Hoofdstuk 1
‘Wat is er?’ vraag je.
‘Niks bijzonders’.
‘Jawel, ik weet het, zie dat je je tekst weghaalt, come on, tell me’
‘Het gaat om risico durven nemen Sarah’ typ ik aarzelend.
‘Datgene doen wat er al jaren in mijn hoofd zit. Dat gewoon doen, het knopje indrukken. Of nu voor eens en voor altijd kiezen om het niet te doen en eeuwig spijt te hebben.’
Het scherm blijft even leeg. Dan zie dat je iets typt.
‘Is het zo erg?’
‘Nee, haha, maar het is stom dat je een heel mensenleven lang hebt. En dat het simpele idee van een paar dagen weg, zonder geld, zonder doel, dat zoiets op een of andere manier onmogelijk zou zijn. Dat is krankzinnig. Als je bedenkt wat je allemaal wél doet. Ook aan problemen die moet oplossen. Dingen die je bereikt. Alsof er niet over getwijfeld hoeft te worden, doe je die dingen, soms daadkrachtig, soms intuïtief, soms misschien meer geluk dan wijsheid. Maar deze knop waar ik het over had, zit blijkbaar toch wel goed verstopt.’
Even is het weer stil. De muziek was al uit maar nu is zelfs die rust stilgevallen. Ik vraag mezelf af of een telefoon meenemen wel toegestaan is, in mijn eigen set van regels. Nee besluit ik, het zou sowieso een onzinnig ding zijn waar je niks aan hebt. Het zou alleen maar dwars kunnen liggen en voorspelbaarheid brengen omdat je die mobiel dan direct kunt gebruiken als je hem nodig hebt.
‘Als je hem vindt, dat knopje, mag ik hem voor je indrukken om je te lanceren?’ verbreek je de stilte. Brede grijns.
‘Kijk dan maar uit dat je op tijd loslaat, zodat je niet in de slipstream meegetrokken wordt,’ zeg ik.
‘Nou Myles, ik ben niet zo’n slipstream type. Meer iemand die zich expres aan het bewegende object vastketent hehe’.
‘Dat lijkt me onverstandig Sarah. Maar misschien heb je op afstand al je werk gedaan, vandaag, of eerder al. Ik weet het eigenlijk zeker, we hebben hem gevonden. Het is on!’
De impulsiviteit gutst op dit moment van me af.
‘Ik spreek je dan over een week of wat weer denk ik. Kan natuurlijk niet garanderen dat ik op tijd terugben. Heb ook geen vast plan.’
Je vraagt jezelf af of ik nu echt serieus een knoop heb doorgehakt. Zonder dat je het eigenlijk door had. Alsof je onbewust had verwacht dat het een of ander plechtig moment zou zijn. Een geheime ceremonie waarbij hij zich met een groot sabel van zijn touwen ontdeed.
‘Myles, bedoel je… nu?’
‘Ja’
‘Hoe ga je dan, waarheen, met de auto?’
‘Nee natuurlijk niet de auto, met niks en naar nergens, dat is wat ik ga.’
Met niks en naar nergens, wow, mompel je in zichzelf.
‘Het zou wel zo cool zijn, maar ik kan het eigenlijk niet geloven. En zit je er dan niet mee hoe je dat je omgeving moet uitleggen. Thuis, op je werk, je familie…?’
‘Haha nee joh, daar maar ik me nu echt geen zorgen om, het is de ultieme test juist. Ik kan niet geloven dat ik het nog niet eerder zo bekeken heb.’
Je typt een vraagteken, terwijl je denkt dat je me misschien wel begrijpt, maar het eigenlijk uit mijn mond wil horen. Zoals zo vaak, alsof er dan toch twijfels waren of je elkaar wel begreep, al bleek je het dan feilloos aan te voelen.
‘Nou kijk, je moet het gewoon vanuit een ander perspectief bekijken. Iets waar ik in het werk altijd zo handig in ben, maar wat soms blijkbaar moeilijk wordt als het dicht bij me komt. Het zit zo, Sarah, vertel me, hoe oud denk je dat ik wordt? Noem eens een leeftijd waarop je het wel mooi geweest vindt voor me en ik de pijp uit ga?’
‘Hahaha, gekkerd, wat is dat voor vraag’ zeg je met een glimlach op je gezicht.
Ik zet de webcam aan, opdat je kunt zien dat ik het meen.
‘Nou eh… is 80 goed?’ zeg je terwijl je de webcam accepteert.
‘Prima. Waar het dus om gaat,’ zeg ik terwijl ik je nu recht aankijk, ‘ik kan tot mijn 80e blijven piekeren wat ze er van vinden als ik een briefje achterlaat en zeg dat ik vier of vijf dagen van de aardbodem verdwijn…. maar 80 jaar… dat zijn meer dan 24.000 dagen. Veel meer, even denken’.
Zonder mee te rekenen vertrouw je op mijn hogere wiskunde, terwijl ik eindelijk to the point lijk te komen. ‘Die paar dagen zijn dus, nou wat zal het zijn, een tiende van een procent, van mijn hele leven! Er is dus 99,9 procent van de tijd dat ze een beroep op me kunnen doen. Dat ik mijn verantwoordelijkheden neem, al die dingen meer. Dit is de ultieme test, om te zien of iemand het niet kan opbrengen begrip te tonen voor dat ene minuscule beetje tijd. Tijd, waarin ik nu iets doe dat ze liever niet willen. Als iemand dat niet kan accepteren, tja, dan zegt dat ook heel wat over de waarde van mijn relatie met die persoon.’
‘Ja als je het zo stelt, heb ik er weinig tegen in te brengen,’ zeg je en het idee dat het nu echt gaat gebeuren prikkelt jouw fantasie. Al vaak hadden we het hier over. Fantaseerden we weg in onze chat gesprekken. Er ontwikkelde zich een soort verboden liefde tussen ons. Twee mensen die zich enorm tot elkaar voelen aangetrokken, maar niet vrij zijn om aan die gevoelens toe te geven.
De digitale afstand als veiligheid ingebouwd, opdat onze romantische inborst niet het heft in handen zou kunnen nemen en de realiteit zou blinddoeken.
Maar nu het lijkt alsof ik uit die digitale fantasie ga stappen, ben je verbluft.
‘Doe je wel voorzichtig?’ tik je stamelend in, alsof je de woorden een voor een langzaam uitspreekt.
‘Nee. Ik ben bang dat ik terloops wel een paar heel stomme dingen zal doen, zo terugkijkend op het verleden haha. Maar tot nu toe nooit een point of no return overschreden gelukkig’.
‘En onderweg hoor ik zeker niets van je?’ vraag je nog.
‘Ik zou niet weten hoe ik contact moet leggen. Of het moet een internetcafé zijn? Ik vertel je alles wanneer ik terugben. Moet wel gaan, want ik wil vanavond nog in Brussel of Luik uit de goot eten hehe. Weet je wat ik doe, ik neem alleen strippenkaart mee tot Den Haag CS. Daar begint het, zodra ik daar een voet op de grond zet. Moet niet meemaken dat ik al voor die tijd uit de tram wordt gezet door een controleur. Nog voordat het eigenlijk begonnen is.’
Even is er stilte.
‘Kus voor je! Voordat ik ga twijfelen. Wish me luck. Ik vertrek nu, dus echt nu haha, dit is geweldig, dit zou je moeten voelen’, typ ik en voordat je nog iets meer dan een kus hebt kunnen antwoorden zie je Myles is offline op je scherm staan.
Beetje verdwaasd zit je naar het scherm te kijken. What the fuck, denk je bij jezelf, gebeurt dit nou echt? Je zit met open mond te kijken. Je begint een plaatsvervangende opwinding te voelen en stelt je voor hoe ik inderdaad mijn jas pak en op pad ga. Waarschijnlijk alleen zijn jas, denk je, verder helemaal niets. Je weet dat ik er wel eens over fantaseerde, wie niet, maar dat het dan ook echt zou kunnen gebeuren is gelijk zo onwerkelijk. Aan de andere kant is het mogelijk, gewoon een kwestie van gaan.
En wat nu? Kan ik nu gewoon naar de supermarkt gaan, denk je bij jezelf. Gewoon gaan doen wat het plan was, voor dat bizarre gesprek. Vijf minuten later zit je op je fiets.
Met niks en naar nergens
-
- Puntenslijper
- Berichten: 8
- Lid geworden op: 10 sep 2009 10:47
Laatst gewijzigd door Leventnousportera op 11 sep 2009 08:45, 2 keer totaal gewijzigd.
-
- Puntenslijper
- Berichten: 8
- Lid geworden op: 10 sep 2009 10:47
Hoofdstuk 2
Het is zeven minuten lopen naar de tram, die de vreemde naam Randstadrail heeft meegekregen. Alsof het een bovenstedelijk netwerk zou zijn waarmee alles aan alles wordt verbonden. Waarmee je alle mooie of centrale plekken kunt bereiken. Terwijl ik toch echt mijn best moet doen om op tijd uit te stappen, zodat ik niet per ongeluk bij ‘De Uithof’ uitkom, een eenzame uithoek hier aan de rand van de stad.
Ik voel me loskomen van de omgeving zodra ik me op de zachte stof van de stoel laat neerploffen. Ik merk dat het me nog wat moeite kost om me van alle ratio te ontdoen. Tegelijk is er een soort onbeheersbare kracht die dit avontuur toch doordrukt.
In de volle 28 minuten waarin ik al bijna de Noordzee had kunnen overvliegen naar een eilandje verderop, brengt de tram me naar Den Haag CS. Ik stap uit en voel dat ik verlost ben van alles wat me nog kan remmen. Ik neem nu de tijd; vanaf nu is niets langer nog tijdgebonden. Er is simpelweg niks waarmee ik rekening hoef te houden. Het pad wat voor me ligt beangstigt me niet. Ik zal het zien, moet het ervaren, eenmaal daar zal alles goed zijn.
De wind zal ons dragen, neuriet door mijn hoofd. Voorlopig zal het eerst een trein zijn die me draagt, besluit ik. Simpelweg om snel wat kilometers te maken.
‘Hey Myles,’ hoor ik achter me. Ik draai me om. Ik kijk recht in het gezicht van Edwin. Dat ik uitgerekend die kwibus hier tegen moet komen. ‘Dagje vrij, of ben je voor je werk op pad?’ vraagt Edwin, nieuwsgierig als altijd.
‘Oh hoi Edwin. Ik heb mijn werk eigenlijk even onderbroken. Beetje frisse lucht nodig. Iemand heeft me gewezen waar ik het kan vinden en ik ga het nu halen.’
‘Aha’, zegt Edwin onbegrijpend.
‘Je bedoelt Scheveningen? Lekker weertje om uit te waaien.’
‘Nee.’
‘Dat bedoelde ik niet.’
‘Maar dat geeft niet,’ zeg ik terwijl ik bewust een wat ongemakkelijke stilte laat vallen tussen mijn zinnen. Iets waar ik op een of andere manier nu intens van geniet.
Edwin en ik hebben elkaar nooit begrepen, dus nu ik hem opzettelijk sta te dollen, verwacht ik het al helemaal niet. De man die zo graag wilde dat zijn hobby’s ook mijn hobby’s werden, blijft me wat onbegrijpend aankijken.
‘Nou eh, ik zal je niet ophouden, zeker als je eigenlijk alleen pauze hebt, of zoiets,’ zegt hij.
‘Geeft niet, ik heb mijn horloge thuisgelaten. Weet dus pas dat ik te laat terug ben als het eenmaal zover is. Maar jij een fijne dag en de groeten aan Linda.’
‘Okee, ik zie je later,’ zegt Edwin en hij lijkt het rare gesprekje al weer te zijn vergeten als hij een stukje verder nog uitbundig naar me zwaait.
Ik ben er dus duidelijk klaar voor, zeg ik tegen mezelf nu ik aan mijn ontmoeting met Edwin denk. Perron 6 is de poort die me als het goed is naar Antwerpen verwelkomd, hoewel ook Antwerpen nu geen doel op zich mag zijn, eerder een richting.
Ik loop die kant op en om mij heen zie ik de mensen vervagen. Haastige studenten, ambtenaren, gezinnen, ik merk de gezichten niet meer op en zie ze vanuit mijn ooghoeken bewegen. Het is redelijk druk en de mensen lijken te krioelen als kleine insecten, nu ik ze niet meer individueel maar als een geheel bekijk. Toch hoef ik niet op te letten waar ik loop. Alsof er gewoon een rechte lijn ligt naar perron 6, waar iedereen een stukje bij uit de buurt blijft.
Ik hoor mijn eigen voetstappen en kijk nu naar voren, langs de mensen heen. Dan staat ze daar gewoon. Ineens. Tussen alle vage contouren, staat zij daar, een stukje verder op de denkbeeldige rechte lijn. Een onbeschrijfelijk warm gevoel bekruipt me. Vijf seconden duurt het nog voordat ik naast haar sta. In die tijd blijven onze blikken onafgewend.
‘Ik dacht, ik fiets nog even langs’, zeg je met een grijns op je gezicht. Je geniet zichtbaar van het verrassingseffect dat je teweeg brengt. ‘Welke neem je?’.
‘Perron 6’, zeg ik terwijl ik je arm aanraak, waarna we samen die richting op lopen.
‘Neem je deze al?’ vraagt ze terwijl ze wijst naar de gereedstaande trein. Ik knik.
‘Dat je het echt doet hey’. Je glundert.
‘Hm ja, inderdaad. Maar ik ben al onderweg, min of meer. Dus nu ik al op het pad zit, is het niet meer moeilijk, alleen een heerlijke kick, een spanning.’
‘Ja ik begrijp je,’ zeg je. ‘Met niks en naar nergens, fantastisch, maar toch niet voor eeuwig hè?’
‘Nee joh, gewoon tot vrijdag, of hoe het loopt. Vijf dagen is dat, nou ja, deze maandag is al half voorbij. Ik zie wel. Denk wel dat het goed is als ik ergens rond komend weekend weer thuis ben.’
‘Dan heb ik het goed opgeschreven’ zeg je en kijkt me blij aan. Jouw ogen sprankelen en het lijkt wel of je een sprongetje maakt, ook al blijven je beide voeten op de grond.
