde zo zwaar. ‘ben je wakker? hier ik rol wat water naar je’ ze keek op. waar kwam die stem vandaan. het was zo donker haar ogen waren er nog niet aan gewent. uit het donker kwam een fles water in het kaars licht rollen. ze keek erna. en wou het pakken maar... ‘met je voeten’ kwam er uit het donkere hoekje. ze keek nadenkend naar het flesje. haar benen waren zwaar. langzaam trok ze haar benen iets op. ze schopte het flesje naar haar toe. dit is onmogelijk dacht ze. ‘goed zo.. nu tussen je knieën omhoog brengen en met je mond de dop eraf halen.’ de stem was zacht en aardig. ze deed wat haar verteld werd. al kon ze de iemand die het zei niet zien. ze pakte het flesje met haar mond op en dronk het in een teug op. opeens besefte ze hoeveel dorst ze had. honger. ze had ook honger. ‘sorry.. meer heb ik niet’ zei de stem. ze probeerde verder te kijken dan de kaars maar het enige wat ze zag was een zwarte muur. ze keek verder om haar heen. allemaal opgestapelde houten dozen. een houten koude vloer. een houten deur. ‘je heb drie dagen geslapen, ik dacht dat je nooit wakker zou worden’ de stem klonk zo zacht aardig maar tegelijkertijd bang alsof niemand hem mocht horen. ze bleef stil ze wou zien wie het was. ze wou weten waar ze was. ze wou hier weg. uit die vieze lucht en uit die hand snijdende touwen. ze werd onrustig. ze wou wat zeggen tegen de mannen stem die weer stil was. maar haar keel branden en de worden kwamen er niet uit. Het was zo frustrerend. ze wou het wel schreeuwen maar het enige wat ze kon was zo hard mogelijk denken. ‘luister.. je hoeft niet bang te zijn. als er straks iemand binnen komt doe je alsof je slaapt, afgesproken.’ de stem klonk zacht maar duidelijk. ze knikte. misschien kon hij haar wel zien. misschien waren zijn ogen al aan het donker gewend. ze probeerde zich te ontspannen. een manier te vinden waarop alles wat minder pijn deed. toen ze voetstappen hoorden. ze werden steeds luider. en luider. ze deed haar ogen dicht en probeerde niet te bewegen. de deur ging open. ze hoorde de voetstappen op haar afkomen. ze voelde iets op haar wang drukken. haar hoofd maalde. niet bewegen.. slapen. dat zei hij. maar wie is hij. ze rook een walm van rum zo dicht bij haar gezicht en haar maag begon weer te borrelen. niet nu.. dacht ze. niet nu.. alsjeblieft. ze wist niet waarom maar ze was bang. bang voor iets of iemand dat zo dicht bij haar was. ‘jammer.. popje.. je was zo mooi’ een lage mannen stem zo dicht bij haar. die walm die uit zijn mond kwam. die geur. ze voelde hem afstand nemen. ze hoorde hem 2 stappen achteruit nemen. BAM! een klap op haar gezicht. ze wou het uitschreeuwen ze wou huilen. er ontsnapte een piepje van pijn.het branden. waar sloeg die mee. de klap gloeide op haar gezicht. maar ze bewoog niet. de voetstappen liepen van haar weg. ‘wat moet je’ de zachte vriendelijke stem klonk boos en zwaar. hij hijgde, hij was bang. ze voelde dat hij bang was. maar hij was ook woedend. ze wou kijken en maakte kleine spleetjes van haar ogen. er stond een grote gespierde man in de licht van de kaars met haar tot aan zijn onderrug. zijn linker arm zat vol met tattoo’s. ze kon ze gezicht niet zien. ze wou z’n gezicht zien. ‘Ik zou maar aardig tegen me zijn, ik breng je wel drinken.’ de zware stem gooide een flesje water naar de schaduw die ze nog steeds niet kon zien. De grote man spuugde op hem. ‘Het is zo jammer dat ik jou moet laten leven’ ik had je graag net zo gezien als je buurman. buurman bedoelde die haar, of was er nog iemand in deze kamer. of nu niet meer. ze voelde zich benauwd worden. haar adem schokte. de man draaide zich om. snel deed ze haar ogen dicht. zag hij dat ze keek. ze hoorde de deur dicht slaan. deed haar ogen open. waar was ze in hemelsnaam beland.
