Ik ben hier al een tijdje niet meer geweest,
maar ik had ook al een tijdje niet meer geschreven

Maar sinds kort ben ik bezig met een verhaal, dat misschien nog wel wat kan worden
Aldus:
1. De ontmoetingen
Annabel huppelt met haar krantjes in haar hand langs de flats. Het duurde lang maar ze is nu toch bijna klaar. De laatste flat, de laatste krantjes. Annabel zucht, het is warm. Ze trekt haar jongenszwembroek recht en kijkt naar haar blote voeten. Mensen vinden haar raar, ze doet vreemde dingen en loopt op haar blote voeten haar krantjes te bezorgen. Annabel maakt het niks uit wat de mensen van haar denken. Ze leeft om te genieten, dus doet ze dat. Nou de laatste krantjes, Annabel stopt er 3 in aan de linkerkant van de flat, nu de rechterkant nog. Annabel kijkt naar het raampje boven de brievenbussen, ze kan zichzelf zien en lacht om haar opkomende zomersproetjes. Haar blonde haar piekt alle kanten op, ze heeft haar knotje te strak gemaakt. Annabel haalt het stiekje uit haar haar en doet hem om haar pols. Snel doet ze de laatste drie krantjes in de brievenbussen en kijkt weer op naar het raampje, nog even kijken hoe dat losse haar staat. Als ze opkijkt schrikt ze, tegenover haar aan de andere kant van het raam staat een jongen. Hij ziet er iets ouder uit dan zij, Annabel schat hem 15 jaar. Ze ziet dat hij ook is geschrokken van haar maar hij heeft zich snel hersteld en glimlacht naar haar. Ze vindt hem prachtig, zijn witte tanden staan geweldig tegenover zijn ietwat getinte huid. Zijn bruin blonde haar staat warrig in een prachtige net uit bed look. Annabel doet gauw haar mond dicht, dadelijk gaat ze nog kwijlen! Met haar, hopelijk, liefste glimlach kijkt ze naar hem terwijl ze hoopt dat dit moment nog tijden kan doorgaan. Maar helaas, haar telefoon gaat, het lied: Annabel van Boudewijn de Groot, schalt door het kleine portiek van de flat. Snel haalt ze haar mobiel uit haar zak en neemt op, het is Aniek. “Hoi” zegt Annabel een beetje aarzelend. “Haai!” schreeuwt een overenthousiaste Aniek terug. Annabel kijkt een beetje sip op, en ziet dat de jongen verdwenen is. Ze zucht hoorbaar. “Is er iets?” tettert Aniek in de telefoon, “Je zucht zo hard”. “Nee hoor, helemaal niks” zegt Annabel, ondanks dat ze vrolijk probeert te klinken is er een lichte trilling te horen in haar stem. “Waarvoor belde je?”. Aniek is blijkbaar alweer vergeten wat er was en begint enthousiast te vertellen over haar: “O zo knappe, nieuwe buurjongen!”.