De kinderlokker staat om de hoek

Hier kun je verhalen vinden waar langer dan een half jaar niet aan geschreven is of op gereageerd. De verwachting is dat deze verhalen niet meer afgemaakt worden. Staat jouw verhaal hier en wil je verder schrijven? Neem dan even contact op met één van de moderators, dan wordt je verhaal teruggezet.
Gesloten
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

De kinderlokker staat om de hoek

Samenvatting:
Na een geheimzinnige brand in het overblijfhuis wordt de overblijf overgeplaatst naar een noodlokaal in bassisschool de Wilgeroos. Als daar plots een kinderlokker opduikt en zelfs iemand wordt ontvoerd loopt alles in het honderd. En wat is er nou zo bekend aan die dode hond?

Extra:
Ik probeer in dit verhaal een nieuwe schrijfstijl uit en kijk uit naar reacties. *hint, hint*

Inhoud:
Hoofdstuk 1 - De brand
Hoofdstuk 2 - De kinderlokker
Hoofdstuk 3 - De nieuwsbrief(1)
Hoofdstuk 4 - De schim
Hoofdstuk 5 - Paniek bij mevrouw van Driel
Hoofdstuk 6 - In het hutje van juf Ans
Hoofdstuk 7 - Politie
Hoofdstuk 8 - De nieuwsbrief(2)
Hoofdstuk 9 - Het verhoor
Hoofdstuk 10 - De ontvoering
Hoofdstuk 11 - Tring... Tring...
Hoofdstuk 12 - Mevrouw van Driel's ontdekking
Hoofdstuk 13 - Een paar oude papieren
Hoofdstuk 14 - Een stille overblijf
Hoofdstuk 15 - De locatie
Hoofdstuk 16 - Terug
Hoofdstuk 17 - Één hond
Hoofdstuk 18 - Mevrouw van Driel's bevestiging
Hoofdstuk 19 - Een lijk
Hoofdstuk 20 - Een vergadering
Hoofdstuk 21 - Het hek
Hoofdstuk 22 - De kindervergadering
Hoofdstuk 23 - In de tas
Hoofdstuk 24 - De ontmaskering
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Hoofdstuk 1 – De brand

Speeltuin Kindervreugd – 22 augustus ’09 – 15:12:43

Tina en mevrouw van Driel zaten samen in het groene overblijfhuis in speeltuin Kindervreugd. Mevrouw van Driel zette haar bril met bloempotglazen bovenop haar bezwete neus, waar hij net vanaf was gegleden. Al was het eind zomer, mevrouw van Driel droeg altijd een dikke coltrui met eeuwige streepjes. Tina schonk in het kleine keukentje, dat ook in het huisje gevestigd was, zichzelf een glas cola in.
‘Ik kan niet wachten om naar huis te gaan,’ zei mevrouw van Driel. ‘Maar we moeten wachten totdat het geld opgehaald wordt.’
‘Ja,’ zei Tina en ze nam een slok. ‘Wil jij eigenlijk ook wat drinken?’
‘Doe mij ook maar wat cola.’
Tina schonk nog een glas in en ging bij mevrouw van Driel aan tafel zitten. Mevrouw van Driel streek haar korte blonde haar uit haar gezicht en haalde het zweet van haar voorhoofd. Ze keek even kort naar buiten en zei toen: ‘Het liefste zou ik nu thuis in mijn vriezer kruipen. Het is veel te warm! Ook voor die kinderen. Die zitten nu in zo’n verschrikkelijk heet lokaal.’
‘Anders ga jij maar vast naar huis,’ zei Tina. ‘Dan sluit ik straks wel af. Ik vermaak me wel.’
Mevrouw van Driel stond op en pakte haar tas.
‘Dank je wel,’ zei ze en ze liep het huisje uit. Tina zwaaide en bleef achter de tafel zitten.

Politiebureau Beverwijk – 22 augustus ‘09 – 17:28:04

Rechercheur Thomas de Groot zat in zijn gemakkelijke stoel achter zijn bureau. Hij had het raam wijd open staan en een zwoele zomerse bries waaide de kamer in. De lamellen van zijn kantoortje had hij dicht gedaan en wachtte nu totdat hij om zes uur naar huis kon gaan. Vandaag was er niets gebeurd en niets voorgevallen op het bureau en dat irriteerde Thomas. Het leek net alsof hij voor niets op zijn werk was gekomen.
Plots werd er op de deur van zijn kantoortje geklopt.
‘Binnen,’ riep Thomas mat en hij zette zich rechtop in zijn stoel. De deur vloog open en een kalende man kwam binnenlopen. ‘Ah, Karel, jij bent het. Is er iets gebeurd? Zeg alsjeblieft van niet anders mag ik straks nog overwerken ook.’
Karel schudde zijn hoofd en legde wat papieren op Thomas’ bureau.
‘Er is brand en waarschijnlijk is het aangestoken. Er zijn al een paar wagens naartoe, maar ze staan de springen om een rechercheur,’ zei Karel. ‘En jij bent de enige beschikbare rechercheur nu. Phillips is al naar huis en Veldhuys is bezig met die overval van vorige week.’
‘Geef dan maar hier,’ zei Thomas en hij pakte de papieren aan. ‘Waar is het?’
‘Speeltuin Kinder… nog iets.’
‘Kindervreugd?’
‘Ja, dat was het.’
‘Godverdomme,’ zei Thomas kwaad en hij vloog overeind. ‘Daar zou mijn vrouw vandaag naartoe gaan. Hopelijk is alles goed met ze.’
Thomas stond op en liep naar buiten. Karel bleef versuft achter in zijn kantoortje, maar daar gaf Thomas niets om. Zijn gedachten waren bij zijn vrouw en zijn dochtertje van tien.