‘waar ben ik.’ bracht ze er met moeite uit. terwijl ze naar de schaduw in het donker keek.
‘Op het schip van Ira, drie dagen geleden kwamen ze je binnen brengen. je bent niet meer wakker geworden daarna..’ de schaduw werd een zwart omhulsel ze zag een schaduw van een man opgekropen in een hoekje zitten. ‘Mag ik vragen hoe je heet?’ ze twijfelde ze wou zeggen natuurlijk. maar ze wist niet waar ze was. ze wist niet wie er tegen haar praten. wie de man was die haar sloeg, ze wist niet wie ze was... het bleef een tijdje stil. ze probeerde alles om niet in paniek te raken. de onwetendheid de pijn. Het voelde allemaal zo onwerkelijk, als in een droom waar je niet uit komt. ‘Yue’ antwoordde ze. er kwam een flesje uit de schaduw rollen. ‘Gabriel, ik heet Gabriel’ zo bleef het akelig stil. ze dacht na. probeerde zich eindeloos te herinneren wat er gebeurt was. waarom ze hier was. maar het enige wat ze voelde was pijn. ze wou hier weg. ze moest hier weg. ‘waarom ben jij hier?’ Yue keek naar de schaduw. ‘geld, alles draait om geld’ de schaduw verschoof een beetje. geld. geld. ze dacht zo hard na. wat is er gebeurt? waarom ben ik hier? de woorden die in haar hoofd malen. de deur sloeg open. en nu zag ze de grote harige man, recht in haar ogen kijken. zijn ogen zo groen en fel. zoveel kwaad en woede. de donkere zware wenkbrauwen er omheen. hij liep naar haar toe. met rauwe grote groven bewegingen. rukte haar los, en trok haar met een ruk omhoog ze probeerde op haar voeten te staan. maar haar benen waren zo zwaar en wiebelig. haar hoofd was duizelig en haar huid bloede op de plek waar ze zonet nog vast zat gebonden met een touw. ‘LOPEN!' De man duwde haar de deur door. ze had pijn en plofte op de grond. ze voelde de tientallen ogen die op haar gericht stonden.die ogen prikte haar. ze durfde niet op te kijken..
Alta mente repostum (Diep in je Ziel)
-
- Puntenslijper
- Berichten: 27
- Lid geworden op: 04 dec 2013 19:46
- Locatie: De Meern
Aardig verhaal. Je moet hier en daar alleen de spel- en/of typefouten verbeteren en eens kritisch kijken naar zinnen die niet lopen. Soms (zoals bij mannen stem) schrijf je woorden niet aaneen die wel aaneen geschreven moeten worden. De getallen van nul tot twintig, de 'hele' tientallen, honderd- en duizendtallen moeten worden uitgeschreven. Het is dus niet '3 dagen' maar 'drie dagen.' De openingspassage over het braken zou, denk ik, aan indringendheid kunnen winnen als je het allemaal wat compacter maakt. De titel begrijp ik niet. Een tip: als je een verhaal een titel geeft in een taal die de meeste van je lezers niet kennen, dan werkt het vaak wel goed om onder die titel een citaat op te nemen en dát dan te vertalen. Ik weet niet welke klassieke of eventueel christelijke auteur de uitdrukking 'alte mente repostum' gebruikt, maar dat weet jij vast en zeker wel. Zeker een Latijns citaat werkt als een motto. Op de één of andere manier moet dat motto dan wel bij het verhaal passen en dat zie ik hier nog niet zo goed.
