
Langzaam opende Sarah haar ogen. Alles om haar heen was wazig, maar het werd allemaal steeds duidelijker.
Ze keek om zich heen of ze iets zag wat haar bekend voorkwam, maar ze herkende helemaal niks.
Het enige wat ze zag was een eindeloos veld met dode, kale bomen, hoopjes rotte bladeren en half-vergaande struiken,
maar haar vrienden waren nergens te bekennen.
Ze vroeg zich af of ze wel bij haar waren, want ze zag nergens een teken van leven.
Sarah stond op en keek nog eens om haar heen, maar nu beter, op zoek naar iemand die haar kon helpen.
Ze liep verder, en struikelde over een beeldje van een leeuw wat ze vaag herkende. En toen herinnerde ze zich plotseling wat.
Nadat ze, samen met haar vier vrienden, de enige andere kinderen die ook in haar woonplaatsje leefden,
een beeldje vond van een leeuw werd ze plotseling opgezogen. En toen ze wakker werd, was ze hier, in dit kale, dode en donkere land
Ze hoopte dat haar vrienden, als zij ook opgezogen waren, veilig waren, of in ieder geval bijelkaar. Ze raapte het beeldje op,
in de hoop dat ze teruggezogen zou worden, maar er gebeurde niets. Ze bekeek het beeldje aandachtig, maar ze ontdekte niets vreemds.
Ze liep weer verder, maar een ritselend geluid stopte haar.
Nu komen die karatelessen die ik gevolgd had toen ik zes jaar oud was goed van pas, dacht ze, en ze liep langzaam in de richting van het geluid, klaar om aan te vallen.
Het geritsel werd steeds luider en Sarah stond op het punt van aanvallen.
Ze kon zich op het laatse moment nog inhouden, gelukkig, want Khaj, haar beste vriend, kwam uit de bosjes gekropen. 'Godzijdank', zei hij zachtjes.
'Ik dacht dat ik de enige was hier.' Hij zuchtte. Sarah zuchtte ook. 'Dat dacht ik ook' zei ze. 'En ik dacht ook dat je een of ander beest was, ik had je bijna aangevallen.'
Khaj kwam overeind. ' Zullen Morgan, Haileigh en Stan hier ook zijn?' Sarah haalde haar schouders op. 'Ik zou willen dat ik dat wist', maar meer zei ze niet.
Ze liepen zwijgend verder, zoekend naar hun vrienden. Erg lang hadden ze daar niet voor nodig, want vanuit de lucht klonk een gil.
'Is dat Haileigh?' vroeg Khaj. Sarah luisterde en knikte. 'Ja', zei ze, 'Dat is Haileigh, zeker weten'.
Een gigantisch vliegend wezen daalde langzaam, en landde uiteindelijk vlak voor Khaj en Sarah, maar niet alleen Haileigh zat op het wezen,
ook Morgan was bij haar. Hij sprong van het wezen af en hielp daarna Haileigh, die nog altijd gilde, en meteen naar haar nicht Sarah rende.
Sarah zuchtte. Haileigh kon geen moment normaal doen, ze schreewde om letterlijk alles, of het nou goed of kwaad was, leuk of eng.
Met zijn vieren keken ze naar de draak die weer opsteeg en langzaam steeds kleiner werd, totdat hij niet meer zichtbaar was.
Ik hoop dat het iets is, ik zou graag willen weten wat jullie er goed aan vinden en wat slecht, en of het allemaal duidelijk is