‘Kom, ik wil je nog even vasthouden voor hij gaat rijden,’ zeg ik.
‘Goed, maar dan wel in de trein graag,’ zeg je terwijl ik je zie instappen. Kom dan, gebaar je, waarna ik de trein instap en denk, doet ze nu echt wat ik haar zie doen.
Veel tijd om erover na te denken krijg ik niet, want ik voel een warme omhelzing en beantwoord die door ook mijn armen om jouw heen te slaan en je hoofd dicht tegen het mijne te houden.
‘Jij kunt toch niet mee lieverd,’ fluister ik in jouw oor.
‘Jawel,’ fluister jij plagerig terug, ‘jij kon toch ook niet weg’.
‘Ja, maar, je kinderen, en alles….’.
‘Die waren deze week toch al logeren bij oma.’ Nu kijken we elkaar aan.
‘Zo rond het weekend zijn we terug toch?’.
Ik lach.
‘Nou goed, lanceer me dan maar. En laten we er voor zorgen dat we van elke minuut genieten.’
Het is zeven minuten lopen naar de tram, die de vreemde naam Randstadrail heeft meegekregen. Alsof het een bovenstedelijk netwerk zou zijn waarmee alles aan alles wordt verbonden. Waarmee je alle mooie of centrale plekken kunt bereiken. Terwijl ik toch echt mijn best moet doen om op tijd uit te stappen, zodat ik niet per ongeluk bij ‘De Uithof’ uitkom, een eenzame uithoek hier aan de rand van de stad.
Ik voel me loskomen van de omgeving zodra ik me op de zachte stof van de stoel laat neerploffen. Ik merk dat het me nog wat moeite kost om me van alle ratio te ontdoen. Tegelijk is er een soort onbeheersbare kracht die dit avontuur toch doordrukt.
In de volle 28 minuten waarin ik al bijna de Noordzee had kunnen overvliegen naar een eilandje verderop, brengt de tram me naar Den Haag CS. Ik stap uit en voel dat ik verlost ben van alles wat me nog kan remmen. Ik neem nu de tijd; vanaf nu is niets langer nog tijdgebonden. Er is simpelweg niks waarmee ik rekening hoef te houden. Het pad wat voor me ligt beangstigt me niet. Ik zal het zien, moet het ervaren, eenmaal daar zal alles goed zijn.
De wind zal ons dragen, neuriet door mijn hoofd. Voorlopig zal het eerst een trein zijn die me draagt, besluit ik. Simpelweg om snel wat kilometers te maken.
‘Hey Myles,’ hoor ik achter me. Ik draai me om. Ik kijk recht in het gezicht van Edwin. Dat ik uitgerekend die kwibus hier tegen moet komen. ‘Dagje vrij, of ben je voor je werk op pad?’ vraagt Edwin, nieuwsgierig als altijd.
‘Oh hoi Edwin. Ik heb mijn werk eigenlijk even onderbroken. Beetje frisse lucht nodig. Iemand heeft me gewezen waar ik het kan vinden en ik ga het nu halen.’
‘Aha’, zegt Edwin onbegrijpend.
‘Je bedoelt Scheveningen? Lekker weertje om uit te waaien.’
‘Nee.’
‘Dat bedoelde ik niet.’
‘Maar dat geeft niet,’ zeg ik terwijl ik bewust een wat ongemakkelijke stilte laat vallen tussen mijn zinnen. Iets waar ik op een of andere manier nu intens van geniet.
Edwin en ik hebben elkaar nooit begrepen, dus nu ik hem opzettelijk sta te dollen, verwacht ik het al helemaal niet. De man die zo graag wilde dat zijn hobby’s ook mijn hobby’s werden, blijft me wat onbegrijpend aankijken.
‘Nou eh, ik zal je niet ophouden, zeker als je eigenlijk alleen pauze hebt, of zoiets,’ zegt hij.
‘Geeft niet, ik heb mijn horloge thuisgelaten. Weet dus pas dat ik te laat terug ben als het eenmaal zover is. Maar jij een fijne dag en de groeten aan Linda.’
‘Okee, ik zie je later,’ zegt Edwin en hij lijkt het rare gesprekje al weer te zijn vergeten als hij een stukje verder nog uitbundig naar me zwaait.
Ik ben er dus duidelijk klaar voor, zeg ik tegen mezelf nu ik aan mijn ontmoeting met Edwin denk. Perron 6 is de poort die me als het goed is naar Antwerpen verwelkomd, hoewel ook Antwerpen nu geen doel op zich mag zijn, eerder een richting.
Ik loop die kant op en om mij heen zie ik de mensen vervagen. Haastige studenten, ambtenaren, gezinnen, ik merk de gezichten niet meer op en zie ze vanuit mijn ooghoeken bewegen. Het is redelijk druk en de mensen lijken te krioelen als kleine insecten, nu ik ze niet meer individueel maar als een geheel bekijk. Toch hoef ik niet op te letten waar ik loop. Alsof er gewoon een rechte lijn ligt naar perron 6, waar iedereen een stukje bij uit de buurt blijft.
Ik hoor mijn eigen voetstappen en kijk nu naar voren, langs de mensen heen. Dan staat ze daar gewoon. Ineens. Tussen alle vage contouren, staat zij daar, een stukje verder op de denkbeeldige rechte lijn. Een onbeschrijfelijk warm gevoel bekruipt me. Vijf seconden duurt het nog voordat ik naast haar sta. In die tijd blijven onze blikken onafgewend.
‘Ik dacht, ik fiets nog even langs’, zeg je met een grijns op je gezicht. Je geniet zichtbaar van het verrassingseffect dat je teweeg brengt. ‘Welke neem je?’.
‘Perron 6’, zeg ik terwijl ik je arm aanraak, waarna we samen die richting op lopen.
‘Neem je deze al?’ vraagt ze terwijl ze wijst naar de gereedstaande trein. Ik knik.
‘Dat je het echt doet hey’. Je glundert.
‘Hm ja, inderdaad. Maar ik ben al onderweg, min of meer. Dus nu ik al op het pad zit, is het niet meer moeilijk, alleen een heerlijke kick, een spanning.’
‘Ja ik begrijp je,’ zeg je. ‘Met niks en naar nergens, fantastisch, maar toch niet voor eeuwig hè?’
‘Nee joh, gewoon tot vrijdag, of hoe het loopt. Vijf dagen is dat, nou ja, deze maandag is al half voorbij. Ik zie wel. Denk wel dat het goed is als ik ergens rond komend weekend weer thuis ben.’
‘Dan heb ik het goed opgeschreven’ zeg je en kijkt me blij aan. Jouw ogen sprankelen en het lijkt wel of je een sprongetje maakt, ook al blijven je beide voeten op de grond.
‘Kom, ik wil je nog even vasthouden voor hij gaat rijden,’ zeg ik.
‘Goed, maar dan wel in de trein graag,’ zeg je terwijl ik je zie instappen. Kom dan, gebaar je, waarna ik de trein instap en denk, doet ze nu echt wat ik haar zie doen.
Veel tijd om erover na te denken krijg ik niet, want ik voel een warme omhelzing en beantwoord die door ook mijn armen om jouw heen te slaan en je hoofd dicht tegen het mijne te houden.
‘Jij kunt toch niet mee lieverd,’ fluister ik in jouw oor.
‘Jawel,’ fluister jij plagerig terug, ‘jij kon toch ook niet weg’.
‘Ja, maar, je kinderen, en alles….’.
‘Die waren deze week toch al logeren bij oma.’ Nu kijken we elkaar aan.
‘Zo rond het weekend zijn we terug toch?’.
Ik lach.
‘Nou goed, lanceer me dan maar. En laten we er voor zorgen dat we van elke minuut genieten.’
Laatst gewijzigd door Leventnousportera op 11 sep 2009 08:48, 1 keer totaal gewijzigd.
- Patrick
- Beheerder
- Berichten: 1902
- Lid geworden op: 05 feb 2008 18:39
- Locatie: Zuid-Limburg
- Contacteer:
Hallo Myles
Ik heb je verhaal dus gelezen en ik vind dat je erg sterk schrijft! Er zit veel emotie in je verhaal en vooral dat chatgesprek aan het begin van je verhaal is erg goed uitgewerkt.
Ben reuze benieuwd wat ze allemaal gaan meemaken; haal ze niet te vaak onder het kiel door, hè!
Een paar dingen die me opvielen tijdens het lezen waren:
Ik heb wat woorden in die zin bijgevoegd waardoor het vloeiender klinkt (je zal wel zien wat ik veranderd heb).
Ik vertel je alles wanneer ik terug ben. (als=wanneer)
Verder zag ik dat je erg vaak een komma gebruikt waardoor er erg lange zinnen ontstaan. Dit kan soms wel tot verwarring leiden. Wat vaker een nieuw zin beginnen of vervangen door een : of ; (ik heb een paar zinnen gezien waar je de ; kan gebruiken)
Ik vind je verhaal nu al super goed! Ben echt benieuwd wat gaat gebeuren.
Ga snel verder
Ik heb je verhaal dus gelezen en ik vind dat je erg sterk schrijft! Er zit veel emotie in je verhaal en vooral dat chatgesprek aan het begin van je verhaal is erg goed uitgewerkt.
Ben reuze benieuwd wat ze allemaal gaan meemaken; haal ze niet te vaak onder het kiel door, hè!
Een paar dingen die me opvielen tijdens het lezen waren:
Zoals zo vaak, alsof er dan toch twijfels waren of je elkaar wel begreep, al bleek je het dan feilloos aan te voelen.Zoals zo vaak, alsof er dan toch twijfel was of je elkaar begreep, al bleek je het dan feilloos aan te voelen.
Ik heb wat woorden in die zin bijgevoegd waardoor het vloeiender klinkt (je zal wel zien wat ik veranderd heb).
Ik vertel je alles als ik terugben.
Ik vertel je alles wanneer ik terug ben. (als=wanneer)
Je begint een plaatsvervangende opwinding te voelen en stelt je voor hoe ik inderdaad mijn jas pak en op pad ga. (gaat=ga)Je begint een plaatsvervangende opwinding te voelen en stelt je voor hoe ik inderdaad mijn jas pak en op pad gaat.
Ik neem aan dat die ze, je moet zijn aangezien je die de hele tijd gebruikt. Ook ben je hier de komma vergeten voor de ' zegt...‘Dan heb ik het goed opgeschreven’ zegt ze en kijkt me blij aan.
Verder zag ik dat je erg vaak een komma gebruikt waardoor er erg lange zinnen ontstaan. Dit kan soms wel tot verwarring leiden. Wat vaker een nieuw zin beginnen of vervangen door een : of ; (ik heb een paar zinnen gezien waar je de ; kan gebruiken)
Ik vind je verhaal nu al super goed! Ben echt benieuwd wat gaat gebeuren.
Ga snel verder

Why are you so frightened? Have you no faith?
-
- Puntenslijper
- Berichten: 8
- Lid geworden op: 10 sep 2009 10:47
Bedankt voor het compliment en de suggesties. Wilde ze gelijk verwerken, dat leest prettiger voor anderen, maar op een of andere manier blijft de tekst verspringen in de edit-mode dus kon ik er maar eentje doorvoeren.
Dit klopt, is de automatische verversingmod. Hier kan ik helaas niets aan doen. Heb je het niet als word document? Dan zou je gewoon in word aan kunnen passen en de post vervangen. Of anders even helemaal kopieren en dan in word editten? Het is een klein ongemakt waar iedereen mee zit helaas...
When the curtain falls, it will be not you name you are judged by but your actions and the ability to show compassion towards others.
-
- Puntenslijper
- Berichten: 8
- Lid geworden op: 10 sep 2009 10:47
Hoofdstuk 3
Terwijl de trein al een tijdje richting het zuiden sukkelt - we ontdekken tot onze teleurstelling dat we een stoptrein hebben genomen - vraag ik jou wat je allemaal hebt meegenomen.
'Wil je dat ik mijn zakken leeg en alles op tafel uitstal?' vraag je.
'Ja dame, doet dat maar eens, even controleren of je wel aan de eisen voldoet en mee mag.'
'Je gaat me toch niet strip searchen hè?' zeg je quasi beangstigd maar met een blik waaraan ik denk af te lezen dat het in de volle coupé van dit treinstel nog haast zou mogen wat jou betreft. 'Ehm… nee. dat doen we pas bij de Belgische grens,' beloof ik je.
Een fietssleutel, check. Uit je linker jaszak een boodschappenlijstje, check. Je lacht om jezelf, aangezien je toch het boodschappenlijstje had meegenomen. Ook al wist je bij het neerleggen van de notitie op de keukentafel dat de kans klein was dat je met boodschappen zou terugkomen. Waarbij je in dat geval snel de notitie had moeten weghalen voordat hij thuis zou komen. Alsof er niks aan de hand was en de verleiding om mee te gaan niet door jouw hoofd had gespookt die middag. Nu was het te laat om daar nog over te piekeren en zat je hier, naast het raam, op weg met onbekende bestemming.
'Moet ik ook mijn mobiel inleveren,' vraag je, terwijl je je hand in je binnenzak laat glijden.
'Je hebt toch niet...'
'Haha, nee joh,' lach je. Je fronst je wenkbrauwen. Dan haal je wat papiergeld uit de binnenzak.
'Oeps, ik heb wel, 20, 25, nee kijk 30 euro,' zeg je terwijl je de drie briefjes op tafel legt.
'Ik bedenk me nu dat ik dat had meegenomen, voor het geval het toch boodschappen doen werd.'
'Nou weet je Sarah, dat geeft dan ook niet,' zeg ik, 'misschien gaan we het nog hard nodig hebben. We zijn niet echt doorgewinterd in het overleven op deze manier, op straat, zonder iets. Bewaar het maar goed voor als het echt nodig is. Het reizen is in ieder geval gratis. Kom, gaan we eerste klas, daar is het rustiger.'
Ik loop voorop door de coupés. Je volgt me op de voet, we zijn nu partners in crime.
Dan stop ik en voel dat je bijna tegen me aanloopt. Ik draai me om en zeg op gedempte toon 'toch maar niet... controle'. Nonchalant schuiven we terug door de coupé en blijven achter de deur staan. Even in de gaten houden of meneer de conducteur haast maakt met zijn controle. Bij het afremmen voor Station Dordrecht zie ik hem niet meer. Waarschijnlijk staat de man bij een andere deur.
