Tot de dood ons scheidt

Plaats reactie
savrom
Balpen
Balpen
Berichten: 256
Lid geworden op: 22 apr 2014 19:41

Hee iedereen! Hier mijn stukje. Lang getwijfeld of ik nu verder moest gaan met het andere verhaal, of een keer heel iets anders doen en geen fantasy. Heb daar dus voor gekozen, om te zien wat jullie daarvan vinden! De schuingedrukte dingen staan trouwens expres op een andere regel.
-------------------------------------------------------------------------------

Tot de dood ons scheidt
Starend naar de horizon denk ik aan onze gesprekken. De dingen die ik heb gezegd. Zelfs de dingen die ik niet heb gezegd, maar misschien beter wel had kunnen zeggen. Ze zit zwijgend naast me. De vogels fluiten een vrolijk deuntje. Een zucht ontglipt haar lippen.
Misschien is het beter zo...
‘Als je zo doorgaat raak je iedereen kwijt. Dan raak je míj kwijt. Is dat wat je wilt?’
Haar gebroken stem echoot door mijn hoofd. De tv fluistert zachtjes in mijn oren, maar ik hoor het niet.
‘Luister je eigenlijk wel?’
Ik knik. Zoals zo’n hoedenplank hondje met een bewegende kop. Ik heb geen idee wat ze heeft gezegd. Ik kijk haar niet aan en ben ook niet van plan iets te zeggen. Ik heb geen behoefte om te praten. Zoals altijd eigenlijk. Praten is niet mijn ding en luisteren ook niet.
‘Wat zei ik dan als laatste?’
Nu zucht ik.
‘Nou?’ vraagt ze verwijtend.
Ik weet het niet. Ik wil het niet weten.
‘Geef je wel om me?’
Tranen verschijnen weer in haar ogen en haar onderlip trilt. Ik haal mijn schouders op. Geef ik om haar?
Ja.
Nee.
Misschien.

Ze draait zich van me af en begint zachtjes te huilen. Dit wil ik niet. Niet nu. Ik probeer te bedenken wat ik moet doen.
‘Wat wil je dat ik zeg?’ vraag ik uiteindelijk.
Met een grote snik draait ze zich om en veegt snel de tranen van haar gezicht.
‘Niks, laat maar. Het is duidelijk dat je niet meer verder wilt.’
Ze pauzeert en haalt haperend adem. Ik probeer niet bevestigend te reageren, maar het heeft geen zin. Ze weet het. Ik wil niet verder. Niet meer althans. Ik doe mijn mond open om iets te zeggen, maar besluit dat er niets te zeggen valt.
‘Oké,’ zegt ze.
‘Oké,’ zeg ik.
Ze staat op en kijkt me met rode ogen aan. Boosheid, verwijt, verdriet. Ik ken het allemaal. Ik ken die blik. Ze loopt onrustig heen en weer. Als een mier om een stuiver. Want mieren houden niet van koper. En ik houd niet van haar.
Hirador
Vulpen
Vulpen
Berichten: 366
Lid geworden op: 12 nov 2013 17:53

Is dit vanuit het oogpunt van een jongen?

Het is iets totaal anders en dit gaat je naar mijn idee ook wel goed af. Je voelt de emotie goed en dat is mooi. Wat betreft die laatste zin weet ik het niet zo, vind hem daar niet zo passen

Zaten ze nu eerst buiten en daarna binnen? Eerst kijkt hij naar de horizon en dan later hoort hij de tv
Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor
savrom
Balpen
Balpen
Berichten: 256
Lid geworden op: 22 apr 2014 19:41

Heb jij thuis geen ramen ;)
En ja het is een jongen :D
It is not in the stars to hold our destiny but in ourselves.
Shakespeare
Hirador
Vulpen
Vulpen
Berichten: 366
Lid geworden op: 12 nov 2013 17:53

Nee helemaal niks, leef al jaren in de kelder van een Oostenrijker haha

Mooi dan klopt mijn beeld, wat een drama deze 2de opdracht
Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor
savrom
Balpen
Balpen
Berichten: 256
Lid geworden op: 22 apr 2014 19:41

Moeten we je komen bevrijden?
It is not in the stars to hold our destiny but in ourselves.
Shakespeare
Hirador
Vulpen
Vulpen
Berichten: 366
Lid geworden op: 12 nov 2013 17:53

Neh alle luxe hier, al zou gezelschap wel leuk zijn haha
We worden nog is de meest actieve zo Savrom
Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor
savrom
Balpen
Balpen
Berichten: 256
Lid geworden op: 22 apr 2014 19:41

Haha! Iedereen is druk
It is not in the stars to hold our destiny but in ourselves.
Shakespeare
Christian Damen
Toetsenbord
Toetsenbord
Berichten: 2110
Lid geworden op: 19 jun 2012 01:37

