SPROOKJE VAN DE VERLOREN ZONEN
Eens, lang geleden, woonde er in een ver land een boer met drie zonen. Omdat ze alledrie ook boer wilde worden, ja, het is dan ook wel heel lang geleden, en omdat de vader maar een boerderij had, besloot hij dat ze eerst de wijde wereld in moesten trekken om zo wat levenservaring op te doen, en misschien vonden ze wel een ander beroep, beter dan wat hun vader deed. De oudste ging het eerste weg, hij kreeg een nieuw pak aan,nieuwe schoenen aan zijn voeten, tien goudstukken in zijn zak en brood met kaas voor drie dagen in een tas . Hij zei tegen zijn vader dat hij erg zijn best zou doen, kuste zijn moeder vaarwel en ging met grote passen op weg de wijde wereld in.Hij was nog nooit alleen van huis geweest, en hij wist al helemaal niet hoe je in de wijde wereld aan een ander beroep zou moeten komen. Maar hij was een serieuze jongen, dus toen hij aan het einde van de dag bij een oude smederij aankwam, vroeg hij aan de smid, die aan een haastklus bezig was omdat het hek van de baron die morgen was omvergereden, of hij hem niet een handje kon helpen. Na een kwartier zei de smid, dat hij wel kon zien dat de jongen dit werk nog nooit gedaan had omdat hij op drie plaatsen zijn vingers al had gebrand, maar dat hij graag zou willen dat hij de rest van de week ook bleef, om de achterstand van het werk eindelijk eens in te lopen. En zo gebeurde het, dat na een paar weken de smid vroeg of hij niet het hele jaar kon blijven, want het werkte zo plezierig samen, en de jongen leerde het vak heel snel.
De smid , die een knappe dochter had, nam hem in huis en de dagen vlogen voorbij.
Toen het jaar om was zei de jongen tegen de smid, dat hij iets wilde vragen. Ik wil graag met je dochter trouwen, zei de jongen. De smid, die dat al lang aan had zien komen, kon dit niet weigeren. De oudste zoon was heel gelukkig met alles wat hem overkomen was, en dacht nooit meer aan zijn vader en aan de boerderij. Hij bleef voor altijd wonen bij de smederij.
De tweede zoon kon haast niet wachten om ook weg te gaan , en eindelijk gaf zijn vader hem vijf goudstukken,een paar nieuwe schoenen, een nieuw zondags pak en voor drie dagen boterhammen met kaas en worst, en kon hij eindelijk de wijde wereld in trekken. Dezelfde avond kwam hij bij een herberg, en de herbergier gaf hem een mooie kamer en lekker eten .Hij bleef daar drie dagen en toen waren zijn goudstukken op.
Direct schopte de waard hem de herberg uit, want hij hield niet van klanten die niet betaalden. Toen hij de volgende dag in een ander dorp weer wilde slapen in een andere herberg kon hij niets anders doen dan zijn pak verkopen. En weer een paar dagen later in een ander stadje verkocht hij zijn nieuwe schoenen, om weer voor een paar dagen een dak boven zijn hoofd te hebben. Dat dit niet zo kon doorgaan had hij al snel door.
Hij vroeg de waard wat het opleverde, als hij elke dag al zijn kamers zou schoonmaken. Dat was veel werk, maar het leverde aardig wat munten op.
Ook de twee andere herbergen in het stadje wilde wel dat hij hun kamers ging schoonhouden, en dus ging hij naar het oudste gedeelte van het stadje, waar altijd wel mensen uit andere landen en van huis weggelopen vrouwen woonden, die allemaal wel iets wilden verdienen. Hij zette ze allemaal aan het werk, en kon voortaan in de mooiste kamer van de beste herberg van de stad logeren.Daarna nam hij een paar vlugge, slimme jongens in dienst die hij naar de stadjes in de buurt stuurde om daar ook de herbergiers en de rijke mannen met een mooi kantoor over te halen om hun kamers door hem te laten schoonhouden. Hij kocht drie nieuwe zondagse pakken en had genoeg goudstukken om elke dag lekker te eten .
Hij dacht nooit meer aan huis, alleen een keer toen hij een oude, arme tuinder aan het werk zette om de gangen van het stadhuis te schrobben. Getroffen door de gelijkenis met zijn eigen oude vader kocht hij voor zeven goudstukken wijn, chocolade en meters zijden stof en stuurde dat door een van zijn mannen naar zijn ouderlijk huis. Daarna vergat hij hen totaal.
De jongste zoon was niet zo'n avontuurlijk type, maar ook voor hem kwam de dag dat zijn vader hem zijn laatste twee goudstukken gaf, een nieuw pak liet aanmeten en zijn boterhammen met kaas , worst en appelstroop smeerde om hem de wijde wereld in te sturen. Hij liep de hele dag hard door, en sliep s'nachts in een hooiberg. Ook de volgende dagen liep hij in de richting van de opkomende zon, en na twee weken dacht hij dat hij wel ver genoeg was om zijn geluk te beproeven.
Hij ging naar een boer met een grote boerderij met veel land er omheen en vroeg hem of hij geen goede knecht voor halve dagen kon gebruiken.
Dat wilde de boer graag, want hij moest elke morgen erg veel koeien melken, en dat is een hoop werk. Wat wil je verdienen, vroeg de boer?
Niets, zei de jongste zoon, alleen elke dag mee-eten en slapen in de schuur. En misschien kan je dat stukje grond bij de beek missen, zodat ik er wat op kan telen. Dat is niet niks, zei de boer, maar de schuur staat er toch, eten hebben we zat en dat stuk land bij de beek zal ik ook niet missen, dus dat is afgesproken. En zo zat de jongste zoon s'morgens om vijf uur onder de koeien, en werkte s'middags op het stuk land . Hij spitte het om en teelde er sla, tomaten en komkommers, die hij verkocht aan markthandelaren.Het werd winter en weer voorjaar , en toen zei hij tegen de boer, dat hij stopte met melken, en dat hij het land wilde kopen.Hij pootte nog veel meer groenten, nam een knecht in dienst om de sla te snijden en de tomaten te plukken, en ging zelf naar stadjes in de buurt om zijn goente te verkopen. En na een paar jaren kocht hij de hele boerderij, met al het land, en was daarmee de grootste tuinder van de hele omgeving geworden. Hij dacht nog veel aan huis, maar hij had het zo druk dat hij er nooit toe kwam om weer eens terug te gaan.
Moraal:
Als je je zonen de wijde wereld in stuurt, loop je grote kans dat ze daar blijven.
J++.