

Ik begin met een inleiding:
Snelle voetstappen repten zich over het gras. Verborgen in de schaduw van de talrijke bomen die op het landgoed stonden, deed iemand haar uiterste best om zo min mogelijk op te vallen. Met een voorwerp in haar hand wat zwakjes schitterde, sprintte ze in de richting van de stallen. De maan verborg het meisje door zich achter een wolk te verschuilen.
Eenmaal in de stallen stond haar zwarte merrie haar gezadeld en al op te wachten, precies zoals ze de stalknecht een paar uur geleden opgedragen had.
De stalknecht; de enige man die nog te vertrouwen was. In zijn eeuwige verlangen om haar te beschermen had hij, behalve het opzadelen van de merrie, zijn eigen voorzorgsmaatregelen genomen. Aan het haakje waar normaal gesproken zijn plunjezak hing met wat onbelangrijke spullen, hing nu een zwarte mantel, precies op maat gemaakt voor het meisje voor wie hij bedoeld was. Dankbaar trok ze de mantel aan. Er klonk geluid van buiten. Onrustig snoof de merrie en gooide haar hoofd in de lucht.
'Stil maar, je hoeft niet bang te zijn,' kalmeerde het meisje haar paard. Daarna leidde ze het naar buiten en steeg op.
Veertig meter verderop ging de voordeur van de villa waaruit ze zojuist was ontsnapt open. De halve binnenplaats baadde in het licht van de vele toortsen die naar buiten kwamen, tegelijk met een klein legertje soldaten. Razendsnel draaide het meisje haar paard om.
‘Blijf staan!’ klonk een zware,dreigende stem. ‘We willen u geen kwaad doen. Met vluchten maakt u het alleen maar erger!’
Ze negeerde de woorden van de soldaat. In plaats daarvan spoorde ze haar merrie aan en draafde naar de dichtstbijzijnde uitgang van het landgoed.
‘Doe niet zo moeilijk. We weten precies waar u bent. Als u nu niet komt, komen we u halen, desnoods met geweld.’
De maan kwam achter een wolk vandaan en bescheen het tengere gelaat van het meisje. Twee vastberaden, donkere ogen en een gebruind gezicht staarden naar de man die haar had geroepen.
‘Aisha! Kom onmiddellijk hier, ongehoorzaam kreng!’ riep de soldaat.
‘Rot op,’ mompelde Aisha. Ze gooide de kap van haar mantel over haar hoofd en fluisterde wat tegen haar merrie.
Onder luid protest van de soldaten schoot Aisha het landgoed af en verdween tussen de bomen.