De Verloren Stad

De titel zegt het al. One shots die nergens anders bij passen mogen in dit board geplaatst worden.
Plaats reactie
Nienke98
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 29
Lid geworden op: 02 apr 2014 08:31
Locatie: Follow the fantasy!

De Verloren Stad


Het heden: 24 augustus 2013
Pompeï: Italië



Het moderne Pompeï is een prachtige stad, maar het zijn de ruïnes van het oude Pompeï die de meeste toeristen trekken.
Jaren geleden is de vulkaan de Vesuvius hier uitgebarsten en dat betekende het einde voor het romeinse stadje Pompeï. Duizenden doden, compleet verrast door de hitte, niet in staat zichzelf te verdedigen of te vluchten, allemaal vastgelegd tijdens hun laatste momenten en bedolven onder dikke lagen as zijn ze langzaam gemummificeerd.

Nog een paar keer drukt het kleine jongetje, niet ouder dan zes jaar op het knopje van het informatiescherm. Hij snapt niks van de ingewikkelde tekst die uit het apparaat komt en trekt even een pruillip voordat hij zich naar zijn vader omdraait.
Ze zijn al de hele ochtend in een historisch museum en het jongetje begint er langzamerhand genoeg van te krijgen. Hij weet wat er hier gebeurd is, hij snapt dat de vulkaan het oude stadje vernietigd heeft, maar verder dringt het niet echt tot hem door, zijn vader daarentegen neemt alle tijd om alles goed te bekijken.
‘Ik heb honger papa!’ Hij trekt ongeduldig aan het shirt van zijn vader en kijkt naar hem op, ‘Ik wil wat eten.’ Hij wacht een moment op antwoord en trekt dan nog een paar keer aan het shirt, ‘Alsjeblieft?’
‘Ja, ja! We gaan al, maar vergeet niet dat we op vakantie zijn, we doen alles rustig aan vandaag.’
Met een zwaai tilt hij zijn zoon op, gooit hem over zijn schouder - wat hem een waarderend lachje oplevert- en loopt richting de uitgang van het museum.
Als ze hun broodjes gehaald hebben gaan ze op een bankje in de schaduw zitten en kijken uit over het plein.
‘Wat gaan we vanmiddag doen papa?’
‘Naar de ruïnes toe, de echte ruïnes.’
Het jongetje kijkt zijn vader verbaast aan, ‘Die waar de romeinen woonden?’
Zijn vader knikt, ‘Die ja, vindt je dat goed?’
‘Ja!’ Hij houdt zijn hoofd een beetje schuin tegen de zon in, ‘En daarna gaan we naar een speelgoedwinkel.’
Zijn vader schiet in de lach: ‘Afgesproken, zullen we nu maar gaan dan?’ Met een glimlach op zijn gezicht pakt hij zijn zoontje bij de hand en op een rustig tempo lopen ze het plein af.

Eenmaal bij de ruïnes aangekomen wordt het stil, zelfs het jongetje zegt niks en kijkt met ontzag naar de rare gebouwen om hem heen.
De meeste muren zijn afgebrokkeld of zitten vol met scheuren en gaten, maar dat verbergt niet hoe het er hier eens uit moet hebben gezien. Zelfs de tegels waar ze op lopen zijn eeuwenoud. Het lijkt wel alsof ze op de set van een romeinse rampenfilm lopen.
Oude teksten op muren, bordjes, vazen, alles ligt er nog. Brood in een oven, een bordje met: ‘’Pas op, de hond bijt.’’ Al die dingen zijn hier gevonden.
Maar het meest aangrijpende zijn de lichamen, ze liggen nog precies op de plek waar ze dood zijn gegaan. Gevangen in de as. Een paar liggen in vitrines, andere delen zijn afgezet zodat je van een afstandje kan kijken naar de hoopjes mensen op straat.
Het jongetje kijkt er met grote ogen naar, maar het boeit hem niet langer dan een paar minuten. Zijn vader heeft telkens meer tijd nodig om alles te bekijken en tegen de tijd dat zijn vader klaar is, is hij alweer richting het volgende plekje gelopen.
Waar hij nu staat is het rustiger dan waar hij net was en dat zorgt ervoor dat hij goed kan kijken naar de twee mummies op de grond. Een grote en een kleinere.
‘Deze twee noemen ze de vader en de zoon.’
Het jongetje kijkt even op als zijn vader naast hem komt staan, maar richt zijn aandacht dan weer op de plek voor hem. Anders dan de anderen houdt dit schouwspel zijn aandacht wel vast.
‘Zijn ze echt dood?’
‘Ja jongen.’ Zijn vader slaat een arm om hem heen, ‘Al heel erg lang.’