Huize Rozenkrans – 22 augustus ’09 – 17:32:28

Mevrouw Rozenkrans en meneer Rozenkrans zaten lekker voor de televisie. Ze zaten op een rode kasteelbank die tegen de muur, die behangen was met bruine strepen, was geplaatst. De televisie die op een eikenhouten bruine kast stond liet het beeld van een oude serie zien. Plots ging de telefoon.
‘Ik ben er niet,’ zei mevrouw Rozenkrans. Meneer Rozenkrans nam de telefoon aan en zei toen: ‘Ik denk dat dit toch wel belangrijk genoeg is om het aan te nemen.’
‘Oké,’ zei mevrouw Rozenkrans. Ze pakte met tegenzin de telefoon van haar man aan en vroeg: ‘Met wie spreek ik? Aah, Tina! Wat vertel je me? De speeltuin? Natuurlijk kom ik meteen. Ik ben er over een paar minuten.’
Ze legde de telefoon weer neer en zei tegen haar man: ‘Ik moet er vandoor. Daar gaat onze romantische avond, maar de speeltuin staat in lichterlaaie.’
Meneer Rozenkrans zei: ‘Ga maar. Het maakt mij niets uit. Ik wacht wel op je.’
Mevrouw Rozenkrans deed haar jas aan en liep naar buiten. Buiten stapte ze in haar kleine Smart en reed de straat uit.

Speeltuin Kindervreugd – 22 augustus ’09 – 17:34:09

De speeltuin stond in lichterlaaie. De vlammen sloegen uit het dak van de grote glijbaan en in het huisje wat ernaast stond stond ook in de hens. Vlammen likten langs de groene muren van het houten huisje. Een blauw, wit en rood licht verspreidde zich over de rest van de speeltuin. Overal klonken sirenes en stonden omstanders te kijken naar de brand. Er stonden ook veel kinderen en ouders te kijken.
De politiewagen van Thomas stopte voor het hek en hij probeerde tussen de menigte zijn vrouw te herkennen, maar ze stond er niet tussen. Snel pakte hij zijn mobieltje uit zijn zak en belde naar haar mobiel.
Plotseling zakte het dak van het groene huisje in en knalde met veel lawaai op de grond. De muren vielen ook neer op de grond en de brandende huisraad werd zichtbaar. De televisie, de tafels, de keuken en de kasten stonden allemaal in brand. Ineens ontplofte de televisie en deinsde iedereen wat achteruit.
‘Schatje,’ zei Thomas toen zijn vrouw opnam. ‘Waar ben jij op dit moment? Oh, thuis! Gelukkig, want de speeltuin waar jij naartoe wilde staat in lichterlaaie. Oh, Julia wou niet. Dat komt dan goed uit. Ik maakte me zo’n zorgen. Waarschijnlijk kom ik dus wat later thuis, want deze zaak wordt aan mij overgedaan. Doei.’
Thomas werd opzij geduwd door een paar brandweerlieden die met een grote spuit op de bomen om het huisje en de glijbaan heen te spuiten, zodat het niet over kon slaan. Een blauwe Smart stopte naast de auto van Thomas. Mevrouw Rozenkrans stapte uit en zag aan wat er gebeurde met haar speeltuin. Mevrouw Rozenkrans was de eigenaresse van speeltuin Kindervreugd. Tina liep gelijk naar haar toe en zei: ‘Gelukkig je bent er.’
‘Waar is van Driel?’ vroeg mevrouw Rozenkrans. Ze stapte richting de speeltuin, maar werd door een agent weer terug gestuurd.
‘Die heb ik eerder naar huis gestuurd. Ik wou net afsluiten en toen stond het keukentje in de fik. Ik had namelijk eerst de tafels en stoelen die buiten stonden in de schuur gezet en toen ik terug kwam stond alles in de fik.’
Op de hoek van de straat stonden vier kinderen. Het waren kinderen die door de weeks naar de overblijf gingen. Iwan, Sacha, Roos en Tom.
‘Komt dat zien, komt dat zien jongens en meiden. De grootste fik aller tijden,’ zei Iwan en hij lachte even.
‘Ik weet niet of het wel zo grappig is,’ zei Roos. ‘Waar moeten we nu overblijven? En ik vind het wel eng! Volgens mij is het aangestoken!’
‘Hoe kan jij nou weer weten of het aangestoken is of niet?’ vroeg Tom. ‘Misschien heeft iemand wel wat op het vuur gezet wat vlam heeft gevat.’
‘Misschien heeft de coltrui van mevrouw van Driel wel vlam gevat,’ grapte Sacha. ‘Ze zegt toch altijd dat ze het zo warm heeft? Misschien is zij wel in de fik gevlogen.’
‘Dat is je reinste onzin,’ zei Iwan. ‘Maar alsnog, ik denk niet dat het aangestoken is. Dan had de hele speeltuin in de fik gestaan en niet alleen het hutje.’
‘De glijbaan staat ook in de fik,’ zei Roos. ‘Kun je dat niet zien, ofzo?’
‘Ja, maar dat komt omdat het overgeslagen is,’ zei Iwan.
‘En het is niet verder gegaan, want de brandweer was er toen al om dat te voorkomen,’ zei Roos. ‘Het is aangestoken! Zeker weten!’
Iwan rolde even met zijn ogen en zei toen: ‘Het zal wel. Heb je het zelf aangestoken? Je weet het namelijk zo zeker.’
‘Doe even normaal!’ zei Roos en ze keek boos naar Iwan. ‘Ik heet geen Iwan! Kleine pyromaan. Ik zag je laatst wel met die kranten achter het elektriciteitshuisje. Dat kan ik altijd nog aan je vader vertellen. Die weet dat jij gek genoeg bent om dat te doen. Wat zou er gebeurd zijn als dat ding in de fik was gevlogen? Dan had jij de poppetjes goed aan het dansen gehad, jongetje.’
‘Maar hij is niet in de fik gevlogen,’ zei Iwan. ‘Daarom hoef je niets tegen mijn vader te zeggen.’
‘Het zou je wel goed doen. Een roffel op je broek.’
‘En nu kappen,’ zei Tom. ‘Kunnen jullie nou nooit een dag zonder ruzie?’
Roos en Iwan keerden elkaar de rug toe.

