Hoofdstuk 1.
Wolken drijven voorbij. De zon schijnt op volle kracht. Langzaam loopt er een straaltje zweet over m‘n rug. Ik voel me lekker op mijn kamer. Alles ziet er zo heerlijk vredig uit. Maar niets is wat het lijkt. De derde wereldoorlog kan elk moment uitbreken. Atoomenergie, kernwapens, alles is toegestaan, want we leven toch in vrijheid? Er komen steeds meer extremistische partijen en Genootschappen. Er zijn zelfs Christelijke extremisten, en dat geeft ons Genootschap geen goede naam. Daarom zijn alle religies verboden. Ons genootschap komt nu in het geheim samen. Het is tot nu toe altijd goed gegaan, maar het kan elk moment fout gaan natuurlijk. Daarom hebben we wapens. We mogen niemand doden, dus we moeten andere methodes vinden om ons te verdedigen. Ikzelf heb bijvoorbeeld één van de eerste draagbare kernwapens. Het is al vele generaties van vader op zoon doorgegeven. Je kunt er niet iemand mee doden, maar wel verwonden. En nu speel ik ermee, terwijl mijn laptop bezig is met het downloaden van de live satellietbeelden. De overlevering zegt dat mijn speeltje op een revolver lijkt, maar er is niemand die dat kan bevestigen. Je denkt natuurlijk gelijk aan foto's. Nou, ik kan je vertellen, foto's zijn ook niet meer was het waren, tenminste, dat zegt m‘n opa. Opa heeft ook nog meegemaakt dat het nog Nederland was. Nu zijn het oude Nederland, België, Luxemburg, Duitsland en Frankrijk samen District 15. Papa en ik zijn beiden zo opgegroeid en weten niet beter. Ik bedoel, het is toch ook beter om met meerdere landen één District te vormen. Opa zegt van niet. Maar opa krijgt steeds meer last van dementie. Misschien word het toch eens tijd dat hij naar het bejaardengedeelte in het westen van District 15 gaat. Hij kan de temperatuur hier toch niet aan. Daar is het tenminste wat koeler voor hem. Als het 40 °C is gaat hij al van zijn stokkie. Ik niet, bij mij moet er nog minstens 20 °C bij komen. Ik moet eigenlijk mijn huiswerk nog afmaken, maar het Genootschap begint al over 5 minuten. Huiswerk kan wachten, en het downloaden kan gewoon doorgaan terwijl ik weg ben. Gelukkig heb ik eindelijk genoeg geld verdiend om m'n SUB te kopen, want het is zo'n 20 kilometer. Hij staat al in de start modus. Als ik een beetje opschiet kan ik nog even aan Mario vragen of hij naar m'n SUB kan nakijken. Mario had nog meegewerkt aan de eerste versies van de SUB. Hij heeft me verteld dat het idee best simpel is. Ze hadden in een groep goed nagedacht, en ze kwamen uit op de eerste SUB. Het was gebaseerd op een Quad, maar benzinemotors waren toen, en vandaag de dag nog steeds, onbetaalbaar. Dus hadden ze er een kleine versie van een atoomsplijter in gedaan, en op elk wiel een dynamo. Het gevolg: je kon zo'n 500.000 kilometers rijden op 1 accu met 5 atomen. Heel betaalbaar dus, en nog beter dan een benzinemotor. Maar genoeg gedacht, ik moet weg.
Ik sprint naar beneden, en nadat ik op de knop om de garage te openen heb geduwd, spring ik op m‘n SUB. Ik schiet weg, en met een snelheid van 240 km per uur ben ik nog net op tijd. Als ik aankom staat er al een groep van ongeveer 20 mensen klaar. Ik ben dus niet de laatste. Gelukkig, dan heb ik dus geen corvee. Ik zet m'n SUB weg en ren naar de groep. Ik ben helemaal blij als ik zie dat Rian is er. Hij is mijn beste vriend, we zijn één de enige jongens die van elkaar weten dat we christelijk zijn. Want dat kan je beter niet iedereen aan zijn neus hangen. Stel je voor dat je wordt opgepakt.
Ik loop naar hem toe. We zijn tot nu toe de enige jongeren. Er zijn ook nog wat kinderen en de rest zijn volwassenen. Hopelijk komen Romy en Dana nog op tijd, dan hoeven ze geen corvee te doen (en dan hoeven Rian en ik tenminste ook niet te helpen), zodat we nog even naar mijn huis kunnen gaan om te hangen. ‘He, kan ik zo meteen met je mee naar huis' vraagt Rian. ‘Natuurlijk, maar ik hoop maar dat Romy en Dana nog op tijd zijn, zodat we geen corvee hebben'. ‘Inderdaad'. En gelukkig komen ze daar net naast elkaar aangereden. Ikzelf heb verkering met Romy, Rian heeft met Dana. We zijn een erg hechte vriendengroep. We kennen elkaar van Het Genootschap, waar we nu naar toe gaan. Als we het oude industrieterrein oplopen, komen ook nog andere mensen op het nippertje aan. Romy komt naast me lopen en geeft me een vluchtig kusje op mijn wang. ‘Sorry, problemen met de SUB' is het excuus - we weten beiden dat ze gewoon te laat was weggegaan, maar dat vinden we niet erg. Ik geef haar een vluchtige kus op haar wang terug, en we lopen snel verder. We hebben de oude loods bereikt, en gaan naar binnen. De oude vertrouwde lucht van Het Genootschap bereikt mijn neusgaten. Ik hou van deze plaats. ‘Oké mensen, een beetje doorlopen en gaan zitten, over een paar minuten gaan de deuren dicht ' zegt Gijs, de oudste leidinggevende. We lopen dan dus ook snel door en gaan zitten. ‘Mensen, we wachten nog heel eventjes, dus maak het je gemakkelijk'. We gaan in groepen van zes zitten, zoals altijd. Wij vieren gaan bij elkaar zitten, en na een tijdje komt Paul erbij zitten, hij is een aardige gast van in de twintig, en je kunt erg met hem lachen, maar als het moet kan hij ook erg serieus zijn. Naast hem komt Geraldine zitten, een aardige, maar teruggetrokken vrouw van, naar mijn zeggen, veertig jaar. ‘Iedereen is er geloof ik, dus we kunnen beginnen. Zijn er nog bijzondere dingen waar we voor kunnen bidden?' begint Gijs. Een paar mensen steken hun hand op en zeggen wat. Gijs begint het gebed. Als hij klaar is begint hij met de inleiding. ‘Goed mensen, vandaag wil ik het hebben over het vijfde gebod, daar staat ‘‘Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u de Heere, uw God geeft.'' Hier worden natuurlijk niet alleen je ouders, maar allen die over je gesteld zijn bedoeld. Daar hoort ook de overheid bij, en die heeft wetten die tegen Gods wil in gaan.' En zo gaat het nog even door. Na een halfuur mogen we gaan discussiëren over een paar stellingen. Je zou verwachten dat ik, een 16-jarige jongen, het allemaal saai en onbelangrijk vindt, maar dat is zeker niet zo. Ik verdiep me graag in de Bijbel en het Geloof met al zijn vragen, net zoals al de mensen hier. Het is vandaag de dag moeilijk om je geloof verborgen te houden, maar tot nu toe zijn we nog nooit betrapt. We geloven allemaal dat dit een gift is van God. De dreiging van de overheid met al haar volgelingen is enorm, dit komt mede door de beloningen die worden beloofd. Voor elke gouden tip die wordt gegeven over een verborgen Gelovige, het zij Christen, het zij Moslim, krijg je zo‘n 500 euro. Hierdoor zijn er heuse 'Faith-hunters', mensen die elke medemens gelijk voor een gelovige aanziet. Het is dus echt oppassen geblazen.
