pbrouwers schreef:Ik denk toch dat die smaragdgroene ogen van een jongen zullen zijn
Leuk sfeertje, je beschrijft het leuk en de inhoud staat me wel aan. Geeft me een beetje een Harry Potter indruk (kasteel, trein...)
Ga maar verder

Ik wilde een beetje een 'oude' sfeer op de school.
Bedankt voor de reacties!
--------------------------------------
HOOFDSTUK TWEE
“De test”
“Oké, dit is hoe we het gaan doen,” zei ze. Geen ‘hallo’ of ‘hoi’, gewoon haar regeltjes stellen. “Ieder haar eigen kleerkast en bed. Jullie mogen jufllie spullen uitlenen aan elkaar, maar van mijn spullen blijf je af.” Ze legde de nadruk op het woord ‘af’. “Als ik zeg dat jullie de kamer uitmoeten, dan gáán jullie de kamer uit. Ik heb als laatste de badkamer, en jullie hebben vijftien minuten,” verklaarde ze.
Ik dacht in eerste instantie dat dat aardig bedoeld was, maar ik had het mis. Ik besefte dat, als wij een kwartier hadden, en zij laatst ging, ze niet vroeg zou moeten opstaan, én ze meer dan een halfuur tijd had.
“O nee, dat gaat niet door,” onderbrak ik haar geratel. Ik keek haar fel aan en sloeg mijn armen over elkaar.
“Jullie – wát?” Ze keek me aan met opgetrokken wenkbrauwen.
“Precies wat ik zeg,” verduidelijkte ik. “Dit is net zo goed onze kamer. Je mag dan wel mooi zijn” - ik gebaarde met mijn hand naar haar lichaam - “maar jij hebt het hier niet voor het zeggen. We wisselen af; morgen ga ik eerst, overmorgen Page en de dag daarna
jij. We hebben het recht om hier te zijn wanneer dat toegestaan is, en we zullen hier niet zijn wanneer dat niet toegestaan is, daarbij -”
“
Ik sta het jullie niet toe,” zei ze ijzig, en ze versmalde haar ogen.
“En dan bedoel ik; niet toegestaan door iemand die de
macht en de
positie heeft om ons iets te verbieden. Als je zonodig zonder ons wil zijn, ga je zelf maar weg.” Ik keek haar resoluut aan.
Even leek het of ze iets wilde gaan zeggen, maar dat deed ze niet. In plaats daarvan stampte ze over haar kleren heen en sloeg de deur met een knal dicht.
“Wauw, ik ben je eeuwig dankbaar,” zei Page met een enorme grijns op haar gezicht.
Hm, zou het kunnen dat mijn vriendin een paar duivelse trekjes heeft?
Tijdens het uitpakken verviel Page weer in haar gewone getetter, en toen ze even zweeg merkte ik op: “Je was daarnet nogal zwijgzaam?”
Ze begreep me niet, zag ik, maar net toen ik het wilde verhelderen, riep ze ‘Oh!’. “Moest ik iets zeggen dan? Jij loste het al allemaal op. Had ik eerlijk gezegd niet van je verwacht. Ik dacht dat je een
pussy was.”
“En bedankt.” Ik begon mijn broeken opnieuw op te plooien, ookal zaten ze nog netjes in mijn tas. Maar ik ben redelijk perfectionistisch als het om kleerkasten gaat.
“Zo bedoelde ik het niet.” Ze beet op de binnenkant van haar wang. “Hé, is het de bedoeling dat je die dingen nog draagt?” Ze wees naar mijn broeken.
Page zat voor haar opengeklikte koffer, voor de kast. Ze was duidelijk aan het twijfelen over wat waar moest. Ik had daar geen problemen mee, deponeerde alles gewoon waar ik dacht dat het hoorde. Zo vond ik alles makkelijk terug ook. “Ja, waarom?” Ik keek haar vragend aan.
“O, niets,” zei ze, en ze keek weer naar de kast. “Het zag er alleen uit alsof je hen probeerde te vermoorden.” Ze zei het achteloos, maar ik had haar wel door.
“Droog,” merkte ik droogjes op. Ze draaide zich weer naar mij toe. Volgens mij maakte haar nek een beetje overuren.
“Oké dan,” zei Page schouderophalend. “Dan was dat droog.” Ik trok mijn wenkbrauwen vragend op. “Whatever, stomme kleren,” praatte ze nu tegen haar koffer. Ze begon energiek alles in haar kast te gooien.
“Héél overzichtelijk, Page,” zei ik met een knikje.
“Droog,” zei ze.
“Touché,” zei ik, en we begonnen te lachen.
“En laat me nu even werken.”
“Werken? Hoezo werken?” merkte ik fijntjes op.