'Wil je er uit? Het is nooit te laat om terug te keren, ik zou het begrijpen,' zeg ik je, wetende dat de aanblik van de witte boogjes van het stationsgebouw in deze plaats je mogelijk doet twijfelen. De plek waarop jij jouw geliefde ooit voor het eerst ontmoette, zoals je ooit vertelde. Wat onhandig om uitgerekend daar nu langs te moeten komen. Ik zou het vreselijk vinden om je uit te zien stappen, nu we eenmaal samen op weg zijn. Toch probeer ik dat niet te laten merken.
'Nee, het is goed,' zeg je, 'laat dat ding nou maar snel weer gaan rijden.'
'Ik geloof dat we nog een stukje moeten opschuiven,' zeg ik wanneer ik in mijn ooghoek de conducteur door de hele coupé heen zie kijken. Ik heb het gevoel dat wij inmiddels gespot zijn. Ze hebben daar een derde oog voor, zo lijkt het.
Terwijl we kalmpjes een paar coupés doorlopen vertel ik je over een meisje uit Sterrenburg, waar ik op mijn 16e verliefd op werd, maar die verdween naar Pennsylvania voor een jaar, waarna ik nog slechts een kaartje kreeg. Een kaartje dat misschien nog op zolder ligt. Het was zo'n hopeloze eenzijdige verliefdheid, zoals ze wel vaker niet beantwoord werden bij me. Terwijl we stoppen bij Station Dordt-Zuid denk ik terug aan het feest dat ik met die vriendengroep hier had, nu al 19 jaar geleden maar waarvan ik nog zo goed voor me zie dat ik met twee vrienden de allereerste trein terug naar huis nam. Waar zouden al die mensen nu zijn? Figuren die vaag of terloops in je leven opdoemen om er soms nog sneller weer uit te verdwijnen.
De conducteur lijkt nu wat meer haast te maken en ik zie hem bij het binnenkomen van de coupé direct naar de andere kant kijken. Ik wend snel mijn hoofd af.
'Kom, volgende,' zeg ik nu met enige nervositeit in mijn stem.
Al snel blijkt dat we het einde van de trein hebben bereikt. Als we dit nog een minuut of vijf de tijd geven hebben we ons eerste hindernisje te pakken, zo lijkt het. Gelukkig mindert de trein z'n vaart en we besluiten om er bij de eerstvolgende halte direct uit te gaan.
'Een goed begin!' zeg je, terwijl we even later om ons heen kijken op het kale peronnetje van Station Lage Zwaluwe.
'Goed?' vraag ik.
'Ja, we gingen ons toch laten meevoeren naar waar de wind ons zou brengen,' zeg je.
'En dit is de eerste plaats waar we anders nooit zouden komen.'
'Helemaal gelijk heb je,' zeg ik, waarna ik me bedenk dat we dan ook maar niet op een volgende trein gaan wachten. De onvoorspelbaarheid kan deze reis zijn karakter geven.
We lopen richting het kleine dorpje dat voor ons ligt en gek genoeg een andere naam heeft dan het stationnetje.
Saaie, vrijstaande huizen met grote tuinen liggen aan beide kanten van de straat. Ik pluk een bloem uit een braaf aangelegd bordertje. Zo'n bordertje met een klein burgerlijk afscheidinkje van houten latjes. Vier van die bordertjes, even groot, aan elke kant van de tuin twee, precies even ver van elkaar verwijderd. En in elk van de bordertjes één soort bloemen keurig verzorgd en geknipt. Twee soorten bloemen in vier bordertjes, aan elke kant hetzelfde, want het moet natuurlijk wel symetrisch. Uiteraard ook alle bloemen van dezelfde kleur om eenheid te creëren. Ach gut, wat beeldig, schiet er door mijn gedachten.
De bloem die ik pluk kan z'n schoonheid echter niet verliezen, in welke tuin hij ook geplaatst wordt. Ik stop hem achter je oor. Precies zoals die haarspeld die je soms in hebt, denk ik, terwijl ik ervan geniet hoe mooi ik het bij je vind staan.
'Een azalea, wat lief,' lach je me toe. Mijn blik verraadt dat ik vreselijk slecht ben in namen van bloemen en planten en azalea ook ongetwijfeld weer zal vergeten.
We spreken af dat we een stukje fietsen, zodat we ons wat sneller kunnen voortbewegen. We willen van dit Brabantse dorp tenslotte geen eindpunt voor vandaag maken.
Dus zoeken we de tuinen af naar een fiets. De eerste fiets die we spotten staat buiten een tuin aan de zijkant van een huis. Handig. Nu moeten we even snel handelen. Ik zeg dat jij gewoon door kunt lopen in de straat en ik je wel zal inhalen. Dan loop ik naar de fiets.
Ik laat mijn hand langs de stompe knoppen van het gietijzeren hekje glijden. Pok, pok, pok… met doffe klanken ga ik het hek af tot ik bij de fiets sta. Shit, een kettingslot. En zelfs in dit rustieke dorp is het verstandig vastgezet aan een hek.
Met versnelde pas loop ik op je in. Zodra je me ziet blijf je staan tot ik bij je ben. 'Het wordt een andere' zeg ik.
'Die misschien?' vraag jij als we nu het dorp al weer uit lopen. Daar, bij het volgende huis staat een fiets. Een boerderij is het meer, zo te zien. De fiets staat een stukje op het erf. Dit maal geen tuinhek of kettingslot te zien.
Ik loop het erf op en probeer zo onopvallend mogelijk de fiets te benaderen. Het is er een van het type oma fiets. Prima geschikt voor ons, wat mij betreft. Nu ik er naast sta, zie ik pas dat het kleine slotje wel degelijk dicht zit. Balen. Op de een of andere manier voelt het nu te laat om nog om te draaien. Daarbij komt dat dit wellicht de laatste fiets is van het dorp, waarmee het nu onze beste kans is.
Ik besluit te doen wat me ooit eerder gelukt is, toen mijn eigen fiets gestolen werd. De vervanger die ik min of meer leende, moest ook nog even van het slot. Ik wilde de eigenaar niet midden in de nacht lastig vallen met mijn verhaal en de vraag of ik zijn sleuteltje mocht lenen.
Daarom doe ik nu precies het zelfde; met een snelle beweging til ik het achterwiel op en duw het met zoveel mogelijk kracht weer tegen de grond, terwijl ik de fiets ook nog wat onhandig heen en weer beweeg. Kleng! Een hard geluid komt vrij en doet jou schrikken.
Maar het werkt. Het gammele slotje springt open door de plotselinge druk. Vlug spring ik op de fiets en probeer ik onhandig van het grind af te komen. Haast is nu geboden want van achter de grote schuur hoor ik een luid geblaf.
Drie seconden later hebben twee honden en een boer de achtervolging ingezet.
'Spring achterop,' roep ik je toe als ik vlak bij je ben. Ik trap voor wat ik waard ben, maar echt snel lijken we niet vooruit te komen.
Gelukkig hebben we voorsprong op de luid scheldende boer, die op een of andere manier niet op het idee lijkt te komen een auto te pakken. Of er misschien geen heeft staan, wat dan onze redding is.
Het blaffen blijft echter dichterbij komen, ook nu we een hoek om zijn gereden. Al snel zien we een hond als een dolle op ons afkomen. De tweede hond lijkt nergens te bekennen.
Het wilde beest komt nu tot aan het achterwiel waarbij het in een snelle beweging met zijn tanden jouw kuit raakt. Ik zwalk heen en weer met de fiets en jij roept 'shit man, niet omkijken, fietsen!'. Ik kijk weer naar voren en adem extra diep in om meer kracht te zetten en roep 'Geef dat beest een rotschop'.
Hoewel je in een andere omstandigheid niet zou kunnen aanzien als het dier iets aangedaan wordt, voel je de pijn aan je kuit die nu ook begint te bloeden. In een waas ga je het zwarte gevaarte meer als monster dan als dier beschouwen.
Je beweegt druk met je schoen van je af. Met als doel dat je hem op zijn minst licht aanraakt om hem vaart te laten minderen.
Het dolle beest reageert op jouw bewegingen door z'n grommende kop heen en weer te zwiepen terwijl het maar blijft rennen. Dan opeens raak je hem, met een tik van rechts door jouw hak en hij zwalkt daardoor tegen de spaken aan. De fiets wiebelt als een gek heen en weer, jij klampt je aan me vast. De hond laat een kermend geluid van pijn horen en valt neer. Ik zie niets, maar hoor en voel alleen wat er mogelijk gaande is en blijf trappen.
Jij ziet nu dat we afstand maken op de hond. Als snel staat het beest staat op en druipt sjokkend af.
Je bent geschrokken, hebt pijn en voelt je daarnaast schuldig omdat het te neer geslagen zwarte monster nu weer hond geworden is. 'Shit zeg, lekker handig, Myles' zeg je geïrriteerd. Ik minder een beetje vaart maar we nemen geen tijd om hier nog over deze onhandige diefstal te praten. We weten allebei dat we beter kunnen zorgen dat we snel buiten het bereik van die boer komen.
Aan het eind van deze lange weg doemt de stad op. Breda zal het zijn. Nu pas zie ik in het mandje voorop een tas. Een onverwachts geschenk van de boer of boerin, zo lijkt het.
Eenmaal in een dooie nieuwbouwwijk gekomen, gooien we de fiets neer in een park. 'Sorry,' zeg ik terwijl ik het bloed van je been veeg met een natte vinger. Gelukkig heeft hij je niet goed te pakken gekregen en is het niet veel meer dan een schaafwondje. Ik kijk je aan en geef je een kus. Zie in je ogen dat het weer oké is. Samen sjokken we het park uit, en openen de tas met de spanning van een kleuter die een pakje opent.
Terwijl de trein al een tijdje richting het zuiden sukkelt - we ontdekken tot onze teleurstelling dat we een stoptrein hebben genomen - vraag ik jou wat je allemaal hebt meegenomen.
'Wil je dat ik mijn zakken leeg en alles op tafel uitstal?' vraag je.
'Ja dame, doet dat maar eens, even controleren of je wel aan de eisen voldoet en mee mag.'
'Je gaat me toch niet strip searchen hè?' zeg je quasi beangstigd maar met een blik waaraan ik denk af te lezen dat het in de volle coupé van dit treinstel nog haast zou mogen wat jou betreft. 'Ehm… nee. dat doen we pas bij de Belgische grens,' beloof ik je.
Een fietssleutel, check. Uit je linker jaszak een boodschappenlijstje, check. Je lacht om jezelf, aangezien je toch het boodschappenlijstje had meegenomen. Ook al wist je bij het neerleggen van de notitie op de keukentafel dat de kans klein was dat je met boodschappen zou terugkomen. Waarbij je in dat geval snel de notitie had moeten weghalen voordat hij thuis zou komen. Alsof er niks aan de hand was en de verleiding om mee te gaan niet door jouw hoofd had gespookt die middag. Nu was het te laat om daar nog over te piekeren en zat je hier, naast het raam, op weg met onbekende bestemming.
'Moet ik ook mijn mobiel inleveren,' vraag je, terwijl je je hand in je binnenzak laat glijden.
'Je hebt toch niet...'
'Haha, nee joh,' lach je. Je fronst je wenkbrauwen. Dan haal je wat papiergeld uit de binnenzak.
'Oeps, ik heb wel, 20, 25, nee kijk 30 euro,' zeg je terwijl je de drie briefjes op tafel legt.
'Ik bedenk me nu dat ik dat had meegenomen, voor het geval het toch boodschappen doen werd.'
'Nou weet je Sarah, dat geeft dan ook niet,' zeg ik, 'misschien gaan we het nog hard nodig hebben. We zijn niet echt doorgewinterd in het overleven op deze manier, op straat, zonder iets. Bewaar het maar goed voor als het echt nodig is. Het reizen is in ieder geval gratis. Kom, gaan we eerste klas, daar is het rustiger.'
Ik loop voorop door de coupés. Je volgt me op de voet, we zijn nu partners in crime.
Dan stop ik en voel dat je bijna tegen me aanloopt. Ik draai me om en zeg op gedempte toon 'toch maar niet... controle'. Nonchalant schuiven we terug door de coupé en blijven achter de deur staan. Even in de gaten houden of meneer de conducteur haast maakt met zijn controle. Bij het afremmen voor Station Dordrecht zie ik hem niet meer. Waarschijnlijk staat de man bij een andere deur.
'Wil je er uit? Het is nooit te laat om terug te keren, ik zou het begrijpen,' zeg ik je, wetende dat de aanblik van de witte boogjes van het stationsgebouw in deze plaats je mogelijk doet twijfelen. De plek waarop jij jouw geliefde ooit voor het eerst ontmoette, zoals je ooit vertelde. Wat onhandig om uitgerekend daar nu langs te moeten komen. Ik zou het vreselijk vinden om je uit te zien stappen, nu we eenmaal samen op weg zijn. Toch probeer ik dat niet te laten merken.
'Nee, het is goed,' zeg je, 'laat dat ding nou maar snel weer gaan rijden.'
'Ik geloof dat we nog een stukje moeten opschuiven,' zeg ik wanneer ik in mijn ooghoek de conducteur door de hele coupé heen zie kijken. Ik heb het gevoel dat wij inmiddels gespot zijn. Ze hebben daar een derde oog voor, zo lijkt het.
Terwijl we kalmpjes een paar coupés doorlopen vertel ik je over een meisje uit Sterrenburg, waar ik op mijn 16e verliefd op werd, maar die verdween naar Pennsylvania voor een jaar, waarna ik nog slechts een kaartje kreeg. Een kaartje dat misschien nog op zolder ligt. Het was zo'n hopeloze eenzijdige verliefdheid, zoals ze wel vaker niet beantwoord werden bij me. Terwijl we stoppen bij Station Dordt-Zuid denk ik terug aan het feest dat ik met die vriendengroep hier had, nu al 19 jaar geleden maar waarvan ik nog zo goed voor me zie dat ik met twee vrienden de allereerste trein terug naar huis nam. Waar zouden al die mensen nu zijn? Figuren die vaag of terloops in je leven opdoemen om er soms nog sneller weer uit te verdwijnen.
