Clowntjes

Hier mogen de one shots die in het donkere steegje thuis horen.
Plaats reactie
Yarhead
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 8
Lid geworden op: 08 jan 2011 22:46
Locatie: Kortemark, België

Coulrofobie. Een woord dat waarschijnlijk weinigen van jullie iets zegt. Voor mij daarentegen staat het slechts voor een woord: Angst. Velen onder jullie zullen clowns zien als een leuk iets. Mensen die als vrij beroep kleine kinderen in het circus animeren en grappig zijn. Grappig… Tot je de duistere kant er van leert kennen. Dit verhaal vertelt één van deze duistere zijden…

Toen Jeroen Vandamme, veertien jaar oud, in de scouts ging, had hij nooit durven denken dat hij er zó uit zou komen. Starend naar het plafond van zijn isoleercel overdacht hij voor de zoveelste keer die vreselijke nacht met zijn nóg vreselijkere gebeurtenissen.

Zaterdag 14 september 2005

‘Kan iedereen mij horen?’
Stef, de leider van de scouts, overkeek de massa verkenners. Stuk voor stuk stevige, jonge knapen die de moed hadden genomen om in dit gure weer aan de dropping deel te nemen. Hij keek op zijn horloge.
‘Het is nu elf uur ’s avonds. Zo meteen mogen jullie elk geblinddoekt in een auto stappen en worden jullie gedropt ergens in een straal van vijf kilometer rond deze plaats.’
Het was Startkamp in Jupille, midden de Belgische Ardennen. Een mooie gelegenheid voor de gasten om elkaar wat beter te leren kennen, met deze mensen zouden ze immers het hele scoutjaar door moeten brengen. Dropping. De ideale methode om iemands ware aard naar boven te halen. Mits de extra verrassing die de leiders voor de groepen in petto hadden zouden ze meteen weten of ze met schijters of stoere knapen te maken hadden.
‘Goed, sta bij je partner in de rij voor de auto’s. We vertrekken meteen.’
Jeroen en Pieter, twee kerels van veertien jaar, keken elkaar grijnzend aan. Ze voegden zich in de rij. In het licht van de koplampen van de 4x4 van Stef konden ze Saartje, een andere leider naar hen toe zien komen met twee blinddoeken.
‘Tot straks hè maat!’ zei Pieter grijnzend alvorens Saartje hem de blinddoek om het hoofd bond.
‘Tot straks hè maat, waarschijnlijk zien we hen dan in de bosjes..’
‘Zo is het genoeg Stijn!’, zei Saartje dreigend tegen Stevers, de grootste pestkop van de jeugdbeweging. Door zijn schuld was de helft van de verkenners ermee gestopt. Weggepest.
Stijn gaf Jeroen nog snel een slag tegen zijn schouder toen Saartje Jeroen blinddoekte. Ze leidde de twee jongens de auto in en ging zelf achter het stuur zitten.
‘Take ready for a ride’, fluisterde ze glimlachend en deed haar veiligheidsgordel om. De twee jongens achterin deden hetzelfde. Ze startte de auto.

Een grote vijf minuten later stapten ze gedrieën uit. De jongens deden hun blinddoek af en keken bedenkelijk rond. De Belgische Ardennen. Een boerengat. In de verste verten was geen lichtje te bespeuren.
‘Jullie weten het jongens, als er iets is…’,
ze liet haar gsm zien. Een Samsung C300. Oud model.
‘Als ik jullie was, zou ik die kant uitgaan.’
Ze wees op de weg voor hen. Na een vette knipoog stapte ze in de auto en reed met gierende banden weg.

*

Donker.
Het enige licht kwam van de volle maan, die vannacht hoog aan de hemel stond, omringd door enkele donkere wolken. Pieter knipte zijn zaklamp aan. Jeroen deed hetzelfde. Ze schenen even rond. Blijkbaar waren ze gedropt op een oud fabrieksterrein. Ze waren omringd door oude schoorstenen en hoge koeltorens. Jeroen keek naar de naam. IMMA NV. Zoals altijd. De Ardennen. Volledig onbekend.
‘Gaan we?’ vroeg Pieter en liep richting de weg die Saartje had aangeduid. Na amper vijf minuten lopen begon het. Clowntjes.

