Ragnarok

Hier kun je verhalen vinden waar langer dan een half jaar niet aan geschreven is of op gereageerd. De verwachting is dat deze verhalen niet meer afgemaakt worden. Staat jouw verhaal hier en wil je verder schrijven? Neem dan even contact op met één van de moderators, dan wordt je verhaal teruggezet.
Gesloten
Labyrinthine
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 7
Lid geworden op: 06 jul 2009 19:20

Twee oogjes lichtten op in het schijnsel van de volle maan. Alles was in zilverig licht gehuld en over de vlakten deed het de vlagen mist schitteren al diamand. Het hert, de eigenaar van de ogen, kwam voorzichtig uit de beschutting van het bos tevoorschijn. Het zette enkele stappen het berijpte gras in en bleef toen opeens stokstijf staan. Het was gevaarlijk om de vlaktes op te gaan, zeker 's nachts. Het lage gras bood geen enkele bescherming en het maanlicht was zo fel dat je alles zag.
Toch nam het dier het risico, want even later kwam het in beweging en schoot met enorme sprongen weg. Meer herten volgden; hun leider achterna. Normaal waagden ze zich niet buiten de bomen, maar die nacht rook het bos raar. Het was te stil. Niet alleen de herten waren gevlucht. Vogels hadden hun nesten verlaten, vossen en konijnen zaten in hun holen onder de grond en de wolvenkolonie was vertrokken naar een ander stuk van hun territorium. Het was alsof ze allemaal wat vreemds opmerkten; iets gevaarlijks. De maan en de wolkeloze sterrenhemel hadden iets dreigends. De mist drukte als een onheilspellende deken op het land. Nee, die nacht was het bos verlaten.
Verderop, net aan de rand van het bos, zaten de enige wezens die niets vreemds merkten. De nomaden zagen de vluchtende herten niet; vertaalden de stilte als iets goeds; roken de vreemde geur niet. Voor hen was het een nacht als elke andere. Ze zaten lachend, drinkend en etend in groepjes langs de kampvuren. Alle talen klonken tegen de koele avondlucht; van Latijn, Gallisch, Germaans tot Egyptisch en Arabisch. Af en toe blafte een van de honden, of jankte een ander die een klap had gekregen omdat het geprobeerd had een stuk vlees van een spit te stelen. Er werd bij een groep zigeuners een lied ingezet en bij de weggelopen slaven werd er bulderend gelachen om een nogal foute grap. Germanen dansten, kooplieden vertelden verhalen en door de Romeinse gedeserteerden werden dronken zwaardspelletjes gedaan.
Bij een wat afgelegen vuur ging het er een stuk rustiger aan toe. De geur van zoete aardappelen en hertenvlees werd door de avondlucht weggedragen over de velden. Er zaten aanzienlijk minder mensen bij dit gezelschap; een jonge vrouw, een dove en blinde sjamaan, een eenzame krijger en een oude vrouw met een jong meisje op haar schoot. Het kind knabbelde op een reepje gedroogd vlees, om de honger te stillen tot het verse hert gaar was. Allen zwegen en staarden verdiept in hun eigen gedachtes en herinneringen in het vuur. De stilte werd pas verbroken toen het meisje, dat niet ouder dan 7 lentes kon zijn, haar vlees ophad en zich met een zucht uitstrekte. Haar grootmoeder glimlachte en streek haar over haar blonde krulletjes.
"Grootmoeder?" vroeg het meisje uiteindelijk zacht, meer uit vermoeidheid dan om de anderen rond het vuur niet te storen.
"Wat is er, Salem?"
"Is het waar?" De jonge Salem staarde naar de volle maan, met een wat trieste uitdrukking op haar gezichtje.
"Salem, begin nou niet wéér! Natuurlijk is het niet waar! Hoe oud ben je nu?"
Een oudere jongen van een ander vuur gekomen en liet zich nu op de half bevroren grond zakken. De kou leek hem niet te deren; in tegen stelling tot de rest legde hij geen stuk leer op de aarde. Hij warmde zijn handen aan het vuur en stal een stukje van het hertenvlees aan het spit.
"Shetan, je brandt -" De waarschuwing van de oude vrouw kwam al te laat. De jongen slaakte een gilletje en liet het vlees meteen vallen. Een vlam had een kleine blaar op zijn vingers getoverd. Hij haalde zijn schouders op, haalde nog een stukje vlees uit het vuur en stak dat in zijn mond.
De oude vrouw schudde haar hoofd. Ze bekeek haar kleinzoon, die zich nu achterover had laten vallen en naar de maan keek. Hij leek in niets op zijn zusje. Waren Salem's haartjes goudblond, waren die van hem spierwit.
En waren Salem's ogen heldergoud, die van Shetan waren vosbruin. Toch was de albino jongen haar kleinkind, hoe anders hij ook was.
Salem zuchtte en liet zich weer tegen haar oma aanzakken. "Laat ook maar," mompelde ze met een klein stemmetje. Haar broers vermanende woorden hadden haar enthousiasme totaal laten verdwijnen.
"Kom op, Sal. Je weet best dat het maar een fabeltje is." Shetan kwam weer overeind zitten en grijnsde naar zijn zusje.
"Nou, jíj hebt het aan me verteld. Het is jou schuld!"
Shetan begon te lachen. Hij haalde zijn schouders op, pikte nog een stukje vlees en liet zich weer op zijn rug zakken. Zijn zusje was zo goedgelovig; hij kon haar werkelijk alles wijs maken. Shetan was twee keer zo oud en alles wat hij zei, slikte Salem als zoete koek.
"Salem, wat wilde je vragen?" Met een waarschuwende blik op Shetan, keek de oude vrouw naar het meisje op haar schoot.
"Niets..."
"Shetan?"
Shetan nam niet de moeite rechtop te gaan zitten, maar antwoordde liggend.
"Dat stichtingsverhaal, van Romulus en Remus. Oudewijvenpraat, dat is alles." Salem begon nu te huilen en wees met haar kleine handje woedend naar Shetan.
"Jíj vertelde het! Jíj zei dat het echt waar was toen ik je niet geloofde! Liegbeest!" riep ze.
Shetan lachte, maar hield abrupt op toen hij een traan over de wang van de oude vrouw zag rollen. Verbaast en beschaamd keek hij naar zijn voeten. Salem was ook stil geworden.