De conducteur lijkt nu wat meer haast te maken en ik zie hem bij het binnenkomen van de coupé direct naar de andere kant kijken. Ik wend snel mijn hoofd af.
'Kom, volgende,' zeg ik nu met enige nervositeit in mijn stem.
Al snel blijkt dat we het einde van de trein hebben bereikt. Als we dit nog een minuut of vijf de tijd geven hebben we ons eerste hindernisje te pakken, zo lijkt het. Gelukkig mindert de trein z'n vaart en we besluiten om er bij de eerstvolgende halte direct uit te gaan.
'Een goed begin!' zeg je, terwijl we even later om ons heen kijken op het kale peronnetje van Station Lage Zwaluwe.
'Goed?' vraag ik.
'Ja, we gingen ons toch laten meevoeren naar waar de wind ons zou brengen,' zeg je.
'En dit is de eerste plaats waar we anders nooit zouden komen.'
'Helemaal gelijk heb je,' zeg ik, waarna ik me bedenk dat we dan ook maar niet op een volgende trein gaan wachten. De onvoorspelbaarheid kan deze reis zijn karakter geven.
We lopen richting het kleine dorpje dat voor ons ligt en gek genoeg een andere naam heeft dan het stationnetje.
Saaie, vrijstaande huizen met grote tuinen liggen aan beide kanten van de straat. Ik pluk een bloem uit een braaf aangelegd bordertje. Zo'n bordertje met een klein burgerlijk afscheidinkje van houten latjes. Vier van die bordertjes, even groot, aan elke kant van de tuin twee, precies even ver van elkaar verwijderd. En in elk van de bordertjes één soort bloemen keurig verzorgd en geknipt. Twee soorten bloemen in vier bordertjes, aan elke kant hetzelfde, want het moet natuurlijk wel symetrisch. Uiteraard ook alle bloemen van dezelfde kleur om eenheid te creëren. Ach gut, wat beeldig, schiet er door mijn gedachten.
De bloem die ik pluk kan z'n schoonheid echter niet verliezen, in welke tuin hij ook geplaatst wordt. Ik stop hem achter je oor. Precies zoals die haarspeld die je soms in hebt, denk ik, terwijl ik ervan geniet hoe mooi ik het bij je vind staan.
'Een azalea, wat lief,' lach je me toe. Mijn blik verraadt dat ik vreselijk slecht ben in namen van bloemen en planten en azalea ook ongetwijfeld weer zal vergeten.
We spreken af dat we een stukje fietsen, zodat we ons wat sneller kunnen voortbewegen. We willen van dit Brabantse dorp tenslotte geen eindpunt voor vandaag maken.
Dus zoeken we de tuinen af naar een fiets. De eerste fiets die we spotten staat buiten een tuin aan de zijkant van een huis. Handig. Nu moeten we even snel handelen. Ik zeg dat jij gewoon door kunt lopen in de straat en ik je wel zal inhalen. Dan loop ik naar de fiets.
Ik laat mijn hand langs de stompe knoppen van het gietijzeren hekje glijden. Pok, pok, pok… met doffe klanken ga ik het hek af tot ik bij de fiets sta. Shit, een kettingslot. En zelfs in dit rustieke dorp is het verstandig vastgezet aan een hek.
Met versnelde pas loop ik op je in. Zodra je me ziet blijf je staan tot ik bij je ben. 'Het wordt een andere' zeg ik.
'Die misschien?' vraag jij als we nu het dorp al weer uit lopen. Daar, bij het volgende huis staat een fiets. Een boerderij is het meer, zo te zien. De fiets staat een stukje op het erf. Dit maal geen tuinhek of kettingslot te zien.
Ik loop het erf op en probeer zo onopvallend mogelijk de fiets te benaderen. Het is er een van het type oma fiets. Prima geschikt voor ons, wat mij betreft. Nu ik er naast sta, zie ik pas dat het kleine slotje wel degelijk dicht zit. Balen. Op de een of andere manier voelt het nu te laat om nog om te draaien. Daarbij komt dat dit wellicht de laatste fiets is van het dorp, waarmee het nu onze beste kans is.
Ik besluit te doen wat me ooit eerder gelukt is, toen mijn eigen fiets gestolen werd. De vervanger die ik min of meer leende, moest ook nog even van het slot. Ik wilde de eigenaar niet midden in de nacht lastig vallen met mijn verhaal en de vraag of ik zijn sleuteltje mocht lenen.
Daarom doe ik nu precies het zelfde; met een snelle beweging til ik het achterwiel op en duw het met zoveel mogelijk kracht weer tegen de grond, terwijl ik de fiets ook nog wat onhandig heen en weer beweeg. Kleng! Een hard geluid komt vrij en doet jou schrikken.
Maar het werkt. Het gammele slotje springt open door de plotselinge druk. Vlug spring ik op de fiets en probeer ik onhandig van het grind af te komen. Haast is nu geboden want van achter de grote schuur hoor ik een luid geblaf.
Drie seconden later hebben twee honden en een boer de achtervolging ingezet.
'Spring achterop,' roep ik je toe als ik vlak bij je ben. Ik trap voor wat ik waard ben, maar echt snel lijken we niet vooruit te komen.
Gelukkig hebben we voorsprong op de luid scheldende boer, die op een of andere manier niet op het idee lijkt te komen een auto te pakken. Of er misschien geen heeft staan, wat dan onze redding is.
Het blaffen blijft echter dichterbij komen, ook nu we een hoek om zijn gereden. Al snel zien we een hond als een dolle op ons afkomen. De tweede hond lijkt nergens te bekennen.
Het wilde beest komt nu tot aan het achterwiel waarbij het in een snelle beweging met zijn tanden jouw kuit raakt. Ik zwalk heen en weer met de fiets en jij roept 'shit man, niet omkijken, fietsen!'. Ik kijk weer naar voren en adem extra diep in om meer kracht te zetten en roep 'Geef dat beest een rotschop'.
Hoewel je in een andere omstandigheid niet zou kunnen aanzien als het dier iets aangedaan wordt, voel je de pijn aan je kuit die nu ook begint te bloeden. In een waas ga je het zwarte gevaarte meer als monster dan als dier beschouwen.
Je beweegt druk met je schoen van je af. Met als doel dat je hem op zijn minst licht aanraakt om hem vaart te laten minderen.
Het dolle beest reageert op jouw bewegingen door z'n grommende kop heen en weer te zwiepen terwijl het maar blijft rennen. Dan opeens raak je hem, met een tik van rechts door jouw hak en hij zwalkt daardoor tegen de spaken aan. De fiets wiebelt als een gek heen en weer, jij klampt je aan me vast. De hond laat een kermend geluid van pijn horen en valt neer. Ik zie niets, maar hoor en voel alleen wat er mogelijk gaande is en blijf trappen.
Jij ziet nu dat we afstand maken op de hond. Als snel staat het beest staat op en druipt sjokkend af.
Je bent geschrokken, hebt pijn en voelt je daarnaast schuldig omdat het te neer geslagen zwarte monster nu weer hond geworden is. 'Shit zeg, lekker handig, Myles' zeg je geïrriteerd. Ik minder een beetje vaart maar we nemen geen tijd om hier nog over deze onhandige diefstal te praten. We weten allebei dat we beter kunnen zorgen dat we snel buiten het bereik van die boer komen.
Aan het eind van deze lange weg doemt de stad op. Breda zal het zijn. Nu pas zie ik in het mandje voorop een tas. Een onverwachts geschenk van de boer of boerin, zo lijkt het.
Eenmaal in een dooie nieuwbouwwijk gekomen, gooien we de fiets neer in een park. 'Sorry,' zeg ik terwijl ik het bloed van je been veeg met een natte vinger. Gelukkig heeft hij je niet goed te pakken gekregen en is het niet veel meer dan een schaafwondje. Ik kijk je aan en geef je een kus. Zie in je ogen dat het weer oké is. Samen sjokken we het park uit, en openen de tas met de spanning van een kleuter die een pakje opent.
-
- Puntenslijper
- Berichten: 8
- Lid geworden op: 10 sep 2009 10:47
Hoofdstuk 4
We staan stil en zijn sprakeloos wanneer we de inhoud van het tasje bekijken. Ik ga zitten en haal alle voorwerpen uit de tas. De verbazing wordt bij elk item groter.
'Weet je zeker dat die tas al op de boerderij in dat mandje zet?' vraag je me. 'Ik, ik begrijp er niets van,' kan ik alleen maar zeggen.
Het klopt zo compleet 'niet'. Alsof ik een deur open doe en daarachter een oude neger met een gleufhoed en stoffige jas zie, in een ultra modern interieur van glimmende kunststof loungebanken. Samen met een gothic meisje een een dikke chinees, die gezellig een potje poker aan het spelen zijn. Waarbij die dikke chinees intens tevreden aan een lolly zuigt.
Een kaart van Parijs, gekreukt en bevlekt, halen we als eerste uit de tas.
Dan iets dat in aluminiumfolie is verpakt. Een brok van het een of ander. 'Geef eens,' zeg je en ik kijk toe hoe je het openmaakt. Beiden hopen we waarschijnlijk dat er een brownie in zit. Het blijkt een stuk cake te zijn met een wat onbestendige kleur.
'Getver, cake van de boerin,' grap ik.
'Nee wacht,' zeg je terwijl je er aan ruikt, 'dit... dit is spacecake hoor. Hier ruik'.
'Hè?' zeg ik en beiden liggen we in een deuk en praten over een boerin die voor haar man de beste spacecake maakt die er is.
'Heb je het weleens op?' vraag je me.
'Ja. Ik vond er niks aan. Maar bewaar deze. Gaan we straks van genieten als we trek krijgen.'
Onze verbazing wordt nog groter wanneer er een singletje van vinyl uit de tas komt. Puntgaaf, met een plastic hoesje om het karton.
'Grant Lee Buffalo...Fuzzy' mompel ik. 'Dit kan toch niet. Echt weird.'
Jij pakt mijn hand vast en zingt zachtjes met een haast fluisterende stem
'Bring me home... to this house of many days
Just lay me on the floor... hard and cool as slate
You know I love it more and more....'
'than before I ran away' zing ik je nu toe, nadat ik je zag zoeken naar de woorden.
Je lacht en gaat verder met je betoverende stem. Ik kijk naar je zoals ik ook vaak jouw Youtube opnames bekeek, waarbij je met je gitaar op schoot de mooiste nummers zong en er een geheel eigen signatuur aan meegaf. Ik vind je een ware artiest.
'It triggers of so many hurts, hurtful words and broken plates
I lied to...'
En dan val ik zachtjes en vals als een parkiet in, om samen 'I'm fuzzy' te zingen, waarbij we naar elkaar toebuigen.
Fuzzy ringt er door mijn hoofd terwijl ik jouw zachte lippen voel, mijn tong jouw tanden raakt en we elkaars speeksel proeven.
Een paar minuten blijven we verstrikt in wat een nogal natte zoenpartij wordt. Geen wild gekus, maar zo'n slow motion tongzoen alsof het slepende ritme van Fuzzy nog op de achtergrond doorspeelt en ons de maat aangeeft.
'Ik wil je' fluister ik in je oor. 'Neem me dan,' antwoordt je zachtjes.
Helaas zitten midden in de stad en zien dat we gebleven waren bij het uitpakken van het tasje, waar jij nu het laatste ding uithaalt. Een plastic zakje met daarin een sleutel. Aan de sleutel een kaartje met het opschrift 'RER Luxembourg, #1907'.
'Luxembourg?' stamel ik, 'ik begrijp er niets meer van. Dit tasje kan toch niet van een boer en boerin zijn op een willekeurige boerderij in Noord-Brabant? Wat moeten die nou in Luxemburg? En dan die cake, nee die plaat dan...'
'Parijs, niet Luxemburg suffie,' zeg je. 'Kijk er staat RER, en de plattegrond van Parijs, zo heet dat station daar. En die sleutel, dat is...'
'... van een kluisje' maak ik af.
Je kijkt me blij aan. 'Neem me mee naar Parijs'. En het is besloten, we gaan naar Parijs. Maar niet voordat we Breda gezien hebben. Het loopt tegen het einde van de middag en met ons tasje met kostbaarheden in de hand lopen we richting het oude centrum. Beiden hebben we besloten dat we niet kunnen verklaren hoe, maar dat dat tasje onderweg als een geschenk uit de hemel in het mandje is belandt. Voor ons is het een tasje dat niet zomaar in ons bezit kwam, maar voelen we dat er een diepere betekenis aan vast moet zitten. De wind zal ons de weg wijzen.
We zien de grote kerk. Een beetje doelloos lopen we rond. Tot ik een gebouw zie dat mijn aandacht trekt. 'Kom, Sarah... de bibliotheek' en ik trek je haast mee die kant op. 'Leuk. Wat zullen we doen.'
'Iets te eten en iets te lezen zoeken' zeg ik en ik ga je voor door de draaideur. Binnen is het rustig. Links in de hal zijn tafels, een koffiehoek, en er zitten mensen van uiteenlopende soorten. De een zit vluchtig te bladeren, een ander zit geboeid te lezen in de tijdschriften. Een man met blond, dik, klittend haar en een slordige baard zit alleen maar nerveus met zijn duim op de tafel te tikken. Rechts van ons oneindige rijen boeken.
'Als jij nou een goed boek zoekt Sarah, en je favoriete pagina uitscheurt, of gewoon eentje waarvan de titel je aanspreekt...' en je bent haast al weg terwijl ik de woorden uitspreek, 'dan doe ik dat ook en gaan we straks op het gras in de zon liggen en aan elkaar voorlezen.'
Al schuifelend tussen de kasten merk ik al snel dat mijn plan het lastiger maakt voor mezelf dan ik vooraf dacht. Los van het feit dat ik nu ook weer niet zo belezen ben dat ik zou kunnen kiezen uit honderden titels, is vooral de keuze zelf lastig. Ik laat mijn oog vallen op de boeken die ik de afgelopen jaren las en pak er zo nu en dan eentje uit het rek. Wanneer ik bij de "B" Nicholson Baker tegenkom kan ik mezelf niet tegenhouden om 'The Fermata' in te bladeren. Ergens voel ik de drang om dit erotische (vrouw-onvriendelijke?) meesterwerk te kiezen en niet één pagina, maar drie hele hoofdstukken uit te scheuren. Tegelijk overkomt me opnieuw dezelfde verbazing die ik kreeg tijdens het lezen van dit bizarre verhaal, dat tegelijk zo komisch is, en me nota bene door een vrouw werd aangeraden.
