De Drakenprins

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
Plaats reactie
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

De proloog hieronder betreft een column in een krant.

Proloog.

Haviksoog.

De invasie: onze grootste bedreiging tot nu toe.
De echte waarheid.



'Mijn broeders en zusters!' begon de zon van Aurusia, onze leider in deze duistere tijden. De regentes Azuria Leandra: 'Het is begonnen, de oorlog der oorlogen staat op het punt te beginnen. Wees niet bang. Laten we samen bidden. Laten we bidden alsof u en ik schouder aan schouder staan, biddend voor de veiligheid van onze broeders en zusters! We mogen niet falen in ons geloof, in onze moed, in onze vastberadenheid.
Het pad van onze rechtvaardige krijgers wordt aan alle kanten omringd door de ongerechtigheden van het egoïsme en de tirannie van het kwaad. Gezegend is hij die in de naam van eer en goede wil het zwaard hanteert in de strijd tegen de duisternis, want hij is echt zijn broeders hoeder.
Met een ongekende furiositeit en woede zal ik eenieder neerslaan die mijn broeders en zusters probeert te weerhouden van wat hen toekomt, want hen zal de overwinning toekomen! En ieder zal weten dat mijn naam Azuria Leandra is wanneer ik mijn wraak op hen ontketen.
Dit zal een les zijn voor eenieder die onze grenzen durft over te steken. Laat het bekend zijn, dat bij het overgaan van onze grenzen, bij het rijzen van de zon, zij de toorn van mezelf, de toorn van mijn soldaten, de toorn van mijn volk op hen hebben afgeroepen. En laat het bekend zijn dat zij zullen vallen, één voor één zullen vallen door de toorn van Aurusia!'
Een zeer inspirerende speech. Toegegeven, onze regentes weet iedere keer weer de harten van haar onderdanen te raken. Een speech, wanneer je hem dichter bekijkt, meer doorsnee is dan de eerste aanblik doet vermoeden.
Het pad van de rechtvaardige krijger; in naam van eer en goede wil het zwaard hanteert; hen zal de overwinning toekomen. Een paar fragmenten uit de toespraak van onze regentes. De regentes zou toch moeten weten dat oorlogen niet meer gevochten worden met het zwaard of eer en goede wil? Het leger bestaat uit dienstplichtigen die, bewapend met een geweer, naar het front worden gestuurd om te vechten, niet voor de eer of voor Aurusia, nee, de soldaten vandaag de dag zijn niet meer geïnteresseerd in zulke gedachtes uit de Oude Tijd. De soldaat vandaag de dag denkt maar aan één ding, overleven.
Is het door die instelling dat men liever vlucht dan blijft staan en blijft vechten? Komt het door die instelling dat de frontlinie wordt opgegeven iedere keer wanneer de vijand verschijnt? Of ligt er hier een andere reden aan ten grondslag?
Sommige van jullie vragen zich terecht af waarom überhaupt onze jongens en meiden naar het front worden gestuurd. Er is een reden waarom het front nu zo dicht bij onze prachtige hoofdstad ligt. De Heren die ons leger naar de overwinning moeten leiden hadden er slechts vijfduizend soldaten gestationeerd. Complete waanzin als u bedenkt dat de zuidoost grens meer levens heeft geëist in een enkele oorlog dan alle andere oorlogen aan de zuidgrens.
Het was met die officiële reden – de onofficiële reden bewaar ik voor later – dat de Mionlach, ja de beruchte Mionlach, naar de zuidoost grens werden gestuurd en niet naar de zuidgrens. De Mionlach, een groep soldaten die geen voet mag zetten op Aurusiaans grondgebied en alleen de taak heeft de zuidoost grens voor eeuwig te verdedigen. Dus waarom worden onze jongens en meiden met hele dorpen tegelijk in het leger gedwongen als het niet hun taak is om de grens te bewaken?
Ik geef ieder gelijk die zegt dat het wel hun taak is om het land tegen iedere dreiging te verdedigen maar wat als ik zeg dat het de Mionlach waren die deze oorlog begonnen?
Het zal u misschien verbazen maar de Mionlach waren een honderdtal jaar geleden niet de mensenschuwe nietsnutten die het vandaag de dag zijn. Nee, zij waren ooit, lang geleden, het meest gevreesde leger ter wereld. Het stond in zijn geheel los van de heerlijkheid van de Heren. Het kon en mocht alleen bevelen opvolgen van de gratie van de Goden, onze koning. Wat er die oorlog is gebeurt, wat de reden was, de gevolgen staat nergens beschreven.
De bibliotheek van de tempel van Aurelia is blank op dit gebied. De grootste verzameling van boeken waar bijna al onze kennis van is afgeleid vermeldt niet deze donkere periode. Alle boeken die volgens catalogus informatie moesten verschaffen over de desbetreffende periode waren “verdwenen”. Andere waren incompleet ontdaan van specifieke bladzijdes en passages.
Wij zouden echter niet uw favoriete krant zijn als wij niet verder zochten. In een klein dorpje dicht tegen de grens waarvan ik de naam uit angst voor represailles niet noem vonden wij hét bewijs. Een oude man wiens voorouders in de “vergeten” oorlog vochten. Hoewel ons land volledig is ontdaan van enig bewijs is dit niet het geval in andere landen. De man reisde ver in zijn jonge jaren. Op zoek naar het antwoord op wat zijn vader angst aanjoeg in de nacht.
Een verrassende wending nam zijn zoektocht naar een land wat hij niet verwachtte, Argronth. Onze grootste rivaal uit oude tijden was de sleutel om onze verborgen geschiedenis te ontrafelen. De tocht van de oude man bracht hem naar Rothág, de hoofdstad. Na het horen van het verhaal en de reis vol ontberingen die de man het ondergaan gunde de koning de man een audiëntie.
Het was hier in de troonzaal van Argronth dat de waarheid werd achterhaald.
Wat begon als een wanhopige poging, moord op de koning, van een wanhopig volk om onder de onderdrukking van Aurusia uit te komen eindigde in de totale vernietiging van het volk. De grenzen van Aurusia konden de Mionlach niet stoppen in hun queeste om de laatste koningsmoordenaar te vinden en te berechten.
Aurusia werd systematisch ontdaan van ieder die zich affilieerde met de koningsmoordenaars. De grenzen vormde echter geen barrière voor de Mionlach. De legers van Argronth en Durlianth vormde geen barrière. En zo gebeurde het dat drie landen toekeken hoe de Mionlach bij een klein dorpje genaamd Cailtte kwam. Het was bij dit dorpje dat de laatste van de koningsmoordenaars werden uitgeroeid, of thans dat dacht men. Hoe dit verband houdt met onze benarde positie nu?
Een oorlog die bij ieder op zijn of haar netvlies wordt gebrand door de verschrikkelijke verhalen van zijn of haar ouders is De Zwarte Oorlog. Een oorlog die meer levens eiste dan alle oorlogen tussen Aurusia en Argronth bij elkaar.
Het was in Durlianth dat een zeker persoon met ongekende wreedheden de daar heersende koning en adel wegvaagde. Hele steden werden tot de laatste man uitgemoord. Argronth, het naderende onheil vrezende, sloot een bondgenootschap met zijn grootste rivaal, Aurusia. Met een gecombineerd leger wat zijn weerga tot vandaag de dag niet heeft gezien marcheerde ze naar Durlianth. In de slag die later bekend zou worden als de Slag der Officieren versloegen ze de monsters uit Durlianth. De slag het echter een zware tol de helft van de Aurusiaanse soldaten die heen werden gezonden keerde terug. Driekwart van de soldaten van Argronth bleven echter in Durlianth.
De leider van deze rebellen, de man die meer doden op zijn geweten had dan ieder ander, werd gevangen genomen. Zijn naam; Undroth Cailtte. De enige overlevende van de slachting bij Cailtte, de enige erfgenaam van het volk der Iasairs. Nachtmerries joegen honderden veteranen de dood in. De macht van Undroth Cailtte was nog lang niet gebroken, integendeel.
Nu, worden wij wederom belaagd door monsters uit Durlianth. Beven onze soldaten wederom bij het aanzicht van de vijand. Breken de linies en begint een bittere strijd op leven en dood. De enige hoop die wij nu nog hebben? Zij die de oorlog ooit begonnen, de Mionlach. Als hun reputatie nog een fractie is van wat het ooit geweest was dan kunnen alleen zij ons redden.
Echter, de enige manier om vanuit Durlianth Aurusia binnen te dringen is door de Grensforten te veroveren, bewaakt door de Mionlach...

Door: Gertrude Trilion.
Laatst gewijzigd door glenovic op 24 feb 2014 18:07, 1 keer totaal gewijzigd.
Hirador
Vulpen
Vulpen
Berichten: 366
Lid geworden op: 12 nov 2013 17:53

Interessant, interessant.

ik ga volgen, dit smaakt naar meer
Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Die titel... zoo simpel maar tegelijk zoo aantrekkelijk. :D En het verhaal trekt me gelukkig ook aan, haha. Klinkt alsof het een heel heftig verhaal zal gaan worden. Ik vind het overigens niet echt een krantenartikel. Die zijn vooral zakelijk in de derde vorm en niet in de wij vorm. Ik zou het eerder zien als een verhalend geschreven interview of een brief die deze zon/zoon van Aurusia heeft geschreven en in de krant heeft geplaatst. ;)
begon de zon van Aurusia
Ik vroeg me af of je hier niet 'zoon' in plaats van zon bedoelt.

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

Leuk om te weten Hirador!
Maaike het is meer bedoeld als een column bijna alle volgende stukjes uitzonderingen daargelaten van deze krant zullen columns zijn. Later merk je wel wat voor soort krant dit is. Maar krantenartikelen zullen in dit verhaal in het begin de rol van landkaart vervullen. Ze zullen je vertellen wat er elders gebeurd wat van invloed is op de hp of van invloed kan zijn. Er zullen ook verschillende soorten kranten komen maar niet meer dan 3 a 4 om het toch overzichtelijk te houden. Iedere krant heeft een andere visie op de wereld en ik hoop zo dat je zelf kan bepalen hoe de wereld echt is. Het is voor mij een experiment om zo te werken maar zie wel of het daadwerkelijk ook werkt.

En ik bedoelde echt zon het is misschien nu nog wat onduidelijk maar de koning/regentes van Aurusia wordt aangesproken als de Zon van Aurusia als een van de vele rare titels die vorsten hebben. (afgeleid van lodewijk XIV de zonnekoning haha)
My ego is to big for a conversation so thats the reason I write because writing is the best way to talk without being interrupted.
Gebruikersavatar
Saskjezwaard
Computer
Computer
Berichten: 4449
Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
Locatie: in bed

Laten we bidden alsof u en ik schouder aan schouder staan, biddend voor veiligheid van onze broeders en zusters!
de veiligheid
Ik zal een ieder neerslaan, met een ongekende furiositeit en woede, die mijn broeders en zusters probeert te weerhouden van wat hen toekomt, want hen zal de overwinning toekomen!
Ik zou de zin ombouwen, want nu lijkt het alsof de furiositeit en de woede dr broerders en zusters probeert te weerhouden :p
Dus:
Ik zal met een ongekende furiositeit en woede eenieder neerslaan die mijn broeders....
Dit zal een les zijn voor een ieder die onze grenzen durft over te steken.
een ieder = eenieder
Laat het bekend zijn, dat bij het overgaan van onze grenzen, bij het rijzen van de zon, zij de toorn van mezelf, de toorn van mijn soldaten, de toorn van mijn volk op hen hebben afroepen.
afroepen = afgeroepen
Een zeer inspirerende speech, toegegeven onze regentes weet iedere keer weer de harten van haar onderdanen te raken.
Een zeer inspirerende speech. Toegegeven, onze regentes weet iedere....
Het pad van de rechtvaardige krijger, in naam van eer en goede wil het zwaard hanteert, hen zal de overwinning toekomen. Een paar fragmenten uit de toespraak van onze regentes.
Ik zou hier iets anders gebruiken dan komma's om de fragmenten op te sommen. Puntkomma's misschien? Of gewoon aparte zinnen van maken? Want nu klopt de persoonsvorm telkens niet en leest het vreemd weg :/
Het leger bestaat uit dienstplichtigen die, bewapend met een geweer, naar het front worden gestuurd om te vechten, niet voor de eer of voor Aurusia.
Het leger bestaat uit dienstplichtigen die, bewapend met een geweer, naar het front worden gestuurd om te vechten. Niet voor de eer of voor Aurusia, nee, de soldaten vandaag de dag...
Komt het door die instelling dat de frontlinie wordt opgegeven iedere keer wanneer de vijand verschijnt.
.=?
De Heren die ons leger naar de overwinning moeten leidden hadden er slechts vijfduizend soldaten gestationeerd.
leidden = leiden
Het was met die officiële reden, onofficiële reden bewaar ik voor later, dat de Mionlach, ja de beruchte Mionlach, naar de zuidoost grens werden gestuurd en niet naar de zuidgrens. De Mionlach, een groep soldaten die niet voet mag zetten op Aurusiaans grondgebied en alleen de taak heeft de zuidoost grens voor eeuwig te verdedigen.
Ik zou het stukje 'onofficiële reden' tussen streepjes zetten en 'de' voor 'onofficiële zetten.
Dus:
- de onofficiële reden bewaar ik voor later-
en het is 'geen voet zetten' ipv 'niet voet mag zetten'
De grootste verzameling van boeken waar bijna al onze kennis van is afgeleid vermeld niet deze donkere periode.
vermeld = vermeldt
In een klein dorpje dicht tegen de grens wiens naam ik uit angst voor represailles niet noem vonden wij hét bewijs.
wiens is een verwijswoord voor personen en een dorp is geen persoon :p

Zo, dat waren de foutjes die ik kon vinden :p ik voel me altijd zo'n azijnzeiker als ik t zeg, maar ik ben niet zo'n fan van dit soort openingen in een verhaal. Halverwege raakte ik namelijk de interesse kwijt omdat ik al die namen niet kende en ze niet kon koppelen aan iets of iemand. Het is een leuk idee om met columns te werken als vervanging voor een landkaart, maar dan zou ik het pas neerzetten als het verhaal wat gevorderd is en je lezers bekend zijn met de namen. Ik kijk uit naar de stukjes die ervoor zorgen dat ik de namen kan koppelen aan iets of iemand^^
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

Bedankt voor de reactie Saskjezwaard! Ik had het idee met de krantenartikelen om een beeld te genereren van de wereld om de hp heen. Het stuk hieronder legt denk ik al deels uit waarom hij (als zijn leven normaal zou blijven) niet in de buurt komt van die gebieden/gebeurtenissen. Ik hoopte zo een beeld te geven van personen en actuele gebeurtenissen die invloed zullen of kunnen hebben op de hp. Te gelijk was het doel om personen alvast te introduceren zodat er al een duidelijk verschil in verhoudingen komt voordat de hp ze ontmoet.

Hoofdstuk Een.