De oude vrouw zuchtte en glimlachte mistroostig. Ze had de kinderen nogal laten schrikken met haar reactie, merkte ze. Het was gewoon zo... Ze schudde haar hoofd en richtte haar blik weer naar buiten, op de wereld. Ze wilde dat niet wéér meemaken en verloren raken in het verleden.
Salem kwam overeind en ging naast haar broer zitten. Deze sloeg zijn arm om haar heen en trok het meisje op schoot.
"Oma, wat is er?" vroeg Shetan bezorgd.
"Niets om je zorgen over te maken, lieverd. Gewoon herinneringen."
Salem knikte alsof alles daarmee afgedaan. Shetan knikte ook, maar aan zijn blik was te zien dat hij het er niet bij liet zitten. Het bleef even stil, terwijl ze allen in het vuur staarden, alleen met hun gedachtes. Toen verbrak de jonge albino de stilte weer.
"Herinneringen aan wát? Iets van dat scheppingsverhaal?" Hij liet het wel uit zijn hoofd het verhaal nog belachelijk te maken. Niet waar zijn grootmoeder bij was, ten minste. De oude vrouw twijfelde zichtbaar. Toen ze uiteindelijk sprak, klonk haar stem alsof die vele winters in het verleden was en bijna niet door het gordijn van tijd had kunnen komen.
"Je vroeg of het waar was. Het stichtingsverhaal," begon ze zacht. "Nee, het is niet waar. Het is een verzameling van leugens en verzonnen gebeurtenissen, maar - "
Shetan onderbrak haar met een lachje. "Zie je wel, Sal?" vroeg hij triomfantelijk. Maar bij het zien van zijn oma's blik, werd hij meteen weer stil. Hij besefte dat als hij haar verhaal wilde horen, hij haar moest laten uitpraten, omdat hij anders geen woord meer uit haar zou kunnen krijgen.
"Dank je," antwoordde zijn grootmoeder redelijk kortaf. Ze zuchtte vermoeid en had duidelijk zichtbaar moeite genoeg kracht te vinden om verder te gaan.
"Maar ook van verdraaide leugens. Er ís een echt verhaal."
Salem hapte opgewonden naar adem en klapte in haar handjes. Even ging haar blik naar haar oudere broer, die naar de grond keek. Ze schonk hem een zie-je-wel-blik.
"Ik zal eerst het stichtingsverhaal zoals wij dat kennen vertellen. Nee, Shetan, ik weet dat jij dat al gedaan hebt, maar ik ken de oorspronkelijke leugens," onderbrak ze de albino, nog voor hij wat kon zeggen.
"Alles begon bij Troje, de stad met de 'onneembare' muren, die dus niet zo onneembaar bleken te zijn. Op de nacht dat de Grieken met het houten paard de stad veroverden en de oorlog wonnen, vluchtte de burger Aeneas met zijn vader en zoon uit het brandende Troje."
"De lafbek... Maar dit weten we allebei al, grootmoeder. Vertel het echte verhaal." Shetan had zijn pogingen ongeïnteresseerd te zijn maar opgegeven. Hij keek vragend naar de oude vrouw, die geïrriteerd zijn vermaning vertaalde als ongeduldigheid. Shetan zag echter dat het haar heel veel kracht kostte en was gewoon bezorgd. Oké, toegegeven. Ongeduld speelde ook wel een rol.
"Shetan..." Waarschuwend keek zijn oma naar de jonge albino. "Maar goed, waar was ik? Bij Aeneas, die met zijn vader en zoon vluchtte uit Troje. Zijn vrouw was die nacht in de vlammen omgekomen, maar was nog één keer aan hem verschenen. Ze droeg hem op weg te gaan, zodat hun zoon later de stad Alba Longa kon stichten. Dus Aeneas ging, zijn zoon stichtte de stad en droeg die uiteindelijk over aan zijn twee zonen, Amulius en Numitor. Deze spraken af dat de ene de schatkist zou beheren en de ander de macht zou krijgen. Je snapt wel dat dit nooit lang goed kon gaan. Daar waren het nou eenmaal mannen voor. "
Shetan snoof beledigd en liet zich weer achterover zakken. Hierbij viel Salem – die geboeid had zitten luisteren en nu alles probeerde te begrijpen – ook om en bleef lachend naast haar broer liggen.
"Amulius stootte zijn broer Numitor van de troon. Hij was te hebzuchtig en erven overtuigt dat hij de macht hoorde te hebben. Maar paranoïde als hij was, had hij een voorspelling opgevangen, die hij meteen geloofde. De kleinzonen van zijn broer zouden hem op zijn beurt van de troon stoten en hem vermoorden. Dus dwong hij Rhea Silvia, het enige kind van Numitor, een vestaalse maagd te worden. Op deze manier zou ze geen kinderen krijgen en was Amulius veilig. Hij had er alleen niet op gerekend dat de god Mars voor zijn nichtje zou vallen en bij haar een tweeling verwekte."
Shetan knikte, maar Salem was hem voor. "Romulus en Remus! Zie je wel!"
"Dit zijn de leugens, Sal. Dat zei ze net," zuchtte haar broer terwijl hij het meisje plagend tegen zich aantrok.
Hun grootmoeder knikte. "Wat er met Rhea Silvia gebeurde, is voor velen onduidelijk. Ik weet echter dat ze het overleefde. Het lukte haar te vluchten en werd nooit meer gezien. Amulius was woest. Hij liet de twee jongetjes in een mandje op de rivier de Tiber zetten, zodat ze zouden verdrinken. Maar de tweeling had het geluk aan hun zijde. De rivier was net overstroomt en ze bleven op het land achter toen ze zich weer terugtrok. Daar werden ze gevonden door een wolvin, die hun zoogde. Ze bleven leven en werden uiteindelijk gevonden door een herder. Deze voedde hen met zijn vrouw op, samen met zijn eigen kinderen.
Ze groeiden normaal op, hielpen hun ouders en werden groot en sterk. Toen ze echter van hun adoptievader van hun afkomst hoorden, vertrokken ze naar Alba Longa om hun moeder en vooral hun grootvader te wreken. Ze onttroonden Amulius en herstelden hun grootvader Numitor op de troon. Vervolgens besloten ze samen een nieuwe stad te stichten. Rome."
De oude vrouw schraapte zichtbaar vermoeid haar keel. Salem zuchtte luid. Het was en bleef een geweldig verhaal, maar ze had het al een keer van haar broer gehoord. Wat was het nut geweest om het nogmaals te herhalen? Ze keek even naar haar grootmoeder en fronste. Oud als ze was, kon de vrouw het niet goed meer hebben om zolang te praten en Salem wilde niet dat ze nu zo moe was dat ze het echte verhaal niet meer zou vertellen.