Ik verplaats me in Arno Strine, de hoofdpersoon, die de gave heeft om tijdelijk tijd stop te zetten en vraag me af wat ik daarmee zou doen, terwijl ik Arno's eigen overwegingen op papier nu weer voor me zie:
'I would condemn in the strongest terms anyone else who did what I have done. But the thing is, I did it. I did it, and I know myself, I know that I mean no harm, I mean well. I want simply to know what every woman looks like and feels like. I mean only to appreciate what the ribs of complete stranger feel like under my hands, or to hold some hair I haven't held before, or to come in someone's face while she is paused in her own orgasm.' Ik sla het boek dicht. Alsof ik dat op het gras zou gaan voorlezen aan een vrouw. Aan Sarah! Tegelijk denk ik dat ze die keuze erg leuk zou vinden. She is my kind of girl.
Ik wil voor altijd bij haar zijn. Ik staar even verliefd voor me uit en vergeet even compleet waarvoor ik met dit boek in mijn hand zit.
Dan sta ik op en loop naar de Nederlandstalige boeken. Hoewel ik 8 van de 10 keer Engels lees, besluit ik dat ik voor het voorlezen mijn moedertaal gebruik. Te meer omdat ik vermoed dat jij misschien wel een Engelse tekst zult kiezen, aangezien jij feitelijk twee moedertalen hebt. Wat een gevoel van luxe lijkt me dat, twee talen kunnen voelen zonder enige barrière.
Nederlandstalig moet het worden ja, besluit ik, nu ik eigenlijk zeker weet dat jij dat niet zult doen. Dan kunnen we elkaar aanvullen, door allebei iets anders te kiezen.
Waar ben je eigenlijk?
Dan kom je aanlopen van achter uit een rij. Met een blik op het bordje zie ik dat er Frans en Spaanstalige literatuur staat. Ik moet lachen omdat dat echt zo'n truc zou zijn die je met me zou kunnen uithalen. Door doodleuk in het Frans of Spaans te gaan zitten voorlezen. Niet pauzeren voor uitleg of vertaling, maar met veel beleving de tekst voor te dragen, genietend van mijn stijgende verlangen om te weten waar je het over hebt. En dan niets loslaten, zelfs als ik je smeek. Dat is typisch Sarah. Je zou plageriger tegenprestaties in mijn oor fluisteren, dingen die ik zou moeten doen voordat je ook maar iets vertaald van die tekst. Dingen, die ons nog veel langer in dat gras zouden laten liggen.
Maar je hebt nog niets in handen en kruist me nu op weg naar Engels. Onze ogen omarmen elkaar zonder een woord te spreken.
Ik sta bij Nederlands en zie eigenlijk gelijk iets wat perfect is voor deze omstandigheid. Iets wat je hopelijk niet kent, dat lijkt me toch het leukst. Een boek zonder diepere betekenis voor mij, waardoor ik eigenlijk ook niet zo goed weet welk stuk ik zou moeten uitscheuren. Ik blader wat, scan de tekst. Zo komt steeds beter bij me terug waar het verhaal over ging en wat er allemaal gebeurde. Dan kies ik haast willekeurig een pagina. Ongezien scheur ik hem uit het boek en stop hem in mijn zak.
Terwijl ik jou nog druk zie neuzen tussen de boeken - je bent nu op een krukje gaan zitten en hebt een paar boeken naast je liggen - loop ik naar de leestafel.
De duim tikt nog even nerveus als toen ik binnenkwam. Nagels vergeeld, en eentje zelfs voor de helft zwart geblakerd. Met zijn andere hand drinkt de man inmiddels koffie.
'Mag ik hier even komen zitten?' vraag ik en zonder het antwoord al te lang af te wachten neem ik naast de vreemde vogel plaats.
'Niet van hier, zo te horen?' vraagt hij.
'Nee. Kunnen we hier ergens wat eten?'
'Ligt er aan wat je zoekt,' zegt hij.
'Iets eenvoudigs, beetje mee-eten met een pot die al klaar staat.' antwoord ik kordaat.
De man kijkt me glimlachend aan en verraad wat van zijn karakter door de oude gele tanden die hij nu bloot lacht.
'Ga naar het Poortgebouw, dan komt het wel goed.'
Ik wil hem vragen waar, maar na een slok van zijn koffie vervolgt hij 'Dat is achter de grote kerk, vanaf hier gezien, je vindt het wel, het is een grote rode deur die waarschijnlijk open staan. Komt voort uit de kraakbeweging, er is altijd wel iets te krijgen.'
Ik bedank de man voor zijn tip en zie dat jij stralend op me af komt.
'Leuk, ik ben zo benieuwd of je dit al kent' zeg je. En pagina vol letters houdt je opgevouwen in je hand. Met mijn arm om je heen lopen we buiten het plein op. 'Kom, eerst wat te eten halen en dan een rustig plekje zoeken,' zeg ik.
We staan stil en zijn sprakeloos wanneer we de inhoud van het tasje bekijken. Ik ga zitten en haal alle voorwerpen uit de tas. De verbazing wordt bij elk item groter.
'Weet je zeker dat die tas al op de boerderij in dat mandje zet?' vraag je me. 'Ik, ik begrijp er niets van,' kan ik alleen maar zeggen.
Het klopt zo compleet 'niet'. Alsof ik een deur open doe en daarachter een oude neger met een gleufhoed en stoffige jas zie, in een ultra modern interieur van glimmende kunststof loungebanken. Samen met een gothic meisje een een dikke chinees, die gezellig een potje poker aan het spelen zijn. Waarbij die dikke chinees intens tevreden aan een lolly zuigt.
Een kaart van Parijs, gekreukt en bevlekt, halen we als eerste uit de tas.
Dan iets dat in aluminiumfolie is verpakt. Een brok van het een of ander. 'Geef eens,' zeg je en ik kijk toe hoe je het openmaakt. Beiden hopen we waarschijnlijk dat er een brownie in zit. Het blijkt een stuk cake te zijn met een wat onbestendige kleur.
'Getver, cake van de boerin,' grap ik.
'Nee wacht,' zeg je terwijl je er aan ruikt, 'dit... dit is spacecake hoor. Hier ruik'.
'Hè?' zeg ik en beiden liggen we in een deuk en praten over een boerin die voor haar man de beste spacecake maakt die er is.
'Heb je het weleens op?' vraag je me.
'Ja. Ik vond er niks aan. Maar bewaar deze. Gaan we straks van genieten als we trek krijgen.'
Onze verbazing wordt nog groter wanneer er een singletje van vinyl uit de tas komt. Puntgaaf, met een plastic hoesje om het karton.
'Grant Lee Buffalo...Fuzzy' mompel ik. 'Dit kan toch niet. Echt weird.'
Jij pakt mijn hand vast en zingt zachtjes met een haast fluisterende stem
'Bring me home... to this house of many days
Just lay me on the floor... hard and cool as slate
You know I love it more and more....'
'than before I ran away' zing ik je nu toe, nadat ik je zag zoeken naar de woorden.
Je lacht en gaat verder met je betoverende stem. Ik kijk naar je zoals ik ook vaak jouw Youtube opnames bekeek, waarbij je met je gitaar op schoot de mooiste nummers zong en er een geheel eigen signatuur aan meegaf. Ik vind je een ware artiest.
'It triggers of so many hurts, hurtful words and broken plates
I lied to...'
En dan val ik zachtjes en vals als een parkiet in, om samen 'I'm fuzzy' te zingen, waarbij we naar elkaar toebuigen.
Fuzzy ringt er door mijn hoofd terwijl ik jouw zachte lippen voel, mijn tong jouw tanden raakt en we elkaars speeksel proeven.
Een paar minuten blijven we verstrikt in wat een nogal natte zoenpartij wordt. Geen wild gekus, maar zo'n slow motion tongzoen alsof het slepende ritme van Fuzzy nog op de achtergrond doorspeelt en ons de maat aangeeft.
'Ik wil je' fluister ik in je oor. 'Neem me dan,' antwoordt je zachtjes.
Helaas zitten midden in de stad en zien dat we gebleven waren bij het uitpakken van het tasje, waar jij nu het laatste ding uithaalt. Een plastic zakje met daarin een sleutel. Aan de sleutel een kaartje met het opschrift 'RER Luxembourg, #1907'.
'Luxembourg?' stamel ik, 'ik begrijp er niets meer van. Dit tasje kan toch niet van een boer en boerin zijn op een willekeurige boerderij in Noord-Brabant? Wat moeten die nou in Luxemburg? En dan die cake, nee die plaat dan...'
'Parijs, niet Luxemburg suffie,' zeg je. 'Kijk er staat RER, en de plattegrond van Parijs, zo heet dat station daar. En die sleutel, dat is...'
'... van een kluisje' maak ik af.
Je kijkt me blij aan. 'Neem me mee naar Parijs'. En het is besloten, we gaan naar Parijs. Maar niet voordat we Breda gezien hebben. Het loopt tegen het einde van de middag en met ons tasje met kostbaarheden in de hand lopen we richting het oude centrum. Beiden hebben we besloten dat we niet kunnen verklaren hoe, maar dat dat tasje onderweg als een geschenk uit de hemel in het mandje is belandt. Voor ons is het een tasje dat niet zomaar in ons bezit kwam, maar voelen we dat er een diepere betekenis aan vast moet zitten. De wind zal ons de weg wijzen.
We zien de grote kerk. Een beetje doelloos lopen we rond. Tot ik een gebouw zie dat mijn aandacht trekt. 'Kom, Sarah... de bibliotheek' en ik trek je haast mee die kant op. 'Leuk. Wat zullen we doen.'
'Iets te eten en iets te lezen zoeken' zeg ik en ik ga je voor door de draaideur. Binnen is het rustig. Links in de hal zijn tafels, een koffiehoek, en er zitten mensen van uiteenlopende soorten. De een zit vluchtig te bladeren, een ander zit geboeid te lezen in de tijdschriften. Een man met blond, dik, klittend haar en een slordige baard zit alleen maar nerveus met zijn duim op de tafel te tikken. Rechts van ons oneindige rijen boeken.
'Als jij nou een goed boek zoekt Sarah, en je favoriete pagina uitscheurt, of gewoon eentje waarvan de titel je aanspreekt...' en je bent haast al weg terwijl ik de woorden uitspreek, 'dan doe ik dat ook en gaan we straks op het gras in de zon liggen en aan elkaar voorlezen.'
Al schuifelend tussen de kasten merk ik al snel dat mijn plan het lastiger maakt voor mezelf dan ik vooraf dacht. Los van het feit dat ik nu ook weer niet zo belezen ben dat ik zou kunnen kiezen uit honderden titels, is vooral de keuze zelf lastig. Ik laat mijn oog vallen op de boeken die ik de afgelopen jaren las en pak er zo nu en dan eentje uit het rek. Wanneer ik bij de "B" Nicholson Baker tegenkom kan ik mezelf niet tegenhouden om 'The Fermata' in te bladeren. Ergens voel ik de drang om dit erotische (vrouw-onvriendelijke?) meesterwerk te kiezen en niet één pagina, maar drie hele hoofdstukken uit te scheuren. Tegelijk overkomt me opnieuw dezelfde verbazing die ik kreeg tijdens het lezen van dit bizarre verhaal, dat tegelijk zo komisch is, en me nota bene door een vrouw werd aangeraden.
Ik verplaats me in Arno Strine, de hoofdpersoon, die de gave heeft om tijdelijk tijd stop te zetten en vraag me af wat ik daarmee zou doen, terwijl ik Arno's eigen overwegingen op papier nu weer voor me zie:
'I would condemn in the strongest terms anyone else who did what I have done. But the thing is, I did it. I did it, and I know myself, I know that I mean no harm, I mean well. I want simply to know what every woman looks like and feels like. I mean only to appreciate what the ribs of complete stranger feel like under my hands, or to hold some hair I haven't held before, or to come in someone's face while she is paused in her own orgasm.' Ik sla het boek dicht. Alsof ik dat op het gras zou gaan voorlezen aan een vrouw. Aan Sarah! Tegelijk denk ik dat ze die keuze erg leuk zou vinden. She is my kind of girl.
Ik wil voor altijd bij haar zijn. Ik staar even verliefd voor me uit en vergeet even compleet waarvoor ik met dit boek in mijn hand zit.
Dan sta ik op en loop naar de Nederlandstalige boeken. Hoewel ik 8 van de 10 keer Engels lees, besluit ik dat ik voor het voorlezen mijn moedertaal gebruik. Te meer omdat ik vermoed dat jij misschien wel een Engelse tekst zult kiezen, aangezien jij feitelijk twee moedertalen hebt. Wat een gevoel van luxe lijkt me dat, twee talen kunnen voelen zonder enige barrière.
Nederlandstalig moet het worden ja, besluit ik, nu ik eigenlijk zeker weet dat jij dat niet zult doen. Dan kunnen we elkaar aanvullen, door allebei iets anders te kiezen.
Waar ben je eigenlijk?
Dan kom je aanlopen van achter uit een rij. Met een blik op het bordje zie ik dat er Frans en Spaanstalige literatuur staat. Ik moet lachen omdat dat echt zo'n truc zou zijn die je met me zou kunnen uithalen. Door doodleuk in het Frans of Spaans te gaan zitten voorlezen. Niet pauzeren voor uitleg of vertaling, maar met veel beleving de tekst voor te dragen, genietend van mijn stijgende verlangen om te weten waar je het over hebt. En dan niets loslaten, zelfs als ik je smeek. Dat is typisch Sarah. Je zou plageriger tegenprestaties in mijn oor fluisteren, dingen die ik zou moeten doen voordat je ook maar iets vertaald van die tekst. Dingen, die ons nog veel langer in dat gras zouden laten liggen.
Maar je hebt nog niets in handen en kruist me nu op weg naar Engels. Onze ogen omarmen elkaar zonder een woord te spreken.