Donkere wolken hadden zich samen getrokken boven het dorpje Rildur. Donderslagen, windstoten en de oneindige regen teisterde het dorpje. Een dorpje was al te veel eer voor het gehucht wat Rildur was. Twee rijen huizen gescheiden door een straat niets meer, niets minder. Aan het einde van de straat, met de toepasselijke naam “Hoofdweg”, begon er een smal, amper bewandeld pad. Omhoog kronkelend tot het een eenzaam huisje bereikte aan de bovenkant van een kleine heuvel. Er was niets groots aan Rildur. De huizen waren net groot genoeg voor het nut dat ze diende. Het inwonersaantal bleef al jaren steken onder de honderd. Zelfs de daden van de inwoners van het dorpje hadden nooit de grenzen van het dorpje verlaten.
Een reis van een halve dag naar de grote stad Delsindur was het grootste avontuur wat men kon beleven in Rildur. Rildur was zelfs te klein om op enige kaart van betekenis te staan. De enige kaart waar de bewoners van het dorpje kennis van hadden die vermelding maakte van het gehucht was de kaart der tiende. De kaart die alle huizen, gehuchten, dorpjes aangaf buiten de steden. De kaart die ervoor zorgde dat iedereen van buiten de stad een tiende moest afdragen.
Regendruppels rolde van het gelaat van Raziel. Met gebogen hoofd en zijn handen in zijn zakken liep hij richting het dorpje. Het dorpje wat Raziel nooit beschouwde als een inwoner van Rildur. Raziel was de bewoner van het eenzame huisje bovenaan de heuvel. De heuvel die niet bij het bos hoorde wat aan zijn voet begon noch hoorde bij Rildur. De kaart der tiende schaarde echter de volledige heuvel bij Rildur om het gehucht niet nog troostelozer aan te laten voelen dan het al was.
Raziel klopte op de deur waar boven een bordje met de afbeelding van een varken stond. Het licht was al gedoofd maar Raziel moest het proberen. Het bleef stil. Raziel veegde de regendruppels die als een rivier over zijn gelaat stroomde weg om even snel vervangen te worden door een nieuwe rivier.
Wankelend liep hij naar de volgende deur. Zijn hand wanhopig tastend naar vastigheid, een plek om zich aan vast te klampen, de ander gewikkeld om zijn buik. De volgende drie deuren waren een opeenvolging van hetzelfde tafereel. Gedoofde lichten, verwoed geklop, geen gehoor.
Raziel kon zich bij de vierde deur er niet meer toe bewegen om nog te kloppen. Hij zakte in elkaar en bleef rillend op de grond liggen. De grond die door de tomeloze regen was verworden tot niets meer dan een smerige modderpoel.
De pijn in zijn maag, de pijn van honger hield hem al nachten wakker. Vanavond was het hem echter te veel geworden. Hij kon nog amper staan laat staan lopen. Zijn voedselvoorraad was al dagen op. Het werd meer dan gehalveerd toen de soldaten hun deel kwamen halen. Het schamele beetje wat resteerde was binnen een week op.
Het kleine beetje geld wat hij nog bezat. Dat kleine stukje erfenis van zijn vader weigerde hij te besteden. Niet aan zo iets tijdelijks als eten, nee, hij zou nog liever verhongeren dan dat hij de gedachte aan zijn vader zou bezoedelen.
Zijn vader, een van de laatste grote smidsen. Raziel kon het zich nog voor halen hoe reizigers van ver een harnas kwamen bestellen bij zijn vader, één van de grote. Zijn vader stierf echter een gebroken man. Zijn fortuin teruggebracht tot een enkel klein huis op een vergeten heuvel.
Raziel voelde het als zijn taak om zijn vaders meesterwerken te evenaren. De wereld te doen inzien dat het tijdperk van het harnas niet ten einde was. De wereld was echter sneller veranderd dan hij dacht. De statussymbolen van gister waren de voorwerpen van spot van vandaag.
Het geweer ruïneerde zijn vader, bracht de dood verder en sneller dan ooit te voren. Bereikte het eenzame huis op een heuvel en rukte een vader uit het leven van zijn zoon. Het tijdperk van het geweer en vooruitgang was aangebroken. De drukpers en papieren vellen gaven het nieuws een ongekende geloofwaardigheid. Het geschreven woord was immers altijd de waarheid.
Stapels kranten hadden het kleine huis op de heuvel gepasseerd. Enkele verbleven er tot op vandaag de dag. Kranten als bewijs van het verleden, als bewijs van de vooruitgang.
Raziel's oogleden sloten zich langzaam. De aanhoudende regen had zijn lichaam doorweekt en gevoelloos gemaakt. De modder trok hem naar beneden, dichter naar de aarde, dichter naar waar lichamen tot stof vergingen.
'Raziel?'
Raziel opende zijn ogen en zag het bezorgde gelaat van Eakhart Hofstader, de kruidenier. Zijn gezicht werd verlicht door de lantaarn in zijn hand.
'Raziel jongen, is het weer zo ver.'
Eakhart hielp Raziel overeind en opende de deur van zijn kruidenierszaak. Hij liet Raziel in een stoel zakken en ontstak een aantal lichten. Eakhart liep door naar de keuken en verdween uit het zicht van Raziel.
Raziel zag de krant van gister op het tafeltje liggen waar hij naast zat. Het lag open geslagen op tafel alsof de vorige beschouwer van de krant haastig was vertrokken.
'De invasie: onze grootste bedreiging tot nu toe.'
'De echte waarheid.'
De kop van het artikel wat een prominente plek had op de eerste bladzijde van de krant sprak tot de verbeelding bij Raziel. Hij bekeek de andere pagina waar een aantal kleinere artikelen waren gepubliceerd.
'De heldendaad van kapitein Lucius Mithran.'
'Vijf deserteurs geëxecuteerd.'
'Heer Jazier is klaar voor de strijd.'
'Die rommel hoort in de prullenbak.' zei Eakhart.
Raziel keek op van de krant en zag dat Eakhart voor hem stond. Hij had een kom met pap in zijn handen en staarde naar de krant die voor Raziel lag.
'Jij geloofd toch niet wat die lapzwansen bij Het Haviksoog schrijven hè,' zei Eakhart, 'hier je kunt beter De Paladijn lezen.'
Eakhart wierp een krant naar Raziel en zette de schaal met pap voor hem neer. Raziel legde De Paladijn op tafel en bekeek de voorpagina.
'Neem eerst wat te eten jongen,' zei Eakhart, 'het is niet veel maar zelfs voor het weggeven van een kruimel kun je dezer dagen al bestraft worden.'
'Dit is meer dan genoeg meneer Hofstader, ik weet niet hoe ik u moet bedanken.'
'Eakhart is de naam en dat weet je. Je vader heeft me gevraagd om op je te passen en dat zal ik doen. Eet je pap en kom morgenavond wanneer er geen nieuwsgierige ogen meer ronddwalen naar me toe. Ik zal dan kijken of ik wat meer eten heb kunnen vinden.'
Eakhart verliet de kamer en Raziel hoorde hem de trap op lopen naar zijn slaapkamer op de eerste verdieping. Raziel begon van de pap te eten en bekeek nogmaals de voorpagina van De Paladijn.
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

De Strijd Begint.


De legers van de Heren hebben zich ingegraven net voor de dorpen van Ilia en Mira. Heer Jazier wil hier zijn stand maken tegen de oprukkende troepen uit Durlianth. Het is nog steeds onduidelijk wie deze legers leidt maar de Heren hebben het volste vertrouwen in een goede afloop.
Het strijdplan: Heer Jazier zal met zijn manschappen de volle aanval opvangen van de vijand. Verwacht wordt dat er hevig gestreden zal worden om het kleine vissersdorp Ilia en de duinen ten zuiden ervan.
Heer Iridius zal met zijn troepen een omtrekkende beweging maken om zo de vijand in de val te lokken bij Ilia. Bij succes van de manoeuvre van Heer Iridius zal, zo is ons verzekert, de vijand geen kant hebben om weg te vluchten. Gevangen tussen de troepen van Heer Jazier, Heer Iridius en de rivier Ilios.
Heer Richilan heeft het op zich genomen om de linies dichtstbij onze hoofdstad Paladinia te verdedigen tegen elke afleidende manoeuvre van de vijand. Heer Dresca verdedigd de Noordelijke Mijnen en zal zodra de weersituatie in het noorden het toelaat zich bij Heer Iridius voegen en een tegenaanval op touw zetten.
Heer Iridius, ondanks het missen van zijn belangrijkste generaal, heeft het volste vertrouwen in een succesvolle operatie. Zijn woorden: 'Generaal Aurusé voert op dit moment een uiterst delicate missie uit die misschien wel het keerpunt wordt in deze oorlog. Ons land is echter rijk aan bekwame bevelvoerders en ik twijfel er geen seconde aan dat wij hier zullen zegen vieren!'

Door: Albrecht Zerlius.


Raziel voelde dat zijn lichaam redelijk was hersteld van de inzinking gisternacht. Hij liep naar buiten en keek vanaf de heuvel over Rildur. In de verte zag hij al de Verzamelaars. De functionarissen belast met het innen van de Tiende. Hij had zijn Tiende deel al betaald deze maand maar oorlog veranderd de wet niet anders om zei zijn vader altijd.
Raziel liep om het huis heen naar de grote stenen oven die naast zijn huis was gebouwd. Een aantal aan elkaar genaaide koeienhuiden zorgde ervoor dat Raziel droog kon werken wanneer het regende. Hij had de huiden pas vervangen die boven de gehele smederij hingen.
Hij greep de houtbijl die tegen de oven aanleunde en keek nog een laatste maal om naar dorpje aan zijn voeten. De Verzamelaars zouden zijn huisje niet bereiken tot de schemering daar zorgde mevrouw Ponil wel voor. Een grotere krent dan mevrouw Ponil bestond er niet.
Hij wendde zijn blik af van het dorpje en liep naar de andere kant van de heuvel. Hier aan de onderkant begon het Woud van Delsindur wat zich over vele kilometers strekte. Raziel legde de bijl op zijn schouder en liep richting het woud.
Raziel volgde het pad wat hij altijd volgde op weg naar de plek waar een deel van het bos was gestorven. Hij had dood en droog hout nodig voor zijn oven. Morgen zou hij beginnen aan het laatste stuk van de scheenbeplating. Dan zou het harnas eindelijk af zijn. Al het ijzer wat hij zich kon veroorloven was er in verwerkt.
Hij moest vandaag voldoende hout meenemen. De scheenplaat kon het hele harnas perfectioneren of het weer een regelrechte ramp laten worden. Nee, ditmaal zou hij slagen. Deze keer zou hij het harnas perfectioneren. Hij moest wel, geld om nieuw ijzererts te kopen had hij niet.
Raziel kwam op de plek die hij het meest geschikt vond om hout te hakken. Hier konden de wachters van Delsindur hem niet betrappen. Houtkappen was verboden in tijden van oorlog. Het moest er voor zorgen dat er niet te veel bomen werden gekapt gezien het leger grote hoeveelheden hout verbruikte voor barricades en vuurkorven.
'Niet mijn oorlog.' dacht Raziel terwijl hij een boom uitzocht en begon te zwaaien met zijn bijl. Hij betaalde zijn Tiende wanneer hij dat moest, gaf zijn voedsel wanneer hij dat had. Hij deed alles wat de rijzende zon van hem verlangde. De rijzende zon. Een belachelijke naam voor een koning of regentes of wie er nu ook op de troon zat.
De bomen die Raziel kapte waren toch al dood. Veel plezier zouden ze iemand toch niet doen. Een reiziger kan nog gewond raken als er plots een tak afbrak en op zijn koets viel. Mocht Raziel gesnapt worden dan had hij in ieder geval een goed weerwoord.
Raziel had een redelijk verborgen plek uit gekozen om zijn bomen te vellen. Er liep een vijftal meters naast hem wel een weg die leidde naar Delsindur maar die werd zelden gebruikt. Daarbij werd zijn plek deels afgeschermd door een oude aarde muur uit lang vervlogen tijden. Als hij zich klein zou maken achter het muurtje kon hij onmogelijk worden gezien vanaf de weg.
Hij sloeg een laatste maal met zijn bijl in de ontstane inkeping onderaan de boom en deed een paar stappen naar achteren. Hij hoorde de boom kraken en zag steeds meer beweging komen in de top van de boom. Voor hij het door had viel de boom richting de weg. Het geluid van tientallen brekende takken galmde door het woud toen de boom op de grond klapte. Plots bereikte het geluid van schreeuwende mannen zijn oren. Doodstil bleef Raziel staan.
'Verdomme,' dacht Raziel, 'net wanneer die verdomde boom over het pad ligt.'
Nog voordat Raziel een stap had gezet bereikte het geluid van paarden die door het woud heen snelde. Het pad waarnaast Raziel stond was de enige weg voor enkele kilometers. Ze moesten wel richting hem komen.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Oei, dat is geen goed einde :P Ben benieuwd waar het heen gaat. Weer een leuk stuk om te lezen. Die oorlog kwam ergens halverwege een beetje bizar over (hoewel het ook logisch is natuurlijk), want ze mogen dus geen hout kappen, een deel van het voedsel moet afgestaan worden en er moet belasting betaald worden. Maar de manier waarop je het schrijft, geeft het een bizar smaakje (wat ik positief bedoel!), misschien komt het door het sarcasme dat Raziel uitstraalt, waardoor het ergens een beetje grappig wordt (ik kan het niet echt goed verwoorden, dus wellicht klinkt het super vaag). Ik ben in elk geval benieuwd hoe hij zich uit de komende situatie weet te kletsen :)
De rijzende zon
Misschien is het handig als je het met hoofdletters schrijft, aangezien het een naam is ;)

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

Bedankt voor de reactie Maaike. Er kleven nog wel meer nadelen aan die oorlog.
En of Raziel zich eruit kan kletsen? Dat lees je nu!