‘Goed, dat was het voor vandaag, tot ziens, en moge God je bijstaan in deze moeilijke dagen' zijn de laatste woorden van Gijs, voordat we opstaan. ‘Zullen we nog even hier blijven hangen, of zullen we dat bij iemand thuis doen?' vraagt Dana. ‘Ja, bij iemand thuis kunnen we langer blijven, bij jou misschien Milan' zegt Romy tegen mij. ‘Lijkt me een puik plan wat jij?'. Romy en Dana proesten het uit. Ook Rian kan het niet laten om te lachen. Ik deed Gijs na, die in elke verhaal dat hij verteld, minstens zes keer het woord 'puik' gebruikt. ‘Nou, kom dan gaan we, ik heb zin om je een in te maken met die slome bak van je'.‘Dat moet jij zeggen, met je 'topsnelheid' van 280 kilometer'. ‘Je zult zien dat ik dat makkelijk haal, maar dan lig je allang zo'n kilometer achter' zegt Rian. ‘Zo is het genoeg, lieve schatjes, we moeten nu gaan, en als ik jullie was zou ik maar snel gaan, want wij meiden zijn sneller dan je denkt' komt Romy tussen beiden. Oh ja, ik moet nog aan Mario vragen of hij naar m‘n Sub wil kijken, maar waarschijnlijk is hij al weg. Dat is dan jammer, zo erg is het nu ook weer niet. ‘Kom je nog, slak dat je bent, of moeten we nog langer wachten'. Even later racen we twee aan twee weg.
mensen ik ben weggegaan bij een andere site, dus begin hier bij het begin. ik hoop dat jullie blijven lezen en reageren, want anders is de lol er voor mij af, en stop ik ermee.
Zjapyo
In mijn toekomst
Hoofdstuk II.
Met piepende banden kom ik net voor het hek tot stilstand. Yes, het is gelukt, ik ben toch eerder dan de anderen. Als ik mijn vinger op de scanner leg, zie ik volgens mij iets bewegen achter de ramen bewegen. Zag ik daar nu wat? Ik blijf kijken, maar zie verder niets opvallends. Misschien heb ik het me ingebeeld. Nu komen de anderen ook één voor één aan scheuren. Het hek is intussen geopend. Ik rijd op wandelsnelheid de tuin binnen. Het is nog steeds heerlijk warm weer. De thermometer geeft 40 graden aan. Héérlijk weer om met z'n allen het zwembad in te duiken. Als ik de achterdeur opendoe, laat ik dan ook de luiken van het buitenbad openen. ‘Kom binnen, wat willen jullie drinken?'. ‘Het gebruikelijke'. ‘Ook voor ons twee'. Dat was duidelijk - 5 Cola‘s. ‘Gaan jullie je maar alvast omkleden, ik kom er zo aan'. Ik loop verder naar de keuken. Wat is het hier heet! Eerst maar de airconditioning aanzetten. Met de afstandsbediening nog in mijn hand loop ik naar de koelkast. Ik merkte al dat er niemand thuis was, en dat wordt nu bevestigd door het briefje dat op de koelkast geplakt is.
Lieve Milan, wij zijn even naar Opa, er was iets niet goed gegaan met hem. Maak het je gemakkelijk, ik weet niet hoe laat we thuis zijn, dus ga vroeg naar bed. Papa en mama.