Ik sta bij Nederlands en zie eigenlijk gelijk iets wat perfect is voor deze omstandigheid. Iets wat je hopelijk niet kent, dat lijkt me toch het leukst. Een boek zonder diepere betekenis voor mij, waardoor ik eigenlijk ook niet zo goed weet welk stuk ik zou moeten uitscheuren. Ik blader wat, scan de tekst. Zo komt steeds beter bij me terug waar het verhaal over ging en wat er allemaal gebeurde. Dan kies ik haast willekeurig een pagina. Ongezien scheur ik hem uit het boek en stop hem in mijn zak.
Terwijl ik jou nog druk zie neuzen tussen de boeken - je bent nu op een krukje gaan zitten en hebt een paar boeken naast je liggen - loop ik naar de leestafel.
De duim tikt nog even nerveus als toen ik binnenkwam. Nagels vergeeld, en eentje zelfs voor de helft zwart geblakerd. Met zijn andere hand drinkt de man inmiddels koffie.
'Mag ik hier even komen zitten?' vraag ik en zonder het antwoord al te lang af te wachten neem ik naast de vreemde vogel plaats.
'Niet van hier, zo te horen?' vraagt hij.
'Nee. Kunnen we hier ergens wat eten?'
'Ligt er aan wat je zoekt,' zegt hij.
'Iets eenvoudigs, beetje mee-eten met een pot die al klaar staat.' antwoord ik kordaat.
De man kijkt me glimlachend aan en verraad wat van zijn karakter door de oude gele tanden die hij nu bloot lacht.
'Ga naar het Poortgebouw, dan komt het wel goed.'
Ik wil hem vragen waar, maar na een slok van zijn koffie vervolgt hij 'Dat is achter de grote kerk, vanaf hier gezien, je vindt het wel, het is een grote rode deur die waarschijnlijk open staan. Komt voort uit de kraakbeweging, er is altijd wel iets te krijgen.'
Ik bedank de man voor zijn tip en zie dat jij stralend op me af komt.
'Leuk, ik ben zo benieuwd of je dit al kent' zeg je. En pagina vol letters houdt je opgevouwen in je hand. Met mijn arm om je heen lopen we buiten het plein op. 'Kom, eerst wat te eten halen en dan een rustig plekje zoeken,' zeg ik.
-
- Puntenslijper
- Berichten: 8
- Lid geworden op: 10 sep 2009 10:47
Hoofdstuk 5
'Nee, lees me eerst voor' zeg je. Door je hoofd vliegen vlinders. Ze zitten daar al sinds ik het voorstel deed van het voorlezen. Iets wat je zo romantisch vindt waardoor je ook niet kunt wachten tot je ergens naast me in het gras ligt.
'Eten kan later nog, laten we van de zon genieten.' Ik knik instemmend en haak mijn wijsvinger in de jouwe. Zo slenteren we door, tot we het stadspark vinden.
Het blijkt een mooi oud park dat in het verlengde van de oude stadsmuur is aangelegd, in de twintiger jaren van de vorige eeuw. Smalle grindpaadjes kronkelen door een afwisselend landschapje van bossages, rozenperken en kleine grasvelden. Hier en daar zijn elementen van de oude stadsmuur zichtbaar.
IJzeren hekjes met sierlijk gebogen patronen geven het geheel een klassieke sfeer, tezamen met de groene lantaarnpalen die aan oude olielampen doen denken.
Nog steeds vinger aan vinger bekijken we samen het park en de mensen die we tegenkomen. Met dit heerlijke weer hebben zich verschillende groepjes mensen in het park verzameld. Zonder uitleg nodig te hebben, wandelen we door omdat we allebei weten dat we nu een plekje voor ons alleen nodig hebben. Als we bij een iets rustiger gedeelte van het park aankomen, nestellen we ons op een beschut stukje van het gras.
Nu we zij aan zij in het zonnetje liggen, krijg ik eigenlijk pas voor het eerst de echte rust om van dit avontuur te genieten. Om echt volledig te accepteren dat de wind ons leidt. Zonder verplichtingen, zonder verwachtingen. Iets wat zo lang geleden is, maar tegelijk heerlijk vertrouwd en comfortabel aanvoelt. Ik wil nu alles van jou in me op te nemen.
Je bent zo nieuw en onbekend voor me, op deze manier. Vreemd eigenlijk, aangezien ik na al die maanden chatten en bellen het idee had je door en door te kennen. Geleidelijk ben ik van je gaan houden in die tijd, alsof je ook echt bij me was. Maar nu, nu we dan ook echt samen zijn voelt alles ineens zo nieuw. Zo pril, als een verliefdheid op school.
Je kijkt me recht in de ogen aan en ik vind je o zo lief. Ik smelt bij die blik van je en wil eigenlijk niets liever dan je bespringen. Toch haal ik beheerst het opgevouwen stukje papier uit mijn zak en vouw het open terwijl jij dicht tegen me aan kruipt. Ik voel de warmte van jouw lijf vlak bij me en merk dat je over-nieuwsgierig bent naar dit leuke experiment.
'Van wie is het?' vraag je me.
'Christiaan Weijts, z'n debuutroman...over een pianoleraar' zeg ik wetend dat alleen dit al jou tevreden zal stemmen, aangezien je zelf ook pianoles geeft. Ik houd pagina 159 voor me en lees aan je voor alsof we al die andere 158 pagina's ook al samen hebben beleefd...
"Op een avond lagen Rosa en verdachte in bed naar een videodocumentaire over Vladimir Horowitz te kijken. Horowitz speelde drie Scarlattisonates achter elkaar.
Bij het applaus had Rosa de afstandsbediening gegrepen.
'Scarlatti,' had ze gevraagd, 'is dat volgens jou hoop of heimwee?'
Hij aarzelde. 'Het is goed dat je niet meer voor mijn lessen betaalt.'
Sinds ze met elkaar naar bed gingen had hij gezegd dat ze het geld dat ze wekelijks van haar ouders meekreeg zelf moest houden, als extra zakgeld. 'Want het begint
een beetje de vraag te worden wie er nu eigenlijk lesgeeft aan wie.'
'Ja,' zei ze. 'Maar is het hoop of heimwee?'
'Hoop.' Hij wachtte af of zijn antwoord effect had. 'Dat hoop ik tenminste.'
'Jij maakt alles tot grap. Mensen die alles tot grap maken kunnen de waarheid niet aan.'
'En wat is die waarheid dan?'
'Ik ben waarheid."
Het is mooi om te zien hoe je direct geboeid bent door het fragment en ik jouw ogen hardop vragen zie denken, over de pianoleraar en zijn geheime relatie met een van zijn leerlingen. Ik pak jouw gedachten af door je een lange kus te geven op je mond.
Je zachte lippen laten me niet meer los. Met de gescheurde bladzijde uit het oog verloren naast me, liggen we nu in elkaars armen op het gras en streel ik je tijdens onze innige zoen.
De passie en hartstocht die we voelen is enorm. Jij houdt mij aan mijn haar vast terwijl ik je zachtjes knijp om door de zachte stof van je kleding jouw lijf te voelen. We fluisteren wat over hoe lekker we elkaar vinden. Jij bijt zachtjes in mijn oor. Mijn hand streelt jouw benen.
Ademhaling versnelt. Plagerig gaat mijn hand over het randje van jouw onderbuik. Een klein schokje gaat door jou heen. 'Myles,' zeg je, gewoonweg vanwege de intimiteit die het oproept wanneer wij elkaars naam zeggen.
Niets kan ons hier verstoren en in gedachten zakken wij diep weg in het gras en in elkaar, als een filmpje waarbij de toeschouwer zou kunnen zien dat de wereld om ons heen langzaam vertroebelt en als water afvloeit, waarna alleen wij tweeën nog over zijn.
Nu voel ik jouw zachte huid, op plekken waar ik je nog niet eerder heb aangeraakt. Ik ben op reis en jij maakt een geluid wanneer je voelt waarnaar ik op weg ben. Vol verlangen kijk je me in de ogen. Onze neuzen die elkaar nu aanraken.
Je zet je nagels in me en ik laat me meevoeren in een draaikolk die mijn gezichtsveld kleiner maakt en mijn beleving laat richten op een centraal punt. Ik duw mezelf nog dichter tegen je aan en hoor jouw ademhaling versnellen.
We zijn minuten verder, ook al heeft de tijd even stilgestaan. Nu pas horen wij de vogels weer. Jij ligt op je rug en kijkt naar boven. Je bent nog diep aan het ademhalen omdat jouw lijf schreeuwt om zuurstof. Ik zie hoe jouw longen je borsten omhoog en omlaag bewegen.
Het park is nog het park, maar wij zijn anders. Wij zitten nu op een wolk. Een heerlijke roze wolk. Het hele mysterie rond de boer, Parijs en het sleuteltje is even niet meer aanwezig. Waarschijnlijk beseffen we op dit moment niet eens waar we zijn. We kussen zachtjes en kijken elkaar liefkozend aan. En dat is alles wat we doen en denken. Verder helemaal niets.
'Nee, lees me eerst voor' zeg je. Door je hoofd vliegen vlinders. Ze zitten daar al sinds ik het voorstel deed van het voorlezen. Iets wat je zo romantisch vindt waardoor je ook niet kunt wachten tot je ergens naast me in het gras ligt.
'Eten kan later nog, laten we van de zon genieten.' Ik knik instemmend en haak mijn wijsvinger in de jouwe. Zo slenteren we door, tot we het stadspark vinden.
Het blijkt een mooi oud park dat in het verlengde van de oude stadsmuur is aangelegd, in de twintiger jaren van de vorige eeuw. Smalle grindpaadjes kronkelen door een afwisselend landschapje van bossages, rozenperken en kleine grasvelden. Hier en daar zijn elementen van de oude stadsmuur zichtbaar.
IJzeren hekjes met sierlijk gebogen patronen geven het geheel een klassieke sfeer, tezamen met de groene lantaarnpalen die aan oude olielampen doen denken.
Nog steeds vinger aan vinger bekijken we samen het park en de mensen die we tegenkomen. Met dit heerlijke weer hebben zich verschillende groepjes mensen in het park verzameld. Zonder uitleg nodig te hebben, wandelen we door omdat we allebei weten dat we nu een plekje voor ons alleen nodig hebben. Als we bij een iets rustiger gedeelte van het park aankomen, nestellen we ons op een beschut stukje van het gras.
Nu we zij aan zij in het zonnetje liggen, krijg ik eigenlijk pas voor het eerst de echte rust om van dit avontuur te genieten. Om echt volledig te accepteren dat de wind ons leidt. Zonder verplichtingen, zonder verwachtingen. Iets wat zo lang geleden is, maar tegelijk heerlijk vertrouwd en comfortabel aanvoelt. Ik wil nu alles van jou in me op te nemen.
Je bent zo nieuw en onbekend voor me, op deze manier. Vreemd eigenlijk, aangezien ik na al die maanden chatten en bellen het idee had je door en door te kennen. Geleidelijk ben ik van je gaan houden in die tijd, alsof je ook echt bij me was. Maar nu, nu we dan ook echt samen zijn voelt alles ineens zo nieuw. Zo pril, als een verliefdheid op school.
Je kijkt me recht in de ogen aan en ik vind je o zo lief. Ik smelt bij die blik van je en wil eigenlijk niets liever dan je bespringen. Toch haal ik beheerst het opgevouwen stukje papier uit mijn zak en vouw het open terwijl jij dicht tegen me aan kruipt. Ik voel de warmte van jouw lijf vlak bij me en merk dat je over-nieuwsgierig bent naar dit leuke experiment.
'Van wie is het?' vraag je me.
'Christiaan Weijts, z'n debuutroman...over een pianoleraar' zeg ik wetend dat alleen dit al jou tevreden zal stemmen, aangezien je zelf ook pianoles geeft. Ik houd pagina 159 voor me en lees aan je voor alsof we al die andere 158 pagina's ook al samen hebben beleefd...
"Op een avond lagen Rosa en verdachte in bed naar een videodocumentaire over Vladimir Horowitz te kijken. Horowitz speelde drie Scarlattisonates achter elkaar.
Bij het applaus had Rosa de afstandsbediening gegrepen.
'Scarlatti,' had ze gevraagd, 'is dat volgens jou hoop of heimwee?'
Hij aarzelde. 'Het is goed dat je niet meer voor mijn lessen betaalt.'
Sinds ze met elkaar naar bed gingen had hij gezegd dat ze het geld dat ze wekelijks van haar ouders meekreeg zelf moest houden, als extra zakgeld. 'Want het begint
een beetje de vraag te worden wie er nu eigenlijk lesgeeft aan wie.'
'Ja,' zei ze. 'Maar is het hoop of heimwee?'
'Hoop.' Hij wachtte af of zijn antwoord effect had. 'Dat hoop ik tenminste.'
'Jij maakt alles tot grap. Mensen die alles tot grap maken kunnen de waarheid niet aan.'
'En wat is die waarheid dan?'
'Ik ben waarheid."
Het is mooi om te zien hoe je direct geboeid bent door het fragment en ik jouw ogen hardop vragen zie denken, over de pianoleraar en zijn geheime relatie met een van zijn leerlingen. Ik pak jouw gedachten af door je een lange kus te geven op je mond.
Je zachte lippen laten me niet meer los. Met de gescheurde bladzijde uit het oog verloren naast me, liggen we nu in elkaars armen op het gras en streel ik je tijdens onze innige zoen.
De passie en hartstocht die we voelen is enorm. Jij houdt mij aan mijn haar vast terwijl ik je zachtjes knijp om door de zachte stof van je kleding jouw lijf te voelen. We fluisteren wat over hoe lekker we elkaar vinden. Jij bijt zachtjes in mijn oor. Mijn hand streelt jouw benen.
Ademhaling versnelt. Plagerig gaat mijn hand over het randje van jouw onderbuik. Een klein schokje gaat door jou heen. 'Myles,' zeg je, gewoonweg vanwege de intimiteit die het oproept wanneer wij elkaars naam zeggen.
Niets kan ons hier verstoren en in gedachten zakken wij diep weg in het gras en in elkaar, als een filmpje waarbij de toeschouwer zou kunnen zien dat de wereld om ons heen langzaam vertroebelt en als water afvloeit, waarna alleen wij tweeën nog over zijn.