“Oké dan,” zuchtte Page. “Laat me dan nog even
gooien. Ik vind dit leuk. En ik bereid je ook nog even voor op je ontmoeting met de prins – alhoewel koning beter bij zijn ego past – van Victoria. Je zal het nodig hebben.”
Mm, heel bemoedigend.
“Wat is hij voor iemand?” vroeg ik en ik ging in kleermakerszit zitten. Page wriemelde aan een witte blouse en gooide hem toen ook in de kast. Ik zag nog net de onoverzichtelijke bende voor ze de deur met een klap sloot. Page ging op haar rug liggen en zuchtte.
“Hm, even kijken... Hij is arrogant, véél te zelfingenomen, kleineert iedereen, voelt zichzelf de beste, daagt iedereen uit, heeft een vriendin die hij bedriegt en -”
“Oké, stop maar al,” zeg ik. “Ga nu eens niet zo subjectief doen en geef me een goede kant.”
“Hij is mooi,” flapte Page eruit. Ze keek steels mijn richting uit.
Ik hield mijn hoofd vragend schuin. Een grijns speelde om mijn lippen. “
Mooi mooi of móói?”
“Nee, ik ben niet verliefd op hem, maar geloof me; je zal mijn mening delen!” Ze keek me aan om haar woorden kracht bij te zetten. Toen staarde ze terug naar de zoldering.
“Whatever,” zuchtte ik. “Hoe ziet hij eruit?”
Ze keek me geamuseerd aan. “Hoe
ziet hij eruit? Bespeur ik daar enige nieuwsgierigheid?” Het was een grappig gezicht haar daar zo te zien ligen met haar handen onder haar hoofd, starend naar de dak. Page zag er zo... rustig uit. Alhoewel, misschien is rustig niet het juiste woord. Ze was druk, druk, druk, maar... ze zag er zo
chilled uit. Ja, dat was het juiste woord. Volgens mij was Page ook nergens bang voor. Ook niet voor Jonathan.
Oké, waarom dacht ik dat?
“Weet je wat?” zei ze, mijn gedachten onderbrekend. “We gaan naar onze woonkamer. Daar is hij vast al zijn show aan het geven. Die jongen lééft van aandacht.” Ze stond op en liep naar de deur, ik volgde haar.
Ik hoopte dat we Elize niet zouden tegenkomen, want eerlijk gezegd was ik nogal bang voor haar. Ze zou woest op me zijn, en ik wilde niet met een woeste kamergenote opgescheept zitten.
Ontlopen was de boodschap.
Page liep voorop naar het einde van de gang. “Vind je zo weer terug,” zei ze, en ze duwde de deur open.
Meteen verstomde het geroezemoes en alle hoofden draaiden onze kant op.
“Hallo jongens,” riep Page vrolijk, terwijl ze naar binnen liep.
Er werd gekreund. “Wanneer komt die nieuwe nou?” hoorde ik iemand zeggen. Hij was duidelijk teleurgesteld.
Die nieuwe.
Dat was ik.
Ineens durfde ik de kamer niet meer binnen te gaan, en ik bleef als versteend op het hoekje staan.
Damnit.
Puréé.
Als ik naar binnen zou gaan, overdacht ik de situatie, zou iedereen naar me staren en zou ik gekeurd worden, als een rund of een paard. Als ik
niet naar binnen zou gaan, dan... kwam de confrontatie nog. Page maakte me het heel makkelijk. “Yal! Kom je nog?”
Had ik haar ooit toestemming gegeven om ‘Yal’ te zeggen? Whatever, ik besloot dat ik maar beter mijn stoere masker kon opzetten. Als ze me zonodig wilden keuren, zou ik het hen niet makkelijk maken. Ik haalde diep adem en zette mijn masker op. Met zekere tred – hoewel ik dat niet was – kwam ik de kamer in. En ik suisde honderden jaren terug in de tijd. Zware groene gordijnen omlijstten de hoge, brede ramen tot op de grond. Verspreid over de kamer stonden eenzame fauteuils of een groepje zetels. De vloerbedekking was onopvallend, maar heerlijk zacht en bovenop het haardvuur stonden allemaal foto’s. Die zou ik later eens bekijken. “Zo goed?” zei ik, mijn stem klonk een tikkeltje venijnig.
Ja hoor. Iedereen keek naar me.
Iedereen. Hadden ze niets beter te doen? Ik dacht aan mijn masker, versmolt ermee. “Hallo,” zei ik daarna koeltjes, alsof het me geen barst intresseerde, toen niemand reageerde.
Ik keek de kamer rond en liet mijn blik snel over de leerlingen gaan. Gewoon om te doen alsof ik geïnteresseerd was, maar eigenlijk zag ik niets.
“Zo, dus jij bent de nieuwe,” zei een jongen met bruin haar. Mijn eerste gedachte was dat dit Jonathan was, maar daar zag ik algauw vanaf. Ik voelde gewoon dat dit hem niet was, hij was te...
gewoon.