Wat zou er met Opa zijn? Ik hoop niet dat het ernstig is, zoals een paar maanden geleden, toen is hij hard gevallen, en moest hij lang in het ziekenhuis blijven. Ik pak de Colafles en glazen en schenk in. In gedachten verzonken loop ik met de Cola's naar buiten. De anderen liggen al in het zwembad, en beginnen me nat te spetteren. ‘Jongens kappen! Er is wat met m'n Opa gebeurt'. Ze stoppen gelukkig gelijk. ‘Wat is er dan met hem?' vraagt Romy geschrokken. ‘Ik weet het niet, op het briefje stond alleen dat er 'iets' was, maar wat precies weet ik niet'. ‘Bel je ouders dan even'. ‘Goed idee, dan kleed ik me gelijk even om'. Ik pak m¬‘n IPAD en toets het nummer in. Binnen enkele seconden hoor ik m'n moeders stem ‘Hallo?' zeggen. ‘Hallo mam, met Milan, waar zijn jullie?'. ‘Oh, ben jij het Milan, we zijn in het ziekenhuis, en alles valt gelukkig wel mee, niets om je zorgen over te maken dus. Opa was weer gevallen, maar heeft gelukkig niet gebroken, en we moeten nu afwachten wat er verder gaat gebeuren'. ‘Hoezo, als hij niks heeft gebroken, waarom moeten jullie dan blijven?'. ‘Omdat hij zich niet kan herinneren wat er is gebeurt, moet hij waarschijnlijk blijven slapen hier, maar dat is nog niet zeker. Papa en ik komen vanavond in ieder geval niet thuis, want het word waarschijnlijk laat, en het is ver rijden, dus we overnachten hier ergens in een hotel'. Dat komt mij wel goed uit, misschien kunnen de anderen dan blijven logeren. ‘Ik snap het, maar mam, mogen Rian en de rest dan blijven logeren?'. Even blijft het stil aan de andere kant van de lijn. ‘Je weet wat ik daarover heb gezegd Milan, ik wil het niet hebben'. ‘Pleasse mam, ze zijn hier nu toch al. En anders ben ik ook de hele avond alleen'. ‘Goed dan, van mij mag het, maar dan moeten zij het ook aan hun ouders vragen hoor, en houdt de boel een beetje netjes'. ‘Je bent een schat, mam'. ‘Dat is de eerste keer dat ik dat hoor, maar het is al goed. Ik moet hangen, er komt een dokter aan'. ‘Doe opa de groeten van me mam, en ook een dikke kus voor jou en pap'. ‘Dag schat'. De verbinding word verbroken, en ik ga met een goed gevoel naar mijn kamer om m'n zwembroek aan te doen. Ik ren de trap op en sprint mijn kamer in. Als ik mijn kamer inkijk krijg ik het gevoel dat er spullen verschoven zijn. Iets klopt er niet, maar wat precies kan ik niet zeggen. Ik moet opschieten, want ze wachten op me, dus ik schiet in een zwembroek die nog op de grond lag, en kijk snel op m'n laptop. Het downloaden is eindelijk klaar. Ik zal morgen naar de beelden kijken.
Beneden aangekomen kom ik tot de ontdekking dat de anderen het water uit zijn gegaan toen ik ben gaan bellen.
‘En, wat was er met je opa?' vraagt Romy bezorgd als ik bij ze kom zitten op het terras. ‘Gelukkig was er niets om me zorgen over te maken'.
‘Wat was er dan gebeurd? '.
‘Hij was gevallen, met zijn armen en benen was niks mis, maar hij had z'n hoofd gestoten, en kon het zich niet meer herinneren'.
‘Dat was het, of was er nog meer, want volgens mij zie ik nog wat anders op je gezicht, een leuk nieuwtje heel toevallig?' vraagt Rian.
Dat is typisch weer iets voor Rian, die me door en door kent, en dat nu ook blijkbaar aan mijn gezicht kan zien.
‘Ja, dat is er zeker! M'n moeder zei dat het waarschijnlijk nog lang gaat duren, en dat opa daar moet blijven slapen. Ze moeten natuurlijk bij hun vader blijven, en aangezien het nogal lang rijden is'... Ik stop even met praten om de anderen in spanning te laten.
‘Ja, ga verder?'.
‘Blijven ze daar in een hotel slapen en mogen jullie bij mij blijven logeren!'.
Ze kijken me even onderzoekend aan en beginnen dan te juichen.
Meteen begint Romy tegen me te ratelen. ‘Echt waar? Wat gaaf! Je maakt toch geen grapje hé? Ik moet wel m'n ouders even bellen maar die vinden het vast goed. Gaan we dan hetzelfde doen als vorige keer? En gaan we dan ook... '.
‘Hèhè, rustig jij! Voor je verder gaat met kwebbelen moet eerst je ouders nog om toestemming vragen, mij bedanken, en nog een keer bedanken, en dan gaan we zwemmen, en dan zien we wel verder'.
Daar heeft ze zoals te verwachten niet zo snel een antwoord op. Ik kan het niet laten om te grinniken. Ze kijkt me even beteuterd aan en bespringt me dan, en dan, als ze me nog in haar armen gekneld heeft, vallen we samen in het zwembad. Ze houdt me ook onder water nog altijd in haar armen gekneld. Op het moment dat ik door mijn ademvoorraad ben geef ik haar een flinke por in haar zei en kom proestend boven. Boven gekomen zie ik dat de anderen ook al in het water liggen - beter gezegd - stoeien in het water. De haren van mijn nek gaan langzaam omhoog staan, als ik twee ijskoude handen in mijn nek voel. Zo'n snelle reatie verwachtte ik niet, en deze keer duwt ze me weer onder. Onder water kom ik oog in oog met Rian. We zwemmen samen naar de bodem (3,5 meter diep), en zetten ons dan af op de bodem. Boven gekomen zeg ik snel tegen Rian ‘Luctor et Emergo'.
Een paar uur later besluiten we om op het terras te gaan zitten.
‘Hèhè, dat was me even zwemmen'.
‘Willen jullie nog wat drinken, of wachten we tot het eten?'.
‘Lieve Milan, zou ik alsjeblieft nu wat mogen drinken? Ik ben namelijk zéér dorstig' zegt Romy met een ondeugend stemmetje.
‘Natuurlijk,' zeg ik op mijn grappige beurt. ‘Wat belieft u te drinken, madame?'.
‘Zou ik een wijntje van het huis mogen hebben, Monsieur?'.
‘Sorry madame, maar dat schenken wij hier niet, ik kan u wel een alcoholvrije Cola aanbevelen'. 't Is rot, maar het mot'. ‘En wat belieft het u te drinken, meneer en andere mevrouw?'. ‘Geen bier deze keer,' antwoordt Milan, ‘Dan maar de huisdrank hé?'
‘dat lijkt me een verstandige keuze'. Dan maar weer Cola voor iedereen.
