Chaija:
Het voelt vreemd, het is raar. Terwijl ik hier zit, zo stilletjes denk ik na. Ik denk na over de afgelopen weken. Over mijn stage. Ik denk na over de autist die ik begeleid binnen mijn stage en meteen denk ik terug aan de autist die bij mij op school zat.
Het was begin derde klas. Ik was alleen, was blijven zitten en hij was alleen, omdat hij was wie hij was. Ik had medelijden met hem en al gauw reikte ik hem mijn hand toe.
Ik vroeg hem of hij naast mij kwam zitten of als hij alleen zat ging ik bij hem zitten. We kletsten wat en eigenlijk was hij best ok. Hij was niet knap, eerder lelijk. Maar daar kon hij niets aan doen. Hij was twee meter lang, ietwat te dik en zijn motoriek was slecht.
Ik leerde hem beter kennen, hij hield van bach, ik absoluut niet. Hij hield niet van sport maar wilde zo af en toe met mij best over voetbal praten.
Hoe langer ik hem kende hoe minder hij gepest werd. Ik wat trots op mezelf, als klasgenoten hem lastig vielen om hem te plagen en te treiteren kwam ik voor hem op.
Hij voelde zich veilig bij mij. Hoewel hij vreemde tics had, soms raar deed en altijd het juiste antwoord wilde geven in de klas accepteerde ik hem. En al gauw was hij niet meer bij mij uit de buurt te slaan. In pauzes was hij bij mij in de buurt te vinden, in de klas zat hij naast mij en soms fietste hij een stukje met mij mee naar huis.
Toch werd het anders. Ik kreeg nieuwe vrienden en behield mijn oude vriendengroep. Ik had minder aandacht voor hem alleen, andere mensen vond ik ook belangrijk.
Hij kon dit niet hebben. Ik dacht eerst dat hij jalours was, ik begrijp nu dat dit niet het geval was.
Hij ging mij stalken, wist alles van mij. Wist feilloos de weg naar mijn huis, terwijl hij nooit bij mijn huis was geweest. Hij wist mijn telefoonnummer uit zijn hoofd en zelfs het nummerbord van mijn moeder's auto.
Dat hij dit alles wist vond ik eng. Het benauwde mij dat hij zulke dingen wist, want wat zou hij dan nog meer weten? Ik probeerde hem duidelijk te maken dat ik minder met hem om wilde gaan. Dat ik ook met andere tijd door wilde brengen. Maar hij leek mij niet te begrijpen. Soms werd hij zelfs aggressief, een enkele keer heeft hij mij geslagen. Ik sloeg hem nooit, op een keer na, omdat ik hem zielig vond.
De situatie werd vervelend. Ik praate er op school over, met schoolleiding leraren en mede leerlingen. En alleen de leerlingen begrepen mij. Ze luisterden en wilde voor mij opkomen.
Uiteindelijk sloeg hij met zijn liniaal mijn vinger tot bloedens toe kapot. Zei hij de gemeenste dingen van de wereld als:
Jouw moeder is dood en dat vindt ik leuk
en
Ik dans op het graf van je broer.
En nog luisterde er niemand van de schoolleiding. Ik voelde mij in de steek gelaten door die mensen die juist in die situatie voor mij op hadden moeten komen.
De situatie escaleerde. School koos altijd zijn kant, hij was ook een voorbeeldige leerling. Deed eigenlijk nooit iets verkeerd. En wat hij tegen mij deed, deed hij geniepig in het geheim.
Uiteindelijk mocht ik een tijdje niet op school komen. Dat zou beter voor mij zijn en beter voor hem. Niemand kon mijn veiligheid garanderen, dus ik werd naar huis gestuurd. Ik baalde, voelde mij volkome in de steek gelaten en werd diep van binnen woedend.
Toen ik weer naar school mocht merkte ik dat mijn klasgenoten mijn kant hadden gekozen. Dat was logisch, niemand had mijn 'stalker' ooit gemogen. Maar nu kozen ze mijn kant omdat het niet klopte wat er gebeurde. Ik werd gestraft omdat ik gestalkt werd.
Dat was toen. Op de middelbare school. Inmiddels ben ik verder. Heb ik hem al een tijd geleden vergeven en doet de hele situatie mij niet veel meer. Ik heb geleerd dat die jongen autistisch was. Alles wees erop. En uiteindelijk heeft school mij ook vertelt dat hij autist was.
Hij had tics, veel tics. Hij kon niet goed met mensen omgaan en begreep gewoon niet dat ik niet alleen aandacht aan hem kon schenken. Ik deed aardig tegen hem in het begin, daardoor is hij verliefd op mij geworden een gevoel waar hij niet mee overweg kon. Zeker niet omdat zijn liefde niet wederzijds was.
En ook de opmerkingen die hij maakte. De gemene woorden die hij zei, ze sloegen nergens op. Hij had geen idee hoeveel verdriet hij mij ermee deed, dat gevoel kende hij niet. Niet zoals ik, net als zoveel andere mensen, dat voelde.
Toch heb ik de laatste weken meer geleerd. Meer over mezelf misschien dan over die jongen van toen. Ik heb geleerd wat autist zijn is. Ik werk met een autist op mijn stage. Dingen die hij doet zijn het uitvergrote van wat de jongen op mijn school deed.
Ik begrijp dat er kronkels in zijn hoofd zaten. Kronkels waar hij niets aan kon doen en kronkels waar zijn ouders niet goed mee over weg konden. Ik zie de situatie van toen anders. Soms kan ik er zelfs om lachen.
Het is nu allemaal voorbij, ik vind het nu zelfs leuk om met autisten te werken. Ze zijn interessant om naar te kijken, alles wat ze doen heeft een functie of een oorzaak. Het is goed zo. Niet alle autisten zijn zoals die ene jongen op mijn school...