“Ik heb een naam gekregen,” zei ik vijandig. ‘De nieuwe’ beviel me niet. Alsof ze me uitlachten, pestten. “En die is Yalena, als je het wil weten.”
“Niet zo nijdig, juffrouwtje, jij hebt hier niets te zeggen.” Door zijn wimpers keek hij me aan.
Horen meisjes dat niet te doen?
“Gedraag je, Nicholas,” zei een jongen die nonchalant geleund stond tegen een fauteuil. Zijn bruine haren vielen een beetje voor zijn ogen, en met een nochalante-arrogante beweging met zijn hoofd, zorgde hij dat ze terug op hun plaats vielen. Zijn ogen waren groen, en ik zag goudkleurige spikkeltjes, zo klein, maar zo opvallend. Zijn lichaam was perfect. Niet te slungelachtig, niet te gespierd. Hij keek me indringend aan.
Jonathan.
Het verbaasde me dat ik hem nog niet eerder gezien had. Naast zo’n ego kon je toch niet makkelijk kijken?
De jongen die Nicholas genoemd werd, keek zijn vriend verbaasd aan. Net als de rest van de kamer, merkte ik opeens zenuwachtig op. Zelfs Page keek ontzet.
Deze mensen hier maakten me bang, ik hoorde hier niet. Ik snapte er niets van, zij hadden geen woorden nodig om elkaar te begrijpen. Ik snapte het nog niet met uitleg.
“Stel jezelf voor,” commandeerde de jongen die me eerst verdedigd had.
“Je kan het ook gewoon vrágen,” bromde ik, kijkend naar de grond. Toen sloeg ik mijn ogen op en trots keek ik naar Jonathan. “Mijn naam is Yalena Rickman, ik ben zestien jaar oud, ik wordt zeventien op vijf oktober, mijn hobbies zijn schilderen, joggen en skaten, mijn vader is makelaar, mijn moeder hoofdredactrice bij
Take, mijn broertje Pim is negen jaar oud. Ik ben verslaafd aan appeltaart – en
nee, ik schaam me er niet voor – en ik kwam tegen mijn zin hier op school.”
Jonathan knikte goedkeurend. “Je luistert goed,” zei hij.
Ik keek hem vlammend aan. “O ja?” zei ik uitdagend. “En jij?”
Hij deed een pas naar voren. Ik vond het vreemd om hem niet nonchalant tegen die zetel geleund, te zien. Alsof hij niet echt was, een droom. En als hij zijn mond hield en dat arrogante lachje van zijn gezicht haalde, zou het een mooie droom zijn.
Hij stond vlak voor me. De hele kamer hield zijn adem in, ik was geen uitzondering. Onwillekeurig bracht ik mijn hoofd wat naar achteren, verzette mijn voet. Hij leek het niet te merken. Na wat een eeuwigheid leek, verbrak hij de betovering die zijn groene ogen veroorzaakten door te knipperen. Toen fluisterde hij die vier simpele woorden. “Ik mag jou wel.”
*
Ik was beroemd.
Ja, echt, ik was beroemd. Jonathan was zo’n droom –
zo’n onbereikbare droom – dat het feit dat hij die woorden tegen mij had uitgesproken velen ongelovig deed kijken. Er was zelfs iemand die me vertelde dat een meisje uit het zesde was flauwgevallen.
Ik geloofde het niet, net zomin als anderen niet geloofden dat Jonathan ‘ik mag jou wel’ tegen mij gezegd had. Ik werd nagestaard toen ik samen met Page de school verkende. Ik voelde hun ogen brandden in mijn rug, ik was gestresst. Ik zag hoe leerlingen elkaar aanstootten en naar me wezen, dachten dat ze het onopvallend deden. “Zie je haar? Jonathan heeft gezegd dat hij haar mag.”
“Ha, ha. Met die woorden?” vroeg de ander dan ongelovig.
“Ja, echt. ‘Ik mag jou wel’. Dat zei hij. De hele vijfde was erbij. Behalve Brianna, anders was de hel allang losgebarsten.”
“Ik geloof je niet.”
“Hé, kijk, daar loopt Elize Bloomwood! Zij was er wel bij. Laten we het vragen.”
Waarop ze druk speculerend wegliepen en ik opgelucht zuchtte. Ik had me mijn eerste dag op Victoria High School eerlijk gezegd wel anders voorgesteld.
“Page,” zei ik, toen we naar de eetzaal liepen voor het avondmaal.
“Mm?”
“Ik haat het hier.”