Intussen is al het water van me afgedruppeld, en loop ik met een handdoek om mijn nek naar binnen. Wat is het hier nog koel, ik denk dat de airconditioning nu wel uit kan, zodat we vanavond normaal kunnen slapen, en niet zoals de vorige keer de hele nacht liggen kleumen omdat de airconditioning zo koud staat. De afstandsbediening ligt nog op het aanrecht, en dat is dus ook snel geregeld. Nee hé, de cola is bijna op. Het lukt me nog net om er twee volle bekers uit te halen. Nou ja, dan moeten de andere twee maar wat anders drinken. Rian en ik zijn toch niet zulke colafans, dan drinken we wel water, net zo lekker. Met de vier bekers op een dienblad loop ik weer naar buiten. De drie anderen liggen buiten te bakken in de zon. Ik loop naar ze toe en geef ze het drinken.
‘Sorry, maar de Cola is op, dus twee personen moeten water drinken, en aangezien Rian en ik echte gentlemen zijn, doen wij dat wel, want m¬‘n ouders hebben alcohol verboden voor vandaag en morgen. Rian protesteert nog even, maar houdt al snel zijn mond. ‘Milan, wat gaan we eigenlijk eten zo meteen?'.
‘Ik heb nog geen idee, jullie wel?'.
‘We kunnen natuurlijk pizza's bestellen, maar we kunnen ook zelf wat in elkaar flansen'.
Met piepende banden kom ik net voor het hek tot stilstand. Yes, het is gelukt, ik ben toch eerder dan de anderen. Als ik mijn vinger op de scanner leg, zie ik volgens mij iets bewegen achter de ramen bewegen. Zag ik daar nu wat? Ik blijf kijken, maar zie verder niets opvallends. Misschien heb ik het me ingebeeld. Nu komen de anderen ook één voor één aan scheuren. Het hek is intussen geopend. Ik rijd op wandelsnelheid de tuin binnen. Het is nog steeds heerlijk warm weer. De thermometer geeft 40 graden aan. Héérlijk weer om met z'n allen het zwembad in te duiken. Als ik de achterdeur opendoe, laat ik dan ook de luiken van het buitenbad openen. ‘Kom binnen, wat willen jullie drinken?'. ‘Het gebruikelijke'. ‘Ook voor ons twee'. Dat was duidelijk - 5 Cola‘s. ‘Gaan jullie je maar alvast omkleden, ik kom er zo aan'. Ik loop verder naar de keuken. Wat is het hier heet! Eerst maar de airconditioning aanzetten. Met de afstandsbediening nog in mijn hand loop ik naar de koelkast. Ik merkte al dat er niemand thuis was, en dat wordt nu bevestigd door het briefje dat op de koelkast geplakt is.
Lieve Milan, wij zijn even naar Opa, er was iets niet goed gegaan met hem. Maak het je gemakkelijk, ik weet niet hoe laat we thuis zijn, dus ga vroeg naar bed. Papa en mama.
Wat zou er met Opa zijn? Ik hoop niet dat het ernstig is, zoals een paar maanden geleden, toen is hij hard gevallen, en moest hij lang in het ziekenhuis blijven. Ik pak de Colafles en glazen en schenk in. In gedachten verzonken loop ik met de Cola's naar buiten. De anderen liggen al in het zwembad, en beginnen me nat te spetteren. ‘Jongens kappen! Er is wat met m'n Opa gebeurt'. Ze stoppen gelukkig gelijk. ‘Wat is er dan met hem?' vraagt Romy geschrokken. ‘Ik weet het niet, op het briefje stond alleen dat er 'iets' was, maar wat precies weet ik niet'. ‘Bel je ouders dan even'. ‘Goed idee, dan kleed ik me gelijk even om'. Ik pak m¬‘n IPAD en toets het nummer in. Binnen enkele seconden hoor ik m'n moeders stem ‘Hallo?' zeggen. ‘Hallo mam, met Milan, waar zijn jullie?'. ‘Oh, ben jij het Milan, we zijn in het ziekenhuis, en alles valt gelukkig wel mee, niets om je zorgen over te maken dus. Opa was weer gevallen, maar heeft gelukkig niet gebroken, en we moeten nu afwachten wat er verder gaat gebeuren'. ‘Hoezo, als hij niks heeft gebroken, waarom moeten jullie dan blijven?'. ‘Omdat hij zich niet kan herinneren wat er is gebeurt, moet hij waarschijnlijk blijven slapen hier, maar dat is nog niet zeker. Papa en ik komen vanavond in ieder geval niet thuis, want het word waarschijnlijk laat, en het is ver rijden, dus we overnachten hier ergens in een hotel'. Dat komt mij wel goed uit, misschien kunnen de anderen dan blijven logeren. ‘Ik snap het, maar mam, mogen Rian en de rest dan blijven logeren?'. Even blijft het stil aan de andere kant van de lijn. ‘Je weet wat ik daarover heb gezegd Milan, ik wil het niet hebben'. ‘Pleasse mam, ze zijn hier nu toch al. En anders ben ik ook de hele avond alleen'. ‘Goed dan, van mij mag het, maar dan moeten zij het ook aan hun ouders vragen hoor, en houdt de boel een beetje netjes'. ‘Je bent een schat, mam'. ‘Dat is de eerste keer dat ik dat hoor, maar het is al goed. Ik moet hangen, er komt een dokter aan'. ‘Doe opa de groeten van me mam, en ook een dikke kus voor jou en pap'. ‘Dag schat'. De verbinding word verbroken, en ik ga met een goed gevoel naar mijn kamer om m'n zwembroek aan te doen. Ik ren de trap op en sprint mijn kamer in. Als ik mijn kamer inkijk krijg ik het gevoel dat er spullen verschoven zijn. Iets klopt er niet, maar wat precies kan ik niet zeggen. Ik moet opschieten, want ze wachten op me, dus ik schiet in een zwembroek die nog op de grond lag, en kijk snel op m'n laptop. Het downloaden is eindelijk klaar. Ik zal morgen naar de beelden kijken.
Beneden aangekomen kom ik tot de ontdekking dat de anderen het water uit zijn gegaan toen ik ben gaan bellen.