Speeltuin Kindervreugd – 22 augustus ’09 – 19:28:58

‘Brand meester!’ riep de brandweercommandant over de drukte rond de speeltuin uit. ‘Nablussen en daarna slangen oprollen. Kom op! Een beetje snel.’
Tina en mevrouw Rozenkrans werden het terrein op gelaten en bekeken de smeulende resten. Op de smeulende ravage werd nog gespoten totdat al het vuur verdwenen was.
‘Dit is er dan nog over,’ zei mevrouw Rozenkrans en ze liep dichter naar het huisje, waar nog weinig van over was. ‘Hier heb ik dan zo voor gespaard.’
Ze liep naar de pasgeplaatste glijbaan, maar er was weinig van over. Het plastic was gesmolten en het stond op instorten.

Thomas liep ondertussen langs het huisje. Hij probeerde te ontdekken waar de brand was ontstaan. Dat was al gauw gevonden. Thomas zag midden in waar ooit het keukentje had gestaan een paar aanmaakblokken liggen.
‘Kom eens!’ riep Thomas tegen Tina. ‘U zei toch net dat de brand in de keuken was begonnen?’
‘Ja!’ riep Tina en ze kwam bij Thomas staan. ‘De vlammen waren duidelijk zichtbaar toen ik terug kwam. Iemand moet het op dat onbewaakte ogenblik aangestoken hebben.’
‘Maar dit zijn aanmaakblokjes,’ zei Thomas. ‘Die brandden maar vijf minuten en op het steen hier zou de brand niet verspreid kunnen zijn. Iets zegt me dat de brand in de keuken is gestart, maar niet op deze manier. Dit is iets anders.’
‘Wat bedoelt U?’ vroeg Tina.
‘Ik weet het nog zo net niet,’ zei Thomas. ‘Verder kan ik helaas niets zeggen. Ik zal de jongens vragen om het hier af te laten sluiten, maar ik moet terug naar het bureau.’

De kinderen op de straathoek bleven maar kijken naar wat er nog allemaal gebeurde. Een deel van de menigte was al weg gegaan, omdat de brand geblust was en de sensatie weg was. Plots kwam er een vrouw op een fiets aan rijden.
‘Iwan,’ zei de vrouw. ‘Je had een half uur geleden al thuis moeten zijn! Ik weet dat een brand interessant is, maar nu moet je toch echt meekomen.’
‘Ja, mam,’ zei Iwan en hij stapte bij haar achterop. ‘Jongens! Ik zie jullie morgen wel weer.’
De vier kinderen zaten namelijk bij elkaar in de klas. Ze zaten in groep vijf bij juf Linda.
‘Doei,’ riepen de anderen in koor. Iwan’s moeder en Iwan reden de straat uit.
‘Ik ga denk ik ook maar eens naar huis,’ zei Roos.
‘Ik denk dat mijn ouders zich ook afvragen waar ik ben,’ zei Tom bedenkelijk. ‘Anders gaan we morgen nog wel even kijken wat er nu van over is.’
Iedereen ging een andere kant op en op weg naar huis.
‘Doei!’ klonk het van de drie.

