
Sneeuw in de herfst
Besef van tijd, ja , besef van tijd is belangrijk.
14 oktober 1908
Al twee jaar zat ze hier, twee jaar. Trillend van de kou tastte ze de vloer af zoekend naar haar steen. Toen ze hem niet vinden kon begon ze wild om haar heen te zoeken, haar steen , waar was haar steen!
‘Waar, waar is het, waar is het, waar is het , waar is het , waar is het, je kan het niet kwijt zijn. Nee O nee je kan het niet kwijt zijn, nee nee nee neee waar is het? Waar is het ? waar is het. Steenntjee…. Steentje, kom hier kom bij mama, kom maar, ja, ja kom maar, ik doe je niets.’
Histerisch begon ze te lachen en te schoppen tegen de muur. Een kwartier later streek ze troostend over haar bloedende tenen. Glunderend. Ze had haar steen gevonden. Ze kraste de datum in. Terwijl ze het vette haar dat nat was van het zweet uit haar vieze gezicht veegde spitste ze haar oren.
‘Oh, Christina, iemand komt eraan, iemand… Iemand…’
Ze liep naar de deur en begon er als een bezetene op te bonken.
‘IK HOOOOR HIER NIET IK HOOOR NIET NIETTTT…’
Ze hield even haar mond en trok haar hoofd scheef terwijl ze haar hoofd krabte. De jeuk leek nooit te verdwijnen. Ze hoorde het slot bewegen en er schoot adrenaline door haar heen. Snel kroop ze weg in het hoekje van de kleine cel. Ze maakte zich zo klein mogelijk en keek met wijd open ogen naar de deur. Heen en weer wiebelend.
‘Voor, achter, voor achter, jaaaaaa rustig, rustig, meneer is niet slecht, rustig rustig meneer gaat dood door lasers als hij in de buurt komt. Jaaaaaaa meneer.’
~~
De vrouw liep door de deur en keek naar het vijftienjarig meisje, dat angstig heen en weer wiebelde. Haar bed stond ongebruikt in de hoek, het meisje droeg geen kleding. De vrouw keek naar de muren, die volgekliederd waren met data.
‘Dit zijn allemaal opeenvolgende data, ik vermoed dat ze geloofd dat ze zo lang hier zit.’
Het meisje wiebelde heen en weer, terwijl ze probeerde zich nog kleiner te maken. Ze mompelde wat en streek haar blonde haren verwoed uit haar gezicht. De vrouw liep naar het kind toe en knielde.
‘Meisje, weet je wie je bent?’
~~
Angstig keek ze naar de bewaker die uit zijn mond stonk. In zijn twee gouden tanden kon ze haar eigen gezicht zien.
‘Ik ? Ik? Ik? Ik ben een een mens, ja een mens, en ik ben ook , een een levend mens, ja .. JA IK BEN EEN MENS JAAAA.’
Toen begon ze te huilen en weer spastisch schokkend heen en weer te wiebelen.
~~
De psychiater stond weer op, en wendde zich tot haar collega.
‘Hoe lang zit ze hier?’
‘twee dagen’ antwoordde de lange man met een zwarte bril.
‘Ik geloof dat ze hallucineert, als ze duidelijk wil maken dat ze een levend mens is betekent dat dat ze zich in haar hallucinatie/ droom in onmenselijke omstandigheden bevind. Sluiten jullie haar op?’
‘Nee ze kan rondlopen zoveel ze wil, behalve in de nacht, dan gaan de deuren op slot.’
De vrouw keek bedachtzaam en vroeg:
‘Maar is ze in die twee dagen ook haar kamer uit geweest?’ Ze hoorden het meisje bewegen. Toen ze keek zag ze dat ze met een stift weer een datum op de muur kraste: 15 oktober 1908.
De man leek overdonderd, en keek naar de vrouw, op zoek naar een verklaring. De dokter keek de terug naar de man en zei op besliste toon: ‘Dit meisje zit vast in een droom.’
~~
Weer een dag voorbij. De bewaker ging niet weg. En ook niet zijn enge vriend. Ze bleven de hele tijd, naar haar kijken. Ze wilde dat ze opgaf. Dat ze ze Het Geheim vertelde, NOOIT! Opeens voelde het alsof ze onder stroom stond, stuiptrekkend bleef ze op de vloer liggen. Ze beet door. Maar toen werd het te veel, en ze gilde het uit.
‘IK WEET NIKSSSS IK WEEET NIKSSSS IK WEET NIKSSSS!!!’ Toen werd alles zwart.
….
Als er sneeuw in oktober valt,
Wint het duister van de dag,
Als er sneeuw in oktober valt,
Is het langer nacht.
Het Licht dat vecht,
Het licht dat strijd,
Maar geluk is dan
Dus al verleden tijd.
Van een lach is geen sprake,
Alleen een stille traan die valt
En in haar verdriet,
Zit ze vast, voor altijd.
Kou overheerst,
Warmte vertrekt,
De kille kern was er eerst
En die heeft te veel tijd gerekt