Voorzichtig tilde Raziel zijn voet op en bewoog zich langzaam richting de aarde muur. Raziel schrok zich te pletter. De ontlading van een donderbus bewoog zich als een donderslag door het woud. Hij dook achter de aarde muur en wikkelde beide handen om zijn bijl.
Het geluid van een steigerend paard bereikte zijn oren. Een vrouwelijk stem sprak rustgevende woorden waarop het paard leek te kalmeren. Raziel zat ineen gedoken achter de aarde muur. Hij durfde amper te bewegen laat staan een blik te werpen op de weg.
Een donkere mannenstem klonk luid door het nabije bos. Hij deed zeker geen moeite om ongehoord iets te zeggen. Het leek erop alsof hij wilde dat iedereen hem hoorde. Alsof hij wist dat Raziel zich op enkele meters van hem had verscholen.
'Het ziet er naar uit dat zelfs de Goden niet willen dat hij hier je lot ontsnapt.'
'Sergeant doden we haar hier of later?'
Doden? Een koude rilling schokte het lichaam van Raziel. Sinds wanneer was het toegestaan om iemand standrechtelijk te executeren. Oorlog maakt wet, maar dit?
'Doe met me wat je wilt. Ik heb me berust in mijn lot.' zei de vrouwenstem.
Raziel hoorde een stem vol moed maar aan de randen verbrokkelde die moed, dat vertrouwen vervaagde. Haar stem transformeerde in een niemandsland om voorbij te worden gegaan door een trilling. Een trilling van lichte wanhoop.
Als Raziel één kunst mocht noemen die hij van zijn vader geleerd had was het de kunst van het luisteren. Gesproken woorden waren complexer dan het maken van een helm met vizier. Ze waren betrouwbaarder dan de beste getuige.
Ze konden de waarheid achter de woorden verhullen voordat de daad bij het woord werd gevoegd. Ze onthulde wanneer iemand je zou bestelen terwijl hij geruststellende woorden spreekt. Ze lieten zien hoe iemand echt was. Ze lieten de kracht zien van iemand die zich met woorden zwak voordoet. Ze lieten de wanhoop zien van iemand die zich niet berust had in haar lot.
Voorzichtig draaide Raziel zich om en keek voorzichtig boven het aarde muurtje uit. Een grijs paard stond stil voor de omgevallen boom. Ze werd bereden door een vrouw verborgen achter een donkerblauwe mantel wiens gezicht hij door de kap van de mantel niet kon zien.
Achter haar stonden twee ruiters gehuld in kledij die Raziel niet herkende. De vrouw wendde haar paard en stapte af. Langzaam bewoog ze haar hand naar haar nek. De handpalm van haar andere hand wees kalmerend naar de twee ruiters die, bewapend met een donderbus, argwanend naar haar keken. Vanachter haar rug, verborgen door de donkerblauwe mantel, trok ze een zwaard. Het had meer weg van een artistiek weergegeven bliksemschicht dan een zwaard zoals Raziel die kende uit de Oude Tijd.
De vrouw stak het zwaard in de grond en eveneens de twee flinterdunne messen die de vrouw had vastgemaakt aan haar onderarmen. Ze legde haar handen op haar hoofd en ging op haar knieën zitten.
De twee ruiters stapte af en liepen met een grote glimlach op de vrouw af. Dit waren zeker geen Aurusiaanse soldaten, nee, het nieuwe uniform leek in geen velden of wegen op hun kledij. Waren het rovers, infiltranten van Argronth? Nog voordat die gedachten zich volledig hadden gevormd werden ze al terzijde geschoven door Raziel. Rovers zouden zich nooit zo dicht begeven bij een grote stad waar het gevaar van patrouillerende stadswachters altijd op de loer lag. Argronth kon het ook niet zijn. Argronthse soldaten op Aurusiaans grondgebied was een tafereel uit de Oude Tijd. Dit was de Nieuwe Tijd. De tijd van handel en vooruitgang.
Nog voordat Raziel zich er bewust van was stond hij op en liep met zijn houthakkers bijl in de hand naar de twee ruiters.
'Moord zonder gerechtelijk bevel is verboden in deze streken.' zei Raziel zich nu pas realiserende dat hij niet langer achter de aarde muur verscholen was.
De twee ruiters keken geschrokken op. De ruiter die het verst van Raziel verwijderd was keek woedend richting Raziel. De ander, nu slechts luttele meters van Raziel verwijderd, had eenzelfde blik als een klein kind die werd betrapt op het stelen van een appel op de plaatselijke markt.
'Reken met hem af!' riep de man zijn donderbus nog steeds richtende op de knielende vrouw. De man wendde zijn blik weer naar de vrouw die nu een minzame glimlach op haar gelaat had.
'Het lachen zal je snel vergaan.'
Raziel zag de minzame glimlach van de vrouw. Waarom zou ze lachen? Het was overduidelijk dat zij en hij het niet zouden overleven. Zijn blik gleed over de grond naar de man die het dichtstbij hem stond die hij in zijn ooghoek in beweging zag komen. De blik van Raziel bleef een enkele seconde steken. Noodgedwongen verplaatste hij zijn blik naar de magere man die uithaalde met de kolf van zijn geweer. Raziel kon de klap slechts deels ontwijken en smakte tegen de grond. De vrouw keek hem aan met een blik waarvan Raziel niets kon maken. Hij kreeg het er eerder benauwd van. Zonder dat Raziel het door had was zijn blik verplaatst van het gelaat van de vrouw naar de plek waar ze haar wapens de grond in had gestoken. Nu pas besefte Raziel wat hem eerder al was opgevallen. Alleen het zwaard en een mes staken nog in de grond. Voordat Raziel er al te veel over na kon denken moest hij de volgende klap ontwijken.
'Stop met het proberen om hem te aaien, schiet hem dood!' schreeuwde de andere man woest.
Raziel schoot omhoog en greep zijn bijl van de grond. Nog voordat de magere man zijn donderbus had geheven snelde de kop van de bijl naar voren en stootte het geweer uit zijn handen. In zijn ooghoek zag Raziel de vrouw omhoog schieten. Het van de grond geraapte mes ging de keel van de overrompelde man binnen met de snelheid van een slechtvalk in een duikvlucht. De man viel achterover, gorgelend in zijn eigen bloed.
'Mortular del Vidar.' zei de vrouw lachend.
'Pardon?'
Het gezicht van de vrouw betrok. Haar glimlach verdween sneller dan de Oude Tijd na de uitvinding van de boekdrukkunst. Ze borg haar messen weer op in de schede op haar onderarmen. Ze trok haar artistieke zwaard uit de grond maar liet hem niet terug glijden in zijn schede. Ze hield hem in haar hand en liep argwanend op Raziel af.
'Mortular del Vidar?' herhaalde de vrouw, ditmaal langzamer, 'Vildar dor Vasar?'
'Ik weet niet wat voor taal u spreekt maar ik ben Raziel.'
'Vildar dor Vasar?'
'Ik begrijp niet wat u zegt.'
'Vildar,' zei de vrouw dreigend langzaam, 'dor Vasar.'
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Oh jee.. hij had zich beter verborgen kunnen houden, haha :P Ze sprak de taal wel, want dat deed ze eerder ook.

Leuk vervolg weer, ben benieuwd hoe het verder gaat :) Vind de setting van de tijden die in elkaar overlopen en verdwijnen leuk opgezet.

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Gebruikersavatar
Saskjezwaard
Computer
Computer
Berichten: 4449
Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
Locatie: in bed

Je verhalende stukjes trekken me meteen mee in het verhaal! Ik ben nog steeds van mening dat de proloog een stuk minder is, zeker in vergelijking met de verhalende stukjes die erna komen. Ik vind het dan wel weer leuk hoe je het artikel terug laat komen in het verhalende stuk :p
Aan het einde van de straat, met de toepasselijke naam “Hoofdweg”, begon er een smal, amper bewandeld pad.
Leuke zin, lekker droog :p
Bij de inleiding heb ik wel het idee dat je net te uitgebreid bent, het net te mooi wilt zeggen. Je zinnen zijn mooi, maar ze herhalen informatie, als je begrijpt wat ik bedoel :p als je 't gaat herschrijven zou ik dit stuk proberen korter en krachtiger te maken. Met een paar gedeelten weggehaald zal de informatie veel sterker overkomen.
Ik heb nu wel een goed beeld van 't kleine, arme dorp gekregen xD

Het idee van de kaart der tiende vind ik trouwens erg leuk bedacht!
Het dorpje wat Raziel nooit beschouwde als een inwoner van Rildur.
Dit is een beetje een rare zin :p beschouwde Raziel zichzelf nu niet als een inwoner van Rildur, of beschouwen de inwoners van Rildur hem niet als inwoner? Zoals het nu staat beschouwt het dorp zelf, maar het dorp is geen levend iets :p
De kaart der tiende schaarde echter de volledige heuvel bij Rildur om het gehucht niet nog troostelozer aan te laten voelen dan het al was.
Een zin die genoeg vertelt
Hij kon nog amper staan laat staan lopen.
er moet sowieso een komma tussen, maar staan laat staan is niet zo'n mooie woordvolgorde :p
Het kleine beetje geld wat hij nog bezat. Dat kleine stukje erfenis van zijn vader weigerde hij te besteden.
Dit is één zin. En eigenlijk best wel asociaal van Raziel, hij wil het geld wat hij heeft niet uitgeven aan eten, maar komt wel eten vragen bij dorpsgenoten die het eigenlijk ook niet kunnen missen xD
Zijn vader, een van de laatste grote smidsen.
Zijn vader was een hele smederij :O meervoud van smid is smeden :p
Het geweer ruïneerde zijn vader, bracht de dood verder en sneller dan ooit te voren. Bereikte het eenzame huis op een heuvel en rukte een vader uit het leven van zijn zoon.
Beschrijft alles heel goed zonder al te veel uit de doeken te doen. Mooi^^
'Die rommel hoort in de prullenbak.' zei Eakhart.
Oho, foute interpunctie :O de punt bij prullenbak hoort een komma te zijn. De zin loopt namelijk door tot het 'zei'-gedeelte. Wat ben ik goed in vaag uitleggen --' Maar als je typt in word (typ je in word? xD) dan merk je dat, als je een punt neerzet, Word 'zei' automatisch een hoofdletter geeft. Bij een komma is dat niet het geval.
Eet je pap en kom morgenavond wanneer er geen nieuwsgierige ogen meer ronddwalen naar me toe.
Waar zijn die nieuwsgierige ogen dan? Ik heb juist het idee dat niemand hem opmerkt omdat het dorp verder niet echt een teken van licht of leven vertoont.
Een aantal aan elkaar genaaide koeienhuiden zorgde ervoor dat Raziel droog kon werken wanneer het regende. Hij had de huiden pas vervangen die boven de gehele smederij hingen.
Zijn koeienhuiden niet erg duur? Terwijl hij niet zoveel geld heeft
Hij had zijn Tiende deel al betaald deze maand maar oorlog veranderd de wet niet anders om zei zijn vader altijd.
Hij had zijn Tiende deel al betaald deze maand, maar oorlog verandert de wet, niet andersom, zei zijn vader altijd.
Ik weet trouwens niet of het wat zijn vader altijd zei tussen aanhalingstekens moet of niet. Mag je zelf beslissen :p
Ze moesten wel richting hem komen.
Ze moesten wel zijn richting in komen
Voorzichtig tilde Raziel zijn voet op en bewoog zich langzaam richting de aarde muur. Raziel schrok zich te pletter. De ontlading van een donderbus bewoog zich als een donderslag door het woud. Hij dook achter de aarde muur en wikkelde beide handen om zijn bijl.
Dit stukje vind ik wat minder mooi. Het leest vreemd dat hij eerst zijn voet optilt, alsof zijn voet eerst door iets tegengehouden werd. En het is raar dat hij al schrikt voordat de donderbus is afgegaan. En wikkelde staat wat zacht, het doet de ernstige situatie geen eer aan. Ik denk dat grijpen hier beter is.
'Sergeant doden we haar hier of later?'
'Sergeant, doden we haar hier of later?'
Als Raziel één kunst mocht noemen die hij van zijn vader geleerd had was het de kunst van het luisteren. Gesproken woorden waren complexer dan het maken van een helm met vizier. Ze waren betrouwbaarder dan de beste getuige.
Ze konden de waarheid achter de woorden verhullen voordat de daad bij het woord werd gevoegd. Ze onthulde wanneer iemand je zou bestelen terwijl hij geruststellende woorden spreekt. Ze lieten zien hoe iemand echt was. Ze lieten de kracht zien van iemand die zich met woorden zwak voordoet. Ze lieten de wanhoop zien van iemand die zich niet berust had in haar lot.
Mooi gesproken! Nou ja, geschreven xD
Oh, onthulde = onthulden
Voorzichtig draaide Raziel zich om en keek voorzichtig boven het aarde muurtje uit.
aarde = aarden
Een grijs paard stond stil voor de omgevallen boom. Ze werd bereden door een vrouw verborgen achter een donkerblauwe mantel wiens gezicht hij door de kap van de mantel niet kon zien.
Wat een leuke zin heb je ervan gemaakt haha xD ik denk dat je halverwege wat verkeerd hebt in proberen te voegen, gebeurt me ook zo vaak :') waarom ik de zin echter aanhaalde was om 'bereden'. Dat impliceert voor mij beweging, terwijl het paard stil staat.
Het had meer weg van een artistiek weergegeven bliksemschicht dan een zwaard zoals Raziel die kende uit de Oude Tijd.
Dat trok meteen mijn interesse
Raziel schoot omhoog en greep zijn bijl van de grond. Nog voordat de magere man zijn donderbus had geheven snelde de kop van de bijl naar voren en stootte het geweer uit zijn handen. In zijn ooghoek zag Raziel de vrouw omhoog schieten. Het van de grond geraapte mes ging de keel van de overrompelde man binnen met de snelheid van een slechtvalk in een duikvlucht. De man viel achterover, gorgelend in zijn eigen bloed.
Ik mis hier de tweede man die uitgeschakeld wordt. Ik ga er iig vanuit dat ze beiden dood zijn, anders is het niet zo slim als Raziel en de vrouw met elkaar beginnen te kletsen xD

Okeeej, hele hoop feedback, maar het waren dan ook drie posts :p Je hebt er een hoop details in zitten die het voor mij een stuk echter maken, zoals de tienden en het hout hakken in het bos. Goed gedaan! Ik vind het ook leuk hoe je telkens terugkomt op het verschil tussen de oude en nieuwe tijd. Dat rijgt het verhaal steeds meer aaneen. Ik ben benieuwd waar die vrouw vandaan komt, ze komt goed mysterieus over^^ Je bent goed op dreef! :p
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

Bedankt voor de reactie Maaike!