Eindelijk hadden ze een straatlantaarn gevonden. Maar er was iets mis. In het oranje licht, dat zo’n vijftig meter van hen verspreid was, stond iets. Of iemand. Het ding dat in de oranje gloed stond, had een menselijke gestalte, maar alles wees erop dat er meer aan de hand was. Het was intussen beginnen regenen, maar boven het iets viel geen regen, anders hadden ze het wel zien vallen in het licht van de straatlantaarn. Bovendien was het gezicht van het wezen geschminkt in iets wat je niet elke dag zag. Het wezen had een gezicht als dat van een clown. In zijn linkerhand hield hij een mes. Jeroen knipperde verdwaasd met zijn ogen. Paf. De clown was verdwenen. De twee keken elkaar aan. Pieter had zijn ogen angstig opengesperd en zette twee stappen achteruit.
‘Kom op Pieter, je kent de scouts nu toch intussen al. Ze proberen ons bang te maken, zodat we langer wegblijven.’
Pieter slikte. Hij had het niet op clowns. Op jonge leeftijd had hij de film “IT” gezien en nog steeds speelden er flitsen van Pennywise de clown door zijn hoofd.
‘Kom op!’, drong Jeroen aan en liep vooruit. Na een korte aarzeling volgde Pieter hem.

Ze liepen naar de straatlantaarn en hoewel ze eerst besloten hadden de omgeving goed uit te kammen, werd dit meteen overbodig omdat hun aandacht getrokken werd door iets ongebruikelijks. Op de straat, in het oranje licht (waar het helemaal droog was, hoewel het regende) lag een rode roos. Op de lantaarnpaal liep een lange rode streep naar beneden, alsof iemand hier zijn bloedende vinger aan had afgeveegd. De twee jongens zetten het op een lopen.

*

‘Wacht even’, zei Stijn.
Hij bleef stilstaan en haalde uit zijn rechterzak een pakje Marlboro. Hij nam er een sigaret uit en stak deze op, tegen alle regels in. Hij inhaleerde diep en hoestte even toen de zware rook zijn longen bereikte. Kanker. Geweldige Kanker schoot het door zijn hoofd en hij smeet het pakje naar Jens, zijn vriend. Deze stak er ook eentje op en samen liepen ze verder. Zij waren gedropt in een oud dorp. Hoewel, als je er doorheen liep, had je niet de indruk dat het een dorp was. Het was er dood- en doodstil en door de ramen van de huizen scheen geen enkel licht.
Boing! De klok sloeg.
Jens slaakte een kreet van schrik en liet zijn sigaret vallen. Hij keek omhoog naar de verlichte wijzers van de kerk. Elf uur zevenentwintig.
Vloekend raapte de meeloper zijn sigaret op en stak hem opnieuw tussen zijn lippen.
‘Verdomme!’, schreeuwde hij en keek woedend naar de kerk, alsof deze er iets aan kon doen dat binnenin iemand (of iets) aan het touw trok.
Stijn grijnsde naar zijn vriend. Hij mocht hem vreselijk graag, maar soms was hij echt een schijter. Hij duwde zijn sigaret uit.
Toen gebeurde het. Ineens floepten alle lichten op straat uit zodat de twee plots in het duister stonden. Stijn haalde zijn zaklamp uit zijn tas, Jens volgde zijn voorbeeld. Ze schenen rond. Toen viel hun oog op hetgeen dat aan hun voeten lag. Stijn raapte het op en keek ernaar. Een rozenblaadje. Hij scheen vooruit. Er waren er nog meer. De rozenblaadjes waren allemaal op een lijn gelegd en leidden naar de tuin van het zoveelste verlaten huis. Ze liepen ernaartoe, beiden nieuwsgierig en schenen over de lage beschutting. In het midden van de tuin stond een schommel, die heen en weer wiegde. Eerst dacht Jens dat dit door de wind kwam, maar toen had hij de strakgespannen koorden en de roos op het plankje nog niet gezien…