------------------------------
Mijn fantasyverhaal, hoofdstuk 1 - deel 1. Commentaar is welkom!
S.A.M.
Vulpen
Vulpen
Berichten: 441
Lid geworden op: 23 okt 2006 13:07

Hmm, ik ben heel geïntrigeerd geraakt door het mengen van zoveel verschillende culturen.

Ragnarok = Noorse variant van de Apocalyps.

Romulus en Remus = inderdaad volgens de sagen de stichters van Rome.

Salem = een oude naam van Jeruzalem.

En dan heb ik het nog niet eens over de andere namen zoals Aeneas (de laatste vluchteling uit het brandende Troje die eveneens Rome gesticht zou kunnen hebben). Deze dingen allemaal samengevoegd onder de term Fantasy? Oh man, ik begin te smullen. Ik ben echt benieuwd en slechts een beetje bang dat het misschien teveel wordt. Maar de ambitie druipt ervan af en dat staat mij wel aan.
Heel erg benieuwd wat je van plan bent. Misschien wil je me in een PM iets meer vertellen? Ik weet aardig wat van mythologie en geschiedenis.
Labyrinthine
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 7
Lid geworden op: 06 jul 2009 19:20

PM is onderweg (:

Het verhaal gaat in feite twee verhaallijnen krijgen: een pure fantasy lijn en een mythologische lijn over Romulus en Remus en wat hen ertoe zou hebben gedreven om Rome te stichten. Maar dat leg ik wel uit in de pm, ha ha.
Labyrinthine
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 7
Lid geworden op: 06 jul 2009 19:20