1934 jaar geleden
24 augustus het jaar 79
Pompeï: Italië


‘Remus? Remus, waar ben je nou!? Ik heb je nodig om mijn spullen uit te laden!’
Remus staat op het punt om de kippenbotjes die hij in zijn rechterhand heeft te gooien, maar staakt zijn beweging als hij zijn vader hoort roepen, moest dat nou net nu gebeuren? Hij was aardig op weg om het spelletje met zijn vrienden te winnen, maar dat zal niet doorgaan nu zijn vader hem nodig heeft.
‘Jullie hebben geluk vandaag, ik moet ervandoor.’ Voorzichtig staat Remus op, zoekt zijn spullen bij elkaar en zegt zijn vrienden nog een keer gedag. Daarna slaat hij twee keer een hoek om en krijgt dan zijn vader in het oog. Hij staat voor hun kleine winkel annex huis.
‘Hier ben ik!’ Hij kan er niks aan doen dat zijn gezicht ietwat verbeten staat, maar zijn vader heeft er geen erg in.
‘Fijn dat je er bent, ik moet even iets bespreken met Archelaus, begin maar vast met uitpakken.’ Vlak voordat hij de hoek om is draait hij zich om, ‘En pas op met die vazen, die komen helemaal uit Rome!’
‘Maar natuurlijk.’ Remus heeft zijn vader vaker geholpen en erg veel moeite heeft hij er niet meer mee. Toen zijn vader hem een paar jaar geleden voor het eerst mee nam op een handelsreis, verliep alles niet zo soepel. Hij zal nooit meer vergeten hoe hard zijn vader tegen hem geschreeuwd heeft toen hij een kruik kapot liet vallen.
Voorzichtig en met een vaardigheid die je in de loop der jaren verkrijgt, begint hij de grote vazen los te maken van de rest van de bagage. Ze zitten alle drie stevig verpakt tussen dekens en kleding en zijn met touw vastgebonden om te voorkomen dat ze gaan schuiven.
Remus is een doorsnee Romeinse jongen van een jaar of tien en woont samen met zijn vader middenin Pompeï. Zijn vader is koopman en later zal hij dat ook worden.
Zodra hij alle koopwaar uitgeladen en opgeborgen heeft, tuigt hij het paard bijna helemaal af en zet deze op stal.
‘Rust maar even uit vriendje, morgen moet je weer vroeg op pad.’ Snel haalt hij nog wat water voor het paard en gaat dan terug naar de winkel.
Al een paar dagen hebben ze last van aardbevingen en gisteren hebben Remus en zijn vader alle breekbare spullen op een veilige plek neergezet om ervoor te zorgen dat ze geen beschadigingen oplopen. Nog nooit eerder is het voorgekomen dat er zoveel aardbevingen vlak achter elkaar doel troffen, maar zijn vader heeft gezegd dat hij zich er geen zorgen om hoeft te maken. Bang is Remus niet meer, alleen kan hij niet voorkomen dat het door zijn hoofd blijft spoken.
‘Zo, dat is ook weer geregeld!’ Met een grijns op zijn gezicht komt Remus’ vader binnenlopen, ‘Die oude vos dacht me te slim af te zijn, maar hij was me nog wat geld verschuldigd.’ Hij zucht eens, ‘Alles goed gegaan hier?’
‘Ja vader.’ Remus kijkt hem stralend aan.
‘Fantastisch!’ Zijn vader geeft hem een schouderklopje en loopt daarna naar het woongedeelte achterin de winkel. Als hij er zeker van is dat er, op Remus na, niemand in de winkel is, schuift hij één van de vloertegels opzij en haalt een zilveren kistje uit het gat.
Remus weet precies wat het is: Hun geheime voorraad. Alles wat ze kunnen missen, geld, sieraden en voorwerpen van grote waarde bewaart zijn vader veilig onder de grond, hulpmiddelen voor als er zware tijden aanbreken.