Nu voel ik jouw zachte huid, op plekken waar ik je nog niet eerder heb aangeraakt. Ik ben op reis en jij maakt een geluid wanneer je voelt waarnaar ik op weg ben. Vol verlangen kijk je me in de ogen. Onze neuzen die elkaar nu aanraken.
Je zet je nagels in me en ik laat me meevoeren in een draaikolk die mijn gezichtsveld kleiner maakt en mijn beleving laat richten op een centraal punt. Ik duw mezelf nog dichter tegen je aan en hoor jouw ademhaling versnellen.
We zijn minuten verder, ook al heeft de tijd even stilgestaan. Nu pas horen wij de vogels weer. Jij ligt op je rug en kijkt naar boven. Je bent nog diep aan het ademhalen omdat jouw lijf schreeuwt om zuurstof. Ik zie hoe jouw longen je borsten omhoog en omlaag bewegen.
Het park is nog het park, maar wij zijn anders. Wij zitten nu op een wolk. Een heerlijke roze wolk. Het hele mysterie rond de boer, Parijs en het sleuteltje is even niet meer aanwezig. Waarschijnlijk beseffen we op dit moment niet eens waar we zijn. We kussen zachtjes en kijken elkaar liefkozend aan. En dat is alles wat we doen en denken. Verder helemaal niets.
-
- Puntenslijper
- Berichten: 8
- Lid geworden op: 10 sep 2009 10:47
Hoofdstuk 6
We liggen nog een tijdje in het gras waarbij het namiddagse zonnetje ons op de wolk houdt. Met alle geluiden van de stad ver op de achtergrond, kijk ik naar jou. Je lange bruine haar valt aan alle kanten langs jouw gezicht. Ik weet dat je zelf een hekel hebt aan je ‘dooie punten’ maar in mijn ogen zijn het de mooiste haren van de wereld. Diep bruin van kleur, een lichte natuurlijke golf erin. Het maakt je vreselijk sexy voor mij. Hoe subjectief is onze ijdelheid soms wel niet, bedenk ik me, wanneer ik besef dat jij je drukker om je haar maakt dan om jouw volslanke figuur. Het heerlijke lichaam dat rondingen heeft op de juiste plaats, alsmede daarbuiten. Iets waar je je totaal comfortabel mee lijkt te voelen. Misschien omdat je weet dat verzet hiertegen geen stand houdt. Iets waar je jaren geleden al een strijd over uitgevochten hebt. Terwijl je met de dooie punten nog in oorlog bent.
Jij kust me op allerlei plekjes in mijn hals. Likt mijn wang. Dan weer pak je mijn hand. Een kus erop, je brengt hem naar mijn gezicht en laat me ruiken. Ik glimlach en geniet.
'Wat zullen we doen?' vraag je. 'Zullen we kijken of die tip voor dat eten wat oplevert?' zeg ik.
We krabbelen op en lopen terug richting het centrum, op zoek naar een gebouw met een rode deur.
Bij een kroeg zitten de mensen op de vensterbank, hun benen naar buiten, rokend en aan grote pullen bier. Het stinkt er naar een mengeling van gemorste pils en pis. Een kalende man krabt aan zijn harige buik. Zijn jeuk zal pas ophouden als hij zijn schilferige huid totaal gevoelloos heeft gemaakt, of door de alcohol dan wel vanwege langdurig krabben.
We vragen naar het Poortgebouw en worden een smal straatje in gewezen. Eenmaal daar bestaat er geen twijfel dat we op het juiste adres zijn aangekomen. Een grote rode deur staat open, een meisje met donkere wallen onder haar ogen hangend op de stoep ernaast. Ze bladert wat in een klein boekje.
Mijn blik blijft hangen op haar korte rok en de mooie benen die eronder uitsteken. Gladde, zachte benen die direct zo'n groot contrast vormen met haar gezicht: wit, moe en nu al doorleeft. De ogen van het meisje richten zich naar ons op, waarna ze ons schuchter groet en opstaat.
Ze lijkt een vaste gast van dit gebouw waarvan de functie ons onduidelijk blijft. Het lijkt een soort ontmoetingsplaats, voor jongeren, zwervers, allerlei mensen die zich om wat voor reden dan ook aangetrokken voelen tot deze plek. Het is wel een plek waar je direct thuis bent en niet als vreemde behandeld wordt.
De mensen binnen spreken ons aan en al snel zitten we aan een grote tafel wat te eten naast twee anderen. En ons verhaal te vertellen. Je voelt dat er op dit soort plekken een honger is naar het verhaal achter de mens. Misschien simpelweg omdat ieder mens hier met een verhaal naar binnenstapt. Jolene, die vraagt of we haar Jo willen noemen is ook aangeschoven en lijkt ineens uitermate geboeid door ons. Nu ze zo aan tafel zit bij de anderen oogt ze wat minder doorleeft dan buiten op de stoep. Wel straalt er een bak moeheid van haar lichaam af en heeft ze iets nerveus in haar bewegen en reageren.
Wij vertellen over onze reis en dat we nu op weg zijn naar Parijs, of in ieder geval België. Over het feit dat we zo van huis zijn vertrokken en onze levens laten we niets los. Blijkbaar voelen we allebei aan dat het geen sympathie zou opwekken als ik vertelde over het rijke leventje, de baan en het gezin, dat ik tijdelijk verruil voor dit wat zwervende bestaan. En jouw lieve blik zou in hun ogen misschien ook veranderen wanneer je zou vertellen dat je voor jouw hardwerkende echtgenoot slechts een notitie op de keukentafel achter hebt gelaten. Hem in het ongewisse latende waar je heen bent, of je wel veilig bent, of je terugkomt…
Nee, voor de mensen hier zijn we nu liever een avontuurlijk stelletje zonder geld. Tijdens het eten kijken we elkaar aan en glimlachen naar elkaar. Vooral wanneer een van ons een vraag beantwoord, of iets verteld over wat we gedaan hebben en waar we naar toe gaan. Samen hebben we een geheim pact en we voelen feilloos aan van elkaar wat we wel en niet willen vertellen. Als jij dan merkt dat ik informatie achterhoud om deze onbekenden niet al te wijs te maken, dan zie ik je gewoon genieten. En als ik jou op heel handige wijze de waarheid hoor buigen alsof het een stuk rubber is, bewonder ik het gemak en overtuiging waarmee je dat doet. Ik leg mijn hand op je been en we lachen samen met de mensen aan tafel.
Jo zegt dat ze ons kan helpen. Ze komt geregeld in Antwerpen. Haar vriend komt haar straks ophalen om daarheen te gaan. Als we willen wachten, dan kunnen we een lift krijgen. Ik zeg direct enthousiast 'ja' en zie jouw gezicht. Ik bespeur een beetje een ongemakkelijk instemmend knikje en vraag me af of er twijfel is, en zo ja, waarom? Er komt geen tijd om ons af te zonderen, waardoor ik het je niet kan vragen en al vrij snel vergeet dat ik iets aan je zag. Er blijven nu maar mensen binnendruppelen. De een om wat te drinken, de ander luidruchtig en overduidelijk al beschonken.
De meeste schuiven aan bij de grote tafel en krijgen een bord van de dagelijkse pot. Eten dat eigenlijk bar weinig voorstelde maar dat ons na alle actie van vandaag erg goed leek te smaken.
Ik denk dat ze ons nog bijna opgewarmde muizenkeutels hadden kunnen geven. Niet dat we zo uitgehongerd waren, maar het feit dat we de eerste avond zonder moeite een adres vonden waar we konden aanschuiven. Niets hoeven stelen, geen rare trucs uit hoeven halen. We zijn zonder ervaring en zonder geld vertrokken en het voelt als een overwinning dat we schijnbaar zo gemakkelijk kunnen overleven 'on the road'.
Ik denk aan Sal Paradise en Dean Moriarty. Dat ik nog steeds niet snap waarom zo velen Dean als held zien, aangezien ik duidelijk veel meer sympathie had voor Sal. Of zou het zijn komen doordat Jack Kerouac me een geschikte gast leek en ik een zwak heb voor schrijvers die in de ik-vorm een enigszins afwijkende hoofdfiguur neerzetten, doorspekt met allerlei autobiografische elementen. Elementen die je de schrijver leren kennen, los van het verhaal, waarbij er steeds een mysterieus spanningsveld omheen hangt aangezien je nergens uitleg krijgt welk element wel en welk aspect niet tot het karakter van de schrijver toebehoort. En in welke mate de auteur zou willen dat hij zo handelt en reageert als in zijn verhaal. Ongeacht of hij er in zijn eigen leven toe in staat zou zijn.
Hoe dan ook, die Sal was eigenlijk een romantisch geval en hoewel hij bij vlagen moedig was, wist hij totaal niet wat hij wilde en was zo wispelturig als wat.
De reden dat het me nu te binnen schoot is omdat het op momenten ook wel onduidelijk was hoe Sal tijdens die reis ineens aan geld kwam, of zonder geld kon overleven. Al blijkt vandaag dat we al heel ver komen zonder een rooie cent. Nou ja, haha, heel ver... lach ik mezelf uit, wie Breda heel ver vindt, heeft duidelijk nog niks van de wereld gezien. De fiets omdraaien, een scheet laten en zijn al weer bijna terug op het station waar we begonnen.
Sal maakte sneller zijn kilometers. Mile na mile verslond hij het asfalt. Al was het zo dat er genoeg hoofdstukken bijzaten die niet heel boeiend waren of slechts een herhaling van het voorgaande. Dat zal ook het probleem wel zijn met road novels, ze hebben wel een begin maar vaak geen duidelijk doel en onderweg sukkel je samen met het verhaal soms op een laag pitje door, totdat er weer iets interessants gebeurt. Wanneer er om de hoek ineens iets opduikt dat jou als lezer mateloos weet te boeien.
Wat dat betreft kun je beter zelf op reis gaan. Precies wat Sarah en ik nu doen. De simpelste dingen geven onderweg al zo'n bijzonder spannend gevoel. Neem het binnenstappen van die rode deur hier in het Poortgebouw. Voor de lezer van een boek is dat een eenvoudige stap. De deur staat open en de hoofdpersoon loopt naar binnen. Voor ons echter, om hier daadwerkelijk naar binnen te gaan… het is iets dat een enorme lading had. Een soort vrijgevochten gevoel, gewoon op basis van het door de zwerver (dat was hij toch?) uit de bibliotheek genoemde voorstel hier naar binnengaan en maar zien waar we terecht kwamen.
Jo zegt ons dat haar vriend voor de deur staat. We komen buiten, kijken naar de jongen. Mijn ogen zakken van zijn gezicht af naar zijn kleding, dan z'n auto en vervolgens naar jou. Ik zie jou hetzelfde doen. Waarschijnlijk voelen we ons beiden niet heel gemakkelijk bij de situatie maar Jo kust hem uitbundig en zegt dat we achterin kunnen stappen, wat we dan maar doen. De vriend - die niet de moeite neemt zich voor te stellen, eigenlijk niet eens te groeten - zit voor mij. Arabische muziek pompt uit de speakers. Een kermend geluid alsof er iemand besneden wordt. De krachtige opzwepende beats maken er toch aantrekkelijke muziek van. De auto spurt ervandoor. Zo snel dat voorbijgangers waarschijnlijk niet eens de kans krijgen om zich te verbazen over de goudkleurige velgen en het andere aangebrachte uiterlijke vertoon.
Een gesprek met Jo is niet meer mogelijk door de muziek. Ze kijkt af en toe achterom, glimlacht schuchter en draait zich dan weer naar voren. Op een of andere manier lijkt het me beter om niet te vragen of de radio zachter mag. Daar komt bij dat de vriend bijna constant luid zit te bellen en totaal vergeten lijkt dat er twee passagiers achter zijn ingestapt. Jouw hand raakte de mijne en we wrijven lieftallig over elkaars vingers en handpalm. Ik zie dat je je nu wat verder in je stoel laat zakken. Niet dat je ontspannen bent, dat zeker niet. Ik streel de zachte huid van jouw hand en denk aan de dingen die we al meegemaakt hebben.
We lijken de Brabantse dorpen nu achter ons gelaten te hebben en gaan met grote vaart over een hobbelige 80-weg. Je trekt mij naar je toe en fluistert in mijn oor 'ik heb het niet zo naar mijn zin'. Ik kus je op je wang en knik. 'Nee, dit is het niet, hè?'
De manier waarop je nee schudt is heel duidelijk. Ik besluit Jo op haar rug te tikken. 'Jo, kunnen we stoppen?'.
'Wat?' roept ze boven de muziek uit. 'Stoppen' roep ik terug en ik gebaar er bij met mijn handen.
Jo geeft nu de vriend het signaal dat hij moet stoppen. Die lijkt haar eerst te willen negeren, maar Jo zet door en wijst naar achteren, naar ons. Met enige tegenzin duikt hij op de rem. Je stoot haast je neus tegen de stoel voor je. Dat was dan bijna je tweede verwonding van deze dag geworden, bedenk ik me, en zie al voor me dat ik een veldhospitaal moet inrichten. Hier in dit bosrijke gebied.
'Bedankt voor de lift, hartstikke goed hey,' roep ik enthousiast alsof ik het meen en in twee seconden staan we al buiten. We zwaaien nog, maar Jo en vriend zijn al weer vertrokken. Wat opwaaiend stof achterlatend in ons gezicht. Binnen een kwartier zal hij vergeten zijn dat hij twee mensen een lift heeft gegeven, van Breda tot ergens halverwege het niets.
Wij stappen van de weg af en lopen nu naast de weg. Aan de andere kant een bos. Een schril avondzonnetje staat nog aan de hemel en verzet zich tegen wat komen gaat. We giechelen nog een beetje om het rare stelletje. Jij zegt dat je het ook wel zielig vindt omdat het nooit een normale relatie kan zijn. Dat weet je toch niet zeker, werp ik nog tegen. 'Wil je mijn intuïtie gaan tegenspreken meneertje?' zeg je.
'Nee, dat niet, maar mag ik wel een beroep doen op jouw richtingsgevoel en topografische kennis? Denk jij, zijn we al in België, stuk?'.