Hoofdstuk 1 - deel 2

Shetan, die bezig was geweest wat vlees van het spit te halen en dat nu aan zijn zusje gaf, had ook gemerkt dat het verhaal niets meer was dan hij al wist en Salem al had verteld. Geïrriteerd door het feit dat hij heel wat had verwacht en nu totaal teleurgesteld werd, wilde hij zijn mond al open doen om wat te zeggen, toen de rustige nacht opeens aan stukken werd gereten door een gil. Even abrupt als die geklonken had, brak deze ook gelijk weer af. Even hing er een verstikkende stilte over het kamp. Shetan sprong gealarmeerd overeind en trok zijn zusje tegen hem aan. Zeker bij zoiets kon hij het niet laten de grote broer uit te hangen, maar deze keer had de geschrokken Salem er totaal geen bezwaar tegen en kroop ze nog dichter tegen hem aan. Het vlees had ze laten vallen. Ook aan de omliggende vuren kwamen mensen in beweging.
"Shé, wat was dat?" vroeg Salem angstig, terwijl ze zijn mantel krampachtig vastgreep en om zich heen keek.
"Niets, Sal. Een ruzie, of een grapje. Je weet hoe hard die oude Manena kan krijsen."
Shetan loog om haar gerust stellen en dat wist Salem best. Toch was ze blij met het leugentje om eigen bestwil, zodat ze niet hoefde na te denken over wat er aan de hand was. Ze was dan nog wel jong, maar zelfs zij wist dat er hier iets goed mis was. Van de andere vuren begonnen nu steeds hardere stemmen te klinken en veel strijders hadden hun wapens getrokken. Vrouwen zochten elkaar op, om in een groepje hun kinderen gerust te stellen. Ook de jonge vrouw die bij hen aan het vuur had gezeten, was overeind gekomen en verdween zonder iets te zeggen in de richting van het bos. Al snel vervaagde ze in de schaduwen. Shetan keek haar na, verwondert over de plotselinge verdwijning. Zoals altijd zocht zijn grootmoeder een van de afgelegen vuren op, omdat het daar het rustigst was en dat resulteerde er altijd in dat ze met vreemde figuren in aanraking kwamen. Het was vaker voorgekomen dat bleek dat iemand van alles op zijn kerfstok had, of dat er iets anders met hen mis was. Toch bleven ze zulke mensen opzoeken, omdat die geen vragen stelden en de oude vrouw en haar kleinkinderen met rust liet. Ook net, tijdens het verhaal, had niemand van het groepje hen gestoord of ook maar laten blijken dat ze het verhaal hoorden. De krijger echter verdween niet en ging met getrokken zwaard voor de kinderen staan. Het licht van het vuur weerkaatste op het scherp en maakte het daarmee het enige zichtbare van de in een zwarte mantel gehulde man. Shetan moest toegeven dat hij hem niet helemaal vertrouwde en Salem greep hem ook wat steviger vast toen ze de krijger voor hen zag gaan staan. Hun grootmoeder had helemaal geen problemen met de bescherming van de man en kwam moeizaam overeind. Toen ze naast de krijger ging staan, hoorde Shetan haar wat tegen hem mompelen in een taal die hij niet verstond. In reactie draaide de krijger zich om naar de kinderen en keek hen vanonder een kap aan. Zijn ogen glommen met de glans van het vuur. Opeens trok hij iets onder zijn mantel vandaan en stak dat Shetan toe. Hij zag het vuur erin weerkaatsen en herkende de vorm van een dolk.
“Oma?” vroeg hij nerveus, terwijl hij haar kant opkeek. Deze knikte slechts en glimlachte. Haar gezicht leek kalm, maar hij kon zien dat ook zij ongerust en tot zijn schrik, ook bang was.
“Pak maar aan,” spoorde ze hem aan, terwijl ze de oude sjamaan op zijn benen hielp. Toen kwam ze gehaast naar de kinderen, met twee buidels in haar trillende handen. De ene gaf ze aan Salem, die er met grote ogen naar keek en de andere stopte ze in een van Shetans mantelzakken. Hij had zijn handen vol met de dolk die hij ondertussen aarzelend had aangepakt en die hij nu met open mond bewonderde. Nooit had hij zo’n mooi wapen gezien, laat staan aangeraakt. Maar tijd om zich er verder aan te vergapen had hij niet: zijn grootmoeder had hem met één hand bij zijn schouder gepakt en keek hem nu ernstig aan.