Bedankt voor de reactie Saskjezwaard voel me meteen een analfabeet haha.
Ik ben nog steeds van mening dat de proloog een stuk minder is, zeker in vergelijking met de verhalende stukjes die erna komen.
Ik ga toch dan maar eens kijken wat we met die proloog gaan doen. Suggesties wat je eventueel in de proloog wilt lezen :p
Dit is een beetje een rare zin :p beschouwde Raziel zichzelf nu niet als een inwoner van Rildur, of beschouwen de inwoners van Rildur hem niet als inwoner?
Zal het wat duidelijker proberen te formuleren. De inwoners beschouwen hem (Raziel) niet als een inwoner.
Oho, foute interpunctie :O de punt bij prullenbak hoort een komma te zijn.
Ik was toch echt altijd in de veronderstelling dat een komma alleen gebruikt diende te worden als de spreker direct daarna nog wat zei. BV 'Hoi,' zei klaas, 'ik ben klaas.'
Waar zijn die nieuwsgierige ogen dan? Ik heb juist het idee dat niemand hem opmerkt omdat het dorp verder niet echt een teken van licht of leven vertoont.
Blijkbaar is hier het kwartje niet gevallen haha. Net voordat Raziel hout gaat hakken ziet hij de tiende verzamelaars die altijd worden opgehouden door een oud vrouwtje waardoor ze altijd pas laat vertrekken uit het dorp. Met de nieuwsgierige ogen worden hier de verzamelaars bedoelt.
Zijn koeienhuiden niet erg duur? Terwijl hij niet zoveel geld heeft
Ja ze zijn duur maar Raziel besteed 90% van zijn geld aan de smederij waarom dat komt later.
Ik mis hier de tweede man die uitgeschakeld wordt. Ik ga er iig vanuit dat ze beiden dood zijn, anders is het niet zo slim als Raziel en de vrouw met elkaar beginnen te kletsen.
Heb nooit gezegd dat Raziel de slimste was thuis ;)
Gebruikersavatar
Saskjezwaard
Computer
Computer
Berichten: 4449
Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
Locatie: in bed

Ik hou ervan mensen zich analfabeet te laten voelen haha :p Hm, suggesties over wat ik in de proloog zou willen lezen... geen idee eigenlijk. Je verhaal is nog niet ver genoeg gevorderd om te kunnen zeggen wat de mysteries zijn die de aandacht trekken. Misschien is een krantenbericht toch wel de juiste proloog, alleen dan zou ik proberen om maar 2 of 3 vreemde namen erin te noemen, anders is de aandacht al snel weg. Mensen kunnen moeilijke lezers zijn :p

Over de interpunctie, daar zitten een paar regels aan vast. De vorm die je aanhaalde is correct, maar er zijn nog een paar andere vormen die ieder hun eigen regels hebben.
De simpelste:
"Hoi, ik ben Klaas," zei Klaas.
Als de dialoog halverwege onderbroken wordt en waarbij de gesproken zin nog doorloopt in het tweede gedeelte. Die deed je al goed:
"Hoi," zei Klaas, "ik ben Klaas."
En de dialoog die halverwege onderbroken wordt, maar waarbij de eerste zin al klaar is en de tweede gesproken zin een nieuwe is:
"Hoi, ik ben Klaas," zei Klaas. "Ik hou van klompen."
Let er maar eens op in een boek =)

Over de dure koeienhuiden, dan zou ik even een opmerking maken dat ze wel duur waren, maar dat hij ze wel echt nodig had. Een uitleg erbij zodat de lezer wel weet dat jij weet dat koeienhuiden duur zijn, maar dat Raziel ze desondanks koopt :p

En over het gevecht, dan zou ik nog even de man noemen die nog overeind staat. Nu wordt hij tijdens het gesprek niet meer genoemd, waardoor het lijkt alsof hij verdwenen is. Even zeggen dat Raziel de man in de gaten houdt ofzo. En ikzelf zou, als mensen tijdens een gevecht gezellig beginnen te kletsen, ze juist aanvallen omdat ze dan minder geconcentreerd zijn op mij, dus heb ik een betere kans om te winnen. Maar goed, dat is mijn logica, moet zeggen dat ik nog nooit met messen en donderbussen met iemand heb gevochten xD
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

Nee! ik laat die man lekker voor wat het is! Je mag nu lezen waarom haha.

Angstig liep Raziel naar achteren. Zijn ogen flitsten van de niets ontziende blik van de vrouw naar het zwaard wat zonder enige beweging door de lucht leek te bewegen slechts verbonden aan haar via haar hand. Raziel struikelde over iets wat achter hem lag en viel achterover. De lucht in zijn longen ontvluchtte zijn lichaam en happend naar lucht keek hij paniekerig naar voren. Naar de vrouw die hem strak aanbleef kijken.
Raziel trok zijn blik los van het gelaat van de vrouw. Hij keek naar beneden naar waar hij overheen was gevallen. Het bewegingsloze lichaam van de magere man die hem aanviel lag aan zijn voeten. Hij had hem toch niet doodgeslagen of wel? Zo hard had hij ook niet geslagen. Hij had echter nog nooit iemand geslagen met een bijl. Alleen de magere man kon weten hoe hard Raziel hem had geslagen.
De vrouw zette een stap naar voren. Waar had Raziel zich nu weer in laten belanden? Waarom moest hij vandaag houthakken? Waarom moest die verdomde boom richting de weg vallen en wie kon hem in godennaam vertellen waarom hij achter de aarde muur te voorschijn kwam? Deze dag had zulke potentie om een mooie dag te worden maar kijk waar hij zich nu begaf.
De voet van de vrouw, gehuld in een donkerblauwe laars, had amper haar afdruk in de grond gemaakt toen de magere man vanuit het niets omhoog schoot. Hij greep haar zwaard arm, trok haar naar zich toe en lanceerde het mes gelegen in zijn andere hand. De ogen van de vrouw sperde zich wijd open terwijl het mes zich in de zijkant van haar maag boorde. Ze liet haar zwaard los en strompelde geschrokken achteruit.
Haar zwaard bleef nagenoeg onveranderd in de lucht hangen. Het was pas toen Raziel zijn blik van de vrouw naar de man verplaatste dat hij zag dat de man aan de grond genageld was door het zwaard wat zijn borst doorkliefd had.
Raziel stond verbijsterd op en keek naar hoe de vrouw in elkaar zakte. Twee gedachten versterkt door sterke emoties botsten in het lichaam van Raziel. De ene schreeuwde dat Raziel zich om moest draaien en het op het lopen moest zetten. Hoe kon hij in vredesnaam aan een wachter vertellen als die onverhoopt langs kwam wat hij ten midden van twee lijken en een gewonden vrouw deed. Twee mannen die hem probeerde te vermoorden en een vrouw die ongetwijfeld hetzelfde zou doen, had ze de kans gekregen.
Die andere gedachte fluisterde als een zachte zomerse bries dat hij de vrouw moest helpen. In zijn gedachten werd het echter niet onderbouwd waarom. Het sterke onderbuik gevoel wat hij voelde leek hem echter langzaam te beheersen. Het leek hem te dwingen naar de vrouw te lopen. Aarzelend besloot hij op haar af te lopen. Zonder dat hij het zelf door had waren zijn handen ontdaan van de bijl. Hij stond naast de vrouw en bekeek haar gelaat. Haar ogen waren gesloten maar haar borst bleef bewegen. Raziel zakte door zijn knieën en trok voorzichtig de donkerblauwe kap naar achteren.
Zijn onderbuik gevoel leek te exploderen. Het zette zich ongelofelijk snel en krachtig uit. Nog voordat Raziel zich ervan bewust was, was zijn gehele lichaam gevuld van het vreemde gevoel. Gedachteloos bleef hij het gezicht van de vrouw bekijken. Hij had nog nooit een vrouwen gezicht wat zo puur, zo natuurlijk, zo simpel was als het hare gezien. Terwijl hij haar aankeek leek hij alles te begrijpen. Het leek alsof alles wat ze met haar gezichtsexpressie hierna zou uitbeelden al als waarheid in zijn gedachten was opgeslagen. Toch bleef de pure uitstraling van haar gelaat iets mysterieus hebben. Het hing als een sluier over haar heen.
Hoe goed hij haar ook leek te begrijpen door slechts zijn ogen met de hare te kruisen zo mysterieus bleef zij voor hem. Hij zag de prachtige rozentuinen, de elegantie van zomer fonteinen. De verfijning bleef echter voor hem verborgen. De details van iedere roos, iedere druppel water van de fontein. Ongemerkt was zijn hand het als fluweel aanvoelende haar van de vrouw aan het strelen. Zijn gedachteloze wereld werd ruw verstoord door geschreeuw dieper in het bos.
'Het schot moet hier ergens afgevuurd zijn.'
Geschrokken keek Raziel op van zijn trans. Bewegingsloos bleef hij zitten terwijl zijn ogen door het bos om hem heen flitsten. Hij moest nu beslissen zette hij het op het lopen of bleef hij hier, bij haar. Hij kon haar hier niet achter laten. Hij voelde zich verantwoordelijk. In een kromme manier wist hij dat het zijn schuld was dat zij hier nu gewond in zijn armen lag. Voorzichtig tilde hij haar op en keek voor een laatste maal om zich heen. Het bos was verlaten alleen in de verte hoorde hij in het anders doodstille bos geluid van wachters zoekende naar de plek waar de donderbus werd ontladen. Raziel begon te lopen en keek nimmer meer om.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Hmm, ik moet niet eerst je ene verhaal lezen en daarna de andere. Dan klopt er niets meer van xD Maar verder vond ik het een goed vervolg. Het kwam voor mij niet echt als een verrassing dat Raziel haar meenam. Hij lijkt trouwens wel een beetje betoverd, zoals je schrijft dat hij maar half doorheeft wat hij doet. Vast die vrouw, haha.

Goed vervolg weer, ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

Bedankt voor de reactie Maaike!

Hoofdstuk 2.


De nacht raakte ten einde en de opkomende zon scheen door ramen van een eenzaam huisje bovenaan een eveneens eenzame heuvel. Langzaam om de begroeting van de warme zonnestralen te gemoed te komen opende de vrouw haar ogen. De contouren van een klein met hout betimmerd kamertje tekende zich voor haar. Ze lag in een klein eenpersoonsbed. Het lag niet echt comfortabel maar dat was het minste van haar zorgen.
Wat deed ze hier? Was ze gevangen genomen? Ze probeerde overeind te komen maar een steek in haar zij wierp haar terug in het onprettige bed. Ze drukte haar kin tegen haar borst en sloeg de dekens van haar af. Ze zag dat haar buik was verbonden. Dat het verband bij haar zij donkerrood gekleurd was.
Ze wierp haar hoofd terug in het kussen en begon in haar gedachten te vloeken. Wat had ze nou weer gedaan? Waar had ze deze wond nu weer aan verdiend? Ze kantelde haar hoofd en keek naar het nachtkastje naast haar. Op het simpel ogende kastje stond een doorzichtige kan met water en een schaal met een vreemd goedje er in. Haar kleren lagen keurig opgevouwen op een stoel naast het nachtkastje.
Wat voor ziekenhuis was dit? Was dit überhaupt een ziekenhuis? Ze drukte haar kin weer tegen haar borst en keek naar het donkere rode verband rond haar zij. Voorzichtig taste haar hand haar zij. Ze raakte het verband aan de randen, waar het donkerrode gedeelte begon. Haar zij was niet pijnlijk rond de randen. Terwijl haar hand, voorzichtig tastend, het donkerrode gebied binnentrok begonnen kleine amper voelbare steken zich langzaam op te hopen. Het hele donkerrode gebied voelde hetzelfde. Het voelde als opgedroogd bloed van een bijna herstelde wond.
De vrouw ging, de pijn verbijtende, rechtop in haar bed zitten, haar rug rustende tegen het hoofdeind. Ze zocht naar waar de uiteinden van het verband waren verbonden. Voorzichtig maakte ze een van de uiteinden los en begon langzaam het verband los te wikkelen. Toen ze het verband voor de helft had verwijderd zag ze de bron van de stekende pijn in haar zij. Een kleine wonderbaarlijk goed gehechte snee bevond zich luttele centimeters boven haar bekken. De eerste korstvorming had al plaats gevonden.
De vrouw dwong zichzelf rechtop op het bed te zitten en liet haar voeten voorzichtig van het bed te glijden om met de warm aanvoelende vloer in aanraking te komen. Het leek haar veel minder kracht te kosten dan ze op voorhand dacht. Het verdragen van de steken, die haar lichaam liever zagen liggen, vroeg echter veel energie.
Ze staarde naar de donker houten vloer, wachtende tot ze haar gedachten los kon trekken van de steken. Het was nu pas dat ze de kruidige geur van het goedje rook. Ze reikte naar het kommetje en bracht het naar haar schoot. Moest dit eten voorstellen? Was het eigenlijk wel eetbaar en als dat zo was wie zou dit dan in godennaam eten? Ze kreeg steeds meer het gevoel dat ze in een gevangenis zat. Een vreemde gevangenis maar een gevangenis desalniettemin. Speelde haar bewakers een soort verwrongen en ziek spelletje met haar. Lapten ze haar op iedere keer wanneer ze gewond was. Met het enige doel om haar straks weer pijn te doen?
Ze zette het vreemde goedje weer terug op het nachtkastje en keek naar haar kleren. Ze strekte haar been naar de stoel voor haar en trok het met haar voet naar zich toe. Ze pakte haar kleren en trok ze aan. Het was een langzaam gebeuren bij ieder kleding stuk moest ze minstens tweemaal pauzeren om niet overmand te worden door de stekende pijn in haar zij.
Ze stond op maar greep vrijwel direct de rugleuning van de stoel. Een grimas vertekende haar gezicht. Ze dwong zichzelf te blijven staan. Ditmaal zou ze niet weer terug geworpen worden. Na enkele ogenblikken verdween de duizelig makende pijn. Ze rechtte haar rug en liep naar de slaapkamer deur. Haar hand reikte naar de deurknop maar raakte hem niet aan. Dit kon een val zijn. Misschien was het wel een test. Misschien betekende het openen van de deur dat ze voldoende hersteld was. Voldoende hersteld om opnieuw onderworpen te worden aan pijn. Ze moest het erop wagen. Ze kon hier niet eeuwig verblijven. Ze had een missie, een doel. Als iemand haar tegen wilde houden dan moest hij de volle zwaarte van zijn beslissing dragen. Alle daaruit vloeiende consequenties.
Haar hand greep de deurknop. Ze opende de deur maar trok hem slechts open op een kier. Ze keek een ruimere kamer binnen. Een kleine open haard domineerde de ruimte. De banken en tafel die in de ruimte stonden stonden allemaal richting de open haard. Zelfs de twee stoelen die aan een klein vierkant tafeltje stonden bij het raam wezen naar de haard. Het begon meer op een altaar te lijken dan een knusse open haard. De ruimte was verder, op enkele planten na, verlaten.
De vrouw opende de deur tot er een opening groot genoeg ontstond om de kleine slaapkamer te verlaten. Ze liep naar het midden van de kamer en keek om haar heen. De ruimte had twee raamloze muren. De een werd gedomineerd door de haard de ander herbergde vier deuren waarvan er een leidde naar de kamer waar ze was ontwaakt. De andere muren waren voorzien van ieder een tweetal ramen. De muur recht tegenover de muur van vier deuren was de muur die ze zocht. Het was de muur die de enige deur bezat die haar de vrijheid zou verschaffen die ze zo verlangde. Ze deed een stap naar voren en reikte met haar hand al naar de deur. Ze bleef echter stilstaan.
'Verdomme.' fluisterde ze.
Ze kon dit huisje niet verlaten zonder dat ze wist wie haar hier gevangen hield. Wie haar wond verzorgd had om haar opnieuw pijn te doen. Ze draaide zich om en liep naar de muur met vier deuren. Ze opende de deur het dichtstbij de open haard.
'Niets bijzonders.' dacht ze.
Een eenvoudige keuken met een enkel simpel keukenblad. Ze sloot de deur en liep naar de volgende. Een nog kleinere ruimte openbaarde zich, de badkamer. Ze liep naar de laatste deur voordat ze weer bij haar eigen slaapkamer deur was. Dit zou vast en zeker weer een nutteloze kamer zijn. Een opbergruimte of een tweede slaapkamer. Wat het ook zou zijn ze was er van overtuigd dat ze kostbare tijd had verspild zoekende naar aanwijzingen die er toch niet waren.
Ze legde haar hand op de deurknop en draaide. Haar mond viel open. Ze had gelijk, een tweede slaapkamer, maar dat was niet de reden voor haar verbazing. De hele kamer was vol gehangen met krantenkoppen en artikelen. Het hing als een behang op de muren. Er was geen enkel stukje kale muur te bekennen. Het kleine tafeltje lag vol met kranten. Alleen het bed was vrij van kranten. Niet dat het niet gevuld kon worden. In de hoek van de kamer stonden drie stapels onaangetaste kranten. Met open mond en grote ogen bleef ze de kamer in staren.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Hmm, ben benieuwd wat voor krantenartikelen zij ziet, dat het haar verbazing opwekt ^_^ ben benieuwd of het in positieve of negatieve zin is.

