„Goedemorgen.”
De begroeting is koel. De klas antwoordt unisono en daarna is het weer stil. Het is, dat Florian er zelf bij is, anders zou hij dit niet geloven. Hier in München zijn de scholieren werkelijk braaf en goed afgericht, willen blijkbaar allemaal cum laude slagen en door naar een eliteopleiding. Naast hem bijt Alex met een versteend gezicht op zijn tanden. Wat heeft Florian gemist? Zelfs Toms houding, met de armen afwijzend over elkaar, is compleet anders. Is de man vooraan een tovenaar, die iedereen bij het begin van de les in een standbeeld verandert? In zo’n sfeer steek je veel op. De docent haalt een stapel papier tevoorschijn uit een oude aktetas, leunt met beide handen op zijn tafel en de kleine ogen onder het grijze haar dwalen door het lokaal.
„Zo... een nieuw schooljaar en tot mijn grote plezier bent u er allemaal weer. Hoe lang nog is een ander punt. Zoals u weet, is dit het laatste volledige jaar voor het eindexamen. De eisen, waaraan u moet voldoen, zijn hoger dan in voorgaande jaren en omdat wij weten, dat enkelen onder u het laatste schooljaar alleen met hakken over de sloot hebben gehaald, zouden een aantal van u alvast kunnen nadenken over hoe u in de toekomst het vereiste niveau wilt halen. Ik kan u alvast beloven, dat niet iedereen hier een diploma zal halen. Voor sommigen van u is nadenken over alternatieven wellicht een betere tijdsbesteding dan hier aanwezig te zijn. U zal niets cadeau krijgen.”
Niemand beweegt, niemand reageert op deze motiverende opening. Iedereen staart recht voor zich uit. Tom steekt een hand op, de zoekende ogen van de man komen iets later bij Tom tot stilstand.
„Meneer Krause, wie ook anders, wat heeft u ons voor enorme belangrijke informatie te vertellen?”
„Meneer Hofer, zouden wij dit uur niet onze klassenleraar hebben? Zo staat het in ons rooster.”
De man vooraan probeert een glimlach, die zijn ogen niet bereikt.
„Meneer Stein heeft een bespreking en mij gevraagd hem te vervangen. Ik hoop, dat u daarmee akkoord gaat?”
„Natuurlijk,” fluit Tom brutaal. Het zachte gelach van anderen leidt tot een giftige reactie van Hofer.
„In uw positie zou ik voorzichtig zijn. U leeft al te lang in de veronderstelling, dat u zich alles kan permitteren, maar helaas is dat niet zo en op een dag zal ook u begrijpen, wat uw werkelijke positie is. Ik vrees alleen, dat het dan te laat is.”
Tom is niet onder de indruk en blijft de man met zijn vrolijke gezicht aankijken. Florian bewondert hem. Zelf wordt hij zenuwachtig van de obscure docent. Hofer wil zich omdraaien, als de man Florian ontdekt, die acuut het gevoel krijgt onder een scanner in het ziekenhuis te liggen. Dat wil hij niet. De inhoud van zijn brein is privé.
„Krone, als ik het goed heb onthouden. U bent nieuw hier ... en de broer van meneer Wanninger.”
Met een korte blik op Alex weet de man met zijn stem de lucht in plakjes te snijden. Florian knikt.
„Waar komt u vandaan?”
Florian schraapt zijn keel, „Hamburg.”
„Hamburg? Goed ... heeft uw broer u al uitgelegd welk hoog niveau wij hier nastreven?”
Florian twijfelt met een blik op Alex, die nog steeds Hofer trakteert op zijn onderkoelde blik.
„Eh ...”
„Niet. Dat heeft uw broer dan verzuimd.”
De docent heeft een nijdige glimlach voor Alex over.
„Goed. U moet weten, dat ik achternamen onbelangrijk vind.”
Wat bedoelt deze merkwaardige man? Zijn ze nummers?
„Het kan mij niet schelen of uw vader nu bankdirecteur, hartchirurg of hoogleraar literatuur is. Alleen uw eigen prestaties tellen hier en als u hier niets presteert, bent u op de verkeerde school. Zo eenvoudig is dat.”
