Opnieuw een stukje. Wat mij betreft met een hoog gevoel voor drama. Waardoor het eigenlijk nogal gemaakt over komt. (waarschijnlijk teveel sterf scenes van films gezien.

)
Momenteel zit ik met het schrijven van het verhaal zowat twintig pagina's verder. En daar vind ik het al iets beter.
Als je toch nog onvergeeflijke fouten zou opmerken, na mijn zorgvuldige verbeterwerk

. Vergeet ze dan zeker niet te vermelden
De bosrand genaderd, merkte Shri dat de boeren nergens te zien waren. Nieuwsgierig over wat de oorzaak kon zijn dat ze hun velden zo zouden achterlaten. Vervolgde Shri zijn weg. Hij verdeelde eerst het gewicht van de beer nog wat beter. En zette een stevig tempo in.
Shri ving een vleugje rook op toen hij het eerste gebouw passeerde. Hij pauzeerde even. Ondanks de grauwgrijze hemel, was het weer nog comfortabel warm. Waarom zou iemand een vuur nodig hebben op deze tijd van de dag? Iets klopt niet… En nog steeds was er niemand te zien.
Shri rondde een hoek, en dook er meteen weer achter. Zo stil mogelijk, legde hij de beer op de grond, en nam zijn boog, hij piepte opnieuw om de hoek.
In het midden van het dorp stonden er soldaten. Shri had ze bijna als dieren waargenomen. Buiten een hint van leer of maliën, waren ongeveer vijftig soldaten bedekt met grijze en bruine vachten. Elkeen droeg een speer met een kromme, gekartelde kling. Ze droegen ook allemaal een gouden broche gevormd naar een leeuwenhoofd.
Enkele gebouwen achter de soldaten branden al helder. De grauwe rook dreef omhoog waar het zich vermengde met de wolken. De timmerman zijn dak was al dreigend aan het gloeien en het huis van de slager was herschapen tot een ruïne van kolen en sintels.
De soldaten stonden emotieloos achter de dorpelingen, die in een kleine cirkel ineengedoken zaten. Sommige waren gewond, en velen beefden, hoewel het niet koud was. Hij merkte Kora op die een donkergekleurde lap tegen de arm van een boer gedrukt hield. Haar ogen spiedden angstig rond. Alle anderen staarden naar twee mannen die in het midden van het plein stonden.
Een van hun droeg verschillende zwarte kleden met een bonten kraag, die als doel leek te hebben zijn spiernaakte hoofd te bedekken.
De andere man knielde voor de kale man. Hij had overal sneden over zijn lichaam. Waar gretig bloed uit opwelde. Hoewel hij moest vergaan van de pijn, bleef hij minachtend kijken naar de kale man. En gaf hij geen krimp.
Shri faalde bijna om zijn eigen vader te herkennen.
“Geniet iedereen van de show?” gromde een lage stem naast Shri zijn oor. Voordat hij kon reageren, werd hij stevig bij zijn beide armen vastgenomen en was hij zijn boog kwijt. Enkele soldaten waren verschenen aan zijn beide zijden en droegen hem nu naar het plein.
“Hoogheid!” blafte een de soldaten naar de kale man. “Blijkbaar hebben we een held hier…” Hij presenteerde Shri zijn boog.
“Wel, dan,” spotte de kale man.”Leer hem een lesje, Captain”
“Ja, hoogheid.”
“Nee!”
Jek staarde naar Shri, zijn ogen wijd geopend van paniek. “Nee! Hij meende het niet, hij zou niet durven!” Jek kroop vooruit, maar de kale man duwde hem terug.
De kale man keek neer op Jek, maar een uitdrukking van begrip verspreidde zich over zijn gezicht.”Zo,” mompelde hij duister,”dit is de andere, niet? Zal ik het hem vragen?”
“Nee, alsjeblief…”
De kale man grinnikte duivels en knikte. De twee soldaten aan Shri zijn schouder schoven hem vooruit, hem in het vuil duwend.
“Jongen, weet je wie ik ben?” vroeg de kale man.
Shri wierp een blik op zijn vader, voordat hij zijn hoofd traag schudde.
“Ik ben Cathartes, De Hoge priester en adviseur van de keizer Kogar, heerser van alle land van Nira. Je zou best niet liegen of mij trotseren of ik geef het bevel aan mijn mannen om het dorp en zijn inwoners te vernietigen.”
