het verhaal van de tolk

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
Plaats reactie
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

Ik zal het met zestien-plus markeren, hoewel er niet meteen seksuele content of gore is.
Dus, eh, haha, tijd geleden dat ik hier nog ben geweest en eerlijk gezegd ook dat ik nog iets heb proberen samen te flansen. s:
Hoe dan ook poging zoveel om een wereld waarvan de verhalen nooit hoofdstuk één overschreden. xD Ditmaal begint het in de westelijke contreien van het continent, middenin de eerder noordelijke bossen, in de streek van de Slangentong (rivier, die, vandaar de naam, in tweeën splitst aan zijn uiteinden). Als mijn schrijfstijl tegenvalt moet je het maar zeggen, dan kan ik nog uitwijken naar een persoonlijk vertelperspectief.
Het verhaal centreert Ikuèlti-Sor, indien je zou twijfelen wie de protagonist is, waarschijnlijk zal ik ook enkele fragmenten uit Elègy-Sokùs en Dtèlfy-Sokùs verdere leven uitschrijven. Misschien ook nog de verhalen van alle andere kinderen, tot ik het heden bereik dan.
Hmm. Ik betwijfel eigenlijk of het al te goed geschreven is, ik zal alles nog eens nakijken, maar goed, veel leesplezier/ergernis/superioriteitsgevoel omdat je zoveel beter bent/opwinding?/verdriet???/... ;p
de titel klinkt misschien diep, maar dat is hij helemaal niet. Ze wordt later gewoon tolk. Het klonk beter dan "(((het)verhaal)over)Ikuèlti. x-x
EEN
PIEPKLEINE ELFENOORTJES
3911 pai S(ù)mokì eksductroro; ir Vûetiïs (het jaar 3911, de Wind (de herfst van het derde jaar in de cyclus(vier jaar))
Goudgele bladeren vormden de bodem en kale kruinen het plafond van het loofbos waarin een gemeenschap van dieren en elfen resideerde. Chronologisch in overeenstemming met de uitdrukking, hadden die laatste een complex van houten huizen en boomhutten tot stand gebracht, toen de eerste elfen van de droogte vluchtten en naar het westen trokken. De boselfen leefden nog steeds volgens de oude gewoonten, hoewel de stadselfen tegenwoordig veel invloed op ze uitoefenden; velen onder hen wendden de gewoonte te lezen aan en veel van de nieuwere generatie trokken naar het zuiden, waar de reuzen van het oerwoud plaats hadden gemaakt voor wegen en de geciviliseerde steden van mens en elf.
De onvervuilde atmosfeer was het medium van vele geluiden: een enkele donkergrijze hertenkoe loeide en een concert van vele hoeven, manoeuvrerend rondom bomen, op de zachte bodem begon te spelen, na het lawaai van een losgelaten boogpees en de inslag van een pijl; vogelsoorten die ’s herfsts het bos bleven bewonen vlogen hevig fladderend en schreeuwend op, na de schaterlach van een elfenvrouw om een al dan niet goed grap; een lezer sloeg een bladzijde om van één van de weinige boeken in het dorp; een dryargenwever kreunde bij de vermoeiing die het materialiseren van magische materie veroorzaakte.
Naakt, volledig of halfgekleed in ruige tunieken of bladerrokjes en -kransen, vulden de veelal mollige elfen het kleine dorpje van drie of vier huizen, elk bestaande uit één kamer met een enorme omtrek—één van deze was vroeger één huis, tot enkele van de families in conflict kwamen en er een tussenmuur gebouwd werd. De ruzie tussen families was eigenlijk een uitbreiding van deze tussen Indir-Mokù en Nasti-Môr, respectievelijk elfenman en elfenvrouw; Indir had de gezworen trouw geschaad, door Edist-Sokù, Nasti’s “broer” – de families hadden enkel hun tijd van opvoeden gemeen en, dus, meestal niet dezelfde ouders – te verwonden tijdens de jacht, hoewel hij beloofd had juist voor hem uit te kijken – het was ondanks Edists leeftijd zijn eerste jachtpartij, aangezien zijn taak in de familie vooral uit dryargenweven