*

Hijgend kwamen Jeroen en Pieter tot stilstand. Deze eerste keek over zijn schouder. Niets. Alles was normaal, niets aan de hand.
‘Wat was dat in ’s hemelsnaam?’, schreeuwde Jeroen uit en hij wreef door zijn zwarte haar.
‘Ik heb al veel gezien in mijn leven, maar dat was dus echt wel niet normaal’, voegde Pieter eraan toe.
Toen schoot plots iets door zijn gedachten. De geruchten. Al enkele dagen deden binnen de scouts wildste geruchten. De leiding zou tijdens de dropping een verrassing voor hen in petto hebben.
‘Wat hebben we gegeten?’, vroeg hij paniekerig en keek zijn vriend met grote ogen aan.
‘Hotdogs’, antwoordde Jeroen snel. ‘Zouden ze..’
‘ze moeten wel!’ blafte Pieter. ‘Wat dat ook was, dat kon gewoon niet echt zijn, dat is gewoon onmogelijk. Het… Och godverdomme! Ik moet pissen. Blijf hier’, gebood hij Jeroen en draaide zich om.
‘Zouden we niet beter samen blijven?’, vroeg deze, duidelijk doodsbang.
Warempel genoeg wist Pieter een glimlach op zijn gezicht te toveren.
‘Jongen, clowns of geen clowns, ik weet nog altijd hoe ik moet pissen.’ zei hij ongeduldig en ging het bosje in, op zoek naar een geschikte boom.

*

‘What the fuck was dat?’, vroeg Jens. Intussen waren alle lichten weer aangesprongen, de schommel hing weer stil en de rozenblaadjes waren verdwenen.
Het enige dat bewees dat hetgeen van daarnet geen hallucinatie was, was de roos die Stijn nu in zijn geklemde hand hield. Hij haalde nonchalant zijn schouders op want stond erom bekend dat hij zich niet zo snel liet van streek liet maken. “De man zonder geweten”, had een of andere nerd hem eens genoemd op school, waarna Stijn hem tot pulp had geslagen. Gevolg: twee strafstudies.
‘Een of andere flauwe mop van de scouts’, antwoordde hij en stak nog een sigaret op. ‘zijn we?’ vroeg hij en draaide zijn doodsbange vriend de rug toe.

*

‘Pieter?’ Jeroen scheen met zijn zaklamp tussen de bomen. Zijn vriend was nergens te bespeuren.
‘Kom op, je bent niet grappig!’, schreeuwde hij boos.
Hij keek even rond, zette de vreselijke ervaring van daarnet uit zijn hoofd en stapte in het bosje. Al snel vond hij wat hij zocht: een boom die aan de voorkant een natte vlek vertoonde. Zijn vriend had hier geplast, dat was duidelijk. Maar er was nog meer. Tegen een van de wortels van de boom lag een onverwacht iets dat Jeroen voor de rest van zijn buitengewoon korte leven zou vrezen. Aan de voet van de boom lag een rode roos. De jongen aarzelde niet meer, maar draaide zich om en zette het op een rennen terwijl hij zijn gsm uit zijn zak haalde. Hij belde Saartje. Zij zou hem wel helpen. Zij wist altijd wat te doen.