Ik zie je nadenken. Al weet ik allang dat we in België zijn omdat de kleine paaltjes langs de weg dat verraden. Ik zie je graag nadenken en laat je dus even in het ongewisse.
'Ik denk eigenlijk van wel, maar er is hier geen kip te bekennen. En we weten niet precies welke kant we opgaan, dus tja...' zeg je.
'Prachtig!' roep ik.
'Prachtig?'
'Deze kant op' en ik trek je nu aan je hand mee de bosrand in. Daar duw ik je tegen een boom aan en begin je te zoenen. Jij beantwoordt de zoen heerlijk en slaat je armen om me heen. Als je even later naar adem hapt, zeg ik 'eindelijk in België... we hadden nog wat tegoed'. Jij fluister 'mmm' in mijn oor en bijt er zachtjes in.
We liggen nog een tijdje in het gras waarbij het namiddagse zonnetje ons op de wolk houdt. Met alle geluiden van de stad ver op de achtergrond, kijk ik naar jou. Je lange bruine haar valt aan alle kanten langs jouw gezicht. Ik weet dat je zelf een hekel hebt aan je ‘dooie punten’ maar in mijn ogen zijn het de mooiste haren van de wereld. Diep bruin van kleur, een lichte natuurlijke golf erin. Het maakt je vreselijk sexy voor mij. Hoe subjectief is onze ijdelheid soms wel niet, bedenk ik me, wanneer ik besef dat jij je drukker om je haar maakt dan om jouw volslanke figuur. Het heerlijke lichaam dat rondingen heeft op de juiste plaats, alsmede daarbuiten. Iets waar je je totaal comfortabel mee lijkt te voelen. Misschien omdat je weet dat verzet hiertegen geen stand houdt. Iets waar je jaren geleden al een strijd over uitgevochten hebt. Terwijl je met de dooie punten nog in oorlog bent.
Jij kust me op allerlei plekjes in mijn hals. Likt mijn wang. Dan weer pak je mijn hand. Een kus erop, je brengt hem naar mijn gezicht en laat me ruiken. Ik glimlach en geniet.
'Wat zullen we doen?' vraag je. 'Zullen we kijken of die tip voor dat eten wat oplevert?' zeg ik.
We krabbelen op en lopen terug richting het centrum, op zoek naar een gebouw met een rode deur.
Bij een kroeg zitten de mensen op de vensterbank, hun benen naar buiten, rokend en aan grote pullen bier. Het stinkt er naar een mengeling van gemorste pils en pis. Een kalende man krabt aan zijn harige buik. Zijn jeuk zal pas ophouden als hij zijn schilferige huid totaal gevoelloos heeft gemaakt, of door de alcohol dan wel vanwege langdurig krabben.
We vragen naar het Poortgebouw en worden een smal straatje in gewezen. Eenmaal daar bestaat er geen twijfel dat we op het juiste adres zijn aangekomen. Een grote rode deur staat open, een meisje met donkere wallen onder haar ogen hangend op de stoep ernaast. Ze bladert wat in een klein boekje.
Mijn blik blijft hangen op haar korte rok en de mooie benen die eronder uitsteken. Gladde, zachte benen die direct zo'n groot contrast vormen met haar gezicht: wit, moe en nu al doorleeft. De ogen van het meisje richten zich naar ons op, waarna ze ons schuchter groet en opstaat.
Ze lijkt een vaste gast van dit gebouw waarvan de functie ons onduidelijk blijft. Het lijkt een soort ontmoetingsplaats, voor jongeren, zwervers, allerlei mensen die zich om wat voor reden dan ook aangetrokken voelen tot deze plek. Het is wel een plek waar je direct thuis bent en niet als vreemde behandeld wordt.
De mensen binnen spreken ons aan en al snel zitten we aan een grote tafel wat te eten naast twee anderen. En ons verhaal te vertellen. Je voelt dat er op dit soort plekken een honger is naar het verhaal achter de mens. Misschien simpelweg omdat ieder mens hier met een verhaal naar binnenstapt. Jolene, die vraagt of we haar Jo willen noemen is ook aangeschoven en lijkt ineens uitermate geboeid door ons. Nu ze zo aan tafel zit bij de anderen oogt ze wat minder doorleeft dan buiten op de stoep. Wel straalt er een bak moeheid van haar lichaam af en heeft ze iets nerveus in haar bewegen en reageren.
Wij vertellen over onze reis en dat we nu op weg zijn naar Parijs, of in ieder geval België. Over het feit dat we zo van huis zijn vertrokken en onze levens laten we niets los. Blijkbaar voelen we allebei aan dat het geen sympathie zou opwekken als ik vertelde over het rijke leventje, de baan en het gezin, dat ik tijdelijk verruil voor dit wat zwervende bestaan. En jouw lieve blik zou in hun ogen misschien ook veranderen wanneer je zou vertellen dat je voor jouw hardwerkende echtgenoot slechts een notitie op de keukentafel achter hebt gelaten. Hem in het ongewisse latende waar je heen bent, of je wel veilig bent, of je terugkomt…
Nee, voor de mensen hier zijn we nu liever een avontuurlijk stelletje zonder geld. Tijdens het eten kijken we elkaar aan en glimlachen naar elkaar. Vooral wanneer een van ons een vraag beantwoord, of iets verteld over wat we gedaan hebben en waar we naar toe gaan. Samen hebben we een geheim pact en we voelen feilloos aan van elkaar wat we wel en niet willen vertellen. Als jij dan merkt dat ik informatie achterhoud om deze onbekenden niet al te wijs te maken, dan zie ik je gewoon genieten. En als ik jou op heel handige wijze de waarheid hoor buigen alsof het een stuk rubber is, bewonder ik het gemak en overtuiging waarmee je dat doet. Ik leg mijn hand op je been en we lachen samen met de mensen aan tafel.
Jo zegt dat ze ons kan helpen. Ze komt geregeld in Antwerpen. Haar vriend komt haar straks ophalen om daarheen te gaan. Als we willen wachten, dan kunnen we een lift krijgen. Ik zeg direct enthousiast 'ja' en zie jouw gezicht. Ik bespeur een beetje een ongemakkelijk instemmend knikje en vraag me af of er twijfel is, en zo ja, waarom? Er komt geen tijd om ons af te zonderen, waardoor ik het je niet kan vragen en al vrij snel vergeet dat ik iets aan je zag. Er blijven nu maar mensen binnendruppelen. De een om wat te drinken, de ander luidruchtig en overduidelijk al beschonken.
De meeste schuiven aan bij de grote tafel en krijgen een bord van de dagelijkse pot. Eten dat eigenlijk bar weinig voorstelde maar dat ons na alle actie van vandaag erg goed leek te smaken.
Ik denk dat ze ons nog bijna opgewarmde muizenkeutels hadden kunnen geven. Niet dat we zo uitgehongerd waren, maar het feit dat we de eerste avond zonder moeite een adres vonden waar we konden aanschuiven. Niets hoeven stelen, geen rare trucs uit hoeven halen. We zijn zonder ervaring en zonder geld vertrokken en het voelt als een overwinning dat we schijnbaar zo gemakkelijk kunnen overleven 'on the road'.
Ik denk aan Sal Paradise en Dean Moriarty. Dat ik nog steeds niet snap waarom zo velen Dean als held zien, aangezien ik duidelijk veel meer sympathie had voor Sal. Of zou het zijn komen doordat Jack Kerouac me een geschikte gast leek en ik een zwak heb voor schrijvers die in de ik-vorm een enigszins afwijkende hoofdfiguur neerzetten, doorspekt met allerlei autobiografische elementen. Elementen die je de schrijver leren kennen, los van het verhaal, waarbij er steeds een mysterieus spanningsveld omheen hangt aangezien je nergens uitleg krijgt welk element wel en welk aspect niet tot het karakter van de schrijver toebehoort. En in welke mate de auteur zou willen dat hij zo handelt en reageert als in zijn verhaal. Ongeacht of hij er in zijn eigen leven toe in staat zou zijn.
Hoe dan ook, die Sal was eigenlijk een romantisch geval en hoewel hij bij vlagen moedig was, wist hij totaal niet wat hij wilde en was zo wispelturig als wat.
De reden dat het me nu te binnen schoot is omdat het op momenten ook wel onduidelijk was hoe Sal tijdens die reis ineens aan geld kwam, of zonder geld kon overleven. Al blijkt vandaag dat we al heel ver komen zonder een rooie cent. Nou ja, haha, heel ver... lach ik mezelf uit, wie Breda heel ver vindt, heeft duidelijk nog niks van de wereld gezien. De fiets omdraaien, een scheet laten en zijn al weer bijna terug op het station waar we begonnen.
Sal maakte sneller zijn kilometers. Mile na mile verslond hij het asfalt. Al was het zo dat er genoeg hoofdstukken bijzaten die niet heel boeiend waren of slechts een herhaling van het voorgaande. Dat zal ook het probleem wel zijn met road novels, ze hebben wel een begin maar vaak geen duidelijk doel en onderweg sukkel je samen met het verhaal soms op een laag pitje door, totdat er weer iets interessants gebeurt. Wanneer er om de hoek ineens iets opduikt dat jou als lezer mateloos weet te boeien.
Wat dat betreft kun je beter zelf op reis gaan. Precies wat Sarah en ik nu doen. De simpelste dingen geven onderweg al zo'n bijzonder spannend gevoel. Neem het binnenstappen van die rode deur hier in het Poortgebouw. Voor de lezer van een boek is dat een eenvoudige stap. De deur staat open en de hoofdpersoon loopt naar binnen. Voor ons echter, om hier daadwerkelijk naar binnen te gaan… het is iets dat een enorme lading had. Een soort vrijgevochten gevoel, gewoon op basis van het door de zwerver (dat was hij toch?) uit de bibliotheek genoemde voorstel hier naar binnengaan en maar zien waar we terecht kwamen.
Jo zegt ons dat haar vriend voor de deur staat. We komen buiten, kijken naar de jongen. Mijn ogen zakken van zijn gezicht af naar zijn kleding, dan z'n auto en vervolgens naar jou. Ik zie jou hetzelfde doen. Waarschijnlijk voelen we ons beiden niet heel gemakkelijk bij de situatie maar Jo kust hem uitbundig en zegt dat we achterin kunnen stappen, wat we dan maar doen. De vriend - die niet de moeite neemt zich voor te stellen, eigenlijk niet eens te groeten - zit voor mij. Arabische muziek pompt uit de speakers. Een kermend geluid alsof er iemand besneden wordt. De krachtige opzwepende beats maken er toch aantrekkelijke muziek van. De auto spurt ervandoor. Zo snel dat voorbijgangers waarschijnlijk niet eens de kans krijgen om zich te verbazen over de goudkleurige velgen en het andere aangebrachte uiterlijke vertoon.
Een gesprek met Jo is niet meer mogelijk door de muziek. Ze kijkt af en toe achterom, glimlacht schuchter en draait zich dan weer naar voren. Op een of andere manier lijkt het me beter om niet te vragen of de radio zachter mag. Daar komt bij dat de vriend bijna constant luid zit te bellen en totaal vergeten lijkt dat er twee passagiers achter zijn ingestapt. Jouw hand raakte de mijne en we wrijven lieftallig over elkaars vingers en handpalm. Ik zie dat je je nu wat verder in je stoel laat zakken. Niet dat je ontspannen bent, dat zeker niet. Ik streel de zachte huid van jouw hand en denk aan de dingen die we al meegemaakt hebben.
We lijken de Brabantse dorpen nu achter ons gelaten te hebben en gaan met grote vaart over een hobbelige 80-weg. Je trekt mij naar je toe en fluistert in mijn oor 'ik heb het niet zo naar mijn zin'. Ik kus je op je wang en knik. 'Nee, dit is het niet, hè?'
De manier waarop je nee schudt is heel duidelijk. Ik besluit Jo op haar rug te tikken. 'Jo, kunnen we stoppen?'.
'Wat?' roept ze boven de muziek uit. 'Stoppen' roep ik terug en ik gebaar er bij met mijn handen.
Jo geeft nu de vriend het signaal dat hij moet stoppen. Die lijkt haar eerst te willen negeren, maar Jo zet door en wijst naar achteren, naar ons. Met enige tegenzin duikt hij op de rem. Je stoot haast je neus tegen de stoel voor je. Dat was dan bijna je tweede verwonding van deze dag geworden, bedenk ik me, en zie al voor me dat ik een veldhospitaal moet inrichten. Hier in dit bosrijke gebied.
'Bedankt voor de lift, hartstikke goed hey,' roep ik enthousiast alsof ik het meen en in twee seconden staan we al buiten. We zwaaien nog, maar Jo en vriend zijn al weer vertrokken. Wat opwaaiend stof achterlatend in ons gezicht. Binnen een kwartier zal hij vergeten zijn dat hij twee mensen een lift heeft gegeven, van Breda tot ergens halverwege het niets.
Wij stappen van de weg af en lopen nu naast de weg. Aan de andere kant een bos. Een schril avondzonnetje staat nog aan de hemel en verzet zich tegen wat komen gaat. We giechelen nog een beetje om het rare stelletje. Jij zegt dat je het ook wel zielig vindt omdat het nooit een normale relatie kan zijn. Dat weet je toch niet zeker, werp ik nog tegen. 'Wil je mijn intuïtie gaan tegenspreken meneertje?' zeg je.
'Nee, dat niet, maar mag ik wel een beroep doen op jouw richtingsgevoel en topografische kennis? Denk jij, zijn we al in België, stuk?'.
Ik zie je nadenken. Al weet ik allang dat we in België zijn omdat de kleine paaltjes langs de weg dat verraden. Ik zie je graag nadenken en laat je dus even in het ongewisse.
'Ik denk eigenlijk van wel, maar er is hier geen kip te bekennen. En we weten niet precies welke kant we opgaan, dus tja...' zeg je.
'Prachtig!' roep ik.
'Prachtig?'
'Deze kant op' en ik trek je nu aan je hand mee de bosrand in. Daar duw ik je tegen een boom aan en begin je te zoenen. Jij beantwoordt de zoen heerlijk en slaat je armen om me heen. Als je even later naar adem hapt, zeg ik 'eindelijk in België... we hadden nog wat tegoed'. Jij fluister 'mmm' in mijn oor en bijt er zachtjes in.