Politiebureau Beverwijk – 22 augustus ‘09 – 19:56:23

‘Iets klopt er niet!’ zei Thomas tegen de commissaris. ‘Een stenen vloer kan niet branden zonder brandstof erop. En die lag er niet anders hadden ze met schuim moeten blussen en dat is niet gebeurd!’
‘Kan me niet schelen,’ zei de commissaris en hij sloeg met zijn vuist op zijn bureau. ‘Ik wil dat het onderzoek zo snel mogelijk is afgerond. We hebben ook die zaak van die dode in de Salomons Flat nog.’
‘Ik dacht dat het onderzoek toch wel een beetje geloofwaardig moet overkomen!’ zei Thomas die zich helemaal niet bedreigd voelde door zijn baas. ‘Als wij in de rechtbank komen tegenover een verdacht wordt er toch op z’n minst verwacht dat je met een goed en logisch rapport komt. En ik blijf beweren dat de brand niet is ontstaan door de aanmaakblokjes, maar op een andere manier!’
‘Je gaat je gang maar!’ riep de commissaris. ‘Ik wil hier morgen een rapport zien en dan ook een logische verklaring voor de brand, zoals jij dat noemt!’
‘Maar daar heb ik tijd voor nodig,’ zei Thomas.
‘Dat heb je ook. Je hebt vandaag nog, morgenochtend en morgenmiddag. Ik wil om acht uur een rapport zien en daarmee uit! En nu wegwezen.’
Wat en stomme lul dacht Thomas, maar hij verliet het kantoor zonder nog iets te zeggen. Nu moet ik mijn eigen tijd nog voor dit gezeur opofferen ook! Alsof ik geen privéleven heb. Het wordt hoog tijd dat die demente gek vervangen wordt.
Thomas gooide met een harde klap de deur achter zich dicht. Hij hoorde glas breken in het kantoor van de commissaris.
‘THOMAS!’
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Hoofdstuk 2 – De kinderlokker

Klaslokaal van groep 5 – 23 augustus ’09 – 11:58:14

Iedereen in groep vijf was druk bezig met zijn of haar werk. Tom keek naar de klok en vond dat de tijd veel te langzaam ging. Nog twee minuten dacht hij en hij maakte nog een paar sommen die op het bord stonden.
‘Maar je laatste sommen af,’ zei juf Linda, terwijl ze tussen de tafeltjes door liep. ‘Ik moet nog een nieuwsbrief uitdelen. Wie wil de werkjes ophalen?’
De vinger van Ward schoot de lucht in. Ward was een opschepper vond iedereen. Niemand mocht hem echt, maar bij de juffen was hij zeer geliefd door zijn gave om goed te hielenlikken. Ook was hij er altijd als de kippen bij als iemand iets gedaan had zodat hij ze vliegensvlug kon verlinken en je naar het time-out lokaal of de directeur werd gestuurd. Het time-out lokaal was voor als je ruzie had gehad of een ‘misdaad’ had begaan in de ogen van de vaak partijdige leraren. Daar kreeg je dan een formulier waar je op moest schrijven wat je gedaan had, de reden daartoe, waarom jij dacht dat het goed was en wat je van het oordeel van de leraren vond.
‘Ward, wat is dat weer aardig van je,’ zei juf Linda. ‘Haal ze maar op en leg ze op mijn bureau.’
‘Mag ik een teiltje?’ fluisterde Sacha tegen Iwan. Iwan schoot in de lach en dat werd door juf Linda niet op prijs gesteld.
‘Waarom zit jij zo te lachen?’ vroeg juf Linda, terwijl ze de laatste nieuwsbrief op het tafeltje van Iwan neerlegde. ‘Was er iets zo grappig?’
Voordat ze antwoord kreeg van Iwan ging de bel en stormde iedereen de klas uit. Saved by the bell.

Buiten/Op weg naar de overblijf – 23 augustus ’09 – 12:00:32

Iedereen ging op weg naar de overblijf. Iedereen was onzeker waar ze de overblijf gingen houden, sommigen twijfelde zelfs of er wel een overblijf was. Iwan, Roos, Tom en Sacha liepen de hoek om en sloegen de Ruiterstraat in.
‘Ik vraag me af waar we de overblijf gaan houden,’ vroeg Tom zich af. ‘Zullen we in het schuurtje geplaatst worden? Of moeten we buiten zitten?’
‘Het schuurtje lijkt mij erg onlogisch,’ zei Roos. ‘Dat is veel te klein, er is geen licht en er zijn ook geen ramen.’
‘We zullen het zo weten,’ zei Iwan, terwijl ze de hoek omliepen. ‘Mevrouw van Driel staat bij de ingang. En in de speeltuin staan allemaal wagens!’
Mevrouw van Driel stond een beetje ongeduldig voor de ingang te wachten en keek naar de bulldozers die de kapotte glijbaan weghaalden. Het houten hutje stond er nog net zo mistroostig bij als gisteravond.
‘Kom!’ riep mevrouw van Driel en ze wenkte iedereen. ‘We zitten in de onderbouw! Die is hier om de hoek. Schiet op!’
De onderbouw was een gebouw waar de groepen één, twee en drie van de Wilgeroos zaten, omdat in het andere gebouw niet genoeg plaats was. Iedereen wist wel waar het was, want ze hadden er vroeger op school gezeten. Bij de speeltuin moest je naar links en dan was het aan het einde van de Wilgenhoflaan. Eerst liep iedereen langs de groene struiken en buurthuis Wijkerduin.
Mevrouw van Driel liep nog steeds voorop en stapte stevig door met haar grote bouwvakkers schoenen. Ze kwamen langs het steegje tussen het buurthuis en de onderbouw die rechtstreeks doorliep naar de bosjes en nog een steegje dat tot in de achterbuurten van Beverwijk doorliep.
Mevrouw van Driel en de kinderen liepen het schoolplein op. De onderbouw was een oud gebouw. De verf van de rode deuren was gebladerd en zag er dof roze uit. Het bordje naast de deur met KBS de Wilgeroos erop hing scheef en er zaten vlekken en graffiti op. Voor de ramen van het achterste lokaal dat tegen de steeg aan liep stond Tina al voor de ramen. De kinderen uit de onderbouw hoefden nu niet ver te lopen. Mevrouw van Driel liep altijd mee naar de speeltuin met de kleine kinderen van de onderbouw om te helpen met oversteken en om voor veiligheid te zorgen.
‘Zitten we in het oude lokaal van meester Gert?’ vroeg Tom. ‘Die was altijd leuk, want die had met carnaval altijd een spookhuis in zijn lokaal. Ik weet het nog goed.’
‘Dat klopt,’ zei mevrouw van Driel. ‘We zitten in het achterste lokaal, naast het lokaal van juf Cora.’
Juf Cora van Mora, zoals iedereen haar op school noemde, had het lokaal dat vat zat aan dat van meester Gert. Het was een groot lokaal dat eigenlijk bedoeld was als aula, maar aangezien die niet in gebruik werd genomen werden er twee klassen in gestopt.
‘We zijn er,’ zei mevrouw van Driel en ze deed de deur open. In het lokaal stonden allemaal spullen die ook in het hutje hadden gestaan. Er stond een grote kast vol boeken en tijdschriften. Ook stond er een oude tv en een groot bankstel met een tafeltje. Vlakbij het raam stond een lange tafel die rond afliep aan het einde, als een soort ovaal, waaraan iedereen kon zitten om zijn of haar broodje te eten.
Iedereen schoof aan de tafel en pakte zijn broodtrommeltje en begon te smullen. Mevrouw van Driel pakte haar krant en een broodje kaas tevoorschijn en verdween tussen de hoogopstaande krantenpagina’s met grote koppen.