“Shetan, luister goed,” begon ze, haar blik even op de krijger achter Shetan, die zich al weer had omgedraaid en nu waakzaam stond te wachten. “Ik wil dat je je zusje meeneemt en het bos in vlucht. Wees zo stil mogelijk en blijf in de schaduwen. Mocht het nodig zijn, gebruik je die dolk.” Ze wees naar het wapen dat Shetan nog in zijn handen had en legde toen haar handen rond de zijne. De jongen volgde haar blik en zag dat zijn handen trilden. Hij mocht zich dan altijd al wel een hele man voelen, op dit moment was hij weer echt een kind dat bescherming wilde. Maar hij snapte heel goed dat hij er op dit moment alleen voor zou staan. Hij knikte en keek op naar het gerimpelde gezicht van zijn grootmoeder. Deze glimlachte weer even, maar ze was zelf nu te bang om het geruststellend te kunnen. Ze kneep even in zijn handen en liet die toen los.
“Kom niet terug!” beval ze als laatste, om dan te horen hoe haar woorden overstemt werden door nog een kreet, die algauw gevolgd werd door een andere.
Salem begon te huilen toen ze doorkreeg wat er gebeurde en wat er van hen verwacht werd. Al die tijd had ze zich angstig aan haar grote broer vastgeklampt, haar gezicht in zijn mantel verscholen om maar niets te hoeven horen of zien, maar nu keek ze op naar haar grootmoeder. Haar hele lichaam leek verstijfd van schrik.
“En u dan?” vroeg ze met een klein stemmetje. “Ik laat u niet achter!”
Shetan, bij wie dit ook al opgekomen was, knikte instemmend. De oude vrouw was de enige familie die ze hadden en de enige die ooit voor hen gezorgd had. Zeker voor iemand als hij waren er niet veel mensen die hem niet meden, alsof zijn uiterlijk een of andere besmettelijke ziekte was.
Maar de oude vrouw zuchtte en schudde resoluut haar hoofd. “Salem, dit is niet de tijd daarvoor. Ben je een grote meid, of niet?” Ze streek even over de wang van het meisje, die nu te bang was om er tegen in te gaan. Shetan liet zich niet zo gemakkelijk afschepen. Zijn oma zag dit en glimlachte mistroostig.
“Shetan, alsjeblieft. Redt Salem. Redt jezelf. Ik overleef het wel.” Met die woorden werd de jonge albino in de richting van het bos geduwd. Toen hij daar bleef treuzelen, zuchtte ze.
“Ga. Mij krijgen ze niet zomaar klein. Ik reken op je. Ga!”
Op dat moment zoefde er een pijl vlak langs Shetans hoofd, die hem zou hebben geraakt als de krijger hem niet had weggetrokken. Hij greep de bovenarm van de jongen en keek hem vanonder zijn kap strak aan. “Ik bescherm haar, dat beloof ik je,” fluisterde hij zacht tegen de paniekerige jongen. De oude vrouw duwde hem nogmaals, harder dan de vorige, waardoor Shetan wankelend een stap zette in de richting van het bos. “Ga!” riep ze weer.
Ditmaal luisterde Shetan. Hij pakte Salems hand en dwong zijn benen in beweging te komen. Het meisje naast hem was echter verstard van angst en verzette geen stap. In plaats daarvan keek ze wanhopig naar haar oma, terwijl de tranen over haar wangen stroomden.
“Salem, kom mee! Naar het bos,” riep hij. Het hielp niet, ze bleef slechts doodstil staan. Uiteindelijk tilde hij haar in zijn armen en verdween met haar naar de bosrand. Daar bleef hij even staan en wierp een laatste blik achterom. Een pijl die zich een stukje van hen vandaan in een boom boorde, zorgde ervoor dat hij toch maar doorliep en in de bescherming van het bos verdween. Achter hen brak de hel uit.
Labyrinthine
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 7
Lid geworden op: 06 jul 2009 19:20

