Ik schrijf bijna nooit verhalen, maar ik had ineens zoveel inspiratie. Dit word dus mijn eerste verhaal. Een soort probeersel om te kijken of ik verhalen kan schrijven. En tja Nederlands is nou niet echt mijn beste vak. Dus sorry als ik er een rommeltje van heb gemaakt qua taal. Zelf weet ik ook nog niet zo goed hoe deze site werkt, ach ik zie wel. Hopelijk willen jullie meer lezen van dit verhaal
proloog
Rennen, gewoon Rennen. Kijk niet achterom. Mijn voeten deden pijn, mijn lijf verzwakte en ik wist dat ik elk moment kon instorten. Ik hoorde de vogels in de bomen verderop luidkeels kwetteren. Zij wisten het. Toen ik voorbij rende, was het doodstil. Ik kon het gehijg van mijn achtervolgers nog horen. Ik moest hier een eind aan maken. In de verte zag ik het Aquaris meer al glinsteren in de zon. ‘Ik moet het beschermen.’ Die gedachten gaf mij de kracht om door te gaan. De bomen vervaagde, de takken op het pad voelde ik niet meer. Ik schrok toen het meer veel dieper lag dan ik had verwacht, maar ik was niet te stoppen. Voor ik het wist trok de zwaartekracht mij naar de bodem van het meer. Het water voelde als een deken aan op mijn lijf. Ik voelde hoe mijn lichaam zich ontspande. Mijn armen spreidde zich uit als vleugels, mijn voeten zo sierlijk maar gevaarlijk als klauwen. Ik had haar niet alleen mogen laten. Zij is de enige die het evenwicht van de natuur nog kan redden. De pijn was ondragelijk die ik voelde, toen een pijl mijn vlees doorboorde. Alle hoop vloeide weg. Ze hadden mij gevonden was mijn laatste gedachten, daarna zakte ik weg in een diep zwart gat en schreeuwde al mijn leven eruit.
In de verte tussen een rotspleet, waar roofdieren niet gemakkelijk bij konden, was een nest gebouwd daar zat ze als een bang vogeltje. Niet wetend wat haar allemaal te wachten stond.
Het was rustig in het dorpje Aquaris. Het dorp had haar naam te danken aan het prachtige meer dat aan de rand van het bos lag. Het meer was ontstaan door de rivier die vanuit de bergen naar Aquaris stroomde. De shinehill was de perfecte plek om de zon, die haar stralen liet schitterde over het water, onder te zien gaan. De meeste stelletjes gingen daar dan ook picknicken, om daarna samen naar de sterren te kijken. Langs het meer stond het landhuis van de stichter van het dorp. De man liet zich echter nooit meer zien nadat zijn zoon spoorloos was verdwenen. Men denkt dat hij zijn oude dagen door brengt in een ander land, of hij was al lang dood. Niemand wist het, en niemand durfde erheen. Ze waren bang voor de vloek van de watervogel.
Het is een oud verhaal over de mythische Aquavolucris. Deze vogel is lang geleden geboren uit de eerste traan van god om het element water in evenwicht te houden met de natuur. Vanaf dat moment zorgde de Aquavolucris er altijd voor dat iedereen in zijn omgeving genoeg water had en dat het meer er altijd mooi en helder uitzag. De burgers van het dropje geloofde echter niet in dit sprookje. De Aquavolucris hoorde hiervan, en om men te overtuigen liet hij het meer overstromen. De mensen gingen inderdaad in de vogel geloven na de overstroming. Ze waren woedend en bang. Iets wat tot zoiets in staat kon zijn moest wel slecht zijn en een bedreiging voor de mens. Het dier moest dood. De avond voordat de lente aanbrak gingen de mannen van het dorp op jacht. De stichter van het dorp probeerde alles om ervoor te zorgen dat het zou mislukken. Hij zetten zelfs zijn zoon in om met de woedende menigte te praten om zo het bestaan van de vogel te redden. Ter vergeefs na die avond is de zoon spoorloos verdwenen. De burgers kwamen in het dorp terug met het nieuws dat de vogels is gedood. Ze beweerde dat ze het dier nadat ze hem hadden gedood naar de bodem zonk en daarin verdween. Het had geleken alsof het dier het had uitgeschreeuwd zonder geluid. Het water had wel hevig getrild en er waren rimpels ontstaan over het hele meer als een soort geluidsgolven. Plotseling was de stichter in het dorp verschenen. Hij was woedend. Zijn stem was gebroken toch sneed zijn stem door merg en been. Hij riep, nee schreeuwde bijna dat, wie ooit nog in zijn buurt kwam, spoorloos zou verdwijnen net als zijn zoon. De geest van de Aquavolucris zou zijn schild zijn en hem beschermen tot de dood. Hij zei dat de Aquavolucris alle mannen had vervloekt. De mannen zouden nooit meer een druppel van het meer kunnen drinken, het zou veranderen in gif. Ze zouden nooit meer in het meer kunnen zwemmen als het warmer werd, de nog nooit waargenomen figuren van de diepte zou ze mee sleuren tot ze zouden verdrinken. De burgers lachte hem uit, maar die avond schitterde de sterren niet meer in het water. Sprong er geen vis meer uit het water hulpeloos zoekend naar de hemel. Vanuit de verte leek het net een zwart gat, oneindig diep. Het water was zwart als inkt met als enige weerkaatsing de maan. De volgende dag was het water niet meer zo helder en mooi. Het schitterde niet meer zoals het ooit schitterde. De stichter had gelijk gehad. Toen de warmere dagen aanbraken, en de mannen wilde zwemmen, werden ze de diepte in getrokken. Toen een van hen een slok water had binnen gekregen, stierf hij onmiddellijk.
Nu 50 jaar later durft niemand meer over de Watervogel te praten. Soms lijkt het alsof het nooit is gebeurd. Ik weet dat het echt is gebeurd. Mijn vader heeft in die tijd zijn vader verloren. Hij was een van de mannen die mee heeft geholpen om de Aquavolucris te doden. Het verhaal vergeet ik nooit. s’Avonds als ik in bed lig slaat mijn fantasie op hol. Hoe zou het de vogel eruit zien. Hoe kan het zo zijn dat het lijkt alsof het water nog wel in harmonie is met de natuur? In de plaatselijke bibliotheek valt er niks over te vinden alsof het een soort taboe is. Zelfs niks op internet. Elke keer probeer ik de geheime ruimte met geheime boeken in te duiken, maar ik word altijd weer gesnapt. Op school leren we er niks over. Om te verklaren waarom er 50 jaar geleden zoveel mannen zijn gestorven, word ons verteld dat er een groep jagers was die elk weekend het bos in dook om wild te vangen. Op een dag keerde niemand van de mannen terug. Ze bleken opgegeten te zijn door beren en wolven toen ze moesten overnachten in een grot. Mijn vader vertelde dat hij het bos zo goed kende als zijn broekzak en er geen een grot was. Behalve als je naar de voet van de berg ging, maar dat was 100 kilometer van het dorp. Daar kwam niemand om even op wild te jagen.