*

Saartje was op dat moment net bezig met het voorbereiden van de verassing die de leiders voor de verkenners in petto hadden. Hun plan was om bommetjes overal op de weg te gooien, in dit donkere weer en met deze echo’s zou dat voor een behoorlijk angstaanjagend effect zorgen. Haar gsm ging over. Ze schoof hem open. Het was Jeroen en blijkbaar zat hij in de problemen. Te horen aan de wind die in de microfoon blies was duidelijk dat hij aan het sprinten was. Ze luisterde met ongeloof naar zijn verhaal.
‘Ik kom’, antwoordde ze kortaf.
In de hoop dat dit geen grap was, vertelde ze het verhaal aan Stef en sprong samen met hem in de 4x4. Ze volgden de route en kruisten zo uiteindelijk Jeroen, die in het midden van de weg als een gek met zijn armen stond te zwaaien. In de verste verten was geen Pieter te bespeuren. Hij had dus de waarheid gesproken.

*

Intussen waren Stijn en Jens een ander groepje gekruist. “De Nerds” zoals Stijn ze altijd noemde, waren verwoed aan een poging zicht te oriënteren. Stijn drukte zijn sigaret uit en liep ernaar toe. De grootste, Jurgen “flapoor” Luypaerts draaide zich om en deinsde direct achteruit. Hij kende de reputatie van de twee en wist dat hij maar beter op zijn tellen kon passen.
’Jo!’, probeerde hij en forceerde een grijns op zijn gezicht.
Jens kwam naar voren, inhaleerde nog een laatste trek en duwde tenslotte zijn sigaret uit op een van de dikke jampotglazen die als Jurgens bril dienden.
‘Laat hem met rust!’, schreeuwde een kloeke meisjesstem.
Anna Jonckheere kwam naar voren en gaf Jens een harde klap in zijn gezicht. De pestkop hief zijn vuist op om wraak te nemen maar werd tegengehouden door zijn vriend.
‘Geen wijven’, zei Stijn kortaf en gaf Jurgen een harde mot op zijn gezicht.
De jongen viel op de grond
‘Je hebt geluk dat je er nu zo snel vanaf komt, vriend’, zei hij woedend en richtte zich tot Anna alvorens Jurgen nog een harde schop in zijn maag te hebben gegeven.
‘En jij’, zei hij woedend, ‘mag van geluk spreken dat ik nog van de ouderwetse stempel ben. Als jemij nog één keer onderbreekt, zal ik van mijn blazoen moeten afwijken.’
Hij duwde het meisje aan de kant en liep verder met zijn vriend, terwijl ze beiden nog een sigaret opstaken.

*

Jeroen zat in de 4x4. Hyperventilerend. Stef was in het bosje gaan kijken en had ook de natte plek op de boom gevonden, maar opnieuw, geen spoor van Pieter. Uiteindelijk had hij maar besloten om de politie te bellen. Deze waren op dit moment aan het proberen ook maar één zinnig woord uit Jeroen te krijgen. Maar deze weigerde ofwel mee te werken, of had een vreselijk trauma overgehouden aan de voorbije uren. De enige woorden die over zijn droge lippen kwamen waren ‘Roos’ en ‘clowntjes’.
‘Die jongen heeft eerst en vooral rust nodig. Jullie komen morgen maar terug. Het belangrijkste is nu dat jullie je richten op het opsporen van Pieter, die zit waarschijnlijk meer in de problemen dan Jeroen.’ Ze liep naar de jongen heen en aaide hem over zijn bol.
‘Kom mee.’ zei ze en loodste hem in de 4x4.
Ze reden weg, richting de kampplaats.


Nog geen kwartier later kwamen ze daar aan. Er was niemand. Elke monitor was bezig met of Pieter te zoeken of met de overige groepen te traceren. Saartje leidde Jeroen naar de slaapzaal, die inmiddels volledig verlaten was. Ze hielp hem in zijn bed en net op het moment dat ze hem welterusten wilde wensen, ging haar gsm over. Ze schoof hem open. De groep van Jeroen en Anna was gevonden en moest met de 4x4 worden afgehaald. Saartje legde neer en slaakte een diepe zucht.
‘Geloof me’, zei ze, ‘ik was liever bij jou gebleven, maar mijn plicht als monitor komt even op de eerste plaats. We moeten alle groepen ophalen.’
Ze gaf Jeroen een nachtkus op zijn voorhoofd en na nog een snel ‘welterusten’ verliet ze de slaapzaal. Nog geen vijf minuten later hoorde hij een portier dichtslaan en weg was Saartje.


