
Je schreeuwde me na dat ik gek was en dat ik terug moest komen. Maar geen haar op mijn hoofd die daar aan dacht. Je maakte me bang en onzeker. En al je het andere wat ik niet wilde voelen.
Ik stuntelde op mijn krukken vooruit. Het had geijzeld en het was dus glad. Ik had die 2 weken ervoor mijn kuitbeen tijdens sporten gebroken en zat nu dus tot boven de knie in het gips. Het zag eruit alsof het niet van mij was. Iets groot en wits om mijn ooit zo mooie slanke lichtgebruinde been.
Ik strompelde ondertussen door. Zo snel als ik kon. Maar ik wilde te snel en dat ging mis. Ik was nog geen 100 m van jou huis toen dat gebeurde. Mijn krukken gleden weg op een stuk ijs en ik voelde mezelf langzaam vallen.
Ik stak niet eens meer mijn handen naar voren om me op te vangen. Bang om nog meer te breken dan mijn been. Ik zag de stoeprand dichterbij komen. En toen? Toen werd alles dof en langzaam zwart. En weet je? Toen was ik gelukkig. Geen problemen, geen gezeik, alleen rustig vertrouwd zwart.
Je strompelde mijn deur uit. Ik schreeuwde je na dat je gek was en dat je nu terug moest komen. Maar je twijfelde er niet aan. Ik had achter je aan moeten gaan.
Maar dat deed ik niet. Ik bleef in de deur opening staan schreeuwen. Je raakte uit het zicht. Maar ver kon je nooit zijn.
Toen ineens, hoorde ik de piepende remmen van een auto. Ik rende er op af. Bang dat je wat was overkomen. Was ik je maar achterna gerend. Had ik dat maar gedaan.
Dan had je nu naast me gezeten in plaats van dat ik je nu in mijn armen had en huilde als een klein kind. Terwijl de automobilist 112 belde. Ik voelde al dat het te laat was. Dat ik je ging verliezen. En ik huilde omdat ik machteloos was. Omdat ik mezelf haatte. Want als ik je achterna gerend was.. dan lag je nu in mijn armen.
Tips en reacties zijn altijd welkom