Ik vond haar wond in verhouding met haar pijn een beetje onrealistisch. Je beschrijft alsof ze het besterft van de pijn, maar de wond was heel minimaal. Misschien als je er bij zet dat ie heel diep is ofzo, dat het wat beter met elkaar in verhouding staat ;)

Verder goed vervolg! Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Gebruikersavatar
Saskjezwaard
Computer
Computer
Berichten: 4449
Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
Locatie: in bed

Mijn tentamens zijn voorbij dus ik heb eindelijk weer tijd om uitgebreid op dit leuke verhaal te reageren^^

Nog even terugkomend op die twee mannen. Ik heb het stukje nu al een paar keer gelezen en in het stukje van 16 maart leest alsof er maar 1 man neergeslagen wordt. Maar blijkbaar zijn ze toch alletwee neergeslagen, want in het stukje daarna is de ene man waarvan ik dacht dat hij ongedeerd bleef, helemaal verdwenen dus die zal dan wel dood op de grond liggen.
Ik heb een theorie :p
Raziel schoot omhoog en greep zijn bijl van de grond. Nog voordat de magere man zijn donderbus had geheven snelde de kop van de bijl naar voren en stootte het geweer uit zijn handen. In zijn ooghoek zag Raziel de vrouw omhoog schieten. Het van de grond geraapte mes ging de keel van de overrompelde man binnen met de snelheid van een slechtvalk in een duikvlucht. De man viel achterover, gorgelend in zijn eigen bloed.
Als ik dit stukje lees met de gedachte in mijn achterhoofd dat hierna alletwee de mannen uitgeschakeld lijken te zijn, dan schakelt Raziel de magere man uit en de vrouw de overrompelende man. Klopt dat?
Het punt is dat je niet duidelijk aangeeft welke van de twee mannen Raziel en de vrouw tegenover zich hebben. Je onderscheidt alleen maar 1 van de twee door hem mager te noemen, de ander krijgt geen uiterlijke kenmerken mee. Als je dan blijft schrijven met 'de man' weet ik niet welke van de twee je bedoelt. En als je eerst 'de magere man' noemt om het te laten volgen op 'de man' dan is het ook weer gokken of je het dan nog steeds over de magere man hebt, of over die andere man. Ik zou je dus aanraden om de ander ook iets herkenbaars mee te geven :p dan is heel de verwarring over de vechtpartij in 1 klap verdwenen.

Zo, nu over je eennanieuwste stukje:
Zijn ogen flitsten van de niets ontziende blik van de vrouw naar het zwaard wat zonder enige beweging door de lucht leek te bewegen slechts verbonden aan haar via haar hand.
Ik heb hem nu al een paar keer gelezen en ik heb geen idee wat je hiermee bedoelt xD
De lucht in zijn longen ontvluchtte zijn lichaam en happend naar lucht keek hij paniekerig naar voren. Naar de vrouw die hem strak aanbleef kijken.
Waarom maak je hier geen 1 zin van? Want hij kijkt en naar voren en dan daarmee dus naar de vrouw. Waarom zou je dan nog apart noemen dat hij naar voren kijkt?
De lucht in zijn longen ontvluchtte zijn lichaam en happend naar lucht keek hij paniekerig naar de vrouw die hem strak aanbleef kijken.
Hij had hem toch niet doodgeslagen of wel? Zo hard had hij ook niet geslagen. Hij had echter nog nooit iemand geslagen met een bijl. Alleen de magere man kon weten hoe hard Raziel hem had geslagen.
Het valt me op dat je zoiets wel vaker doet. Dan gebeurt er iets wat een van je personages aan het denken zet (dadelijk bij de vrouw ook) en dan ga je te ver door met denken :p het is op dit moment helemaal niet interessant om zich af te vragen hoe hard Raziel hem geslagen heeft, er komt een vrouw op hem af die best wel gevaarlijk lijkt te zijn en dan is het enige logische dat hij zich zorgen om zijn eigen veiligheid maakt. Geen kopje-thee-gedachten over iemand die bewusteloos op de grond ligt. En als je er toch een gedachte aan kwijt wil, dan moet je het maar even opmerken. Geen drie zinnen aan wijden die daardoor de vaart uit je stukje halen.
Hoe kon hij in vredesnaam aan een wachter vertellen als die onverhoopt langs kwam wat hij ten midden van twee lijken en een gewonden vrouw deed. Twee mannen die hem probeerde te vermoorden en een vrouw die ongetwijfeld hetzelfde zou doen, had ze de kans gekregen.
Als je dit inkort dan komt de tweestrijd in Raziel duidelijker naar voren:
Hoe kon hij in vredesnaam aan een toevallige voorbijganger uitleggen wat hij ten midden van twee lijken en een gewonde vrouw deed?
Het leek alsof alles wat ze met haar gezichtsexpressie hierna zou uitbeelden al als waarheid in zijn gedachten was opgeslagen. Toch bleef de pure uitstraling van haar gelaat iets mysterieus hebben. Het hing als een sluier over haar heen.
Hoe goed hij haar ook leek te begrijpen door slechts zijn ogen met de hare te kruisen zo mysterieus bleef zij voor hem. Hij zag de prachtige rozentuinen, de elegantie van zomer fonteinen. De verfijning bleef echter voor hem verborgen. De details van iedere roos, iedere druppel water van de fontein.
Over dit stukje ben ik niet zo'n fan. Ik begrijp gewoon niet wat je hiermee wilt overbrengen :p ik hou sowieso niet van die beschrijvingen die eigenschappen van mensen koppelen aan iets wat er naar mijn idee helemaal niet bij hoort. Ze was zo puur als een ontluikende rozenknop... veel te overdreven :/
Geschrokken keek Raziel op van zijn trans.
trans = trance

In het actiegedeelte van je stukje is het best moeilijk te volgen wat er nu precies gebeurt. Uiteindelijk krijg ik er wel een beeld bij, maar het is niet zo scherp als het zou kunnen zijn. Actiescenes zijn rot om te schrijven. Het is ontzettend moeilijk om precies over te brengen wat jij als schrijven zijnde in gedachten hebt. Eigenlijk zou je bij actiescenes gewoon een filmpje bij moeten doen van wat er precies gebeurt haha :p
Met actiescenes is het belangrijk om het zo simpel mogelijk te houden. Geen zinnen die proberen de actie zo mooi mogelijk te beschrijven, dat werkt alleen maar verwarrend. Probeer het in het vervolg wat simpeler te houden en hou in gedachten dat je lezer een idioot is bij dit soort scenes xD

Stukje erna:
Langzaam om de begroeting van de warme zonnestralen te gemoed te komen opende de vrouw haar ogen
te gemoed = tegemoet
Okeej, ik ga weer een zeur zijn :'D dit stukje heb ik snel overgescand met lezen. Je bent hier ook te uitgebreid met je gedachten. Probeer het zo kort en duidelijk mogelijk op te schrijven, less is bij schrijven zeker more :p goden, we gaan er modetermen in gooien :') maar je doet iets wat ik zelf ook altijd deed: proberen de lezer zo duidelijk mogelijk te maken wat je in dit stukje wil zeggen. Bij niet-actiescenes moet je er juist vanuit gaan dat je lezers slim zijn :p ze hebben sneller iets door dan je denkt. Oh, en het is logisch hoe de vrouw over haar wond denkt, maar omdat je als lezer zijnde al weet hoe ze aan die wond is gekomen en waar ze is is het niet aantrekkelijk om te lezen hoe ze zich dat zorgvuldig afvraagt. Vat het samen en dan leest het al een stuk fijner weg ;)

Wat een zeurreactie, sorry (a) ondanks al mijn commentaar heb je genoeg vragen in me achtergelaten waardoor ik graag verder wil lezen, zoals wat die vrouw nu precies is overkomen. Ben benieuwd wat er verder komt^^
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

Bedankt voor de reactie Maaike je komt er nu achter wat dat krantenartikel er mee te maken heeft.
Zal nadenken over de wond ;)

Bedankt voor de reactie Saskjezwaard na het lezen van jouw reacties lijkt het altijd alsof ik dronken geschreven heb haha.

Het klopt dat Raziel de magere man uitschakeld en de vrouw de ander. Zal de ander ook een duidelijk herkenningspunt geven.

Ik heb hem nu al een paar keer gelezen en ik heb geen idee wat je hiermee bedoelt xD
De vrouw loopt dreigend op hem af. Raziel verplaatst zijn blik van het gelaat naar het zwaard wat ze vasthoud, het wapen en daarmee de dreigende factor.

Over het denken van Raziel over de magere man wanneer hij valt: Raziel heeft eigenlijk vrij weinig meegemaakt, kan ook niet in het dorp waar hij woont. Als hij de man voor zich ziet liggen dan denkt hij aan de consequenties van het doden van iemand klinkt misschien onlogisch maar hopelijk dat die mentale denkwijze later duidelijker wordt.

De rest van je opmerkingen/aanvullingen zal ik overnemen en verwerken over het teveel gebruiken van gedachten moet ik nog even nadenken ;) maar heel erg bedankt voor uitgebreide reactie! OV+ knopje werkt bij mij niet anders kreeg je er een haha.
En heb grootse plannen maar waarom de vrouw hier is ja dat is toch een heel belangrijk antwoord eentje die ik niet direct wil geven haha


De nieuwe tijd: vooruitgang of de weg naar verdoemenis.
Grote meesters dood geschoten.
Laatste meester failliet.


Het waren allemaal koppen die haar niets zeiden. Wat voor gek verzamelde nu weer krantenartikelen en wie verbond al die nutteloze kopjes met elkaar door rood draad. Er was een kop die haar aandacht bleef vragen. Het hing prominent aan de langste muur. Het leek het begin punt van de wirwar aan rode draadjes die door de hele kamer leken te lopen.
'Rildur op geschrikt door brute moord.' kopte het artikel. Had ze zichzelf gevangen laten nemen door een geobsedeerde gek. Iemand die duidelijk moeite had het verleden los te laten? Ze sloot de deur en liep terug naar de voordeur. Haar hand raakte de deurknop aan en met een voorzichtige draai draaide ze de deur van het slot.
Plots hoorde ze gefluit. Het kwam van buiten. Ze liet de deur weer in het slot vallen en keek door het raam naast de deur naar buiten. Een man liep langs de voorkant van het huis. Zonder een blik te werpen op het raam waar de vrouw voorzichtig door heen gluurde liep de man langs en begaf zich naar de zijkant van het huis. Was dit haar bewaker?
Hij droeg geen harnas of uniform. Alleen een broek, laarzen en een vies shirt. Als dit haar bewaker was dan had ze geen enkel obstakel meer om hier weg te komen. Die man was zeker niet haar gelijke, niet in strijd, niet waarin zij excelleerde.
Ze opende de deur en liep geruisloos naar de zijkant van het huis. Tegen de hoek van het huis leunde een oude schep. Een perfect wapen nu ze gewond was. Ze hoefde hem in ieder geval niet meer met haar blote handen te vermoorden. Ze tuurde voorzichtig om de hoek en zag de man bij een grote stenen oven staan. Hij gooide er grote stukken hout in van een stapel naast de oven. Geruisloos liep ze naar hem toe en hief de schep.
'Raziel achter je!' schreeuwde iemand achter haar.
Nog voordat ze kon reageren had de man zich omgedraaid en sprong naar achteren.
'We willen je geen pijn doen.' zei de man.
Zijn ogen waren vergroot, angst had duidelijk zijn lichaam in bezit genomen. Ze draaide haar hoofd iets om zicht te houden op de man voor haar en keek door haar ooghoek naar achter. Er stond een tweede man, even bleek als de man voor haar.
'Ik ben Raziel,' zei de man voor haar, 'je was gewond geraakt in het bos, herinner je dat?'
Ze werd terug geworden in haar eigen gedachtewereld. Ze zat op haar paard. Haar hand streelde de nek van het paard terwijl ze geruststellende woorden sprak. Achter haar versperde een omgevallen boom de weg. Wat deed ze hier?
Twee paarden verschenen in rengalop om de bocht. Hun berijders remde hen af en keken zelfvoldaan, bijna lachend uit hun ogen. Ze droegen een bij elkaar gesprokkeld harnas waarover een gehavende reismantel hing. De linker man was tweemaal zo breed als de rechter en droeg twee donderbussen. De rechter stopte net iets achter de andere man. Zijn blik bleef heen en weer flitsen tussen de vrouw en zijn kameraad.
'Het ziet er naar uit dat zelfs de Goden niet willen dat hij hier je lot ontsnapt.' zei de brede man.
'Sergeant doden we haar hier of later?'
'Doe met me wat je wilt. Ik heb me berust in mijn lot.'
De vrouw stapte van haar paard en toverde haar zwaard tevoorschijn. Ze stak het naar een donderschicht gevormde zwaard in de grond. Ze trok twee flinterdunne messen uit hun schedes die waren vastgemaakt aan haar onderarmen. Ze stak ze naast haar zwaard in de grond en knielde op de grond. Ze vouwde haar handen achter haar hoofd en bleef rustig wachten.
De brede man stapte af waarna de magere man snel volgde. Hij liep met zijn zelfvoldane glimlach op haar af. Hij had geen idee wie hij opjoeg, geen idee hoe dit zou aflopen.
Hij hief zijn donderbus en richtte op haar hoofd. Hij wou zeker het zekere voor het onzekere nemen. Haar voorgoed uit zijn miezerige leven verwijderen. Hoe vaak was ze die twee wel niet te slim af geweest? Niet dat het bijzonder moeilijk was met die twee hersenloze. Hoe heette ze ook al weer? Ene Grem en Tulp of was het Morg en Strom. Wat maakte het ook uit.
Ze keek recht in het gore gezicht van Grem of Morg. Hoe die dikke ook mocht heten. Nog één tel langer wachten en hij was verleden tijd.
'Moord zonder gerechtelijk bevel is verboden in deze streken.' klonk er plots.
Alle drie keken ze verwonderd naar de man die vanachter de aarde muur naast de weg tevoorschijn was gekomen.
'Vildar dor Vasar.' zei ze teruggedreven uit haar gedachtewereld.
'Misschien spreek je onze taal niet,' zei Raziel, 'maar wij willen je geen pijn doen. De vrouw van Eakhart hier heeft je wond gehecht.'
'Vriend of vijand.'
'Pardon?'
'Vildar dor Vasar,' zei de vrouw, 'het betekend vriend of vijand.'
'Vriend,' zei Raziel, 'we zijn vrienden.'
'Alsnog het foute antwoord maar ik geloof je.'
'Ik ben Raziel Galirion en dit is Eakhart Hofstader. Wat is jouw naam?'
'Ik heb geen neem.'
'Hoe bedoel je? Iedereen heeft een naam.'
'Ik ben wie ik ben, ik ben wie ik was, ik ben wie ik altijd zal zijn.'
'Dat is geen antwoordt.' zei Eakhart van zijn schrik bekomen.
'Het is geen antwoord omdat het geen vraag is. Het is geen vraag omdat het niet de juiste is.'
'Ik volg je niet.' zei Eakhart.
'De vraag Raziel Galirion moet niet zijn wie ik ben maar wie jij bent, wie je was en wat je zult worden.'
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

