Weerwolf Aldus

Hier kun je verhalen vinden waar langer dan een half jaar niet aan geschreven is of op gereageerd. De verwachting is dat deze verhalen niet meer afgemaakt worden. Staat jouw verhaal hier en wil je verder schrijven? Neem dan even contact op met één van de moderators, dan wordt je verhaal teruggezet.
Gesloten
Carolus
Potlood
Potlood
Berichten: 79
Lid geworden op: 21 apr 2010 13:26

Dit verhaal schreef ik toen ik 8 was. Ik heb geprobeerd om alles te verbeteren, maar als je nog fouten vind, je mag ze houden :liefde
Dit word niet meer afgemaakt.

Hoofdstuk I: Een Vriendin
“Aldus, heb je, je boeken al uitgehaald?” Vroeg mam.
“Ja , ma! Dat heb ik nog maar gezegd!” Zei Aldus.
De Familie van Aldus (Aldus Van Eeckberge), de Familie Van Eeckberge, was bezig aan het verhuizen. In hun oude stad waren ze niet meer welkom. Dat kwam door het geheim van Aldus. Zijn ouders weten ervan. Daarom doen ze elke dag de sloten van de deuren goed dicht.

Behalve die van Aldus en de voordeur. Dan kon Aldus makkelijk naar het bos. Maar toen de buren het wisten, dreigden ze naar de politie te gaan als ze niet verhuisden. Dus verhuisden ze maar. Toen iedereen klaar was, alles klaar was, kwam Elke opeens. Elke is het buurmeisje. Ze maakt graag vrienden. Dan is ze nooit alleen. Maar soms wil ze juist alleen zijn. Ze komt de nieuwe buren een taart brengen waar ‘welkom’ in slagroom gegraveerd staat. De moeder van Aldus, Natalie, nam de taart aan en zij zeer vriendelijk “Dank u zeer!” Maar om even niet van het onderwerp af te gaan, de buren dreigden en Aldus zijn familie moest dus verhuizen.

Gelukkig was dit huis vlakbij een bos. Dan kon Aldus daar naar toegaan. Want zijn soort gaat meestal een ‘huis’ in bossen zoeken. Aldus is een vriendelijke jongen van 9 jaar. Het toeval gaat dat Elke ook vriendelijk is en 9 jaar is. Aldus wil haar persoonlijk bedanken en gaat naar Elke haar huis toe en belt aan.
“Hoi!” Zegt Aldus, “Mag ik uw dochter spreken?”
“Waarom, jongeheer?” Vraagt haar moeder achterdochtig.
“Wel, ze heeft mijn familie een taart gegeven met ‘welkom’ erop. Ik zou haar persoonlijk willen bedanken.”

“O, ja! Elke is een zeer vriendelijk meisje! Te vriendelijk als je het mij vraagt …”
“Te vriendelijk?”
“Ja, ze geeft iedereen steeds een nieuwe kans. Zo gaf ze de stoutste jongen van haar klas maar liefst 9 kansen. Dan heb ik ingegrepen.”
“O, ja, dat is wel TE vriendelijk! Zei hij met een klemtoon op te, “Wilt u haar roepen?”
“Maar natuurlijk, ogenblikje.”
Ze ging weg, de hal in, en riep: “ELKE! ER IS IEMAND VOOR JE!”
“Goed, ik kom!” Hoorde ik iemand terugroepen.