‘En, wat was er met je opa?' vraagt Romy bezorgd als ik bij ze kom zitten op het terras. ‘Gelukkig was er niets om me zorgen over te maken'.
‘Wat was er dan gebeurd? '.
‘Hij was gevallen, met zijn armen en benen was niks mis, maar hij had z'n hoofd gestoten, en kon het zich niet meer herinneren'.
‘Dat was het, of was er nog meer, want volgens mij zie ik nog wat anders op je gezicht, een leuk nieuwtje heel toevallig?' vraagt Rian.
Dat is typisch weer iets voor Rian, die me door en door kent, en dat nu ook blijkbaar aan mijn gezicht kan zien.
‘Ja, dat is er zeker! M'n moeder zei dat het waarschijnlijk nog lang gaat duren, en dat opa daar moet blijven slapen. Ze moeten natuurlijk bij hun vader blijven, en aangezien het nogal lang rijden is'... Ik stop even met praten om de anderen in spanning te laten.
‘Ja, ga verder?'.
‘Blijven ze daar in een hotel slapen en mogen jullie bij mij blijven logeren!'.
Ze kijken me even onderzoekend aan en beginnen dan te juichen.
Meteen begint Romy tegen me te ratelen. ‘Echt waar? Wat gaaf! Je maakt toch geen grapje hé? Ik moet wel m'n ouders even bellen maar die vinden het vast goed. Gaan we dan hetzelfde doen als vorige keer? En gaan we dan ook... '.
‘Hèhè, rustig jij! Voor je verder gaat met kwebbelen moet eerst je ouders nog om toestemming vragen, mij bedanken, en nog een keer bedanken, en dan gaan we zwemmen, en dan zien we wel verder'.
Daar heeft ze zoals te verwachten niet zo snel een antwoord op. Ik kan het niet laten om te grinniken. Ze kijkt me even beteuterd aan en bespringt me dan, en dan, als ze me nog in haar armen gekneld heeft, vallen we samen in het zwembad. Ze houdt me ook onder water nog altijd in haar armen gekneld. Op het moment dat ik door mijn ademvoorraad ben geef ik haar een flinke por in haar zei en kom proestend boven. Boven gekomen zie ik dat de anderen ook al in het water liggen - beter gezegd - stoeien in het water. De haren van mijn nek gaan langzaam omhoog staan, als ik twee ijskoude handen in mijn nek voel. Zo'n snelle reatie verwachtte ik niet, en deze keer duwt ze me weer onder. Onder water kom ik oog in oog met Rian. We zwemmen samen naar de bodem (3,5 meter diep), en zetten ons dan af op de bodem. Boven gekomen zeg ik snel tegen Rian ‘Luctor et Emergo'.
Een paar uur later besluiten we om op het terras te gaan zitten.
‘Hèhè, dat was me even zwemmen'.
‘Willen jullie nog wat drinken, of wachten we tot het eten?'.
‘Lieve Milan, zou ik alsjeblieft nu wat mogen drinken? Ik ben namelijk zéér dorstig' zegt Romy met een ondeugend stemmetje.
‘Natuurlijk,' zeg ik op mijn grappige beurt. ‘Wat belieft u te drinken, madame?'.
‘Zou ik een wijntje van het huis mogen hebben, Monsieur?'.
‘Sorry madame, maar dat schenken wij hier niet, ik kan u wel een alcoholvrije Cola aanbevelen'. 't Is rot, maar het mot'. ‘En wat belieft het u te drinken, meneer en andere mevrouw?'. ‘Geen bier deze keer,' antwoordt Milan, ‘Dan maar de huisdrank hé?'
‘dat lijkt me een verstandige keuze'. Dan maar weer Cola voor iedereen.
Intussen is al het water van me afgedruppeld, en loop ik met een handdoek om mijn nek naar binnen. Wat is het hier nog koel, ik denk dat de airconditioning nu wel uit kan, zodat we vanavond normaal kunnen slapen, en niet zoals de vorige keer de hele nacht liggen kleumen omdat de airconditioning zo koud staat. De afstandsbediening ligt nog op het aanrecht, en dat is dus ook snel geregeld. Nee hé, de cola is bijna op. Het lukt me nog net om er twee volle bekers uit te halen. Nou ja, dan moeten de andere twee maar wat anders drinken. Rian en ik zijn toch niet zulke colafans, dan drinken we wel water, net zo lekker. Met de vier bekers op een dienblad loop ik weer naar buiten. De drie anderen liggen buiten te bakken in de zon. Ik loop naar ze toe en geef ze het drinken.
‘Sorry, maar de Cola is op, dus twee personen moeten water drinken, en aangezien Rian en ik echte gentlemen zijn, doen wij dat wel, want m¬‘n ouders hebben alcohol verboden voor vandaag en morgen. Rian protesteert nog even, maar houdt al snel zijn mond. ‘Milan, wat gaan we eigenlijk eten zo meteen?'.
‘Ik heb nog geen idee, jullie wel?'.
‘We kunnen natuurlijk pizza's bestellen, maar we kunnen ook zelf wat in elkaar flansen'.
Hoofdstuk III.
Als ik om me heen kijk, zie ik oude, smerige machines. Het is hier vochtig en donker. Een rottende, schimmelachtige lucht omringt me. Waar ben ik, hoe kom ik hier? Snelle voetstappen komen in mijn richting. Snel kijk ik om me heen waar kan ik me verstoppen? De voetstappen komen snel dichterbij. Zou ik veilig in die machine kunnen gaan zitten? Alles staat hier toch uit? Nee, in zo'n oude fabriek doet waarschijnlijk niets nog iets. De voetstappen rennen nu door het pad dat parallel loopt aan het pad waar ik op sta. Hoe weet ik dat? Geen idee, maar ik moet nu opschieten. Juist nu blijft mijn been hangen. De voetstappen slaan nu het pad in waar ik in stond. Met een ruk trek ik mijn been naar binnen. AUW! Dat deed heel erg pijn. Hopelijk heeft de onbekende het niet gezien. De voetstappen gaan nu langzamer. De persoon loopt nu langzaam heen en weer op het pad.