Met een ruk draaide ze haar hoofd naar mij toe. “Nee! Je hebt gewoon een slechte dag, da’s alles! En je hebt de lessen nog niet meegemaakt; puur vakantie. Waar vind je dat elders? Geloof me, dit is hier de hemel!” Ze probeerde me op te monteren, met een grote glimlach op haar gezicht, stralende ogen en wijdse gebaren, maar het lukte niet. Ze kwam te nep over – als zo’n vrouw in een reclame van een wasproduct.
Die reclames en vrouwen waren allemaal hetzelfde. Een vlek op kleren – een vrouw met het wasproduct die zomaar, woep, in het huis staat – toont aan door middel van photoshop dat hún wasproduct beter is – eindigt met de zin: “Zoals je ziet: ons wasproduct verwijdert alle vlekken en zorgt dat het wit wit blijft!” Ondertussen heeft ze al die tijd een een grijns op haar gezicht zoals Page nu. Normaal zou ik erom moeten lachen, maar nu was ik was zowat depressief. En ik wist niet eens waarom. Ik bedoel: ik geloofde niets van die Jonathan-houdt-van-Yalena-verhalen. Ze steunden op die vier woorden, vier woorden die ik ongetwijfeld ook al heb uitgesproken tegen een jongen.
Dus waarom dan? Waarom?
“Ja, de hemel. Zonder Jonathan,” mompelde ik stuurs.
En toen hoorde ik die – intussen al – overbekende stem.
“Hé, Yalena! Page.”
“Spaar me,” mompelde ik, terwijl ik halt hield. Ik klemde me aan Page vast, en ze lachte naar me, alsof ze wilde zeggen:
wat ben jij een angsthaas, zeg!
“Jonathan!” knikte ik toen hij naast ons kwam lopen. Ik voelde zelf hoe belachelijk dit was. Ten eerste hoorde deze jongen niet naast ons te lopen, en ten tweede: als hij dat wel deed moest ik hyperen “O, Jonathan, ik verklaar je mijn eeuwigdurende liefde”, waarna we ons verloren in een passionele kus.
Weer zo standaard, alle sprookjes eindigen hetzelfde.
Kon de mens niet eens
origineel zijn?
Ik merkte dat ik nogal zwartgallig dacht, wat misschien normaal was op de dag voor de eerste schooldag. Maar ik dacht niet aan de dingen waar ik aan hoorde te denken. Ik dacht aan Jonathan en hoe ik hem het liefst een oplawaai zou verkopen. Waarom was hij zo populair? Waarom had hij net tegen mij gezegd dat hij me mocht? Het stelde theoretisch gezien niets voor, maar iedereen was zó in zijn ban dat het wél wat voorstelde.
Oké, er ontbrak enige logica in deze zin.
“Uhm... ik wilde vragen of...”
Ik liet Page los en seinde dat ze moest gaan. Ze deed niets liever, want voor ik met mijn ogen kon knipperen, was ze verdwenen. Ik draaide me om naar Jonathan. We liepen nogal in het zicht, dus ik zei dat hij moest meekomen. Het geduld om zijn antwoord af te wachten, had ik niet. Ik sleurde hem zowat mee naar een andere gang, die redelijk verlaten was. We liepen wat verder door, tot we alleen waren. Zijn groene ogen twinkelden. “Waarom heb je dat gezegd?” siste ik.
Hij keek me fronsend aan. “Wat?” vroeg hij.
Alsof hij niet wist waarover ik het had! “Je hebt nog niet zo bijster veel tegen me gezegd, hè? Alleen ‘stel jezelf voor’ en ‘ik mag jou wel’. Over welke zin zou ik het hebben?” Het sarcasme droop van mijn stem.
“Hm, ik heb je alleen gered van de ondergang,” zei hij doodrustig. Hij plaatste zijn hand tegen de muur.
“O, noem je het zo?” katte ik.
“Wat anders?” vroeg hij, en hij trok zijn wenkbrauwen op. Perfect gevormde wenkbrauwen...
Grr... Ik haat Jonathan, en als ik dat niet deed, zou ik hem – inderdaad – sexy gevonden hebben. Maar ik haatte hem nu eenmaal. Niet alleen om zijn woorden, zijn arrogantie en zelfzekerheid, maar ook omdat hij zo mooi was dat het pijn deed, zo mooi dat ik spontaan een minderwaardigheidscomplex voelde opkomen.
“Ik geloof niet dat ik je moet vertellen hoe ze je aanbidden, hier op school?”
“Nope,” zei hij schouderophalend.
“Daar verwachtte ik dus geen antwoord op,” snauwde ik. Toen ging ik op gewone toon verder: “Iedereen gaapt me aan, roddelt over me en doen alsof we getrouwd zijn -”
“Menig meisje zou er een moord voor doen om jou te zijn,” zei hij achteloos.
“Maar ik niet!” siste ik woedend. “Ik wil dat je je woorden terug neemt, in het bijzijn van
iedereen.”
Hij keek geschokt, maar ik draaide me om en liep weg.