Hoofdstuk 1 - deel 3

Na wat een eeuwigheid leek, maar in feite niet meer dan een paar minuten kon zijn, voelde Shetan de vermoeidheid toeslaan. Het rennen over een ongelijke bosgrond met overal putten en verraderlijke wortels die erop gebrand leken hem te laten struikelen, begonnen zijn benen te protesteren. Hij had zijn enkel verzwikt toen hij in een oud konijnenhol was gestapt en zijn longen begonnen te steken. Ook zijn armen weigerden nog langer Salems gewicht te dragen. Uiteindelijk kwam hij noodgedwongen tot stilstand, zich vastgrijpend aan een boom om niet te vallen. Hij zette de nog altijd zacht snikkende Salem op de grond en liet zich toen uitgeput naast haar zakken. De gillen uit het kamp achter hen galmden in zijn hoofd en zijn van het zweet doorweekte kleding plakte aan zijn lijf. Hij zuchtte, te moe en te geschrokken om wat te zeggen. In plaats daarvan voelde hij hoe de tranen begonnen te lopen. Shetan nam niet de moeite ze weg te vegen; wie kon hem nou zien in het donker van het bos?
Het bleef lang stil, totdat Salem vroeg wat er ook bij hem door zijn hoofd spookte.
“Wat is er gebeurd?”
Shetan zuchtte nogmaals en schudde zijn hoofd. “Ik weet het niet precies, Sal.”
“Je liegt! Ik ben geen kleuter meer!” klonk het felle antwoord van zijn zusje. Ze keek hem kwaad aan, om er dan op angstige toon aan toe te voegen: “Shetan, is alles goed met oma?”
Moeizaam kwam hij wat overeind om Salem aan te kijken. Haar oogjes waren rood en opgezwollen en ze zat onder de schrammen van takken op hun vlucht, maar ze leek wat bedaard te zijn. Shetan voelde respect voor het jonge meisje en schaamde zich opeens voor het feit dat zijn wangen nat waren. Hij was verdomme twee keer zo oud, hij hoorde haar gerust te stellen en niet zelf te zitten snotteren!
“Sorry, Salem. Ik weet echt niet hoe het met haar is,” antwoordde hij, terwijl hij zich naar haar toe boog en zijn hand op haar arm legde. Troostend gaf hij haar een kneepje. “Ze is sterk, ze redt zich wel. Maar wat er gebeurd is?” Hij beet op zijn lip, terwijl zijn ogen vlam vatten. Zijn hand balde zich tot een vuist en hij liet haar los om met zijn andere hand de dolk in zijn mantelzak vast te grijpen.
“Ik weet zeker dat het een overval was. Die smerige wolfshonden!” Shetan spuwde woedend op de bosgrond voor hem, alsof de gedachte hem een vieze smaak in zijn mond gaf. “Schoften van een Romeinen! Ze wisten best dat onze krijgers er vannacht niet waren en dat rest van onze soldaten grotendeels ongewapend waren! Smeerlappen!”
Salem slikte en begon weer te huilen. Shetan was echter zelf te kwaad en te van streek om het op te kunnen brengen haar te troosten. Het gegil en geschreeuw van het kamp was zelfs hier nog te horen. Met zijn handen over zijn oren probeerde hij het tevergeefs te negeren.
“We moeten terug. Oma is daar!” klonk Salems stem na een korte stilte beslist.
Shetan knikte langzaam en ging staan. De harde bosgrond ritselde onder zijn voeten.
“Je hebt gelijk, maar jij gaat nergens heen!” antwoordde hij, om dan zijn hoofd te schudden toen ze wat wilde zeggen.
“Nee, Sal. Ik moest zorgen dat je veilig was. Ik ga niet tegen oma’s wens in. Echt niet dat ik je ook maar in de buurt van die schoften breng!” Hij knielde voor haar en pakte haar kleine handjes. Met een glimlachje keek hij haar aan. “Je bent mijn kleine zusje, Sal. Je bent de enige die ik heb. Ik laat ze me je niet ook nog afpakken, zoals onze ouders!” Hij schudde weer beslist zijn hoofd toen hij zag dat ze nog steeds tegen hem in wilde gaan. “Ik ga zelf ook niet vechten, dat beloof ik je. Ik ga slechts kijken. Niemand die me zal zien.”
Salem knikte. Ze was nog niet overtuigd, maar wat kon ze ook? Ze was te jong, haar broer had gelijk. Al de hele tijd frunnikte ze aan het buideltje dat ze had meegekregen en keek weer omhoog.
“Wat hebben we eigenlijk gekregen?”
Zonder verder op antwoord te wachten, trok ze het reepje leer los en haalde de vacht waarin het verpakt was, weg. Toen het voorwerp te zien was, stokte haar adem even. “S-shetan?” slikte ze zacht. In haar schoot lag een prachtig versierde dolk, net zo een als haar broer net van de krijger had gehad. Shetan had hem ook ontdekt; voor ze wat kon doen, had hij hem al in zijn handen.