Het zijn kleinigheden. Over het algemeen vind ik het een boeiend verhaal en hoop ik dus dat er een vervolg komt.
Het zijn kleinigheden. Over het algemeen vind ik het een boeiend verhaal en hoop ik dus dat er een vervolg komt.
Moi!
In het begin dacht ik eerst; oei nog wel veel fouten en alle zinnen zo snel achter elkaar. Maar eigenlijk maakt dat het net interessant en geeft het een hele energieke sfeer. Nice : )
Het idee vind ik leuk, ik hou ervan hoe je de karakters hebt gezet. Het maakte me nieuwsgierig over hoe de relatie met de jongen verder zou gaan. Soms voelde het wat clichématig, maar dat kan ook aan mij liggen : )
In het begin dacht ik eerst; oei nog wel veel fouten en alle zinnen zo snel achter elkaar. Maar eigenlijk maakt dat het net interessant en geeft het een hele energieke sfeer. Nice : )
Het idee vind ik leuk, ik hou ervan hoe je de karakters hebt gezet. Het maakte me nieuwsgierig over hoe de relatie met de jongen verder zou gaan. Soms voelde het wat clichématig, maar dat kan ook aan mij liggen : )
Yue stond op. Ze keek iedereen recht in hun ogen aan. De vieze zweetlucht. Die vieze mannen die waarschijnlijk weken niet gedoucht hadden keken haar aan. Met walgende blik. De man keek haar aan, volgde haar benen langs de half gescheurde jurk. Ze voelde zich ongemakkelijk voelen, ze voelde zich naakt. Hij kwam dicht bij te dicht bij. Voordat Yue het door had, spuugde ze hem in zijn gezicht. een klap, haar ogen draaide, haar wereld schudde heen en weer en haar mag kroop in één. die groene ogen vol haat en nijd, ze staarde haar aan. ze werd heen en weer geslingerd van de ene kant naar de andere kant, ze zaten aan haar grepen haar vast. maar ze kon zich niet meer Verweren. ze keek om zich heen. negeerde dat ze alle kanten op werd geslingerd negeerde, hoe ze haar te hard vastpakte en haar op de grond smeten. Waar was ze.. Onder haar was de met alcohol besmeurde houten vloer. en boven haar een grote mast. om haar heen in de verte zag je de bergen van land. maar zij.. ze zat midden op zee. ze hoorde een harde lach. een klap.en de deur sloeg achter zich dicht. niet beseffend wat er net was gebeurt .Kotsmisselijk.. ‘ik moet hier weg’ was alles wat ze uit kon brengen. Haar stem.. Ze herkende hem niet. Ze stond op en begon weer aan de deur te sjorren. Ze hoorde de mannen nog lachen. Ze keek om zich heen. Ze liep heen en weer. Ze werd het enige wat ze kon denken was dat ze weg moest. Het was donker ze kon niks zien. Ze liep overal tegen op. haar knieën waren blauw en zwak. Ze was duizelig, ze had voor haar gevoel in tijden niet gegeten of gedronken. Ze voelde zich zo beroerd maar ze kon de gedachten niet meer uit haar hoofd halen, ze moest hier weg en wel nu meteen, ze kon niet wachten. ze wilde hier niet meer blijven. Ze rende tegen de deur zo hard als ze kon maar het enige wat ze hoorde was een doffe plof. Wat kon ze doen.. Ze begon weer heen en weer te stampen. Tot dat ze struikelde, ze probeerde in het donker te zien waarover ze struikelde. maar het enige wat ze zag was een zwarte schaduw. Ze voelde er aan. een arm. een hand. ‘Gabriel? ben jij dit?’ vroeg ze met een angstige stem. ‘Ik ben bang van niet’ ze schrok op. ze zag de open ogen van een klein leeg lijk naar haar staren. Een jongetje...