Speeltuin Kindervreugd – 23 augustus ’09 – 12:14:51

‘Hier moet ie!’ zei mevrouw Rozenkrans boos. ‘Daar staat hij zowat op een speeltoestel. Hij moet vlak voor waar het andere huisje heeft gestaan!’
De man met het huisje aan zijn kraan draaide de kraan en liet het huisje zakken. Mevrouw Rozenkrans haalde haar pakje sigaretten uit haar zakken en stak er eentje op. Meneer Rozenkrans stond aan de zijkant van de speeltuin en keek een beetje naar de werkzaamheden. Mevrouw Rozenkrans liep naar hem toe.
‘Ed! Zeg dan ook eens wat! Het is ook jouw speeltuin,’ zei ze geïrriteerd. ‘Het lijkt wel of die mensen hier doof zijn. Daarnet wilden ze de glijbaan naar rechts omgooien, zo op de schommels!’
‘Schatje,’ zei meneer Rozenkrans. ‘Kalmeer eens! Die mensen doen ook hun werk maar.’
‘Werk? Werk!?’ zei mevrouw Rozenkrans, terwijl ze zich nog verder opwond en gestrest met haar sigaret zwaaide. ‘Ik mag blij zijn als deze mensen hun basisschool hebben afgemaakt.’
Mevrouw Rozenkrans maakte zich breed en deed een imitatie van een stereotype bouwvakker. Ze zei: ‘Gaat U maar effe rustig zitte, mevroutje! Dan gaan wij wel effe het klussie doen. Als we klaar zijn roepe we U wel. Als U dan voor voldoende koffie kunt zorgen zou dat wel fijn zijn. Oh ja, wij hebben om het kwartier pauze. Bla… bla… bla…’
‘Kom, kom,’ zei meneer Rozenkrans. ‘Die mensen zijn hier wel in de buurt, ja!? Ga nou gewoon even rustig zitten en maak je maar geen zorgen.’
‘Ze hebben al een paar speeltoestellen naar de filistijnen geholpen!’ zei mevrouw Rozenkrans. ‘Er komt een klacht! Daar zou ik op rekenen. Bij de klimtoren is aan één kant een hele laag verf eraf! Het ziet er niet uit. Ze gaan ook alles vergoeden. Ik hang morgen bij de grote baas aan de telefoon. Dan komt hij maar kijken. Hoe zou hij het vinden als ik bij hem de speeltoestellen van zijn kinderen kapot kom maken? Ook binnenin het nieuwe huisje, waar wij vanmorgen hebben behangen, hebben ze maar even een paar dingen op het behang geschreven! Ik hang morgen aan de telefoon, reken daar maar op!’
Het huisje kwam met een klap op de grond terrecht.
‘God bewaar me,’ zei mevrouw Rozenkrans. ‘Laat alles nog heel zijn.’
Gelukkig was alles nog heel en stapten meneer en mevrouw Rozenkrans het hutje binnen.
In het huisje zat een kleine wc die nog aangesloten moest worden en een kleine keuken. Er was een kleine plek voor lange tafels en daar moesten ook nog wat spullen in voor het tijdverdrijf van de overblijfkinderen.
‘Hoe gaan wij dit toch klaarspelen,’ zei mevrouw Rozenkrans en ze stapte weer uit het huisje. ‘Ik weet het even niet meer.’