bestond en hij, tot Edist hem overtuigde, nooit overwogen had een andere uit te proberen. Het was natuurlijk een ongeluk, zonder ernstige verwondingen, maar Lesti-Sors familie – Lesti behoorde vroeger tot Isar-Mokùs familie, tot ze ongeveer hondervijftig jaar geleden besloot voor de kinderen van toen te zorgen en een eigen familie te beginnen, in plaats van de kinderen aan Isar’s toe te voegen, omdat ze niet akkoord ging met zijn vaderschap– hechtte veel belang aan trouw zoals hun devies duidelijk maakte: “Zonder trouw moet men onbetrouwbare leden vertrouwen.”
De boomtoppen verborgen ook enkele hutjes, die plaats boden aan de kleinere families of een tehuis waren voor zonderlingen – momenteel was de enige de oude stadself Dtelfy-Sokù, die hier kwam om te rouwen, maar er ondertussen al tien jaar had doorgebracht met zijn dochter, die hij aan Airi’s familie, excusez le mot, gedoneerd had.
De dag werd nauwelijks verlicht door de zwakke herfstzon; de kleinste maan, Kleine Zus, dochter van de zon en de grootste maan, hing ten westen van de Vader aan de hemel, maar zou binnenkort weer naar de zijde van de Moeder vertrekken. Veel van de elfen in het dorp waren al wakker. De lezer, die een boek met een paarse kaft vasthield, liet zijn benen van een boomhut bungelen, de zwartharige dryargenwever zat voor het kleinste huis, zilveren draden, die langzaam maar zeker een kruik vormden, uit zijn vingers toverend, de lachende elfenmeid liep met enkele vriendinnen, die opmerkelijk allemaal een andere haarkleur hadden, rond, Airi stond stralend aan het uiteinde van het dorp en nog een boel andere elfen deden wat ze graag deden of moesten doen.
De droge blaadjes, takken en occasioneel kleine beestjes kraakten onder de eeltrijke, blote voeten van de wandelaars, maar ook onder het lederen schoeisel van de magere gestalte, gekleed in een ruwe capuchon van een blauwgeverfde stof en daaronder een gelijkaardige tuniek tot onder haar knieën. In haar handen hield ze een bundeltje aaneengeweven bladeren met daarin een slapende, bleke elfenbaby. De vrouw hield haar hoofd naar beneden gericht, zodat lange strengen donkerblond haar uit de kap staken. Teder drukte ze het kind tegen haar borst, terwijl ze met snelle passen voortschreed. Een zachte bries, waaiend in de richting die ook zij aanhield, blies enkele blaadjes de lucht in en anderen los van de nog schaars beklede takken, zodat het even bladeren leek te sneeuwen.
Toen de elfenvrouw de groep hutten en de bewoners passeerde, keken deze op, verwondering, vreugde en empathie op hun gezichten getekend. Niemand sprak haar aan; ze wisten allemaal hoe moeilijk dit voor haar was. De blauwe figuur liep op Airi, gekleed in enkel een bladerrokje en -krans, af. Ze bleef een tijdje voor haar staan – enkele seconden maar – en overhandigde de baby voorzichtig. Een meelevende glimlach speelde om Airi’s dunne lippen toen ze de baby aannam. De uitdrukking leek “Ze is in goede handen te zeggen,” maar beide vrouwen zwegen, tot de in blauw geklede zich snikkend omdraaide en snel terugkeerde naar waar ze vandaan kwam.
...
(eindigt nogal abrupt hè? Maar anders waren het ietwat te veel woorden, denk ik.)
Silk
Balpen
Balpen
Berichten: 123
Lid geworden op: 30 dec 2011 13:34

Een mysterieuze baby is altijd het begin van een nieuw hoofdpersonage en een verhaal. :) Ik heb de indruk dat je je wereld al heel goed uitgewerkt hebt. Als eerste inkijk in die wereld, komt er wel erg veel informatie op me af. Misschien is het een idee om ergens te schrappen of meer structuur aan te brengen in de wat je de lezer meedeelt, zodat het eigenlijke verhaal beter te volgen is?
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”