P.S Let niet op de engelse titels van de hoofdstukken, das een tik van mij

---------------------------------------------------------------------------------------
Tales of Mirrors
Chapter 1: New Beginnings
De stilte van de nacht werd verbroken door het lawaai dat opsteeg uit de herberg, die zich vlak onder de voet van een heuvel bevond. Bomen leken zich verder terug te trekken en de paarden, die buiten de herberg stonden, snoven en schraapten door het lawaai nerveus met hun poten. Er was niets anders in de omgeving, dan een dun, korrelig zandpaadje dat om de heuvel heen liep, verder naar het Noorden. En het was ook niet meer dan een tussenstop tussen 2 dorpjes.
De verschillende instrumenten, die ook op allemaal verschillende tonen speelden, werden overstemd door het geschreeuw dat door de kieren van de herberg doordrongen. Maar de mensen leken er zich niet veel van aan te trekken.
In de kroeg, op de begane grond, werd gefeest, gelachen, gedronken en gevochten. De wijn vloeide rijkelijk en er werd nog veel meer bier gedronken. De kroeg zag eruit alsof hij al veel te vaak van dit soort feestjes had gehouden en bijna van ellende uit elkaar kon vallen. De grote, grijze stenen die de muren vormden, hadden zo te zien al heel wat te verduren gehad.
Vanbinnen kon je eigenlijk weinig zien van de kroeg, vooral omdat het zó druk was dat je je eigen knieën niet eens kon zien als je je best deed, maar eigenlijk was dat ook niet de moeite waard; de kroeg had een saaie, houten vloer die bedekt was met aangestampte aarde, en de scheve kandelaren aan het plafond en de kaarsen aan de muren lieten ontelbare kleine groeven in de muren dansen in hun schaduwen. Al met al geen architectonisch meesterwerk.
De barman was de hele avond al bezig met het serveren van de alcohol. Al had hij zelf ook al aardig wat biertjes op, het was nog niets vergeleken met de feestvierende massa, die door de herberg danste. Velen lagen al slapend op hun tafeltjes en de rest had een rode blos op hun wangen. Het oranje licht, dat brandde in de lantaarns die aan het plafond hingen, scheen flikkerend door het raam, zo nu en dan onderbroken door voorbij dansende schimmen, en vlak achter het koude, dikke glas, zat een donkere gedaante. Onbeweeglijk. Al een hele tijd.
Als je naar binnen zou gaan, zou hij niet opvallen tussen alle drukte en uitgelatenheid. Misschien zou je hem niet eens zien. Als het je lukte een weg te banen door de wilde menigte, wat niet makkelijk was, zou je misschien net de omtrek van zijn donkerbruine mantel zien.
Zijn kap ver over zijn gezicht getrokken, zonder ook maar iets wat zijn identiteit zou kunnen prijsgeven. Misschien, heel misschien, als je niet onder de voet gelopen of weggeduwd en getrokken werd tegen die tijd, zou je een glimp opvangen van de vage, gele gloed die onder zijn kap vandaan leek te schijnen. Misschien.