De dobbelsteen landde op 6, dus jij krijgt


- Hoofdpersoon(personen) ondergaat een metamorfose/verandering
Suppose you toss a coin enough times
Suppose one day, it lands on its edge
savrom
Balpen
Balpen
Berichten: 256
Lid geworden op: 22 apr 2014 19:41

Misschien wordt het dan toch een vrouw ;) hahaha!
It is not in the stars to hold our destiny but in ourselves.
Shakespeare
Hirador
Vulpen
Vulpen
Berichten: 366
Lid geworden op: 12 nov 2013 17:53

Een omgebouwde, de nieuwe conchita wurst
Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor
savrom
Balpen
Balpen
Berichten: 256
Lid geworden op: 22 apr 2014 19:41

Maar dan zonder baard XD
It is not in the stars to hold our destiny but in ourselves.
Shakespeare
Hirador
Vulpen
Vulpen
Berichten: 366
Lid geworden op: 12 nov 2013 17:53

Haha ja

Of hij word een player he, vult de leegte met allerlei grietjes voor een enkel nachtje
Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor
savrom
Balpen
Balpen
Berichten: 256
Lid geworden op: 22 apr 2014 19:41

Was helemaal vergeten dat gister de deadline was, maar hier alsnog mijn stukje! De verandering van mijn hoofdpersoon is heel subtiel, dus geen 'echte' verandering. Hopelijk begrijpen jullie wat er aan de hand is :). Hier het volledige verhaal.Telt 1193 woorden :)
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Starend naar de horizon denk ik aan onze gesprekken. De dingen die ik heb gezegd. Zelfs de dingen die ik niet heb gezegd, maar misschien beter wel had kunnen zeggen. Ze zit zwijgend naast me. De vogels fluiten een vrolijk deuntje. Een zucht ontglipt haar lippen.
Misschien is het beter zo...

‘Als je zo doorgaat raak je iedereen kwijt. Dan raak je míj kwijt. Is dat wat je wilt?’
Haar gebroken stem echoot door mijn hoofd. De tv fluistert zachtjes in mijn oren, maar ik hoor het niet.
‘Luister je eigenlijk wel?’
Ik knik. Zoals zo’n hoedenplank hondje met een bewegende kop. Ik heb geen idee wat ze heeft gezegd. Ik kijk haar niet aan en ben ook niet van plan iets te zeggen. Ik heb geen behoefte om te praten. Zoals altijd eigenlijk. Praten is niet mijn ding en luisteren ook niet.
‘Wat zei ik dan als laatste?’
Nu zucht ik.
‘Nou?’ vraagt ze verwijtend.
Ik weet het niet. Ik wil het niet weten.
‘Geef je wel om me?’
Tranen verschijnen weer in haar ogen en haar onderlip trilt. Ik haal mijn schouders op. Geef ik om haar?
Ja.
Nee.
Misschien.

Ze draait zich van me af en begint zachtjes te huilen. Dit wil ik niet. Niet nu. Ik probeer te bedenken wat ik moet doen.
‘Wat wil je dat ik zeg?’ vraag ik uiteindelijk.
Met een grote snik draait ze zich om en veegt snel de tranen van haar gezicht.
‘Niks, laat maar. Het is duidelijk dat je niet meer verder wilt.’
Ze pauzeert en haalt haperend adem. Ik probeer niet bevestigend te reageren, maar het heeft geen zin. Ze weet het. Ik wil niet verder. Niet meer althans. Ik doe mijn mond open om iets te zeggen, maar besluit dat er niets te zeggen valt.
‘Oké,’ zegt ze.
‘Oké,’ zeg ik.

De spanning hangt onuitgesproken tussen ons in. Ze gooit kleding in een donkerblauwe koffer en zucht. De kleding heb ik nooit mooi gevonden en de koffer evenmin. Die verdomde piepende wieltjes. Skwiek – skwiek – skwiek. Rillingen lopen over mijn rug als ik er aan denk. Misschien moet ik blij zijn nu het zover is. Maar dat zou betekenen dat ik iets voel. En daar houd ik niet zo van. Nee, het doet me niks. De tranen die langs haar wangen lopen. De snikken die echoën in mijn hoofd. Zelfs de aaneenschakeling van woorden die een kwetsende zin vormen. Ze doen me helemaal niks.
Haar ademhaling klinkt zwaar en ik denk dat ze elk moment weer kan gaan huilen. De kussens van de bank prikken vervelend in mijn rug, maar ik blijf rustig liggen. Het heeft toch geen zin. Het kan me niet schelen. Ik wend mijn blik af en focus me op de spikkeltjes op het plafond. Ik word opgeslokt door het uitgestrekte witte vlak en een glimlach verschijnt op mijn gezicht. Mijn hoofd is leeg. Ik voel niks.

