Het spijt me dat het zo walgelijk lang geduurd heeft voordat hier weer iets gebeurd is. Maar ja, mensen gaan ook weleens op vakantie. Ik ben naar Parijs geweest!
Afijn, hier is weer een naar mijn mening iets te klef vervolg. De rest moet ik nog schrijven dus dat kan even duren.
--------------------------------------------------------------------------------
De dag erna was het stil in het park, op onze vaste bank. Ik luisterde naar het gekwetter van de vogels en haar ademhaling. Dus toch vrienden. Opgeven wilde ik toch nog niet.
“Je hebt wel een tijdje verkering gehad met die vechtersbaas, of niet soms?”
Roos begon een hekel te krijgen aan hoe hij altijd maar eindeloos voor zich uit bleef ‘staren’. Ze begreep wel dat hij niet anders kon, maar hij kon toch op zijn minst zijn hoofd naar haar toe draaien?
“Moeten we het daarover hebben,” zei ze kribbig.
“Nee,” antwoordde Paul eenvoudig. Hij lachte even.
Opnieuw stilte.
“Maar…” zei hij na een poosje voorzichtig, “het zou wel prettig zijn als je er iets over wilde vertellen. Ik heb namelijk geen zin om je weer te gaan zoeken in ruil voor antwoorden vandaag.”
Roos zuchtte diep. Ze ging verzitten. “Vooruit, maar kijk dan wel even mijn kant op. Ik wil het gevoel hebben dat je luistert.”
“Ik luister,” zei Paul verontwaardigd. Toch draaide hij zijn hoofd in de richting van haar stem.
“Beter,” zei ze voldaan. “Rick is een poosje mijn vriendje geweest, ja, als je het dan zo nodig moet weten. Het zijn zwarte bladzijdes uit mijn leven. Ik heb nog nooit zoveel spijt van iets gehad.”
Paul grijnsde. Roos keek vuil. Het was absoluut niet grappig.
“Toen dacht je daar toch anders over, anders was je nooit zijn vriendinnetje geweest.”
“Ja, dat weet ik zelf ook wel,” beet ze hem toe. “Dat hoef je me niet te vertellen. Ik maak wel eens een fout!”
“Echt waar?” Paul grinnikte. “Hoe bestaat het.”
Roos glimlachte en leunde met haar ellebogen op haar knieën. Ze schudde haar hoofd. Hij had geen idee.
Ze voelde een hand over haar been glijden. Plagend prikte Paul haar daarna in haar zij.
“Kattenkop.”
“Ja, ik weet het, sorry.”
“Het geeft niet, je hebt er vast alle reden toe,” gaf hij toen toe. “Eerlijk gezegd, weet ik er helemaal niets van. Jij bent het eerste vrouwelijke gezelschap van mijn eigen leeftijd…”
Roos keek opzij. Ze had er wel over nagedacht, maar nu realiseerde ze zich pas goed hoe eenzaam hij geweest moest zijn. Bezorgd keek ze naar hem. Hij probeerde haar ‘aan te kijken’, omdat ze dat gevraagd had. Zo machteloos als hij daar zat.
Nooit vrienden gehad, dus ook geen vriendinnetje. Hij wist van niks. Een vlaag van medelijden en sympathie overspoelde haar. Arme jongen…
Zonder zich er erg bewust van te zijn, zette ze haar eigen bezwaren even aan de kant. Ze legde haar arm om zijn nek en leunde tegen zijn schouders.
“En hoe bevalt dat vrouwelijke gezelschap je tot nu toe,” giechelde ze.
Mijn ademhaling versnelde. Ik wilde zo graag dat ze dat soort dingen zei en deed, maar als ze het dan deed, wist ik nooit wat ik moest zeggen of doen.
“Momenteel prima,” lachte Paul ongemakkelijk. “Jij hebt zeker heel veel ervaring met verkering en zo, of niet?”
“Genoeg,” antwoordde Roos koeltjes.