Met een schok schiet Remus recht overeind, hij heeft geslapen en weet niet precies hoe laat het is. Waarschijnlijk is de zon nog niet op, maar dat beseft hij nauwelijks.
De grond beweegt, hun meubels staan te trillen en buiten hoort hij mensen schreeuwen.
‘Pap? Pap! Waar ben je?’ Angst maakt zich van hem meester en hij kan niet meer helder denken. Zijn vader is er niet en eenmaal buiten aangekomen kan hij hem ook nergens vinden.
Hun paard staat nog op stal, maar het beest is in paniek en probeert uit te breken.
‘Pap!’ Remus roept maar krijgt geen antwoordt, overal om hem heen rennen mensen rond.
‘Je kunt hier niet blijven jongen.’ Een oude man heeft hem in de gaten gekregen, ‘Het is de berg, de Vesuvius! Een groot onheil is nabij, we zijn verdoemd! Verdoemd!’
Het gejammer van de man sterft langzaam weg als hij doorloopt en Remus kijkt opzij: Zwarte, donkere rookpluimen zweven vanaf de berg richting de stad, maar dat is niks vergeleken de uitbarsting zelf. De vulkaan is mijlenver van Pompeï verwijderd en toch, toch kan Remus duidelijk zien wat er gebeurd. De lava die de vulkaan uitspuwt komt niet in hun buurt, maar de andere steden die dichterbij liggen hebben minder geluk. Dat alles beseft hij in minder dan een minuut en snel komt hij in beweging.
Een enorme knal klinkt, zelfs hier te horen, brokstukken worden in het rond geslingerd en met een smak belandt Remus op de grond. Als hij probeert om te gaan staan merkt hij dat zijn handen en knieën grijs zijn. Het is As. Minuscule kleine deeltjes komen uit de lucht dwarrelen en bedekken de stad met een grijze flinterdunne deken.
Remus huilt, de tranen trekken een spoor over zijn gezicht, maar hij veegt ze weg. Wanhoop leeft in hem op, hij moet zijn vader vinden!
Moeizaam trekt hij zich aan de staldeur op, het paard heeft zijn hoofdstel nog om en met trillende vingers maakt hij de knoop in de teugels los. Zodra hij de staldeur opendoet springt het paard naar buiten.
‘Rustig maar, het komt goed.’ Het lukt hem amper om de hengst in bedwang te houden en zodra Remus via een opstapje op zijn rug belandt schiet hij ervandoor, pas als ze op het plein aangekomen zijn lukt het hem eindelijk om het paard in te houden.
In de verte ziet hij een stoet mensen, ze proberen tevergeefs te vluchten. Maar Pompeï is te groot. Het is te druk… En de uitbarsting was te onverwacht.
Nog één keer kijkt Remus achterom, de grond trilt nog steeds en dat haalt hem over om ervandoor te gaan. Hij geeft zijn paard de sporen en gaat de groep achterna. Met elke stap die zijn paard zet raakt hij verder verwijderd van zijn vader.
‘Remus? Ben jij dat?’ Met een schok kijkt Remus op, as dwarrelt uit zijn haar naar beneden als hij helemaal rechtop gaat zitten.
Iemand komt hem tegemoet rijden op een wit paard en houdt naast hem halt.
‘Je hebt me achtergelaten!’ Zodra hij zijn vader herkent kijkt hij hem ongelovig aan, zijn keel voelt droog aan als hij slikt.
‘Nee, het is niet wat het lijkt! Ik was water gaan halen bij de bron naast het badhuis, de aarde begon te trillen en iedereen raakte in paniek. Ik ben terug gegaan toen ik je niet tussen de mensen kon ontdekken. Ik dacht dat je al gevlucht was en... niet zou wachten op mij’ Hij steekt een hand uit en dwingt Remus om hem aan te kijken, ‘Ik heb je overal gezocht Remus, ik zou jou nooit aan je lot overlaten. Niet zolang ik nog kan ademen.’
‘Dat wist ik niet… Maar- ‘ Remus hoest even, ‘Het maakt nu niet meer uit, alles komt goed. Toch?’
‘Ja... Alles komt goed.’ Zijn vader klinkt afwezig, moedeloos zelfs en Remus knikt vermoeid, hij weet niet of het de waarheid is of alleen iets om de illusie dat ze dit kunnen overleven in stand te houden. Waarschijnlijk zal hij daar ook nooit achter komen.