“Wow, zeg. Salem!” floot hij bewonderend. De schede was van puur goud, ingelegd met robijnen en een soort gele stenen die licht uit leken te stralen. Om het heft zat een kettinkje gewikkeld. Hij maakte het voorzichtig los en hing het om Salems nek. Zodra het haar huis raakte, begon het fel te stralen en kon Shetan zien was het voor moest stellen. Het was een zonnetje van dezelfde gele edelsteen als op de schede, met een klein robijnen ding in het midden. Toen hij beter keek, kon hij een klein adelaartje onderscheiden. Weer floot hij. Salem staarde met open mond naar het kettinkje en duwde zijn handen toen weg om het goed te kunnen bekijken. Ondertussen had haar broer de dolk weer gepakt en haalde hem voorzichtig uit de schede. Het lemmet was eveneens van goud, vlijmscherp en met een randje van robijn. Met dat zelfde robijn was haar naam erin gezet. Het heft was vrij simpel, de enige verfraaiing was een rode rood aan het uiteinde.
Met bevende handjes pakte Salem de dolk aan toen Shetan die haar toestak en bekeek hem met open mond. Het was de eerste keer dat ze een wapen in haar handen had en wat voor een! De prachtige robijnen schitterden in het licht dat haar ketting nog altijd uitstraalde. Zodra ze de dolk vastpakte, gleed er hier ook een schittering door en gloeide hij op. De gloed verlichtte haar gezichtje en deed haar gouden ogen schitteren toen ze opkeek naar Shetan.
“Jij hebt er toch ook een?” vroeg ze zacht.
Shetan knikte en viste meteen de dolk uit zijn mantel. De zijne had hij zojuist al gehad van de krijger en wat er in zijn buidel zat, was een raadsel. Een raadsel dat nog even onopgelost zou blijven, want nu had de dolk zijn volledige aandacht. Zojuist was hij te afgeleid geweest om het ding goed te bekijken, maar nu had hij er alle tijd voor. In het licht dat Salems ketting uitstraalde, blonken spiegeltjes op van de dolk. Deze was van zilver, met een wit heft en overal spiegeltjes. Het kettinkje dat er ook bij hem aanhing, was eveneens een spiegel. Shetan haalde het ding er langzaam af en hing hem om zijn nek, om dan zijn ogen dicht te knijpen tegen het felle licht dat het uitstraalde. Al snel zwakte het af, om slechts nog te gloeien. Hij slikte en opende zijn ogen om Salem aan te kijken. “Sal…”
Hij hoefde niets te zeggen. Zijn zusje had het zelf ook al beseft en keek hem angstig aan, de dolk in haar handen geklemd alsof haar leven er vanaf hing.
“We zien haar niet meer, hé? We staan er alleen voor.”
Droef schudde Shetan zijn hoofd. Hij kwam overeind en liep naar haar toe. Voorzichtig trok hij haar op zijn schoot en sloeg zijn armen rond haar nog altijd trillende lichaampje. Ze liet het toe, uitgeput en bang als ze was en leunde tegen hem aan.
“We staan er niet alleen voor. We hebben elkaar. Meer hebben we niet nodig.” Hij drukte een kus in haar gouden krullen en sloot zijn ogen een tel. “Ik laat je nooit wat overkomen, dat beloof ik je,” fluisterde hij in haar oor. Salem bromde slechts nog wat, maar werd al snel stil en slap. Ze sliep. Shetan tilde haar van zijn schoot en legde haar op de grond. Zijn mantel deed hij uit, om haar erin te willen en haar zo beschut onder een struik te leggen. Even streelde hij haar gezicht, dat vuil en betraand was van de vlucht. Ondanks alles zag ze er nu vredig uit.
“Het spijt me, Salem,” fluisterde hij, met zijn andere hand een klein buideltje opruimend. Slaapgif. Een klein beetje in een van haar schrammetjes was genoeg om haar enkele uren veilig te laten zijn.
“Ik ben zo terug…” Met die woorden stond hij op, pakte zijn dolk en verdween in het struikgewas. Nu had hij een familie te verdedigen. Het was tijd zich niet meer te gedragen als een bang klein kind, maar als de man die zijn oma altijd in hem zag. Dat moest hij.
Labyrinthine
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 7
Lid geworden op: 06 jul 2009 19:20