“Ik dus niet,” zei hij op zijn beurt en het verdriet klonk door in zijn stem. “Ik zou zo graag… Ik heb nooit…” Hij zocht naar woorden. “Mijn hele leven vraag ik me al af hoe het voelt om verkering te hebben, om een meisje eens een zoen te durven geven… Maar ik kom niet eens in de buurt. Hoe kunnen ze me zien staan als ik altijd binnen zit? Bovendien, als ik buitenkom, zie ik hen niet.”
Er biggelde een traan over zijn wang. Met een vertederde glimlach veegde Roos de traan weg.
“Sorry,” prevelde Paul.
“Geeft toch niet, joh…”
“Ik kan dan blind zijn, mijn traanklieren werken prima…”
Er viel weer een stilte. Ze leunde tegen me aan. Voorzichtig legde ik mijn hand om haar middel. Wonder boven wonder liet ze dat toe! We zaten nu al een paar minuten zo en ze had nog niet geprotesteerd. Nu of nooit, besloot ik.
“Hoe is het om gezoend te worden?” Paul vroeg het zo plotseling, dat Roos er om moest lachen.
“Nou, ehm,” grinnikte ze. “Ik weet niet hoe het voor een jongen is…”
“Ik zou het wel graag weten… Ik wil het gewoon eens gedaan hebben…”
Hint! Hint! Kom op nou…
Roos begon weer te lachen en schudde haar hoofd terwijl ze haar ogen met een hand bedekte. Ze vond de manier waarop hij het probeerde wel grappig.
“Jemig, Paul, ik moet het zeker even voordoen?”
“Nou, nu je het zelf aanbiedt,” antwoordde hij met een triomfantelijke grijns. Met een schok draaide Roos haar hoofd naar hem om. Eerst keek ze lachend naar de reflectie van haarzelf in zijn zonnebril, maar daarna verdween haar lach.
Ze hoorde zichzelf ademhalen. Aarzelend beet ze op haar lip. Voorzichtig ging ze met haar hand door zijn haar. Ze haalde zijn zonnebril van zijn hoofd en hield hem in haar trillende hand.
Onnatuurlijk lichtblauwe ogen leken straal door haar heen te kijken. Even gaf het haar een onbehaaglijk gevoel, zo koud en kil als die ogen eruitzagen. Maar daarna gleden haar eigen donkerbruine ogen over de rest van zijn gezicht. De vriendelijke gelaatstrekken stemden haar gerust. Hij was anders dan alle andere jongens. Dat dacht ze iedere keer, maar dit keer voelde het anders. Het voelde niet als verliefdheid. Meer als vriendschap die het station van vriendschap voorbij is.
Ik voelde hoe ze mijn zonnebril van mijn neus haalde, maar ik was al te verbluft door haar aanraking zodat ik er niet op kwam te protesteren. Voordat ik iets anders kon zeggen gebeurde dat waarvan ik dacht dat het onmogelijk was.
De zonnebril viel in het gras toen hun lippen elkaar raakten. Roos deed het zachtjes, alsof ze voorzichtig met hem moest zijn. Het voelde beter dan ze had gedacht.
Mijn hoofd ging tollen. Het voelde fantastisch! Heel even, voor een fractie van een seconde, had ik het gevoel dat ik haar kon zien. Ik had een bepaald gevoel bij haar dat ik niet kan omschrijven, maar het was bijna net zo goed als kunnen zien hoe ze eruitzag. En ik wist dat ze prachtig was. Ze was geweldig.
Zo plotseling als de zoen begonnen was, zo plotseling hield hij weer op. Roos realiseerde zich wat ze deed.
Nee, nee, nee! Dit zou ze niet meer doen. Geen lokken meer over. Stoppen. Nu.
Ze stond op, raapte de zonnebril op en duwde hem in Pauls hand.
“Sorry,” zei ze. “Dat was niet…” halverwege barstte ze in snikken uit. “… de bedoeling. Sorry, ik ga naar huis.”
Roos zette het op een lopen.
Voor Paul ging het allemaal veel te snel. Ontredderd bleef hij achter. Toen hij haar wilde naroepen, was ze al ver weg.
Ik zuchtte. Het was weer voorbij.