‘Joe-hoe, waar ben je dan?' klinkt een zware mannenstem. ‘Maak gerust wat meer geluid, ik vind je toch wel,'. Ik houd me zo stil mogelijk, door m¬‘n adem in te houden en doodstil te zitten.
‘Ik kan je bijna ruiken hier, vuile hond, dus kom maar snel tevoorschijn, voor ik je vind'. Langzaam ontsluit ik mijn ogen. Ik inspecteer snel de machine waarin ik zit. Het is waarschijnlijk iets van een gehakt molen geweest. Hier en daar liggen beschimmelde stukken vlees. Als ik voorzichtig ademhaal, ruik ik de afschuwelijke geur. Met veel moeite bedwing ik mezelf om niet te gaan kokhalzen.
‘Onderkruipsel, hier komen, of gaan we verstoppertje spelen? Ik was vroeger altijd de beste, en wist alle verstopplaatsen uit m¬´n hoofd. Maar ik ben bang dat het deze keer fataal zal aflopen met jou, tenzij je je overgeeft natuurlijk.'
Ik bevind me in de laadbak, waar vroeger dus de stukken vlees in werden gegooid. Ik zou kunnen proberen om door de machine heen te kruipen, en dan kom ik er aan de andere kant weer uit. Maar dat zou dan wel geluidloos moeten gebeuren, tenzij ik in een brok gehakt wil veranderen.
‘Ik tel af van tien tot één, bij één ga ik in wilde weg schieten'.
Ik moet nú een keuze maken. Ik heb weinig keus. In de machine zal ik me zeker kapot snijden aan de messen. Er zit dus maar één ding op. Me overgeven aan die gek.
‘Vijf!'. Of zou ik het er gewoon op wagen?
‘Vier!' Ik kijk de grote machine in zijn bek. Zes rotors, aan beide kanten, overlappen elkaar. ‘Drie!' Dit zou gekkenwerk zijn.
‘Twéé!' Er zit dus echt niets anders op.
‘Eén!'. ‘Oké, oké, hier ben ik!' Krabbelend kom ik overeind.
‘Waar?'. De voetstappen gaan de andere kant op. Zou hij het niet goed gehoord hebben. Misschien kan ik nu gewoon uit de bak springen en wegrennen. Een metalige klik.
‘Waar ben je?'. Een gezoem wordt langzaam hoorbaar.
‘Ik heb je!'. Wat bedoelt hij met ‘Ik heb je'? de machine begon ook te zoemen. Ik moet weg hier. De rotors beginnen met een angstaanjagend gekraak te draaien. Steeds sneller en sneller. De lopende band begint ook te draaien. Langzaam word ik in de richting van de dood geduwd. Ik stap op, en begin tegen de band in te lopen, beter gezegd, het is intussen al rennen. ‘Hier, hier ben ik!'. Mijn vingers omklemmen de rand van de bak, en ik gooi m¬‘n ene been over de rand, en daarna ook m´n andere been. Mijn adem stokt in m¬‘n keel als ik de man zie. Langzaam doet hij z'n zonnebril af. Ik herken hem meteen. Niet hij. Niet nu. Dan kan niet. Door een scherpe steek in m´n schouder klap ik achterover. Nee! De band brengt me in vogelvlucht naar mijn eindbestemming. Ik begin te kruipen, maar dat gaat lastig met een schotwond in je schouder. mijn rechtervoet verdwijnt als eerst in de rotors. Ik gil zo hard als ik kan. Deze pijn is niet te dragen. De rest van m¬‘n been verdwijnt in de razende rotors. M¬‘n andere been is nu ook aan de beurt. Alles om me heen begint te draaien. Alles wordt steeds waziger. Langzaam dringen zijn worden tot me door.
‘Ik ben geen Christen, ik ben geen Moslim. Ik geloof. In het Rijk' .
Een pijnlijk felle flits achter mijn ogen. En dan ik ben weg.
Langzaam komt Romy´s gezicht in beeld. Haar lippen bewegen, maar ik hoor niet wat ze zegt. Ik sluit mijn ogen weer. Dit is zeker wat je ziet voor je sterft. De mooiste beelden uit je leven. Haar woorden klinken al wat duidelijker. ‘Milan, Milan!'.
Een fel, wit licht verblindt me. Is dit wat ze bedoelen met ‘Hét Licht gezien hebben'? Romy´s gezicht komt weer in beeld. Wat kijkt ze bang. Ben ik dan echt zo eng? Vanbinnen moet ik glimlachen. Wat een rare gedachten zijn dit, zo vlak voor je sterft.
‘Milan, Milan, wordt wakker. Het is maar een droom!'. Verbaasd doe ik mijn ogen weer open, en kijk versuft om me heen. Een droom? Het was zo levensecht? Maar inderdaad, op het matras naast me zit Rian naar me te kijken. Inderdaad komen mijn slaperige hersens weer tot leven. ‘Dank je dat je me wakker hebt gemaakt, je was alleen iets te laat'.
‘Ooh, eindelijk, je bent wakker!' zegt ze. ‘we dachten dat je één of andere aanval had, je lag zo te kreunen en te draaien!'.
‘Jullie waren anders wel wat laat, ik was intussen al dood gemalen'.
‘Doodgemalen?'.
‘Ja, door een gehaktmolen, maar da's een lang, eng verhaal'.
‘Schatje, je zweet helemaal, en je bent lijkbleek!' zegt ze geschrokken door mijn gezicht.
‘Wil je wat drinken, ik heb hier wat water voor je?' Rian staat naast m¬'n bed, met een glas water in z'n hand. ‘Ja, graag'. Binnen enkele seconden is het water door mijn keelgat verdwenen.
‘Je liet ons wel schrikken zeg, we hadden bijna het alarmnummer gebeld!'.
‘Sorry hoor' verontschuldig ik me. Dana zit in een hoekje geschrokken toe te kijken.