Speelplein van de onderbouw – 23 augustus ’09 – 12:22:41

‘Wat zullen we doen?’ vroeg Iwan, terwijl iedereen het speelpleintje op liep. ‘Ik wil wel verstoppertje spelen net zoals vroeger, in de bosjes.’
‘Ja, leuk!’ zei Roos. ‘De bosjes staan er nog. Maar we moeten wel even afspreken dat we dan alleen in de bosjes gaan, want anders moeten we ook nog over heel het schoolplein zoeken en die bosjes lopen heel ver door.
‘Goed,’ zeiden Iwan, Tom en Sacha in koor.
‘Ik tel wel,’ zei Roos en ze ging bij een dikke boom staan en bedekte haar ogen. Roos begon met tellen en iedereen schoot weg tussen de bosjes. Iwan had zich verscholen in een nauwe nis tussen twee uitgeholde boomstammen. Tom was achter een grote bramenstruik gedoken. Daar had hij op zich spijt van want hij zat nu onder de bramensplinters. Sacha had zich achter het hutje van juf Ans verstopt. Het hutje van juf Ans was voor remedial teaching – extra begeleiding voor mensen met bijvoorbeeld dyslexie – en stond achter de onderbouw. Het hutje stond bij de grote kast met speeltoestellen voor in het speelkwartier. Er stonden karren, schoppen, banden, fietsen en nog veel meer in. Juf Ans hutje stond aan de andere kant en stond voor een deel tussen de bosjes. Sacha kwam er wel eens, want Sacha was dyslectisch.
‘Ik kom,’ klonk de stem van Roos tussen de bomen door. ‘Wie niet weg is, is gezien.’
Roos ontdekte al gauw Iwan die door zijn rode T-shirt in de bosjes, zelfs in de nis, erg opviel. Met Tom had ze meer moeite maar toen ze zijn schoenen achter de struik vandaan zag komen had ze hem ook. Alleen Sacha was nu het probleem.
Roos liep telkens een stukje verder de bosjes in en keek schichtig om zich heen en spitste haar oren om elk geluid op te vangen. Soms stopte ze even en keek ze rond, om te zien of Sacha niet plots achter haar rug naar de boom zou rennen en zou roepen: ‘Vrij voor de hele pot.’ Want dan moest Roos opnieuw tellen en ze wou nu zelf zich ook ergens kunnen verstoppen.
Roos liep steeds dichter naar het huisje. Ze keek langzaam langs de zijkant, maar daar stond Sacha niet. Roos liep verder naar de achterkant, maar daar was Sacha ook niet. Sacha was, terwijl Roos aan de andere kant van het huisje stond naar de voorkant geslopen en zette het nu op een lopen. Roos had dit al gauw door en ging haar achterna. Roos begon haar in te halen en op het laatste moment werd Sacha toch ‘aangeplakt’.
Nu moest Iwan tellen, want hij was door Roos het eerst gevonden.
Tom vloog nu richting de schuttingen en probeerde er over één heen te klimmen. Toen dat weinig succes had ging hij achter een pallet zitten die tegen de schutting stond. Roos dook achter een dikke struik die achter de boom stond waar Iwan stond te tellen. Zo kon ze zichzelf meteen ‘vrijstellen’. Sacha die nu iets verder ging dan normaal liep voorbij het huisje van juf Ans en liep door het openstaande houten hek dat naar de steeg tussen het buurthuis en de onderbouw leidde. Ze liep het steegje iets verder in. Ze keek om de hoek of niemand haar gezien had. Ze probeerde zich om te draaien, maar ze stootte tegen iets hards. Het leek wel leer. Er streek iets langs haar been.
Achter Sacha stond een man. Hij had een rood baardje met hier en daar wat grijze haren ertussen. Naast hem liep en hond die met zijn staart tegen Sacha aan sloeg. De hond was zwart en leek op een herdershond. De man had een lange zwartleren jas aan met een zwarte hoed op. De middagzon viel op de rand van de hoed en wierp een schaduw over de man zijn ogen.
‘Hallo, meisje,’ zei de man. Zijn stem was hoog en leek wel verdraaid. ‘Wil je misschien met mij meekomen? Ik heb lekker dingen voor je. Kom maar mee naar mijn huis.’
‘Nee dank U,’ zei Sacha. Langzaam liep ze achteruit, maar de man liep met haar mee. De hond blafte onheilspellend.
‘HELP!’ riep Sacha en ze rende weg. ‘Een kinderlokker!’
Sacha rende terug naar het schoolplein. De kinderlokker en de hond renden achter haar aan, maar Sacha was nu vliegensvlug. Ondertussen passeerde ze Iwan, die haar gelijk aanplakte, maar toen besefte dat het geen spelletje was en ook de bosjes uitrende.
‘Heb je haar eindelijk gevonden?’ zei Roos. ‘Dat duurde lang zeg. Waarom kijken jullie zo raar naar de bosjes? Jullie zien eruit alsof je een geest hebt gezien.’
‘Geen geest,’ hijgde Iwan. ‘Maar het komt heel dicht in de buurt.’
‘Er was een kinderlokker,’ zei Sacha, terwijl ze op de stenen rand van de zandbak ging zitten. Ze was uitgeput van het rennen en zag wit van de schrik. Mevrouw van Driel sloeg vanuit de verte het stel gade en probeerde te ontcijferen wat er aan de hand was. Mevrouw van Driel was van nature zeer nieuwsgierig.
‘Je liegt,’ zei Tom. Maar toen hij het gezicht van Sacha zag draaide hij bij. ‘Je meent het. Hoe kan dat? Waar was dat dan?’
Water verzamelde zich in de ogen van Sacha en ze zei gesmoord: ‘Ik ging langs het oude hek voorbij het hutje van juf Ans. Je weet wel, dan kom je bij het steegje van het buurthuis uit. Nou daar ging ik dus naar links. Rechts kom je aan de voorkant uit en aan de andere kant kun je zo ver doorlopen. Daar stond hij. Hij bood me een snoepje aan en wilde me mee naar zijn huis nemen. Toen rende ik weg en hij kwam achter me aan. Toen kwam ik Iwan tegen en die zag hem ook. Maar nu zie ik hem niet meer.’
De blik van Sacha schoot door de bosjes, maar nergens kon ze de kinderlokker meer ontdekken. Van zijn zwarte jas en hoed was niets zichtbaar, maar hij kon altijd nog verscholen zitten in een duistere nis waar het zwart niet opviel.
‘Hij had ook een zwarte hond bij zich,’ zei Iwan. ‘Het leek wel een oude zwarte herdershond, maar hij kon rennen op topsnelheid. Hij ging achter Sacha aan die bij de boom uitkwam. Ik plakte haar dus aan, maar toen zag ik hem ook en rende ik ook de bosjes uit. Mijn ouders hebben me altijd voor dat soort mensen gewaarschuwd. Ze nemen je soms zo mee. Soms wordt je dan nooit meer teruggevonden door je ouders.’
‘Ik weet het,’ zei Roos. ‘Ik las er laatst over in de krant. Daar stond een heel groot stuk in over een man die een meisje had meegenomen naar zijn huis en haar gevangen hield. Toen die kinderlokker even weg was heeft ze de politie gebeld en die heeft haar bevrijd. Die man is in de boeien geslagen, maar het kan toch niet! Hij is bij een school in de buurt en de kleuters die hier altijd spelen kunnen zich niet goed verzetten. Misschien moeten we gewoon vertellen van die man met die zwarte hond.’
‘Waar hebben jullie het over?’ vroeg mevrouw van Driel streng. ‘Wie heeft er een zwarte hond bij zich? Iedereen weet dat het streng verboden is om huisdieren mee te nemen naar school en de overblijf. Dus laat ik het maar niet merken anders stuur ik je hier weg. Dan moeten jullie ouders een andere oplossing zoeken, want dan ben je niet meer welkom. Begrijpen jullie dat?’
‘De kinderlokker had een hond bij zich,’ zei Sacha geïrriteerd.
‘Kinderlokker?!’
Gebruikersavatar
Patrick
Beheerder
Beheerder
Berichten: 1902
Lid geworden op: 05 feb 2008 18:39
Locatie: Zuid-Limburg
Contacteer:

Ik heb het niet volgehouden tot de laatste regel van het hoofdstuk. Ik stoorde met aan het feit dat alles zo ongeloofwaardig overkomt.
Volwassenen die spreken alsof ze kinderen zijn en kinderen die zo volwassen overkomen. Je moet de dialogen echt beter proberen neer te zetten, want op mij komt het ongeloofwaardig over.
Voor de rest vind ik je schrijfstijl niet pakkend genoeg. Je ruimtebeschrijving zijn meer opsommend en zijn zo neergezet in je verhaal. Dit zou veel beter kunnen en dat zou je verhaal aanzienlijk verbeteren.
Wat ik ook jammer vind is dat ik niet echt een hoofdpersonage aan kan wijzen. Dat is erg verwarrend voor de lezers. Je hebt nu eigenlijk drie of vier nevenverhalen zonder hoofdverhaal (of geen duidelijk hoofdverhaal). Je introduceert eerst mevrouw van Driel en daarna pas de rechercheur. Dat komt op mij erg verdacht over, omdat ik in een detective vrijwel altijd met de moord begin. Aangezien jij van Driel dus als eerste aanbod laat komen, komt dit op mij erg verdacht over. Anders heeft dit nevenverhaal weinig functie in je verhaal.
Het nevenverhaal van de vier kinderen is erg er tussen in geduwd. Ze spreken statisch en hebben eigenlijk geen functie in je verhaal.
Het personage van Thomas de rechercheur vind ik niet erg sterk neergezet. Ik zou hem langer en effectiever hebben ingeleid.
Door deze vele nevenverhalen die volgens jouw bedoeling een geheel zou moeten vormen, vind ik dat je erg van de hak op de tak springt. Neem je tijd! Beschrijf alles rustig, werk je dialogen beter uit en zorg voor een duidelijke rode draad. Dit maakt je verhaal geloofwaardiger en leuker om te lezen.
Ik ben al gestopt na een post, maar ik denk dat andere na drie regels al stoppen. Dat is zonde, want ik zie dat je toch zeker je best erop doet.
Je moet het ook hebben van zo'n reacties, hoe denk je dat ik het geleerd heb?
Ook heb je af en toe rare woordkeuzens e.d.
Ik neem als voorbeeld dit stukje
Mevrouw Rozenkrans en meneer Rozenkrans zaten lekker voor de televisie. Ze zaten op een rode kasteelbank die tegen de muur, die behangen was met bruine strepen, was geplaatst. De televisie die op een eikenhouten bruine kast stond liet het beeld van een oude serie zien. Plots ging de telefoon.
‘Ik ben er niet,’ zei mevrouw Rozenkrans. Meneer Rozenkrans nam de telefoon aan en zei toen: ‘Ik denk dat dit toch wel belangrijk genoeg is om het aan te nemen.’
‘Oké,’ zei mevrouw Rozenkrans. Ze pakte met tegenzin de telefoon van haar man aan en vroeg: ‘Met wie spreek ik? Aah, Tina! Wat vertel je me? De speeltuin? Natuurlijk kom ik meteen. Ik ben er over een paar minuten.’
Ze legde de telefoon weer neer en zei tegen haar man: ‘Ik moet er vandoor. Daar gaat onze romantische avond, maar de speeltuin staat in lichterlaaie.’
Meneer Rozenkrans zei: ‘Ga maar. Het maakt mij niets uit. Ik wacht wel op je.’
Mevrouw Rozenkrans deed haar jas aan en liep naar buiten. Buiten stapte ze in haar kleine Smart en reed de straat uit.
Mevrouw en meneer Rozenkrans zaten lekker onderuit gezakt op de rode kasteelbank, die tegen de bruingestreepte muur was geplaatst. Ze keken samen gezellig naar een oude serie. De televisie naar waar ze staarden, stond op een bruin, eikenhouten kastje dat in de hoek van de kamer stond. Ze genoten van die oude vervlogen tijden tot ze plots opgeschrokken door de telefoon die overging. .....
De laatste zin bijvoorbeeld is minder van de hak op de tak gesprongen, een mooiere overgang gezocht. Ook dingen zoals, een televisie die een beeld laat zien. Zo'n zinnen lezen erg raar en dat leidt mij af van het verhaal en dat is natuurlijk niet jouw bedoeling.