Jeroen lag te woelen en te draaien maar kon de slaap niet vatten. Hij moest denken aan Pieter en waar deze nu zou zijn. Intussen was Saartje al een kwartier weg. Bonk, klonk er vanboven hem. En toen nog eens Bonk. Bonk. Bonk. Zo ging het maar verder, zeker vijftien seconden aan een stuk. Jeroen zette het beeld van de clown uit zijn hoofd en bedacht net dat dit een gebouw was van zeker vijftig jaar uit toen hij nog een Bonk hoorde. Hij was het beu. Hij nam zijn zaklamp uit zijn rugzak en ging naar de zolder van hun kamphuis, alhoewel dat strikt verboden terrein was voor de leden. Hij besteeg de stoffige trap en bereikte uiteindelijk de oude deur van de zolder. Hij duwde hem open. Luid gekraak. De ruimte was opgedeeld in twee stukken. Het eerste deel werd gebruikt en stond vol met antieke brol en oude stukken. Het tweede deel daarentegen, dat aan de oostkant van het gebouw was, was leeg en in jaren had daar niemand gelopen. Gevolg: een laag stof van zeker twee centimeter. Jeroen scheen met zijn zaklamp in het eerste deel. Niets dat de oorzaak kon zijn van het gebonk. Hij liep verder naar het tweede deel. In het stof stond iets afgedrukt. Van de ene muur tot aan de andere liepen grote voetstappen, zeker maat vijftig, zo groot als clownschoenen. Tegen de linkermuur lag hetgeen dat Jeroen al verwacht had: een rode roos, maar wat nog meer was, ernaast lag een bloedig stukje vinger dat Jeroen herkende als die van Pieter. Hij begon te schreeuwen, liet zijn zaklamp vallen en rende naar beneden, de keuken in. Hij trok de eerste lade open en vond meteen wat hij zocht: een vlijmscherp keukenmes. Hij nam het stevig vast en dook achter het aanrecht. Even later hoorde hij voetstappen. Ze kwamen dichter. En dichter. Een gedaante boog zich over het aanrecht. Jeroen aarzelde niet maar stak het mes met volle macht in het lichaam dat hem begluurde. Op dat moment floepte het licht aan. Jurgen stond aan de schakelaar met zijn bril in zijn handen, hij wou hem net poetsen. Op de vloer lag Saartje, te midden een grote plas bloed en met het keukenmes recht in haar borst geramd. Ze was dood.

Jurgen had schreeuwend naar buiten gelopen, Anna had de politie gebeld die Jeroen even later arresteerde. Hij bood geen enkele weerstand. Als verlamd had hij aan de voordeur gezeten. Na een ondervraging waarbij Jeroen niets anders mompelde dan ‘Roos’ en ‘Clowntjes’, werd een dokter geroepen. Diagnose: psychisch gestoord.


Zo belandde Jeroen in zijn isoleercel waar hij nu naar het plafond staarde. Zijn nek jeukte maar door de strakke dwangbuis kon hij niet krabben. Tenslotte wreef hij zich maar tegen de zachte muren van zijn cel terwijl hij een kleine blik door zijn cel wierp. De donkere, met mousse bekleedde muren riepen een mistroostig en verlaten gevoel op. Toen viel zijn oog op een onbekend voorwerp waarvan hij zeker was dat het er vijf minuten geleden nog niet gelegen had. In de donkerste hoek van zijn cel lag een rode roos.