‘Ja, kijk maar goed, want je had haar bijna laten flauwvallen'. Dana ziet inderdaad bleek. Ikzelf heb alweer wat kleur in m¬´n gezicht, en voel me alweer wat beter.
‘Sorry Dana'.
‘Het is al goed'. Dana is meestal nogal snel van haar à propos.
‘Kunnen we weer gaan slapen, dan vertel ik jullie over vijf uurtjes wat Milan gedroomd heeft' zegt Rian. Ik kijk snel op de klok. Verhip, het is inderdaad al half vier.
‘Ik vind dat maar een al te goed idee van onze droomvoorspeller' gaapt Romy. Dana zegt weer niets. Wat is ze toch stil de laatste tijd? Zal ze problemen hebben waar wij niets van af weten? Ik zal morgen wel aan Romy vragen, of zij er meer van weet.
‘Welterusten dan maar hé?'.
Voor ik in slaap val zie ik het gebrilde hoofd van de man uit mijn nachtmerrie weer. Ik moet even naar adem happen.
‘Alles goed?'.
‘Ja hoor'.
Toch val ik niet makkelijk in slaap. In de korte slaap die volgt blijft de man door mijn hoofd spoken.
Drie uur later word ik weer wakker. De rest slaapt nog. Ik ben jammer genoeg niet zo´n geweldige slaper. Ik zal me wel alvast gaan aankleden, dan kan ik zo meteen het ontbijt klaarmaken. Doodstil kom ik overeind uit m´n bed, en kleed ik me om. Op mijn tenen sluip ik de kamer uit, wat moeilijk gaat, aangezien er drie matrassen op de grond liggen. Onderweg gris ik snel m´n laptop mee.
Beneden aangekomen, start ik hem op, om gelijk te kijken of de live-beelden die ik gister heb gedownload wel helder zijn. Want de satelliet die gebruikt wordt, was behoorlijk prijzig. Alle leden van de verspreidde genootschappen hebben toegang tot de beelden, net zoals vele andere progamma´s. Er hebben dus gelukkig een heleboel mensen aan meebetaald, anders was het echt niet te betalen.
Het progamma is geladen. Dat duurde wel lang zeg! Maar het mag niet baten, ik heb live-beelden.
Goed, eerst maar eens kijken naar ons eigen huis. Er wordt snel ingezoomd op de wereldbol, dan op Continent 2, en dan op District 15. De straten worden helderder, en ja hoor dat is ons huis, van boven gezien. Onze grote achtertuin is prachtig, en het is inderdaad live, de vogels in de tuin kan ik zien bewegen. Dan het huis. Wat zit er nu op het dak? Een vogel? Nee, het is groter, helemaal in het zwart. Een mens? Vanbinnen word ik ijzig koud. Verder inzoomen dan maar. Het is inderdaad een persoon, en die kijkt nu omhoog.
Boven zijn slaap zie ik twee letters getatoeëerd. Een F en een H. Dat mogen alleen professionals doen. Ik sluip met de laptop onder mijn arm razendsnel weer naar boven en wek de andere zo stil mogelijk.
‘Wat doe je, gek! Het is tien over half zeven!' zegt Rian.
‘Er zit een Hunter op het dak, dus houd je kop, en kleed je om.' Sis ik.
De anderen kijken me geschokt aan. ‘Serieus?'.
‘Serieus, dus schiet op'. Ze schieten nu in hun kleren en beginnen in te pakken.
‘Stop daarmee, dat kost te veel tijd, we moeten nu vluchten en de anderen waarschuwen!'.
‘Ja maar...'.
‘Niet over kleren gaan zeuren nu, Romy! We kunnen onderweg vast wel ergens kleding kopen, en wat eten, maar nu moeten we wegwezen, voor die griezel ons te pakken heeft'.
Rian wil het licht aandoen, maar gelukkig kan ik hem net op tijd tegenhouden. Licht zou die griezel alleen maar laten weten dat we wakker zijn.
‘Pak de vluchtpakketten en de vluchtkleding, en blijf stil!'.
Wij Christenen moeten vandaag de dag op alles voorbereid zijn, dus ook op vluchten, vandaar de pakketten en de kleding. De kleding is vrij uniek, ze zijn namelijk zowel kogelvrij als waterdicht. In de pakketten (die eruit zien als grote rugtas) zitten valse identiteitskaarten, een overlevingsgids, voor de noodgevallen, en natuurlijk de basisbehoeften van de mens, zoals vitaminepillen, calorieblokken, ook wel caloriebommen genoemd, omdat ze vies zijn, en alleen je maag vullen. Voor water is geen ruimte, want het pakket mag niet groter zijn dan een gewone schooltas, en mag ook niet te zwaar zijn. We moeten dus zelf iets van flessen meenemen. Er zitten nog veel meer dingen in de pakketten, maar dat is te veel om op te noemen. De flessen. Die kunnen we wel ergens kopen. We moeten hier nu weg, en ik heb te veel tijd verspild.
Rian komt binnen met de pakketten en kleding in zijn armen, en we kleden ons voor de tweede keer in een kwartier om. De kleding was ronduit saai, en vooral Romy en Dana hebben een hekel aan het zwart. Ze zeggen er gelukkig niets over, maar hun gezichten spreken boekdelen. Voordat ik de laptop in het achtervak van de tas doe, bekijk ik of de man er nog is. Dat blijkt niet het geval, wat me alleen maar banger maakt.
‘We gaan door het raam van de kamer van je ouders naar beneden, want we weten niet of hij een boobytrap bij de deur heeft gemaakt' zegt Rian. Rian is een persoon die overal aan denkt. Ook hierin heeft hij weer gelijk. We sluipen door de gangen naar de kamer van m´n ouders. Daar binden we een lang, sterk touw met een speciale knoop vast aan hun bed, en glijden één voor één naar beneden.
Voor al mijn trouwe lezers.
