

“Daar zat die oude man weer helemaal alleen in het park op de bank,luisteren naar het mooie getjilp van de vogeltjes. Hij zat hier wel vaker, bijna altijd. De vraag die in mij altijd omging was leeft hij wel of heeft hij wel een leven. Waarom zit hij daar toch altijd te luisteren naar het getjilp van de vogeltjes. Af en toe lacht de man, zou hij ze kunnen verstaan? Zou deze man luisteren naar de vogeltjes omdat hij hun hoort zeggen wat ze zeggen of luistert hij naar hun muzikale getjilp. Wat doet hij nog meer dan alleen zitten daar. Elke dag weer zit hij daar van vroeg tot laat luisterend naar het getjilp van de vogeltjes. Naar de roodborstjes, koolmezen, huismusjes en andere vogeltjes. Zou de man snappen wat ze bedoelen zou hij echt weten wat de vogeltjes denken. Zou de man niet überhaupt denken dat hij een vogeltje is.” Dacht ik toen ik langs de man in het park fietste