De man kijkt Florian lang aan, probeert recht in zijn ogen te kijken. Florian voelt zijn handen klam worden, zijn wangen warm. Wat wil die man van hem?
„Heeft u dit begrepen?”
De stem lijkt van alle kanten te komen. Florian knikt.
„Goed.”
Hij draait zich om naar het bord. Voor Florian is dit nieuw. Hij heeft de laatste jaren alleen les gehad met schermen en computers. Evengoed haalt hij opgelucht adem en realiseert zich onzeker te worden van deze onaangename docent. Hij heeft er een hekel aan geïntimideerd te worden.
„Wilt u allemaal de data van de komende wiskundetentamens noteren? Ik schrijf ze hier op het bord. Ik weet dat u normaal gewend bent om alles op papier te krijgen, maar dit zal u hopelijk niet teveel uitputten.”
Florian kijkt om zich heen en ontdekt, dat iedereen met pen en papier werkt. Zelf voegt hij de data toe aan zijn planner en is sneller klaar dan zijn buurvrouw. Rechts van hem zoekt iemand nog iets in zijn tas. Hij kijkt iets opzij en ontdekt Alex, die een bril tevoorschijn haalt. De bril staat hem goed. Florian grinnikt een beetje om het nieuwe beeld, wat voor hem verrassend komt. Alex voelt zich uitgelachen, valt hem op.
„Meneer Krone?”
Hofer staat ineens dreigend voor zijn tafel. De geur, die de man meebrengt, vindt Florian nog erger dan Celines parfum.
„U schijnt zich te amuseren. Heeft u het hier in München zo naar uw zin?”
De man sist en Florian merkt, dat iedereen nu op hem let. Hij slikt even, voordat hij zacht antwoordt.
„Totaal niet.”
De anderen lachen, zacht.
„Stilte,” schreeuwt de man, maar het lukt hem niet om de opkomende onrust in de kiem te smoren en herhaalt zijn opdracht nog twee keer. Florian wil zijn oren laten testen na dit gebrul.
„Wat is dit?”
Hofer wijst op zijn tablet. Florians onzekerheid slaat om in ergernis, waardoor hij meer moed krijgt.
„Een tablet.”
„Waarom heeft u dit meegenomen?”
„Eh ... Op mijn vorige school was alles digitaal.”
„Goed, hier niet. Volgende keer werkt u met pen en papier. Spelletjesapparaten zijn niet toegestaan.”
„Eh ... deze is alleen voor school.”
„Bent u komiek?”
Florian zakt de moed weer in de schoenen onder de getergde blikken van de man.
„Eh ... nee, ik ben serieus.”
Er wordt weer gelachen in het lokaal.
„Stilte!”
Hofer kijkt woedend rond en buigt zich dan voorover.
„Meneer Hofer? Het derde tentamen staat op vrijdag direct na een feestdag. Die datum kan onmogelijk kloppen, want het wordt lastig om een tentamen te maken op een vrije dag. Ik ben bang, dat u zich daar heeft vergist.”
Hofer kijkt opzij naar Alex en zwijgt. Alex kijkt de man zonder een spoor van angst aan. Toch merkt Florian aan Alex’ houding, dat Alex een hekel heeft aan deze docent. Hofer gaat terug naar voren.
„U let ook zo goed op, meneer Wanninger. U merkt elke fout op, laat staan dat u er een maakt. We mogen ons gelukkig prijzen met uw aanwezigheid. Dank u wel.”
Het druipende sarcasme vergiftigt de sfeer in het lokaal volledig.
„En wat u betreft, meneer Krone, ik ben nieuwsgierig naar uw resultaten voor wiskunde.”
Florian schrikt. Hij is niet zo goed in dat vak en als deze man daarin les geeft, mag hij zich nu al zorgen gaan maken over zijn eindexamen. Hofer besteedt de resterende tijd aan herhalingsopgaven. De man wil weten wat is blijven hangen van de stof van vorig jaar en laat Florian verder met rust, in elk geval vandaag. De bel komt als een echte bevrijding.
„Je had mij gerust kunnen waarschuwen,” merkt Florian op, terwijl hij met Sandra naar een koffieautomaat wandelt.
„Sorry, daar heb niet meer aan gedacht. Ik wist ook niet, dat hij Stein vervangt.”
„Wie is dat?”