Even later stapte een mooi, blond meisje de trap af.
“Hoi!” Zegt ze, “Wie bent u als ik vragen mag?”
“Je moeder heeft gelijk! Jij bent wel erg vriendelijk en beleefd! Euh … Je hebt te maken met je buurman Aldus, Alias : Ald.”
“O, vond u de taart lekker?” Vroeg ze.
“Ja, daarom ben ik hier. Ik wou je persoonlijk bedanken, lieve Elke.”
“Maar dat hoeft helemaal niet hoor!” Zegt ze blozend.
“Maar natuurlijk wel!”
“Maar nee hoor, ik doe het wel vaker. Deze had ik gewoon voor het plezier gebakken, maar toen ik hoorde dat we nieuwe buren kregen, had ik er vlug ‘Welkom’ met slagroom erop gespoten en heb hem vlug gebracht.”
“Bedankt!” Zei ik toen nog. Ik was het al vergeten.
“Wat zie jij graag?” Vroeg ze
“Ik? Euh … O , ja, ik lees graag, hou van rustige muziek, en speel graag met lego
“Weet je, binnen 4 dagen is er van 8 uur avonds tot 6 uur ochtend een heel groot festival waar je meer dat 100.000 boeken kan kopen en zien! Kom jij dan? Ik wel!”
JA! Dacht ik. Maar wacht eens, het is dan volle maan! Dan …
“Euh … Ik weet niet … Ik moet dan al ergens naartoe.”
“Echt?” Vroeg ze met een teleurstellende blijk.
Ik knikte.
“Nou, wat jammer! Ik zou je wel nog eens willen zien!”
“Je zal me wel nog zien! We zijn tenslotte buren.”
“Elke, eten!” Riep iemand.
“O, dat is mama. Ik moet gaan eten. DAAAAAAG!”
“tot straks!”
Nou, nu heb ik genoeg tijd om de buurt te verkennen! Dacht ik.
Hmm … Dat bos! Ik zal vlug een geschikte plaats vinden om te overnachten als ik weer transformeer!
Hij liep het bos in en liep verder, verder en verder. Toen zag hij een grot. Ja! Dacht hij. Een grot! Een huis! Die grot was perfect voor een huis! RING RING RING RING RING RING. “Mijn horloge!” Zei ik ongerust, “Ik moet binnen een kwartier thuis zijn!”
Ik liep snel naar huis. Na z’n 14 minuten was ik thuis.
“Ha, hier ben je!” Zei mijn vader, “Heb je al een plekje gevonden?”
“Ja, midden in het bos! Het zat er vol rotsen. En een paar rotsen hadden een grot gemaakt.”
“Goed, neem maar enkele spullen mee naar je nieuwe ‘huis’”
Carolus
Potlood
Potlood
Berichten: 79
Lid geworden op: 21 apr 2010 13:26

Deze keer een korte, ik heb echt niet veel tijd, sorry ;s
Hoofdstuk 2


Daar stond hij dan. Alleen, met enkele kostbare bezittingen (Zijn eerste euhm .... foto van zijn geheim, een teddybeer (bestand tegen weerwolven) en een Weerwolf Boek.) Hij keek in het bos en zag enkele bomen zachtjes heen en weer zwaaien. Ook enkele struiken leken mee te gaan met de wind. De zon scheen helder deze avond. Straks zou het nacht worden, en werd het volle maan. Naar dit moment had Aldus altijd uitgekeken. Straks zou hij weer vrij kunnen zwerven tussen de bomen, planten en andere natuurverschjnselen. Dit was prachtig. Hij liep rustig het bos in, en zag enkele wolven hem aankijken. Meteen liet hij een écht wolvengegrom horen, waardoor de beesten meteen wisten dat hij zo'n menswolf was. Ze lieten hem doorlopen op de oude, half vernielde weg en hij knikte tegen hun. De wolven knikten niet terug, die waren niet zo gewend aan menselijke gewoonten. Aldus haalde zijn schouders op en li
ep verder. Onderweg naar zijn grot zag hij vele bomen en unieke plantensoorten, waarschijnlijk waren hier nog niet zo veel mensen geweest. 'Dat is ook normaal', bedacht Aldus zich: het zat hier vol wolven en was een erg gevaarlijk gebied. De enige reden waardoor Aldus tijdens zijn vorige wandeling de tocht door het bos had overleeft was dat hij had duidelijk gemaakt dat hij een weerwolf was. Anders zou het al snel in de krant staan dat een 9jarige jongen in het bos was verdwenen. Hij zag het al voor zich, zijn lijk na 3 maanden gevonden ... Ondanks die gedachte moest hij lachen. Dit zou leuk worden, in dit woud ...