'Waarom zou dat de juiste vraag zijn als je zijn naam al weet.' bracht Eakhart verwart in.
'Een naam is slechts een aanduiding zegt een titel iets over een persoon? Is per definitie een koning een juist man of is hij slecht? Namen geven de waarheid niet weer ze maskeren het. Dus Raziel Galirion, wie ben je?'
De jonge man tegenover haar keek bedenkelijk naar de grond. Ook van het gezicht van de man die zichzelf Eakhart noemde zag ze dat haar woorden wortel hadden geslagen.
'Laat mij je een voorbeeld geven. Niet om je te overtuigen dat had ik al gedaan voordat je me ontmoeten maar om je argwanende vriend te overtuigen. Toen de Goden je vader een rijk man maakte en welvaart jullie huis overspoelde maakte die daad hun dan juiste Goden? Was één daad van goedheid genoeg om alle vorige slechte daden te doen vergeten?'
De blikken van Raziel en Eakhart veranderde van verwardheid naar vertwijfeling. De wortels van haar woorden drongen langzaam hun lichamen binnen. Trokken naar hun hart en gedachtes en versloegen iedere tegenwerkende hersenspinsel.
'Jullie gaan er van uit dat jullie juiste Goden aanbidden maar jullie juiste goden wilden jullie niet helpen toen de oorlog uitbrak. Ze waren er niet toen jullie al jullie voedsel, geld en goederen moesten afstaan. Ze waren er niet toen jullie gedwongen waren om honger te leiden. Ze waren er niet toen de vader van Raziel werd doodgeschoten.'
De vrouw zag Raziel geschokt op kijken. Ze had de perfecte snaar geraakt. De moord in Rildur. De laatste grote meester. De krantenartikelen waren op de juiste plek gevallen. Het was geen gek die haar gevangen hield, geobsedeerd door het verleden. Het was een jongen, worstelend met het verleden in toekomst.
'Goden hebben namen en die namen geven een verstoorde reflectie. Als je me echt kent voel je wie ik ben, wie ik was en tot wat ik zal verworden. Wat jullie nu zien mag in jullie ogen wijsheid zijn, ongerepte wijsheid uit een plek onaangetast door dit continent. Echter de echte wijsheid is het antwoord weten op ongestelde vragen.'
‘Zullen we maar naar binnen gaan. Jij hoort niet uit bed te zijn.’
Ze zag dat Eakhart nog even verbaasd uit zijn groene ogen keek als toen zij hem voor het eerst zag. Misschien was dit wel zijn normale blik. Hij leek het in ieder geval niet te kunnen bevatten zoals Raziel dat wel leek te kunnen. Hij staarde peinzend naar de grond en leek ieder woord nog eens voor zich te halen.
‘Ja, laten we naar binnen gaan,’ zei Raziel enigszins afwezig.
‘Meneer Hofstader, meneer Hofstader!’ klonk er in de verte.
Eakhart draaide zich om en wilde net een stap naar voren zetten toen een jonge man met lang blond haar voorbij het huisje rende.
‘Daar bent u!’
‘Petar, wat is er?’
‘Bericht van het front!’ zei Petar terwijl hij met een grote glimlach een krant de lucht in duwde.
‘Het front?’ vroeg Raziel die naar voren was gelopen.
‘Oh, hé Raziel, jij ook hier…’
‘Dit is zijn huis Petar,’ zei Eakhart bruusk.
‘Ja, ja je zult wel gelijk hebben maar…’ heel even viel Petar stil toen de vrouw naar voren kwam lopen, ‘oelala, wat hebben wij hier?’
‘Niets wat jouw ogen waardig zijn,’ zei de vrouw kortaf.
‘Petar,’ zei Eakhart streng, ‘wat doe je hier, waarom let je niet op de winkel?’
‘Hier lees zelf maar,’ zei Petar terwijl hij de krant aan Eakhart gaf.
Raziel liep naar Eakhart toe en las het artikel met hem mee. De vrouw zag de ernstige blikken van Raziel en Eakhart over de eerste paar zinnen vliegen. Hun gelaat ontspanden, even was er zelfs een korte glimlach te zien. Om vervolgens weer emotieloos te worden.
‘Goed nieuws neem ik aan?’
‘Lees zelf maar,’ zei Eakhart terwijl hij de krant aan de vrouw gaf.

De Nieuwe Tijd.


Victorie!

Het is lang geleden, diep begraven in de herinneringen van mensen. Dat een overwinning zo groot als op de dag dat ik dit schrijf is behaald. Ons glorieuze leger heeft de vijand verpletterend verslagen. De vluchtende zwakkelingen werden slechts gered door het toedoen van de extreme vermoeidheid van onze machtige cavalerie. Die na uren van vechten hun sabels niet meer konden heffen.
Mooi was de dag dat de vooruitgang ons van zekere vernietiging redde. De vijand wanhopig vastklampend aan de Oude Tijd bestormde onze stellingen met zwaarden en bijlen. Resoluut was ons antwoord. Salvo na salvo van de wapens van vooruitgang joegen golf na golf van die goddeloze wezens naar een vroeg graf.
Het was pas toen de strijd gewonnen was dat een klein detachement uit Avalion de Ilios opvoer en een deel van de vluchters afsneed. Dit zou de krant van vooruitgang van de toekomst niet zijn als wij de held van de dag niet gesproken hadden. Wij doelen hier slechts op een persoon. Een bescheiden man maar tevens een groot man, Heer Jazier.
'De prijs die we vandaag betaald hebben was groot maar door ons superieure leger, bewapening maar boven alles onze wil om te overwinnen hebben wij de zege veilig gesteld. Lof voor Heer Iridius om Generaal Auruse naar Avalion te sturen voor hulp. Hun komst heeft er voor gezorgd dat slechts enkele honderden vijandelijke soldaten in veiligheid zijn gekomen. Tevens moet ik hierbij toevoegen dat zonder de inmenging van Avalion ons leger had gezegevierd en ik vraag me af wat de prijs zal zijn van deze 'hulp'.'
Heer Jazier, het genie wat het plan schreef voor deze klinkende overwinning, brengt een zeer interessant punt naar voren. Waarom vroeg Heer Iridius de hulp in van een vreemd land waarvan de intenties ons niet duidelijk zijn. Wat is de prijs die wij moeten betalen voor de hulp die zij ons geboden hebben maar bovenal hoe weten wij dat dit niet een nieuwe, onbekende mogendheid is. Met als enig doel het bezetten van onze glorieuze natie.

Francesco Lipia.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Leuk vervolg weer :D Heb deze keer wat meer opmerkingen dan doorgaans (A)
Ze werd terug geworden in haar eigen gedachtewereld.
geworpen

Ik zou haar herinnering schuin gedrukt neerzetten, dan is het helderde waar haar herinnering start en stopt ;)
'Dat is geen antwoordt.' zei Eakhart van zijn schrik bekomen.
antwoord (geen werkwoord, maar zelfstandig naamwoord)
'Ik ben wie ik ben, ik ben wie ik was, ik ben wie ik altijd zal zijn.'
Mooi :)
'Een naam is slechts een aanduiding zegt een titel iets over een persoon?
...aanduiding, zegt ...
zag ze dat haar woorden wortel hadden geslagen.
Als je lang moet wachten "schiet je wortel" geloof ik, maar van wortel geslagen heb ik nog nooit gehoord. Misschien iets als "haar woorden kwamen aan"? Dat zeg je weleens, dat iets "aankomt" omdat je het opeens snapt. Of er ging een lampje branden ^_^
Wat jullie nu zien mag in jullie ogen wijsheid zijn, ongerepte wijsheid uit een plek onaangetast door dit continent. Echter de echte wijsheid is het antwoord weten op ongestelde vragen.'
Arrogant dametje, zeg :P haha
‘Zullen we maar naar binnen gaan. Jij hoort niet uit bed te zijn.’
Geniale reactie :P
Ze zag dat Eakhart nog even verbaasd uit zijn groene ogen
Ik dacht dat Eakhart een vrouw was, maar toen ik terug scrolde had je het alleen over de vrouw van deze man. Dus het is een man, klopt?
zei Petar terwijl hij met een grote glimlach een krant de lucht in duwde.
Je duwt iets in een substantie, maar je houdt het in de lucht ;)

Verder een goed stuk en ik ben benieuwd naar de reacties op het krantenartikel. Ga zo door!
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

Hahaha ja Eakhart is een man bedankt weer voor de reactie Maaike zal je opmerkingen verwerken!

Een klein stukje om het hoofdstuk af te sluiten.

'Ik moet gaan.'
'Nee, je bent nog niet in staat om te reizen.'
'Je bezorgdheid is bijna aandoenlijk Raziel en het zou op waarheid berusten ware het niet dat ik niet zoals jullie ben. Daarbij zien jullie de ernst van de situatie niet.'
'Ernst? We hebben gewonnen!' zei Eakhart.
De vrouw zuchtte en bekeek Eakhart verwonderd. Was zijn naïviteit echt of slechts een slecht gespeeld toneelstuk?
'Hoeveel Heren heeft Aurusia?'
'Drie?' zei Raziel vragend kijkend naar Eakhart.
'Vier volgens mij,' antwoordde Eakhart, 'ben niet heel erg geïnteresseerd in het leger.'
'En hoeveel Heren worden er hier vernoemd,' vroeg de vrouw wijzend naar de krant.
'Twee...'
'Waarom wordt er dan gezwegen over de andere twee? Terwijl hun taak vele malen belangrijker is dan die van Jazier. Maar hebben jullie überhaupt wel stil gestaan bij het feit dat Avalion jullie te hulp is geschoten? Gezien jullie eerdere antwoorden ga ik er van uit dat jullie nog nooit van het bestaan van Avalion gehoord hebben. Er is in dit deel van de wereld geen land wat technisch meer geavanceerd of nobeler van aard is. Een van de laatste landen waar de geest van de Oude Tijd nog voort leeft. Het feit dat Avalion hier is met hoe klein een troepenmacht dan ook betekend dat jullie je ernstig zorgen moeten maken over het voortbestaan van dit land.'
Er viel een stilte nadat ze was uit gesproken. Raziel en Eakhart keken verwart naar de grond hoewel dat van Eakhart haar niet verbaasde. Toch zag ze toen ze hem diep in zijn ogen keek dat zijn hersenen zich pijnigde over alles wat ze te verwerken hadden gekregen. Als zij zelf de keuze mocht maken had zij hen in onwetendheid gelaten, een zekere dood garanderend maar toch was het beter voor hen om in onwetendheid te leven dan kennis te hebben van zaken waar ze toch niets aankonden veranderen. Het was echter niet meer haar keus. Zij hadden haar leven gered en dit was voor haar de manier om hen terug te betalen. Het gaf ze dan wel geen gegarandeerde veiligheid maar misschien konden ze in veiligheid komen.
'Hoe weet jij dit allemaal?' vroeg Raziel.
'Omdat ik het moet weten. Ik kan jullie niet meer vertellen dan ik al gedaan heb maar probeer in veiligheid te komen. Dit zal geen veilige plek zijn.'
'Als én wanneer de situatie dat vraagt zullen we de veiligheid van Delsindur opzoeken,' zei Eakhart, 'Maar we kunnen niet zo maar ons leven, ons werk hier opgeven om iets wat misschien niet eens gebeurd.'
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Leuk vervolg weer! Heb er niets op aan te merken en ik benieuwd hoe het verder gaat :D
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

Ik heb weer een aardig buffertje voor dit verhaal dus ik ga weer beginnen met posten. Om even de hersencellen te activeren die misschien nog enige informatie bevatten over dit verhaal een korte samenvatting.

Aurusia, het land waarin de aan de grond geraakte Raziel Galirion woont, verkeerd sinds korte tijd in staat van oorlog met een nog onbekende vijand. Wanneer op een dag Raziel hout wil gaan kappen om zijn bijna failliete smidse te redden ontmoet hij een mysterieuze vrouw die hij met enig geluk red van haar twee achtervolgers. Hij lapt haar weer op maar wanneer zijn enigste vriend uit het dorp aan komt met nieuws over het front moet de vrouw plotseling weg en laat Raziel alleen achter.

Het vervolg:

Hoofdstuk 3.


Raziel zat eenzaam voor zijn huis. Het was vier dagen geleden toen de vrouw weg reed op weg naar het zuiden, op weg naar de strijd. Raziel wist niet wat hij er van moest maken. Het leek allemaal zo ver gezocht. Een groot spinnenweb met complottheorieën en intriges. De komst van Avalion, het in de doofpot stoppen van de activiteiten van Heer Richilan en Dresca. Het klonk zo ongeloofwaardig. Ze hadden de slag toch gewonnen? Er stond toch dat er vrijwel geen overlevenden waren. Dat Aurusia had gezegevierd?
Toch kon hij het niet afdoen als een leugen, een mis geïnterpreteerde waarheid. Ze bracht het met zo’n geloofwaardigheid. Haar stem klonk oprecht, haar klank congruent aan de woorden die ze sprak. Moest hij dan een compleet onbekende vrouw vertrouwen?
Een vrouw wiens naam hij niet kende, als ze überhaupt een naam had. Een vrouw die een taal sprak die Raziel noch beheerste noch kende. Een vrouw even mysterieus als gevaarlijk, een dodelijke combinatie. Ondanks dit alles vloeide langzaam al zijn wantrouwen weg. Wat als ze gelijk had? Raziel kon er niet aan denken. Zijn vader zei altijd dat je men problemen moest aanreiken die ze konden oplossen. Wat was anders het punt om hen er bij te betrekken? Hij wist nog geen eens wie ze bevochten, tegen wie hij gevaar liep.
Raziel ontwaakte uit zijn gedachtes en keek naar het dorp beneden hem. Een vijftal ruiters waren zojuist het dorp binnen gereden en spraken iedereen aan die over de Hoofdweg liep. Na enkele op het oog kortdurende gesprekken gaven de ruiters hun paarden de sporen en reden de heuvel op. Er was maar één weg die vanuit het dorp liep die niet naar de richting van Delsindur kronkelde. Er was maar één weg tussen het dorpje en het huis van Raziel.
Raziel stond op van zijn stoel en liep naar het pad wat enkele meters voor zijn huis eindigde. De ruiters waren bewapend maar hij kon vanuit de verte zien dat het geen soldaten waren. Hun kleding was vies en in sommige plaatsen vervallen tot niets meer dan een enkele draad.
‘Is dit het huis van de Meestersmid Galirion?’ vroeg de voorste ruiter.
Hij had blauwe ogen, een snor en een volle bruine baard met grote grijze stukken die doorliep tot zijn bakkebaarden. Hij had een redelijk groot voorhoofd doordat hij aan de voorkant langzaam aan kaal begon te worden.
‘Dit was eens het huis van de Meestersmid,’ zei Raziel. ‘Wie vraagt het?’
‘Silas Borgio, wij zoeken de zoon van de Meestersmid, Raziel Galirion.’
Raziel kreeg nooit bezoekers. Laat staan mensen die nog wisten dat hij de zoon was de Meestersmid en dat hij hier leefde. Er klopte iets niet aan dit plaatje. Het konden geen handelaren zijn, hun kleding was te versleten en ze waren te bewapend.
De andere vier ruiters droegen allen een cavalerieschild en lans en hadden een zwaard of bijl aan hun riem hangen. Twee ruiters hadden zelfs een boog, die aan het zadel van hun paard was vastgemaakt.
‘Ik vroeg u wie de vraag stelde.’
‘En ik gaf u mijn naam,’ zei Silas enigszins verontwaardigd.
Raziel groef diep in zijn geheugen om de precieze woorden te herinneren die de vrouw slechts enkele dagen geleden tegen hem had gesproken: ‘Een naam is slechts een aanduiding zegt een titel iets over een persoon? Is per definitie een koning een juist man of is hij slecht? Namen geven de waarheid niet weer ze maskeren het. Dus Silas Borgio, wie bent u?’
‘Ik zie dat u een bewonderaar bent van Edzo Plutark, een van de grote filosofen uit het westen.’
Raziel probeerde de zoekende blik van Silas te vermijden. Zijn plan was gefaald. Was hij de enige die niet snapte waar de zojuist uitgesproken woorden overgingen? Wie was Edzo Plutark en wat was een filosoof, de goden mochten het weten.
‘Wanneer u Raziel Galirion ziet verteld u hem dan dat Silas Borgio hem zoekt en hij spoedig zal terugkomen.’
Silas wendde zijn paard en de andere vier ruiters volgde zijn voorbeeld.
‘Wacht,’ riep Raziel. ‘Ik ben Raziel Galirion.
My ego is to big for a conversation so thats the reason I write because writing is the best way to talk without being interrupted.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Dank je wel voor de korte samenvatting. Hielp heel erg :)