Hij boog voorover naar Shri, die walgde van Cathartes zure adem.
“De vraag die ik stel is simpel,” fluisterde hij. “Waar is je zus?”
Van alle zaken die de priester kon vragen, was dit het laatste wat Shri verwachtte.
Cathartes richtte zich weer op. “ Zijn hoogheid vraagt haar aanwezigheid voor dit hof. Hij heeft iets nodig dat in haar bezit is.” Grijnsde hij naar Shri.
“Vertel hem niets!” Schreeuwde Jek. Cathartes grimaste en sloeg Jek met de rug van zijn hand.
“Waar is ze?” Vroeg hij.” Vertel het mij of ik dood deze man.”
Shri slikte.” Ik-ik weet niet waar ze is. Ik heb haar niet meer gezien sinds gisterenavond.
Cathartes fronste en draaide zich om.
“Ik zweer het, ik weet het niet!” smeekte Shri.
“Zo zal het dus zijn,” prevelde de priester. Hij trok een van de soldaten hun zwaard, ongevoelig voor Shri zijn protest. Hij bracht zijn arm achteruit en stak toe in Jek zijn zij.
“Nee!”Schreeuwde Shri.
Op het zelfde moment weerklonk er nog een andere schreeuw. Cathartes, glimlachte, gebaarde naar zijn soldaten. Een handvol van hun verdween in de richting van de stallen. Geluiden van brekend hout en hinnikende paarden gingen de soldaten vooraf,die terugkeerden met een krijsend kind over hun schouder.
“Jia, Nee!”
Jia’s ogen vonden Shri.” Broer!Help!Laat ze me niet meenemen!”
“Laat haar met rust!” schreeuwde Shri naar Cathartes.
De priester maakte een ander gebaar en hij werd hard op de grond geduwd. Hij botste met zijn hoofd hard op de grond. Hij bleef even verdoofd, waardoor hij de trappen in zijn zij pas later zou voelen.
Toen hij terug bij zijn positieven kwam, was het nog even wazig rondom hem. Toen er een stem die waas doorbrak.“Dank je voor jullie gastvrijheid,” zei Cathartes kortaf tegen de dorpelingen. De met bont bedekte soldaten draaiden zich om en marcheerden weg uit Coerul, aangevoerd door Cathartes op een paard, die nog steeds een huilende Jia droeg.
Shri kroop naar zijn vader, die bloedend op de grond lag.
“Vader?” vroeg hij met een bevende stem. Hij nam zijn mantel af en drapeerde die over Jek.”Ga niet…”
“Shri…” zei Jek zwak.”Shri, Ik…”
“Ga niet dood. Ga niet dood.”
Jak bracht een hand omhoog en raakte Shri zijn gezicht aan.”Je moet…Shri, Ik…”
“Nee! Ik zei nee…!” Shri weende luider toen Jek zijn hand neerviel en zijn ogen hun focus verloren.
Shri bleef daar zitten. Hij wou gillen. Hij wou rennen. Hij wou zoveel dingen doen op hetzelfde moment, maar hij kon zijn lichaam niet dwingen om te bewegen.
Een instorting bracht hem terug in de werkelijkheid. Een huis was ingestort, verteerd door de vlammen. Enkele dorpelingen waren ook in actie gekomen en ze renden om water te putten uit de bron om zo de brand te bestrijden, anderen verzorgden de gewonden. Kora en enkele anderen stonden en keken Shri met een huiverige uitdrukking aan, alsof ze niet konden beslissen om hem te benaderen of om de anderen te helpen. Waarom staan ze daar? Waarom laten ze me niet met rust?
Iets in hem brak. Hij werd woest, maar niet op zijn vrienden. Nee, hij had een volledig ander doewit, voor zover het hem interesseerde bestonden de dorpelingen helemaal niet.
Shri kroop recht en schouderde zijn boog, die weggesmeten was door de soldaten. Iemand legde een hand op zijn schouder.
“Shri, wacht! Waar ga je naartoe?” vroeg Kora.
Hij schudde haar af.”Jij wacht hier, ik ga achter Jia.”
In een oogwenk, rende hij naar het woud toe. Zoals een donder die de aankomende storm inluidde.