Haar ogen vulde zich met tranen. Zo klein, Zo onschuldig, Zo leeg. Ze werd boos en woedend, haar tranen liepen over haar wangen. Terwijl ze nog steeds naar het gezicht keek van dat op haar schoot lag. Ze gaf hem een kus op zijn voorhoofd. legde hem weer zachtjes terug op de grond en vouwde zijn handen op zijn buik. Terwijl haar ogen prikte en branden. Liep ze naar Gabriel toe. keek hoe hij vast gebonden zat en maakte hem los. Ze keek op daar is de deur. ‘we gaan hier weg, pak alles wat je kunt vinden’ Ze keek Gabriel in zijn ogen voordat ze opstond. Rende heen en weer om spullen te zoeken die in het donker verstopt waren, maar het enige wat ze kon vinden was een kist en de kaars in het midden van de kamer. Gabriel keek haar versuft aan. Ze gooide de kist op de grond en stak alle stukken hout in brand en smeet het naar de deur. ‘Je verbrand ons levend’ schreeuwde Gabriel. ze hoorde zijn paniek in zijn stem. Maar het kon haar niet schelen. ZE MOEST HIER WEG. De deur werd open gegooid ze hoorde mensen aan de andere kant van het vuur schreeuwen maar ze kon hun niet horen. Ze pakte Gabriels hand en rende door het vuur heen. ze voelde het vuur branden op haar huid. Ze voelde de hand van Gabriel uit haar hand glippen maar ze liet hem niet los. ze rende door, gewoon door rennen dacht ze. Ze kon niks zien door de zwarte rook. Haar benen hielden haar niet bij. Maar ze moest blijven rennen. Ze zag door de rook, de reling van het schip. Ze pakte Gabriels hand steviger beet en sprong er over heen. Ze voelde het koelende water op haar huid. Ze voelde haar huid tintelen. Haar benen, die niet meer konden bewegen moest naar boven. Ze voelde het water door haar haar.
Haar ogen vulde zich met tranen. Zo klein, Zo onschuldig, Zo leeg. Ze werd boos en woedend, haar tranen liepen over haar wangen. Terwijl ze nog steeds naar het gezicht keek van dat op haar schoot lag. Ze gaf hem een kus op zijn voorhoofd. legde hem weer zachtjes terug op de grond en vouwde zijn handen op zijn buik. Terwijl haar ogen prikte en branden. Liep ze naar Gabriel toe. keek hoe hij vast gebonden zat en maakte hem los. Ze keek op daar is de deur. ‘we gaan hier weg, pak alles wat je kunt vinden’ Ze keek Gabriel in zijn ogen voordat ze opstond. Rende heen en weer om spullen te zoeken die in het donker verstopt waren, maar het enige wat ze kon vinden was een kist en de kaars in het midden van de kamer. Gabriel keek haar versuft aan. Ze gooide de kist op de grond en stak alle stukken hout in brand en smeet het naar de deur. ‘Je verbrand ons levend’ schreeuwde Gabriel. ze hoorde zijn paniek in zijn stem. Maar het kon haar niet schelen. ZE MOEST HIER WEG. De deur werd open gegooid ze hoorde mensen aan de andere kant van het vuur schreeuwen maar ze kon hun niet horen. Ze pakte Gabriels hand en rende door het vuur heen. ze voelde het vuur branden op haar huid. Ze voelde de hand van Gabriel uit haar hand glippen maar ze liet hem niet los. ze rende door, gewoon door rennen dacht ze. Ze kon niks zien door de zwarte rook. Haar benen hielden haar niet bij. Maar ze moest blijven rennen. Ze zag door de rook, de reling van het schip. Ze pakte Gabriels hand steviger beet en sprong er over heen. Ze voelde het koelende water op haar huid. Ze voelde haar huid tintelen. Haar benen, die niet meer konden bewegen moest naar boven. Ze voelde het water door haar haar.