En spannend einde, want ik weet nog steeds niet of die ruiters nou te vertrouwen zijn of niet. Ik denk het wel, want anders had Raziel vast niet zo wanhopig de ruiters teruggeroepen, haha.

Ga zo door!
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

Bedankt voor je reactie Maaike!

Silas keek hem aan met een blik die Raziel alleen kon omschrijven als ongeloof en verbaasdheid.
‘Ik had niet verwacht dat een smidszoon een bewonderaar was van Plutark.’
‘En ik had niet verwacht dat een premiejager ooit naar Rildur zou komen.’
‘Uw observatievermogen is uiterst accuraat maar dat gezegd hebbende had ik nooit verwacht dat er ooit iemand in Rildur zou komen Verzamelaars daargelaten.’
'En toch bent u hier?'
'De reden van mijn komst is om u te vragen of dit uw bijl is?' zei Silas wijzende naar een van zijn metgezellen die een lange houthakkers bijl in zijn handen had.
'Een vreemde vraag om zover voor te reizen nietwaar?'
Raziel voelde dat zijn handen klam waren geworden en dat donkere plekken onder zijn oksels waren gevormd. Het was zijn bijl. De bijl die hij verloren was. Verloren sinds... sinds de dag dat hij twee lichamen en een houthakkers bijl achterliet om de naamloze vrouw de hulp te geven die ze nodig had.
'Ik heb nooit gezegd dat ik ver heb moeten reizen.'
'Klopt maar in deze streken worden geen premiejagers getolereerd behalve dan de veredelde stad wachters en moet alle respect u bent geen veredelde stad wachter.'
Silas boog licht zijn hoofd en had een flauwe glimlach op zijn gelaat.
'Premiejagers worden overal getolereerd in tijden van oorlog. Oorlog maakt wet.'
'U zult nu dan wel goed boeren.'
'Ik mag niet klagen. Paar deserteurs, een handvol rovers, helaas geen vijandelijke soldaten die schijnen echt een duit op te leveren.'
'En wat brengt u dan hier, naar Rildur. Wij staan namelijk niet bekend als zeer winstgevend.'
'Nee, normaal gesproken niet maar dit zijn dan ook bijzondere tijden. Tijden waarin zelfs op het oog hele vriendelijke en sympathieke jonge mannen in staat zijn om twee ruiters te vermoorden.'
'Ik zal met u meegaan op de voorwaarde dat u mij verteld hoe u weet dat die bijl van mij is?'
'Een tip.'
'Een tip uit Rildur toevallig?'
'U bent wijs genoeg om te weten dat ik dat soort informatie niet kan delen. Mijn werk zou anders... laten we het erop houden dat er veel meer deserteurs zouden rond lopen.'
'Die zouden er sowieso niet zijn als we geen oorlog zouden voeren.'
'Klopt en u en ik zouden hier niet zijn als we ons niet verdedigden.'
Een ruiter was afgestapt en liep naar Raziel toe met een touw in zijn handen. Raziel keek om, naar achteren, het woud was slechts een honderd passen verder. Nee, ze zouden hem al neer maaien voordat hij was omgedraaid. Zelfs als het hem was gelukt om te ontsnappen waar moest hij dan heen?
Hij stak zijn handen uit die stevig werden vastgebonden. Er werd nog een touw aan vastgemaakt die de ruiter aan zijn paard vast maakten. Hij steeg op en volgde Silas de heuvel af. Raziel had geen moeite om het paard bij te houden ze liepen ongeveer even snel.
Onder aan de heuvel zag hij al dat veel mensen uit het dorpje bijeen waren gekomen. Een premiejager in Rildur was al genoeg reden om hun huizen uit te komen. Een premiejager die Raziel Galirion echter meenam was iets waarvoor je naar buiten moest gaan. Het hele tafereel deed Raziel denken aan de keren dat de troepen van Delsindur werden opgeroepen om hun kameraden aan de grens af te lossen. De hele stad zou hen dan uitzwaaien, wachtend op hun veilige terugkeer. Nu kwam het dorp hem uitzwaaien, hopend dat hij nooit zou terugkeren.
'Waarom ben jij hier nooit vandaan getrokken?' vroeg de ruiter die Raziel meetrok.
'Loran, val hem niet lastig,' zei Silas streng.
'Ja vader.'
'Het herbergt de enige tastbare herinnering aan mijn vader,' zei Raziel zacht.
'Is uw vader pas overleden?'
'Nee,' zei Raziel terwijl hij iets langzamer begon te lopen. 'Het ergste is dat ik zijn gezicht mij niet meer voor kan halen.'
'Dus dat huis is het laatste wat jou aan hem herinnerd?'
'Ja, heb zelfs geprobeerd om in zijn voetstappen te treden als smid maar deze handen beschikken niet over de finesse van een smid.'
'Ik snap wat je bedoelt,' zei Loran kijkend naar zijn vader die bijna het dorp had bereikt.
'Ruiters!' riep een ruiter achter hen.
Silas stopte maar kon niets zien door de eerste paar huizen van Rildur die zijn zicht op de hoofdweg van hem ontnamen.
'Hoeveel?'
'Zeker twintig Silas.'
'Verzamelaars?'
'Nee, die zijn hier al geweest deze maand,' zei Raziel.
'Herkenningstekens, banieren?' vroeg Silas.
'Nee Silas, ze zijn gehuld in zwart.'
'Vader,' zei Loran, 'ik heb berichten gehoord van het front dat de vijand is gekleed in zwart en geen banieren draagt.'
'Help! Help!' klonk er vanuit de stilte in het dorp.
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

Schreeuwen van pijn en angst snelde zich boven de bebouwing uit en verspreidde zich in iedere richting. Raziel rukte zich los van zwakke greep van Loran en rende naar het dorpje. Hij snelde langs Silas die vertwijfeld toekeek. Raziel verdween achter de muren van de eerste twee huisjes. Overal rende mensen heen en weer. Naar binnen, naar buiten, weg van Rildur.
Raziel dook een klein zijstraat in waar slechts enkele huizen aan stonden. Er lagen vier lichamen op de grond. De bakkersvrouw, mevrouw Ponil en het jongetje van de bakker. Raziel herkende ze allemaal. De bakkersvrouw lag met haar gezicht op de grond haar armen uitgestrekt, reikend naar haar zoontje slechts luttele centimeters van haar bebloede vingertoppen. Mevrouw Ponil lag op haar rug, haar keel doorboord door een gitzwarte pijl.
Dit waren de mensen met wie hij was opgegroeid. De bakkersvrouw lag op haar buik, haar rug doordrenkt met bloed. Van haar kreeg hij altijd toen zijn vader nog leefde en de eerste maanden na zijn dood een gratis bruin bolletje. Zijn blik verplaatste zich naar mevrouw Ponil die in een onnatuurlijke houding op de grond lag. Dankzij haar kwamen de Verzamelaars altijd pas tegen het einde van dag. Mevrouw Ponil stribbelde altijd zo tegen dat tegen de tijd dat ze Raziel hadden bereikt ze vaak al genoegen namen met een deel van de Tiende.
Iets trok de aandacht van Raziel. Een gevoel, een gevoel alsof iemand hem aanstaarde. Hij keek op. Een rokerige mist kroop hem tegemoet. Vanuit de rokerige mist, slechts enkele meters van hem verwijderd, kwamen twee benen omhoog bedekt door een dun ogende rode wapenrok. De gesp van de zwarte riem domineerde het middengedeelte van het lichaam. De gesp had de vorm van een doodshoofd met een ijzige diepe duisternis in zijn oogkassen.
Zijn ogen bleven omhoog klimmen, haast gedwongen. Een grijze borstplaat en mouwen van hetzelfde stof als de wapenrok. De onderarmen en handen waren met ijzeren handschoenen bedekt. Raziel volgde het ziekgroen gekleurde zwaard omhoog. Het lemmet was bezaait met butsen en deuken toch oogde het scherper dan je standaard zwaard. Zijn ogen kwamen bij de schouders, bedekt met een dierenvacht. Toen kwam het hoofd.
Raziel werd overmand door angst. Het leek alsof de mist hem bij zijn enkels gegrepen had en langzaam de grond in trok. Al zijn spieren begonnen zich aan te spannen, te verkrampen. Hij voelde zijn verzuurde spieren maar kon er niets tegen doen.
Het door mist omringde figuur kwam langzaam dichterbij, zwevend over grond. Zo leek het althans. Zijn benen leken niet te bewegen. Het was alsof de mist hem verplaatsten.
'Raziel!'
De roep van Eakhart stootte door het lichaam van Raziel. Zijn spieren spande zich niet langer aan. Het verzuurde gevoel leek als een vloeistof naar beneden te glijden, weg uit zijn lichaam. Raziel werd opzij getrokken en volgde Eakhart verder het dorp in.
'Wat deed je daar in hemelsnaam nou! Wie blijft er nu staan om een staar wedstrijd te houden met zo'n monster!'
'Eakhart,' bracht Raziel stoterig uit, 'je leeft nog?'
'Natuurlijk leef ik nog anders sta ik hier toch niet!'
'Daar heb je een punt.'
'Kom we moeten naar de zaak. Ik moet mijn vrouw vinden.'
Eakhart rende door de nauwe straten op de voet gevolgd door Raziel. Ze kwamen bij de Hoofdweg. De hoofdweg scheidde het dorp in twee. Aan de andere kant stond de kruidenieszaak van Eakhart, de deur stond open.
'Kom we moeten daarheen.'
Raziel greep Eakhart bij zijn arm die hem bijna vernietigend aankeek. Raziel hield zijn vinger voor zijn mond en wees naar twee ruiters die over de Hoofdweg liepen.
'Stelletje hufters!' klonk er van de andere kant van de Hoofdweg.
Een van de ruiters van Silas kwam een nauwe straat uitzetten en reed in volle vaart op de twee ruiters af.
De ruiter hief zijn boog. Raziel hoorde het spannen van de pees, een enkele ogenblik van rust en opperste concentratie, gevolgd door het trillen van de pees die naar voren schoot. Twee pijlen te snel om waar te nemen troffen de vijandige ruiters.
Gespannen keek Raziel toe. Weldra zouden de ruiters van hun paarden vallen of waren het hun rossen die als eerste ten aarde zouden storten? De ruiter van Silas trok zijn sabel en bleef op de andere twee ruiters afstormen. Hij haalde zijn sabel iets naar achteren, klaar om uit te halen.
Vanuit het niets verscheen uit de rokerige mist die hun lichamen omringden een gitzwarte speer. Hij doorboorde de overdonderde ruiter die van zijn paard werd getrokken en nu stuiptrekkend in de lucht hing.
De mond van Raziel viel nog verder open. De speer die de ruiter had doorboord verdween, opgelost in de rokerige mist. Met een doffe klap viel de ruiter op de grond. De in mist gehulde ruiters begonnen langzaam verder te rijden, onaangetast door de afgeschoten pijlen, onaangetast door alles.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Goed vervolg weer!

Misschien heb ik er overheen gelezen, maar de handen van Raziel zaten toch vastgebonden? Later gebruikt hij ze als of ze niet vastzitten? Ik geloof dat er nog een zinnetje mist.

Spannend einde, ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

Bedankt voor de reactie Maaike en je hebt helemaal gelijk er mist een zin bedankt voor het opmerken!