Voor de rest is het verhaal qua inhoud wel oké. Ik zou persoonlijk alle nevenverhalen wegdoen (of één behouden) en me concentreren op één standpunt (bijvoorbeeld Thomas) Je verhaal wordt dan veel begrijpelijker.

MVG
Patrick
Why are you so frightened? Have you no faith?
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Die nevenverhalen zijn juist die nieuwe schrijfstijl voor dit verhaal. Ik wil niet met een moord beginnen, want niet elke detective hoeft een moord ofzo.
De nevenverhalen hebben allemaal een functie. De hoofdpersonen zijn juist de kinderen die jij weg wilt doen. Die worden zo meteen de spil van het verhaal. Maar één hoofdpersonage vind ik in dit verhaal niet echt heel leuk en het wordt minder spannend.
Ik wilde met het eerste stuk niets of niemand verdacht maken, maar gewoon de overblijf na school laten zien, zodat we kennis maken met de plek waar daarna iets in de fik vliegt.
De functie van de nevenverhalen is dat ze op het eind allemaal bij elkaar komen in één groot plot dat waarschijnlijk onverwacht is.
Over het afhaken. Dat zal zeker gebeuren, maar dat zal iedereen wel eens hebben, omdat ze het verhaal ook niet leuk vinden. Hier heb ik wel eens dingen van anderhalve pagina gepost en dat vonden sommigen al te veel. Dan vind ik het niet raar dat ze nu heel snel afhaken.
Dus een paar dingen die jij dacht kloppen niet.
1. Thomas is geen hoofdpersonage, maar de rechercheur die het brandonderzoek leidt en meer niet.
2. Niemand is nog verdacht. Mevrouw van Driel en Tina kwamen als eerste aan bod, omdat iedereen even kennis moest maken met de overblijf en de overblijfmoeders.
3. De kinderen zijn de hoofdpersonages. Het is niet vanuit het oogpunt van één van hen geschreven. Het is als het ware van een afstand bekeken, net zoals een filmscène. Dat is ook zo in de andere nevenverhalen.
4. Ik wil niet van de hak op de tak springen, maar het verhaal snelheid meegeven, omdat alles vlak na elkaar plaats vind en dat snel langdradig kan worden.

Je stukje over het gedeelte meneer en mevrouw Rozenkrans is inderdaad beter. Ik moest heel even denken hoe ik die nou voor kon stellen, want het zijn niet hele bijzondere personages.

De nevenverhalen ga ik absoluut niet weg doen, want die zorgen als het ware voor een deel van de spanning. Zit je in de spanning over bv. Thomas kom je plots in de rust van mevrouw Rozenkrans terecht. Dat maakt dat je ook wilt weten wat er met Thomas gebeurt.

P.S: De volgende hoofdstukken gaan zich vooral op de kinderen concentreren en de gebeurtenissen op de overblijf.
Gebruikersavatar
Patrick
Beheerder
Beheerder
Berichten: 1902
Lid geworden op: 05 feb 2008 18:39
Locatie: Zuid-Limburg
Contacteer:

Ik hou dus helemaal niet van die snelheid, je kunt de vaart ook in een verhaal houden door alles rustig te beschrijven. Maar ja, dat is de keuze van de schrijver.

Ik zou persoonlijk gewoon niet beginnen met van Driel. Maar ja.

Die nevenverhalen kunnen leuk zijn, maar ze zijn veel te kort!

Ik vind het persoonlijk veel spannender als ik niet veel meer weet dan het hoofdpersonage.
Als je de kinderen als hoofdpersonage gebruikt, zou ik de rechercheur enzo wegdoen. Ik vind dat er dan zo bij gesleept. Ik wil me dan focussen op de kinderen en dan moet ik opeens weer over zo'n rechercheurtje lezen.

Als de kinderen dus je hoofdpersonages zijn, had ik er dat nog niet uit kunnen afleiden. Het is moeilijk uit te leggen hoe IK het beter zou vinden. Het blijft natuurlijk jouw verhaal.
Why are you so frightened? Have you no faith?
Gesloten

Terug naar “Het Duistere Complot”