„Onze docent Duits. Hij is geweldig. Hij ...”
Achter hen roept iemand hun namen, waarop ze wachten op een stralende Tom, die een chagrijnig kijkende Alex op sleeptouw heeft. Er zijn duidelijk meer mensen op het idee gekomen om koffie te halen en zo bij te komen van het voorbije blok. Tom pakt Sandra bij haar hand en wandelt met haar door naar de automaat, laat Alex bij Florian achter, die nog ergens mee zit.
„Het spijt mij, ik wilde niet lachen.”
„Geen probleem, een jongen met een bril is toch om je dood te lachen.”
„Doe niet zo vervelend. Ik heb je niet uitgelachen, alleen om jou gelachen.”
„Ik heb nergens over gelachen,” komt er met ingehouden woede uit.
„Je weet hoe ik het bedoel.”
Hier is iemand helemaal niet eigenwijs. Als een hele kleine deuk in zijn ego dit al oproept... Bij de automaat geeft Sandra hem koffie en Florian neemt een slok. Smerig.
„Voordat ik het vergeet, de koffie uit de automaten hier is verschrikkelijk,” lacht Tom, als hij Florians gezicht ziet. Ze wandelen alweer terug met de koffie in hun handen.
„Bedankt voor de info. Gaat dit de rest van de dag zo verder met elk blok een nieuwe verrassing?”
„Nee, je hebt nu alles gehad. De koffie is slecht en Hofer een sadist.”, lacht Sandra.
„Aan de smaak van het ene wen je wel, aan de geur van de ander nooit”, grijnst Tom.
„Wat voor probleem heeft die man?”
„Ik denk dat hij een probleem met zijn spijsvertering heeft. De laatste tien jaar verstopping of zo,” meldt Tom redelijk serieus. Sandra’s afkeer is duidelijker, „Dit is iemand, die alleen docent is geworden om kinderen te treiteren en een zielige machtsfantasie uit te leven.”
„Ongetrouwd, geen familie en weinig of geen vrienden, kijkt ’s avonds beslist porno,” meent Tom en gooit zijn lege koffiebeker in een vuilnisbak.
Alex is nog steeds chagrijnig. Florian wil hem vrolijker zien, „Wat heeft Hofer tegen jou?”
„Hij heeft een hekel aan brildragers,” komt er direct nuchter terug.
„Alex, het is goed met jou,” houdt Florian voet bij stuk. Hoe kan iemand zo rancuneus zijn?
„Toon een beetje begrip, Florian. Je hebt onze Alex enorm laten schrikken. Hij denkt nu, dat jij hem niet meer leuk vindt,” reageert Tom met zijn brutale grijns. Florian houdt Alex’ hand tegen, want de blonde jongen zou zijn beste vriend maar al te graag nu ergens willen raken.
„Tom...”, gromt Alex met een dreigend gezicht.
„Ja,” komt er onschuldig terug, maar Tom zoekt zekerheidshalve dekking bij Sandra, die in lachen is uitgebarsten. De twee lopen lachend door en laten Florian met een boze Alex achter.
„Heb jij haar iets verteld?”, blaft Alex. Florian is er niet van onder de indruk.
„Sandra denkt zelf na, Alex. Bovendien zijn het niet mijn vrienden, die veel te hard praten. Hou mij daar niet verantwoordelijk voor.”
Florian praat opvallend rustig. Alex briest nog wat, maar ontwijkt ook zijn blik. Het is voor lastig praten met iemand, die zo snel zich afsluit.
„Je wilde mij net vertellen, welk probleem jij met Hofer hebt of Hofer met jou.”
„Wilde ik dat?”
„Alex...”
„Goed,” de jongen zucht, „Sinds we deze man voor wiskunde hebben, staan we al op voet van oorlog. Hij heeft een hekel aan ons. Wij laten het niet toe, dat hij iemand eruit pikt en probeert te vernederen en we laten ons niet bang maken. Kortweg is hij machteloos omdat wij ons als een man opstellen tegenover hem en daarom gedraagt hij zich wat gefrustreerd. Ik heb er nooit over nagedacht, waarom hij aan mij een hekel heeft ... misschien omdat ik al jaren klassenvertegenwoordiger ben en daarom ook namens de groep optreedt.”