'Wie... wat zijn dat voor monsters?' vroeg Eakhart verbouwereerd. 'Soldaten van Avalion?'
'Volgens mij is dit de vijand waar tegen de Heren vechten. Dat zei althans een van de ruiters van Silas.'
'Wie?'
'Laat maar,' zei Raziel. 'Laten we gaan voordat ze terugkomen.'
Ze keken nog een keer naar beide kanten van de Hoofdweg maar zagen niemand, niemand die ademde althans. De kille stilte die over de Hoofdweg was gevallen zorgde voor een onbehagelijke rilling. Raziel hoorde alleen een paar vage knallen verderop in het dorp.
De hele atmosfeer in het dorp was van hem vervreemd. Hij hoorde vage geluiden waar hij vroeger alles glashelder kon horen. Rildur was immers maar een paar straten groot. Er heerste een drukkend gevoel. Alsof de lucht hem de aarde in probeerde te drukken. Weg van het hier en nu, weg van het leven.
Eakhart trok hem mee maar het drukkende gevoel liet niet los, het verergerde. Raziel wist zeker dat zijn benen het zouden begeven, dat zijn knieën zouden barsten onder de druk. In de opening van de kruidenierszaak weigerde de benen van Raziel. Hij stond bevroren stil. Zijn handen de deurposten omklemmend. Zijn voeten exact op de lijn van de deuropening.
Lose kreten van Eakhart bereikten zijn oren, roepend naar zijn vrouw. Raziel zag wat hij onmogelijk kon zien. Rook wat hij niet kon ruiken. Voelde wat hij nooit had aangeraakt.
'Eakhart,' zijn stem klonk zacht als een fluistering geladen met emotie maar kraakhelder, 'Eakhart achter de toonbank.'
Eakhart keek verward naar Raziel. Hij begreep zijn blik. Hoe kon hij weten waar zijn vrouw was? Hij stond nog geen eens binnen de muren van de winkel, toch wist hij het. Het was geen vermoeden, geen gok, hij zag het.
Aarzelend liep Eakhart naar de toonbank vrezende wat diep van binnen al bevestigd werd. Het lichaam van Eakhart's vrouw lag in een onnatuurlijke houding tegen de achterwand aan. Haar buik opengereten, haar gezicht van haar wangen ontdaan.
Eakhart viel op zijn knieën snakkend naar adem: 'nee, nee, nee.'
Zijn trillende handen schokten zich naar haar bebloede hand. Haar hand was koud, van leven ontnomen.
'Louise, oh Louise.'
Eakhart weende heen en weer. Tranen stroomde spaarzaam over zijn wangen. Dit verlies overweldigde zelfs zijn gave om te huilen. Het maakte zenuwen op slag gevoelloos, ontnam zijn lichaam van elke emotie.
'Eakhart,' zei Raziel zijn hand op zijn schouder leggende, 'we moeten gaan. Ik beloof je dat we voor haar terugkomen, haar met waarde begraven.'
Eakhart pakte de toonbank beet en trok zich omhoog. Hij draaide zich om en bevroor. Hij staarde recht langs Raziel heen. Zijn handen balden zich tot vuisten, zijn gezicht verstrakten.
Raziel draaide zich aarzelend om. Hij voelde zijn lichaam verstijven toen zijn blik de weg over was gegleden. Eakhart duwde hem aan de kant en ging voor hem staan. Raziel zag dat zijn hele lichaam gespannen was. Eakhart's handen waren wit geworden onder de alsmaar groeiende druk in zijn vuisten. Zijn ademhaling werd onregelmatig, alsof hij net honderd meter gesprint had. Je hoorde hoe lucht zijn longen in werd gezogen en vol woede weer werd losgelaten.
In het steegje waar Raziel en Eakhart nog geen moment geleden dekking hadden gezocht voor de twee in mist gehulde ruiters hoopte zich nu een groenige mist op. Te midden van de mist stond een soldaat in dezelfde kledij als de twee ruiters. De grauw, groene mist verhulde zijn benen maar Raziel kon nog net zien dat hij een donkerrode, gehavende wapenrok droeg. Hij droeg van stalen handschoenen en een borstplaat en over zijn schouders hing een vreemde mantel gemaakt van lange, grijze haren. De soldaat droeg een vreemde helm, het verhulde zijn gezicht en was aan de buitenkant voorzien van mesachtige uitkepingen.
'Hij... hij,' bracht Eakhart uit.
'We moeten gaan Eakhart anders ondervinden wij hetzelfde lot als het halve dorp,' zei Raziel terwijl hij Eakhart's arm beet pakte.
'Moordenaar!'
Eakhart rende naar het lijk van de ruiter van Silas en greep zijn sabel. Eakhart snelde op de soldaat af en hief met beide handen de sabel. Met al zijn kracht zwaaide hij het zwaard naar beneden en doorkliefde zijn schouder.
'Sterf!' schreeuwde Eakhart.
De soldaat tilde zijn vizier op en keek Eakhart recht in zijn ogen. Eakhart stond in Raziel's gezichtsveld en verhinderde dat hij het gelaat van de soldaat zag.
Eakhart liet de sabel los en stamelde achteruit. Hij viel op de grond en kroop achteruit. De soldaat trok de sabel uit zijn schouder. De mist begon naar voren te kruipen. Vanuit de mist verschenen een viertal handen die Eakhart bij zijn enkels beet grepen. Ze trokken hem naar de soldaat die langzaam naar voren liep. Net, voordat de mist Eakhart compleet verslonden had, zag Raziel hoe de soldaat de sabel door Eakhart boorde.
Het leek alsof een pijl Raziel in zijn borst trof. Een pijl met een pijlpunt gemaakt van ijzige kou. Het doorboorde zijn borst en stopte bij zijn hart. De kou greep om zich heen. Twee ijzige handen klemden zich om zijn hart om te voorkomen dat het klopte. De kou vulde zijn longen, pijnlijke steken loslatend iedere keer wanneer hij ademhaalde.
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

Raziel werd bij zijn arm beet gepakt een mee getrokken. Zijn blik werd ruw van het lichaam van Eakhart gescheurd die nu volkomen door de mist was verslonden.
'We moeten hier weg!'
Raziel was aan beide armen beet gepakt en werd in een woest tempo mee gesleurd. Aan het einde van de Hoofdweg werd hij tegen een muur gedrukt en drukte een man zijn rug tegen zijn lichaam. Raziel herkende de blonde krullende haren. Het was Loran, zoon van Silas.
Hij richtte zijn wapen richting de Hoofdweg terwijl zijn vader voorzichtig de hoek om gluurde.
'De paarden staan aan het eind van deze weg,' zei Silas.
'Eakhart,' fluisterde Raziel.
'Wat zei je?' vroeg Loran terwijl hij zich omdraaide.
'Eakhart, ik kan hem niet zo achter laten.'
'Eakhart is dood, het hele dorp is dood. Je kan hier blijven en hetzelfde lot ondergaan of je kan met ons mee gaan en wraak nemen.'
Raziel knikte. Hij voelde zich leeg alsof alle banden met het heden en met het verleden waar hij al die jaren zo wanhopig aan vastklampte waren losgescheurd. Heel even voelde hij zich verloren totdat de stem van Silas hem weer terug sleurde naar de realiteit.
'Loran, ga voorop, Raziel in het midden. We gaan snel en stil. Het wordt tijd dat we dit... dorp... achter ons laten.' Silas wierp een vluchtige blik op Raziel en ving een glimp op van zijn verlorenheid dit was niet het moment om zijn gedachtes over dit dorp te delen.
Loran hief zijn schild en sabel en liep naar voren. Zijn voeten kwamen als een bijna onhoorbare fluistering op de grond. Iets wat Raziel trachtte maar niet lukte.
Loran stopte aan het einde van de weg waar de muur waar hij zich tegen aandrukte de hoek om ging en verdween in een groenige mist.
'Verdomme,' siste hij, 'de mist is slechts enkele passen van ons verwijderd.'
Silas kwam voorzichtig naar voren gelopen en wierp snel een blik op de zijstraat. Hij sloot zijn ogen toen hij zijn hoofd weer had terug getrokken achter de muur en vervloekte alle goden die hij op dat moment kon opnoemen. Hij keek naar voren en zag hun paarden rustig grazen in de weide die begon na de laatste rij huizen. Die beesten leken zich nog geen eens te beseffen welk gevaar er naderde.
'Er zit niets anders op,' zuchtte Silas, 'we moeten rennen.'
De mond van Loran viel open om dit dwaze plan van zijn vader de grond in te boren maar hij sloot zijn mond toen hij zich realiseerde dit dwaze plan tevens het enige was.
'Op drie rennen we tegelijkertijd naar de paarden.'
Raziel kon slechts een spastisch knikje geven alsof hij doofstom was. Loran en Silas pakte beide een arm van hem beet terwijl Silas drie vingers opstak. Raziel werd naar voren gesleurd toen de laatste vinger van Silas omlaag werd gebracht. De rende hard ze konden de straat over. De mist schoot direct naar voren. Net voordat ze de dekking van de laatste rij gebouwen hadden bereikt werd Raziel uit de greep van Loran en Silas gerukt en smakte hij tegen de muur aan.
Silas hield direct zijn pas in waardoor hij uitgleed over de gladde keien. Hij krabbelde zo snel hij kon op en greep Raziel bij zijn arm. Hij trok hem omhoog en rende naar Loran die al twee paarden bij de teugels vast hield. Silas keek naar de keien die onder hem doorschoten. Ze leken de kleven aan zijn voeten. Pas toen hij de weide op schoot realiseerde hij het zich pas. De keien waren doordrongen van bloed. Het maakte ze glad wanneer je abrupt stopte en kleverig wanneer je erover rende. Dit dorp was werkelijk gedoemd.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Spannend vervolg weer, ben benieuwd wat er nog meer gaat gebeuren :)

Beetje stomme vraag misschien, maar m'n namenprobleempje speelt weer op :$ Wie hadden nou Raziel meegenomen? En Eakhart is een medebewoner van het dorpje toch?

Anyway, ga zo door :)
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

Bedankt voor de reactie Maaike!
Om je vraag te beantwoorden: Raziel is meegenomen door Silas Borgio en zijn zoon Loran. Eakhart is inderdaad een bewoner, hij is de plaatselijke kruidenier. En er gaat nog heel veel gebeuren en Raziel zal niet het enige personage zijn wat je zult volgen zoals in dit hoofdstuk zult lezen!

Hoofdstuk 4.


‘Halt!’ riep een soldaat die vanachter een groot rotsblok vandaan kwam.
De ruiter, verborgen achter een donkerblauwe reismantel, hield haar paard in. Er verschenen meer soldaten vanachter rotsblokken die verspreid lagen langs een nauw pad die door de kloof kronkelde.
‘Maak uzelf bekend in naam van de koning van Avalion!’
‘En in de naam van de regentes van Aurusia!’ riep een andere soldaat er snel achteraan.
Achter de ruiter verschenen nog meer soldaten die net als de manschappen voor haar bewapend waren met een speer en een schild. Enkele droegen maliënkolder tot halverwege de bovenbenen met daarover een van leer gemaakt vest zonder mouwen. Een donkere broek en zwarte laarzen verhulde hun benen. De andere droegen een donkerblauw tuniek met daarover een pantser wat bestond uit horizontaal overlappende zwart geverfde ijzeren stroken die de voor en achterkant beschermde en verbonden waren door leren veters. Ze droegen een donkerblauwe mantel en zwarte laarzen.
De soldaat die als eerste achter de rotsblokken vandaan was gekomen droeg een gespierd zwart kuras en kwam naar de ruiter toegelopen. Hij stopte schuin voor de vrouw en legde zijn hand op het vest van zijn zwaard.
De ruiter sloeg haar kap naar achteren waardoor haar donker blonde haren zichtbaar werden. Ze gebaarde dat de officier dichterbij moest komen en boog zichzelf naar voren. Ze fluisterde enkele woorden in zijn oor waarna ze zichzelf weer oprechte in het zadel.
‘Laat je wapens zakken. Ze mag doorrijden,’ riep de officier terwijl hij zich omdraaide.
‘Nee!’ riep één van de soldaten gehuld in een maliënkolder, ‘iedereen die door de kloof wil gaan moet onderworpen worden aan een doorzoeking van zijn of haar spullen bij koninklijk decreet.’
‘Het kan me geen ene moer schelen wat die teef eist!’ brulde de officier, ‘deze mevrouw zal zonder dat één van jullie honden haar met een vinger aanraakt doorreizen!’
‘Over mijn lijk!’ riep de soldaat terwijl hij zijn speer op de officier richtte.
De officier trok zijn zwaard waarna alle andere soldaten gehuld in het donkerblauwe tuniek hun wapens richtten op de soldaten gehuld in het maliënkolder.
‘Mevrouw het kan straks een hobbelig ritje worden als u over het lijk moet stappen van deze opgeblazen kwal,’ zei de officier terwijl hij voor haar ging staan.
‘Legatus,’ zei de vrouw zachtjes alsof er niets aan de hand was, ‘ik weet zeker dat de beste man niets kwaads in de zin had. Indien hij erop staat om mijn spullen te doorzoeken dan mag hij dat. Zijn handen verliest hij naderhand wel.’
‘Zoals u wenst mevrouw,’ zei de legatus terwijl hij boog, ‘oké stelletje nietsnutten in formatie!’
De soldaten in de donkerblauwe tunieken rende naar het midden van het pad en formeerde zich in vier rijen elk acht man diep. Ze hielden hun grote ovale schilden recht voor hen en staken hun werpspeer schuin naar voren.
‘Een verkeerde beweging, slecht excuus voor een soldaat, en ik hak persoonlijk je handen eraf!’ blafte de legatus.
De soldaat slikte en liep aarzelend naar de vrouw toe. Hij werd gevolgd door vier andere soldaten terwijl de rest in groepjes bij elkaar ging staan.
‘Wat staan jullie daar te niksen in formatie!’ riep de soldaat naar zijn ondergeschikten.
De in maliënkolders gehulde soldaten gingen haastig naast elkaar staan en probeerde de formatie van de andere groep soldaten na te bootsen wat resulteerde in veel geduw en gevloek.
‘Zeg mij eens Aurusiaan, hoe lang heeft u al het bevel over trots van Aurusia,’ vroeg de vrouw vermakelijk terwijl ze naar de soldaten keek die nu eindelijk in formatie stonden.
‘Twee dagen,’ zei de soldaat aarzelend.
‘En hoe lang zijn deze… manschappen… al in dienst?’
‘Drie dagen.’
De vrouw keek geamuseerd naar de soldaat die nu met gebogen hoofd voor haar stond. Zijn vier kameraden keken allemaal een andere kant op om niet geassocieerd te hoeven worden met elkaar ook al droegen ze hetzelfde uniform.
‘Mevrouw,’ zei de soldaat zacht nog steeds starende naar de harde grond onder hem, ‘wilt u afstijgen zodat ik en mijn mannen in de gelegenheid komen om uw spullen te doorzoeken.’
Voordat de vrouw iets kon zeggen verscheen er een ruiter achter de strak geformeerde Avalionse troepen. Hij hield zijn paard in toen hij de groep naderde waarna hij afstapte en naar de legatus rende. Hij fluisterde iets in zijn oor waarna hij salueerde en weer opsteeg en weg reed.
‘Twee rijen formeren. Een aan weerskanten van de weg! De Herus Legatus is onder weg!’ riep de legatus.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

De dialoog vond ik een beetje mm, ongepast denk ik. Ze proberen wel op te kijken naar de vrouwe, maar wat ze zeggen komt niet echt over. Van beide partijen niet. Alsof het half grappig bedoelt is, terwijl het serieus en misschien een beetje bot moet zijn (het zijn wel mannen). De vrouwe moet boven hen staan, niet waar? Geen idee hoe je dat kan aanpassen, maar dat viel me op. Ik bedenk me net, dat ik misschien in een boek iets behulpzaams heb gelezen :) In het boek van de wandelhoer zit ergens een passage, waar een vrouwe met karavaan een stuk wil oversteken wat niet kan. Beetje zelfde situatie. Als je wilt kan ik die dialoog eens proberen op te zoeken. Zij kwam heel sterk over, haar mannen ook zonder bot te zijn. De tegenpartij is er wel bot, maar ach dat waren toch eikels :P

De tegenpartij die haar spullen wil doorzoeken, zou ook wat meer overwicht in de strijd gooien. Ze komen heel onderdanig over "wilt u astublieft afstappen" euh... en nu afstappen! :P

Het begin vond ik trouwens wel leuk! Kon me voorstellen dat er opeens allemaal ruiters verschijnen en zo :) Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”