Samen vervolgen ze op een rap tempo hun weg door de stad. Gebouwen storten in, mensen schreeuwen en dit alles wordt begeleid door het gedonder van de vulkaan op de achtergrond. Als een schrikbarende monotone donderslag , enkelen seconden nadat de bliksem de aarde raakt.
Hoe verder ze vooruit komen, hoe verder de vader van Remus achterop raakt. Hij zit ergens mee en als de aarde plotseling weer tot rust komt houdt hij halt.
‘Ik ga terug Remus. Het trillen is gestopt, ik moet het zilveren kistje gaan halen jongen, nu is het veilig.’
‘Nee, dat kan je niet doen!’ Als Remus omhoog kijkt ziet hij dat er nog steeds enorme zwarte wolken van de berg afkomen.
Zijn vader luistert niet, draait zijn paard en gaat er in volle galop vandoor.
‘Pap! Wacht nou!’ Remus gaat zijn vader achterna, hij moet hem ompraten, anders loopt het misschien niet goed met hen af.
Zodra hij op het plein terug is zet hij koers richting hun huis, brokstukken blokkeren de doorgang en ademhalen is moeilijk, maar uiteindelijk weet hij zijn doel te bereiken.
Zijn paard gaat ervandoor zodra hij afstapt en hij beseft dat de tijd nu echt begint te dringen.
‘Pap? Waar ben je nou?’ Voor de tweede keer in korte tijd is hij zijn vader kwijt. Hij moet moeite doen om de richting waarin zijn vader verdwenen is te onderscheiden, het is een chaos en het wordt met de minuut donkerder.
Opnieuw klinkt er een oorverdovende klap, harder dan alle anderen daarvoor. De aarde begint weer te trillen en Remus ziet een golf van puin en zwarte wolken uit de berg komen Dit is geen aardbeving, het is de vulkaan. Opnieuw, en deze uitbarsting is erger dan de vorige.
‘Remus, ben je oké?’ Zijn vader verschijnt vlak voor zijn neus. ‘Het kistje, ik kan het niet vinden maar ik- ‘ Een tweede en derde explosie leggen hem het zwijgen op en zodra het stof wat gezakt is zien ze, vanuit de verte een enorme gaswolk op Pompeï afkomen, laag over de grond en veel sneller dan een mens kan rennen.
‘Weg hier!’ Ruw pakt zijn vader hem bij de arm en trekt hem mee. Struikelend over stukken steen en mensen aan de kant duwend rennen ze door de straten.
‘De mist, hij komt te snel dichterbij!’ Remus heeft al min of meer opgegeven, ze zullen dit niet overleven, hoe hard ze ook rennen.
‘Dit is mijn schuld.’ Hijgend leunt zijn vader tegen een muur aan, ‘Ik had nooit terug moeten gaan, ik had kunnen weten dat je achter me aan zou komen, je- je mag niet dood… Je bent nog zo jong. Eén enkele traan loopt over zijn gezicht naar beneden.
‘Het maakt niet uit pap, jij bent bij me, dat is alles wat ik nu wil.’ Langzaam maar zeker begint het tot beide door te dringen dat hun einde nabij is, niemand zal dit kunnen overleven. Nog honderd meter en de mist zal Pompeï omhullen.
‘We hadden weg kunnen gaan, verder de stad in. Naar de schuilkelders of misschien hadden we de rand van de stad wel kunnen bereiken. We, we hadden een kans gehad!’ Hij slaat met zijn vuist tegen een brok steen. ‘En ik heb het allemaal verpest.’
Remus pakt de hand van zijn vader vast. ‘Alleen een wonder kan Pompeï nu nog redden, kan óns redden.’
Vijftig meter.
Langzaam begint het nu ook bij Remus vader door te dringen, dat het zijn schuld niet is en dat er geen kansen meer zijn, er is nog maar één optie: de dood, en die zal snel genoeg komen.
Vijfentwintig meter.
‘Ik hou van je pap.’
Tien meter.
‘Ik ook van jou Remus.’
Vijf meter.
Remus omhelst zijn vader en drukt zich tegen hem aan, hij weet dat het bijna voorbij is, maar hij heeft er vrede mee. Hij is bij degene van wie hij onvoorwaardelijk veel houdt, zijn leven zou hij voor hem geven. En als dat de prijs is om samen te zijn, is hij bereid die tol te betalen.
Dan komt de mist, alles verwoestend op zijn pad. Remus en zijn vader worden van elkaar gescheiden, komen vlak bij elkaar op de grond terecht. Afschrikwekkende hitte en daarna is er alleen nog maar duisternis.
As dwarrelt neer op de ruïnes van Pompeï.