Hij zag zijn grotje al van ver. De oude, grote grot was stevig genoeg om een weerwolf in te laten wonen, ookal was die dan (zoals zijn vader altijd grapte) 'UBERduberLUBERzuberUBER-Gevaarlijk ... Ook de omgeving rond de grot was prachtig: het lag niet in een open veld, want dan zou hij meteen kwetsbaar zijn geweest. Ook de bomen waren niet te klein, anders zouden roofvogels hem continu kunnen aanvallen. Het leek wel alsof de grot een magische plaats was: Er rond werd het beschermd door een dicht struikgewas, de stenen waarvan het gemaakt was waren dikker dan normaal, en zelf het gras leek overal kuilen te hebben. Het leek of dit speciaal was aangemaakt, en niet door de natuur zelf was gekomen. De ingang leek wel op zo'n middeleeuwse, ovalen deur, dat van een kasteel afkomstig was. Natuurlijk niet met de deur zelf - dat zou belachelijk toeval zijn -, maar de opening trekte er wel veel op. Aldus stapte erdoor en stond meteen in een ruimte. Hij had tot toen toe nog maar één keer in zijn grot geweest, even om te kijken of het groot genoeg was. Nu kon hij alles aandachtiger bekijken. Hij zag enkele stenen in de grot hangend, als een soort stenen plateau zoals bij mensen een plank, waar ze boeken erop zetten. Het leek erop dat hier al eerder weerolven hadden gewoont. Dat vermoeden werd nog meer bevestigd toen Aldus zag dat er stukjes vlees van een hert op de grotvloer lagen. Ook zag hij een soort van strooien bed. Plots bedacht Aldus iets. Wat als die weerwolf hier nog woonde? Hij draaide zich bruusk om en wilde uit de grot lopen, want hij had respect voor privacy. Toen hij richtig de opening liep, zag hij een donkere gedaante op hem af komen ...
Carolus
Potlood
Potlood
Berichten: 79
Lid geworden op: 21 apr 2010 13:26

Hoofdstuk 2 (Deel 2)


"Wat mot je hier?" schreeuwde een ijzige stem tegen hem. Het was een middelgrote man met een dikke stok. Hij was een weerwolf, hoewel het geen volle maan was, en had meer grijze dan buine haren. Er konden rimpels worden gezien in zijn lijf, wat niet vaak voorkwam bij weerwolven. Zijn ogen waren dof en grijs, wat Aldus zijn zijn vermoeden bevestigde: Deze weerwolf was geen al te jonge.

"Euhm ..." Zei Aldus aarzelend. Hij was nooit goed geweest in het bedenken van smoesjes, en zeker niet van leugens! De laatste keer dat hij loog zei hij dat hij geen kip had gegeten als weerwolf, op een nacht, maar dat had hij wel gedaan. Zijn moeder had hem meteen doorgehad: Ze had hem gestraft, hij mocht een week niet lezen, en mocht ook niet meer met lego spelen (voor een week)

"Ikeuhm ..." De man keek hem nog steeds doordringend aan. Ondanks alles begon de man te lachen. Hij lachte zo hard, dat Aldus wel MOEST meelachen, hij was even verward, maar begon toen vanzelf mee te lachen. Zelfs toen de man al was gestopt met lachen lachte hij heftig voort. "Wa-Waarom lachen we?" kon hij er nog net uitbrengen. Toen schoot de man meteen weer in de lach. (dit keer niet zo'n harde) Meteen verdwenen zijn haren en werd hij een normale man. "Haha ... Ik deed zo ..." - Hij deed alsof hij zo'n kwaaie ouwe man was - "En jij toen zo ..." - Deed héééél angstig - Ze schoten allebei in een bulderend gelach. Het was alsof die twee elkaar al jaren kenden. "Maar nu serieus." Zei de man plots, serieus. Aldus stopte bruusk met lachen. "WAT doe je in mijn hol?!" Aldus keek hem angstrig aan."Eugh ... Gewoon effe kijken?" probeerde hij. De man grijsde. “Ben je een weerwolf?” Aldus schudde abrupt zijn hoofd. De man keek hem nog grijzender (lol raar woord xD) aan.“Iemand met enkele weerwolfspullen,” – hij wees naar de spullen van Aldus – “Een litteken, zo te zien door te vechten met een wolf,” , Hij verwees duidelijk naar het litteken op Aldus zijn been, dat hij jaren geleden had opgelopen. “En mijn bewakerswolven, die enkel weerwolven toelaten, lieten een nietig mensenkind door. Hallo, ben ik achterlijk?” Hij keek Aldus doordringend aan. “N-Nee … Goed, ik-kum ben eeeene weerwwolffff … J-jij toch ook?” De man keek hem plots woedend aan.
Carolus
Potlood
Potlood
Berichten: 79
Lid geworden op: 21 apr 2010 13:26