Eindelijk een nieuw stuk. Ik heb al een stuk meer, maar ik heb het te druk gehad om het hier te posten. Commentaar is nog altijd welkom.

-------------------------------

Ragnarok hoofdstuk 1 - deel 4

Hij was toch verder weg van het kamp dan hij had gedacht. Uiteindelijk klonken de geluiden van het slachtveld luider en luider. Hij was er. Alert dook Shetan achter een paar bosjes. Het was vrij licht door de maan, maar de mist maakte alles moeilijk zichtbaar. De Romeinen hadden hun moment goed gekozen. Shetan verdacht ze ervan verveelde soldaten te zijn, die hen overvielen als training en leedvermaak. Het kostte hem moeite niet het slachtveld op te stormen en mee te vechten. Het zou pure zelfmoord zijn, aangezien hij totaal niet kon vechten met een dolk en nu geen zwaard op zak had. Met zijn vriendjes had hij altijd geoefend in zwaard vechten, maar dat was met oude, verroeste wapens geweest die de Romeinen hadden laten liggen. Shetan was altijd een van de besten geweest en vocht zelfs met de volwassenen van de groep, maar dat was altijd in speelpartijtjes geweest. Dit waren perfect getrainde moordmachines en daar zou hij het nooit tegen uit houden zonder minstens zwaar gewond te raken. Dus in plaats daarvan, probeerde hij vrienden te onderscheiden. En zijn oma.
De gillen sneden door zijn ziel. Hier werden vrienden, kameraden, leermeester vermoord, terwijl hij lijdzaam toe zat te kijken! Hij wilde vechten! Klaar om zich uit zijn schuilplaats te werpen, sprong hij op.
  “Nee, Shetan!” Een klein handje pakte de zijne en trok hem terug de bossen in. Verschrikt draaide hij zich om, om daar Salem te zien zitten. Ze was zichtbaar slaperig en keek hem nu bang aan. Hoe kon ze wakker zijn? Had hij te weinig slaapgif gegeven? Waarschijnlijk wel; hij had geen idee hoeveel hij had moeten gebruiken en had er sowieso totaal geen verstand van. Het was toeval dat hij het spul bij hem had gehad, aangezien hij het een keer heel lang geleden van een koopman had gestolen. Misschien was het wel gewoon over de datum geweest.
“Waar is ze?” vroeg ze zacht.
Shetan haalde verslagen zijn schouders op.
“I-is ze dood? Kun je haar redden?” De smeekbede in haar ogen was teveel voor hem. Hij knikte en kwam iets omhoog. Toen draaide hij zich naar Salem. De dolk stak hij even weg, om met beide handen haar schouders vast te pakken.
“Sal, luister naar me. Het spijt me van net: ik kon niets anders verzinnen om je veilig te houden. Maar nu moet je echt hier blijven terwijl ik oma zoek. Ik wil dat je alles in de gaten houdt en eventuele slachtoffers helpt. Maar zorg vooral dat we hier – met of zonder oma – heel snel weer weg kunnen, mocht dat nodig zijn. Beloof je dat?”
  Hij keek haar streng aan en schudde zijn hoofd toen ze ademhaalde om tegen te sputteren. Met een hand liet hij haar schouder los en legde deze om haar wang. Met zijn vingers wreef hij wat vuil en tranen weg en bleef haar strelen.
“Salem, ik laat je ook liever niet achter, maar jouw rol is heel belangrijk! Ik kan oma wel redden, maar als we dan hier vast lopen, heeft dat ook niet zoveel zin. Begrijp je dat?”
Salem knikte langzaam. Ze had het begrepen en hoewel ze het er niet mee eens was, zou ze doen wat hij haar had opgedragen. Shetan grijnsde opgelucht en trok haar in een stevige omhelzing. “Ik kom terug met oma, beloofd!” zei hij zacht. Salem snifte en knikte weer.
“Ik houd van je, Sallie. Onthoudt dat maar, zolang ik weg ben.” Toen stond hij op en schuifelde door de takken naar het kamp. Het was niet nodig geweest, als hij ook maar iets opzij was gegaan, had hij het ook al kunnen zien en de gil van afschuw achter hem zei genoeg. Geschrokken en met vertrokken gezicht van afschuw liet Shetan zich naar achter vallen, terug in de bossen. Zijn ogen waren stijf gesloten, maar de beelden die hij had gezien lieten zich niet zomaar verdringen. Daar, recht voor hen, lag hun grootmoeder in het natte gras. Ze bloedde uit meerdere wonden en was er kennelijk net neergegooid. Meteen werd ze weer overeind gegrist door een Romeinse soldaat. Elk ander mens dat zo zwaar gewond was, zou het hebben uitgegild, maar de oude vrouw kermde slechts zachtjes. Vreemd genoeg leek ze te weten dat haar kleinkinderen zich achter de bosjes verscholen. Haar ogen waren op hen gericht, zelfs toen de soldaat haar een trap gaf, waardoor ze weer op de grond viel. Daar bleef ze liggen, haar hoofd plat op de grond en met één oog open en op de kinderen gericht. Ze zweeg, niet in staat wat te zeggen.
Salem wilde gillen, maar besefte gelukkig net op tijd dat ze hun verstopplek er dan mee zou verraden. In plaats daarvan liet ze zich op de grond vallen en begon te huilen, haar handen over haar oren en haar ogen dichtgeknepen om maar niets te moeten horen of zien. Shetan beet op zijn lip. Wat moest hij doen? Hun grootmoeder zou het niet lang meer volhouden, dat was zeker. Ze was een oude vrouw, met broze botten en een zwak hart. Zoveel bloedverlies en angst kon haar elk moment fataal worden. Moest hij haar voor zijn ogen laten afslachten? Of moest hij de Romein aanvallen en dan het risico lopen dat ze alle drie zouden worden vermoord? Nee, hij kon zijn zusje niet in de steek laten. Dat zou hun grootmoeder nooit toestaan, zelfs al zou het ten koste van haar eigen leven gaan. En hij had beloofd haar te beschermen. Moest hij die laatste wens opvolgen en in het donkere bos verdwijnen, om hier nooit meer terug te komen? Ja, dat was wat zijn oma zou willen en hij kon niet anders dan dat opvolgen. Zodra de beslissing genomen was, opende Shetan zijn ogen, om op dat moment de blik van de oude vrouw op de grond te ontmoeten. Het was alsof zijn oma blij was met zijn keuze, want ze knikte naar hem, ondanks de pijn nog altijd geruststellend glimlachend. Shetan probeerde terug te glimlachen, om háár deze ene keer gerust te stellen en te troosten, maar het lukte niet. In plaats daarvan bleef hij haar als verlamd aanstaren, in de hoop haar gezicht voor altijd in zijn geheugen te griffen.
Op dat moment trok de soldaat zijn gladius en haalde uit. Salem gilde nu wel en ook Shetan kon niets anders doen dan woedend brullen. De Romein merkte niets, te gevangen in zijn eigen pleziertje. Hij stootte het zwaard naar beneden, waar de vrouw met haar rug naar hem toe lag. Weerloos en zwak als ze was, kon ze zich met geen mogelijkheid redden. Dat het haar einde zou betekenen, was duidelijk.
Salem krabbelde overeind en wilde zich overvallen door woede op de man stortten. Het kleine meisje huilde niet eens meer, maar had een bijna dierlijke blik in haar ogen. Shetan kon haar nog net grijpen en trok zijn spartelende zusje tegen zich aan. Zijn eigen gezicht was nat, maar hij merkte het niet eens.
Het zwaard trof feilloos doel. Zoals de soldaat bedoeld had, boorde het scherp zich dwars door de rug van de vrouw en pinde haar door haar hart aan de grond vast. Deze maakte geen enkel geluid toen ze werd gespietst. Haar ogen waren al bijna geheel verlaten en dof. Haar ziel was al ver weg en pijn had ze niet gevoeld. De Romein rukte het zwaard uit haar toen het licht in haar ogen doofde en ze in de vergetelheid verdween.
Gesloten

Terug naar “De Poort Naar De Andere Wereld”