Elke avond, als ik net naar bed wil gaan, zie ik hem zitten. De zielige oude zwerver. Hij is lang, dik en hij heeft een smoezelige baard. Zijn donkerblauwe bodywarmer is bijna te klein voor hem. Elke avond in het bushokje, word hij verlicht door het reclamebord. Hij wilt het verkroppen, dus hij leeft in zijn eentje. Alles om hem heen kan hem verraden. Staren naar deze vier muren maakt hem doodsbang. De stemmen in zijn hoofd worden steeds luider, ze raken door elkaar en worden wanhopig. Ze gaan je pakken, zeggen de stemmen. Francois word angstig en rent weg. Rent weg voor zijn leven dat hij had kunnen hebben. Nu kijk ik elke avond naar hem. Elke winter, elke dag. Ookal sneeuwt het, ookal stormt het. Zijn leven is uitgestippeld, zijn leven is uitgestippeld op de straat. Francois loopt heen en weer, maar de kou dringt door tot zijn botten. Ik heb medelijden met hem. Maar iedereen jaagt hem weg, waarschijnlijk is hij het niet waard om daar te mogen zitten. De lantaarnpaal staat een paar meter verderop, maar door het verlichte reclamebord kan ik hem tot in de puntjes bestuderen. Ik raak het glas aan van mijn koude raam, hopend dat hij me zal opmerken. Dat hij me zal vertrouwen. Hopend, dat hij me zal vragen, of hij het waard is. Met een glimlach zal ik het hem vertellen.
Ja, dat ben je.