Hoofdstuk 3

"Heb ik iets verkeerds gezegd?" Vroeg Aldus aarzelend. De man had zich omgedraaid en was bijna weggelopen, het oude woud in, maar verstrakte helemaal toen hij Aldus hoorde. Toen glimlachte hij boos. "Iets verkeerd gezegd? IETS VERKEERD GEZEGD!?" Hij keek woedend en afkeurend naar Aldus. "Je beledigd me enkel van hoogste klasse!" De spieren van de oude man waren allemaal gespannen, zijn haar stond recht overeind en zijn ogen werden rood van woede. Aldus keek verward. Wat had hij in Weerwolfsnaam verkeerd gezegd? Hij keek de man gespannen aan en hoopte dat het niet té erg was. "Ik heb nooit, maar dan ook nooit tot het Mensenras behoort." De man staarde hem zo doordringend aan dat Aldus zijn blik afwendde.

"Vroeger, toen ik een kind was, werd mijn Stam, de Orboni-Stam, aangevallen door mensen. We waren allemaal échte wolven, geen zulke weerwolf gevallen." Hij snoof afkeurend, een weerwolf stond hem nog steeds niet aan. "Maar het Mensenras viel ons aan. Ze roeiden alle wolven uit, behalve mij. Mij martelden ze en lieten me halfdood bloedden." Aldus staarde hem geschokt aan. Waren mensen echt zo erg? Hij vergat even dat hij zelf een mens was. "Maar ik kon ontsnappen. Jammer genoeg werd ik geraakt door een pijl, waar een zeldzaam gif aanhing. De mensen wisten niet dat het erop zat: een zeldzaam insect had het er per ongeluk opgesmeerd. Ik werd geraakt door het gif, en kon me vanaf toen in een mens veranderen.

Maar ik was verzwakt, en niet weinig ook. Ik veranderde me in een mens en besefte dat die héél weinig hersens hadden. Ik ging naar een dorp en men verzorgde mij. Iedereen dacht dat ik één van de jagers was dat de wolven had aangevallen. Toen ik verzorgd was, veranderde ik - buiten het dorp - weer in een wolf, en vertrok." Hij stopte met praten. "O-oh ... Sorry ... D-Dat wist ik niet ..." De Menswolf keek hem glimlachend aan. "Niet erg. Dat kon zo’n onwetend weerwolfje als jij ook niet weten.” Even voelde Aldus zich beledigd om een onwetend weerwolfje genoemd te worden, maar daarna kreeg hij medelijden met de oude man. “Je hoeft geen medelijden te hebben.” Zei de man, die blijkbaar gedachten kon lezen (?)


“Mijn stam is gewend om mishandeld te worden. Al eeuwenlang hebben we geen gevoelens meer. Nouja, soms wel een snufje blijdschap en soms een tikkeltje kwaadheid of wroeging, maar meer zullen we niet tonen.” Aldus had nog één vraag “Wie zijn de wolven waarlangs ik passeerde?” De man keek hem opnieuw doordringend aan. “Gaat je niets aan!” Aldus keek hem geschokt aan door deze plotselinge woedeaanval. “Maar …” “GA NU!” Dwong de oude man. Aldus rende meteen de grot uit en liep langs de wolven, die hem naknikten. Toen hij thuis was vertelde hij alle nieuwe weetjes en vondsten.
Gesloten

Terug naar “De Poort Naar De Andere Wereld”