*

Dokter Etjnowcl, Zweeds van nationaliteit, ritste de lijkzak dicht. Vaarwel Jeroen. Hij had zichzelf gewurgd. Niet zo verwonderlijk. Hij doorlas nog een laatste keer het dossier van de jongen. Posttraumatische stress, levensgevaarlijk, onvoorspelbaar gedrag. De verpleegster kwam naast hem staan en las over zijn schouder mee.
‘Vreemd’, zei ze, ‘ik begrijp niet hoe iemand erin kan slagen zichzelf te wurgen terwijl hij in een dwangbuis zit.’
Etjnowcl klapte het dossier dicht en keek de vrouw glimlachend aan.
‘Vreemde dingen gebeuren nu eenmaal’, zei hij, ‘als we over alles wat zich in deze wereld bevindt zouden beginnen nadenken zitten we hier volgend jaar nog. En tegen dan is dit lijk al lang ontbonden.’
Hij knikte naar de brancard met het witte doek, die duidelijk de contouren van een mensenlichaam vertoonden. De verpleegster uitte een kort, schril lachje en reed de brancard naar buiten, richting lijkwagen. Etjnowcl glimlachte en keek in de spiegel die in de gang hing. Het was opnieuw begonnen. Zijn schmink was beginnen uitlopen. Huidskleur.
JodieJJ
Ex-staflid
Ex-staflid
Berichten: 4626
Lid geworden op: 15 jun 2010 11:19
Locatie: V.huuzee!!!

Heee, ik heb je verhaal gelezen :) en je schrijft heel netjes er zijn wel een paar dingen die je kan verbeteren :)

Bijv. wanneer je spanning wilt op bouwen, zoals de stukjes waar ze die rozenblaadjes ove rhet pad zien liggen zijn niet echt lekker geschreven. Je gebruikt hier veel toen of opeens wat ik persoonlijk geen fijne woorden vind om deze stukjes te schrijven. Ik zou er eerder voor kiezen om korte vage zinnetjes te gebruiken, die roepen vaak meer spanning op dan woorden als opeens en toen of plots.


Nog twee puntjes die wat onwerkelijk of vaag zijn. Ik zou wel willen weten waarom Jens opeens die jurgen sloeg of deed stijn dat :o maakt niet uit een van die in ieder geval.. misschien dat je de gedachtengang achter de actie nog iets beter kunt omschrijven, wat zo is het een beetje alsof je iets wou laten gebeuren wat niet echt met het verhaal te maken had en het dan maar er tussen heb gezet.

En het tweede puntje hoe weet Jeroen zo goed dat het Pieter zijn vinger is? Was er iets heel opvallends aan die vinger? of zat er een ring om of iets in die trant :)

Bij het stukje waar jeroen Saartje dood, vind ik dat het nog veel meer omschreven had mogen worden, nu is het wat plat alsof je snel dit verhaal klaar wou hebben. het is een hele heftige gebeurtenis maar het is niet heftig geschreven laat maar zeggen.

Dat was de feedback die ik voor je had.
Je verhaal grijpt me wel echt! ik kon niet stoppen met lezen. Probeer het goede werk zo door te zetten en ik hoop dat je iets aan de feedback hebt!
PS. ik vond je begin ( soort van proloog) echt heel sterk.
Regenboog of regenboog, waarom ben je krom?
Anders heette je regenstreep en dat klinkt zo stom
Gebruikersavatar
Saskjezwaard
Computer
Computer
Berichten: 4449
Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
Locatie: in bed