Het is al een lange tijd stil. Seconden kruipen voorbij. Maar voor mij kan het niet lang genoeg duren. Haar woorden echoën nog steeds in mijn hoofd. Ze glimlacht triest en ik kijk toe hoe ze een sigaret opsteekt. Haar handen trillen en haar ogen zijn rood. Ze loopt naar de deuropening van het balkon en kijkt zwijgend naar buiten. Ze is een vreemde voor me. Ik word er misselijk van. Een sigaret hangt losjes in haar vingers en lichte witte rook cirkelt naar boven, de donkere nacht in. De sterren zijn door de dikke wolken niet te zien. Alleen de maan schijnt dof door het raam. Ze blaast een hijs de nacht in en loopt het balkon op. De rook rijst langzaam omhoog en verdwijnt in de nacht.
Mijn spieren trekken samen en de kramp verspreidt zich door mijn benen. Ik wil vloeken, maar weet me in te houden. Als haar sigaret op is, komt ze weer in de stoel naast me zitten. Een boek ligt opengevouwen op haar schoot, maar ze leest niet. De koffer staat naast haar stoel. Misschien ben ik te ver gegaan dit keer. Misschien zou het me wel iets moeten schelen.
Ze legt een hand op mijn arm. Haar ogen zijn nog steeds op het raam gericht en ze lijkt iets te fluisteren. Maar ik hoor het niet. Een flauwe glimlach verschijnt op haar gezicht en ze kijkt me aan.
'Denk je dat het ooit weer hetzelfde wordt?'
Ik wend mijn blik af en friemel aan het armbandje om mijn pols. Ik kijk naar de koffer. Waarschijnlijk niet.
'Misschien,' zeg ik. 'Wil je dat dan?'
Ze lijkt na te denken en haalt dan haar schouders op.
'Misschien is het wel beter zo.'
Ik knik.

Een schelle schreeuw echoot door de gang en een diepe zucht vult mijn longen. Ik weet niet meer waar ik ben en het interesseert me eigenlijk ook niet. Het ruikt naar ammoniak, tabak en zweet. De geur van oude mensen. De geur van de dood.
Mijn rimpelige handen wrijven in mijn zware ogen. Mijn vingernagels zijn tot op het vel afgebeten en soms proef ik de smaak van mijn eigen bloed als ik op mijn vingers bijt. Maar het kan me niet schelen. Mijn handen trillen. Ik heb een sigaret nodig. Alleen wil niemand me die geven. Ik proef het ijzer in mijn mond en lik aan mijn lippen. Niemand wil me ooit iets geven.
Ik krab aan mijn jeukende hoofd en friemel aan de sneeën in mijn arm. Ze voelen opgezwollen en ik pulk met trillende handen aan de korstjes. De bank staat tegenover het raam en ik kijk naar buiten. Er is niets te zien.
Ik kijk naar de vrouw die naast me in een stoel zit. Haar grijze haren zitten warrig in een knotje. Haar blauwe ogen kijken waterig door het raam en haar handen liggen losjes over een boek in haar schoot. Ik weet niet meer wie ze is of wie ze is geweest. Maar ik voel me veilig bij haar. Ik moet van haar gehouden hebben. Ik weet het alleen niet meer. Ik ben ook zo moe. De wijzers van de klok draaien langzaam. Het moet rond vijf uur ’s nachts zijn. Ik zucht en kan alleen maar denken dat ik hier weg wil. Ik houd niet van verzorgingstehuizen.
Ze draait haar hoofd naar me toe en een kleine glimlach verschijnt op haar gezicht.
‘Vandaag,’ fluister ik.
‘Sorry?’
‘Vandaag,’ zeg ik nu harder.
‘Wat is er vandaag?’
‘Dan ga ik dood.’
Ze glimlacht triest en schud haar hoofd.
‘Ik weet het zeker.’
‘Zei je dat gisteren ook niet?’
‘Gisteren was anders. Nu weet ik het zeker.’
Ze knikt. Al mijn kleren liggen netjes opgevouwen op het bed. Alleen het zwarte horloge van mijn vader ligt nog op het nachtkastje. Mijn blauwe koffer staat naast haar stoel, waar ze hem de vorige keer heeft achter gelaten. Ze zucht. Ze weet het ook. Vandaag ga ik dood.
Ze kijkt uit het raam en neemt mijn hand in de hare. De regen is gestopt en de zon komt langzaam omhoog. Ik zie de tranen glinsteren op haar wangen. Een zucht ontglipt haar lippen. Het is beter zo. Het zal een mooie dag worden. Een mooie dag voor de dood.
Plaats reactie

Terug naar “Opdracht 2”