Terug in het heden
24 augustus 2013
Pompeï: Italië


‘Wat ben je daar aan het tekenen Remi?’
De hele dag zijn vader en zoon bij de ruïnes geweest, daarna hebben ze -zoals beloof- een speelgoedwinkel bezocht en zijn terug naar hun hotel gegaan.
‘Dat kan je toch wel zien papa!’ Remi lacht vrolijk, ‘Dat zijn de vader en de zoon uit Pompeï.’
Zijn vader fronst zijn wenkbrauwen, ‘Maar die zijn al lang dood Remi. Dat heb je toch wel begrepen of niet?’
‘Nee hoor papa, ze zijn hier, ergens op een plek die wij niet kennen en ze zijn nu voor altijd samen.’ Hij twijfelt even, ‘Of niet?’ Vragend kijkt hij omhoog.
Zijn vader denkt even na, daarna verschijnt er een glimlach op zijn gezicht en geeft hij zijn zoon een aai over zijn hoofd. ‘Nee jongen, je hebt gelijk. Ze zullen wel samen zijn.’
‘Voor altijd?’
‘Ja, voor altijd en eeuwig.’
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Mooi verhaal! Ik houd wel van historische verhalen :D En ook fijn dat je het in de tegenwoordige tijd hebt geschreven, dat doe ik zelf ook altijd, maar zag weinig andere verhalen in de o.t.t. dus het is fijn om eens een verhaal van een ander in dezelfde schrijftijd te lezen.

Wat dat betreft, misschien had het stuk van Remus wel in de verleden tijd moeten zijn, omdat je hier heel duidelijk heden en verleden splitst, al vond ik het niet storend dat het beide in de tegenwoordige tijd was. Ik bedacht me dat opeens tijdens het typen van mijn reactie :P

Oh ja en heb je dit verhaal toevallig geschreven doordat de film van Pompei binnenkort uitkomt of is het toeval dat ze beide over Pompei gaan?

Goed geschreven! Ben benieuwd naar meer verhalen van jouw hand!
Nienke98
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 29
Lid geworden op: 02 apr 2014 08:31
Locatie: Follow the fantasy!

Heel erg bedankt!
Ik heb me voorgenomen om in de vakantie hier eens flink door te gaan lezen, ik ben er nog steeds niet aan toegekomen door school. :(
Eigenlijk ben ik op dit onderwerp gekomen doordat ik meedeed aan een schrijfwedstrijd met als thema historie.
Ik was er gelijk over uit dat ik iets dramatisch wilde haha. En zo ben ik door het liedje van Bastille, de trailer van die film en een documentaire op Pompeï gekomen.
...Through the dark there's a way
There's a love, there's a place
Where we don't have to hide
We can dream all night...
~Adam Lambert - Nirvana
Plaats reactie

Terug naar “Nergens Anders Passende One Shots”