Ik vind het een heel goed bedacht verhaal. Ik bleef maar doorlezen om erachter te komen wat er nu werkelijk was gebeurd en dat is heel goed :) Ook ik struikelde over de vinger, hoe Jeroen precies weet dat dat Pieters vinger is. Ik heb de vrijheid genomen om je spellingsfoutjes eruit te halen.
Het was Startkamp in Jupille, midden de Belgische Ardennen.
midden in
Mits de extra verrassing die de leiders voor de groepen in petto hadden zouden ze meteen weten of ze met schijters of stoere knapen te maken hadden.
Mits staat hier een beetje raar. Het betekent 'op voorwaarde dat' en dat staat hier niet goed in de zin. Ik zou het vervangen door 'door'. Ook moet er een komma tussen hadden en zouden.
Goed, sta bij je partner in de rij voor de auto’s.
Deze zin staat raar. Ik zou er 'Goed, ga met je partner in de rij voor de auto's staan' van maken. Door jouw zin impliceer je nml dat iedereen al in de rij staat, terwijl je daarna schrijft dat Jeroen en Pieter nog moeten aansluiten.
In het licht van de koplampen van de 4x4 van Stef konden ze Saartje, een andere leider naar hen toe zien komen met twee blinddoeken.
achter andere leider moet een komma.
Op de straat, in het oranje licht (waar het helemaal droog was, hoewel het regende) lag een rode roos.
Ik zou het tussen haakjes-gedeelte weglaten. Het komt op mij over van: 'ja, weten jullie nog, dat was het plekje waar het helemaal droog was terwijl het toch regende. Raar he.'
Als lezer weet je nog dat het daar helemaal droog was, dus je hoeft het niet nog een keer te vermelden
‘zijn we?’ vroeg hij en draaide zijn doodsbange vriend de rug toe.
Ik heb het gevoel alsof hier een woordje mist. 'Zijn we zover?' staat hier beter of, nog beter, 'Kom je?'
Het eerste deel werd gebruikt en stond vol met antieke brol en oude stukken.
Wat is brol?
Jurgen had schreeuwend naar buiten gelopen, Anna had de politie gebeld die Jeroen even later arresteerde.
Jurgen was schreeuwend naar buiten gelopen
Hij doorlas nog een laatste keer het dossier van de jongen.
Volgens mij moet doorlas hier uit elkaar. Hij las nog een laatste keer het dossier van de jongen door.
Zijn schmink was beginnen uitlopen
Hier hetzelfde, uitlopen moet los. Zijn schmink was beginnen uit te lopen.

Nog een ding waar ik over struikelde was de naam van de dokter. Het kan best een echte naam zijn, maar voor mij lijkt het alsof je random op wat toetsen hebt gedrukt en dat daar dan deze naam uitkwam. Probeer het ook maar eens uit te spreken: Etjnowcl. Heeft het trouwens nog een reden waarom hij Zweeds is?

Zo, dat was alles. Ik vind het echt heel goed bedacht, lekker spooky en dan vooral het einde. Dat is het irritante maar ook het leuke aan een goed spookverhaal: er gebeuren onverklaarbare dingen en die worden naderhand niet uitgelegd. Als lezer blijf je dan toch nog even in het verhaal zitten. Dus goed gedaan en ik hoop dat je nog vaker een van jouw verhalen hier post :super

Groetjes Saskia vh tipex-team
And by the way, everything in life is writable about if you have the outgoing guts to do it, and the imagination to improvise. The worst enemy to creativity is self-doubt ― Sylvia Plath
Yarhead
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 8
Lid geworden op: 08 jan 2011 22:46
Locatie: Kortemark, België

haha ok, bedankt voor de tips, ik zal ze aanpassen in mijn versie maar de up-to-date versie niet meer uploaden.

@Saskia, brol is een vlaams woord voor nutteloze voorwerpen (:

Natuurlijk zal ik nog verhalen posten in de toekomst maar ik weet niet of deze even goed gesmaakt zullen worden.. Sommige zijn namelijk redelijk gewelddadig dus hoop ik dat niamand ze psychoanalytisch zal bekijken.. x)
JodieJJ
Ex-staflid
Ex-staflid
Berichten: 4626
Lid geworden op: 15 jun 2010 11:19
Locatie: V.huuzee!!!

Ik houd wel van gewelddadig xD ookal kijk ik ook altijd heel kritisch of het wel klopt xD whhaha dat maakt of kraakt bij mij altijd het verhaal :P
Regenboog of regenboog, waarom ben je krom?
Anders heette je regenstreep en dat klinkt zo stom
Plaats reactie

Terug naar “Horror en Griezel One-Shots”