Als ik om me heen kijk, zie ik oude, smerige machines. Het is hier vochtig en donker. Een rottende, schimmelachtige lucht omringt me. Waar ben ik, hoe kom ik hier? Snelle voetstappen komen in mijn richting. Snel kijk ik om me heen waar kan ik me verstoppen? De voetstappen komen snel dichterbij. Zou ik veilig in die machine kunnen gaan zitten? Alles staat hier toch uit? Nee, in zo'n oude fabriek doet waarschijnlijk niets nog iets. De voetstappen rennen nu door het pad dat parallel loopt aan het pad waar ik op sta. Hoe weet ik dat? Geen idee, maar ik moet nu opschieten. Juist nu blijft mijn been hangen. De voetstappen slaan nu het pad in waar ik in stond. Met een ruk trek ik mijn been naar binnen. AUW! Dat deed heel erg pijn. Hopelijk heeft de onbekende het niet gezien. De voetstappen gaan nu langzamer. De persoon loopt nu langzaam heen en weer op het pad.
‘Joe-hoe, waar ben je dan?' klinkt een zware mannenstem. ‘Maak gerust wat meer geluid, ik vind je toch wel,'. Ik houd me zo stil mogelijk, door m¬‘n adem in te houden en doodstil te zitten.
‘Ik kan je bijna ruiken hier, vuile hond, dus kom maar snel tevoorschijn, voor ik je vind'. Langzaam ontsluit ik mijn ogen. Ik inspecteer snel de machine waarin ik zit. Het is waarschijnlijk iets van een gehakt molen geweest. Hier en daar liggen beschimmelde stukken vlees. Als ik voorzichtig ademhaal, ruik ik de afschuwelijke geur. Met veel moeite bedwing ik mezelf om niet te gaan kokhalzen.
‘Onderkruipsel, hier komen, of gaan we verstoppertje spelen? Ik was vroeger altijd de beste, en wist alle verstopplaatsen uit m¬´n hoofd. Maar ik ben bang dat het deze keer fataal zal aflopen met jou, tenzij je je overgeeft natuurlijk.'
Ik bevind me in de laadbak, waar vroeger dus de stukken vlees in werden gegooid. Ik zou kunnen proberen om door de machine heen te kruipen, en dan kom ik er aan de andere kant weer uit. Maar dat zou dan wel geluidloos moeten gebeuren, tenzij ik in een brok gehakt wil veranderen.
‘Ik tel af van tien tot één, bij één ga ik in wilde weg schieten'.
Ik moet nú een keuze maken. Ik heb weinig keus. In de machine zal ik me zeker kapot snijden aan de messen. Er zit dus maar één ding op. Me overgeven aan die gek.
‘Vijf!'. Of zou ik het er gewoon op wagen?
‘Vier!' Ik kijk de grote machine in zijn bek. Zes rotors, aan beide kanten, overlappen elkaar. ‘Drie!' Dit zou gekkenwerk zijn.
‘Twéé!' Er zit dus echt niets anders op.
‘Eén!'. ‘Oké, oké, hier ben ik!' Krabbelend kom ik overeind.
‘Waar?'. De voetstappen gaan de andere kant op. Zou hij het niet goed gehoord hebben. Misschien kan ik nu gewoon uit de bak springen en wegrennen. Een metalige klik.
‘Waar ben je?'. Een gezoem wordt langzaam hoorbaar.
‘Ik heb je!'. Wat bedoelt hij met ‘Ik heb je'? de machine begon ook te zoemen. Ik moet weg hier. De rotors beginnen met een angstaanjagend gekraak te draaien. Steeds sneller en sneller. De lopende band begint ook te draaien. Langzaam word ik in de richting van de dood geduwd. Ik stap op, en begin tegen de band in te lopen, beter gezegd, het is intussen al rennen. ‘Hier, hier ben ik!'. Mijn vingers omklemmen de rand van de bak, en ik gooi m¬‘n ene been over de rand, en daarna ook m´n andere been. Mijn adem stokt in m¬‘n keel als ik de man zie. Langzaam doet hij z'n zonnebril af. Ik herken hem meteen. Niet hij. Niet nu. Dan kan niet. Door een scherpe steek in m´n schouder klap ik achterover. Nee! De band brengt me in vogelvlucht naar mijn eindbestemming. Ik begin te kruipen, maar dat gaat lastig met een schotwond in je schouder. mijn rechtervoet verdwijnt als eerst in de rotors. Ik gil zo hard als ik kan. Deze pijn is niet te dragen. De rest van m¬‘n been verdwijnt in de razende rotors. M¬‘n andere been is nu ook aan de beurt. Alles om me heen begint te draaien. Alles wordt steeds waziger. Langzaam dringen zijn worden tot me door.
‘Ik ben geen Christen, ik ben geen Moslim. Ik geloof. In het Rijk' .
Een pijnlijk felle flits achter mijn ogen. En dan ik ben weg.
Langzaam komt Romy´s gezicht in beeld. Haar lippen bewegen, maar ik hoor niet wat ze zegt. Ik sluit mijn ogen weer. Dit is zeker wat je ziet voor je sterft. De mooiste beelden uit je leven. Haar woorden klinken al wat duidelijker. ‘Milan, Milan!'.
Een fel, wit licht verblindt me. Is dit wat ze bedoelen met ‘Hét Licht gezien hebben'? Romy´s gezicht komt weer in beeld. Wat kijkt ze bang. Ben ik dan echt zo eng? Vanbinnen moet ik glimlachen. Wat een rare gedachten zijn dit, zo vlak voor je sterft.
‘Milan, Milan, wordt wakker. Het is maar een droom!'. Verbaasd doe ik mijn ogen weer open, en kijk versuft om me heen. Een droom? Het was zo levensecht? Maar inderdaad, op het matras naast me zit Rian naar me te kijken. Inderdaad komen mijn slaperige hersens weer tot leven. ‘Dank je dat je me wakker hebt gemaakt, je was alleen iets te laat'.
‘Ooh, eindelijk, je bent wakker!' zegt ze. ‘we dachten dat je één of andere aanval had, je lag zo te kreunen en te draaien!'.
‘Jullie waren anders wel wat laat, ik was intussen al dood gemalen'.
‘Doodgemalen?'.
‘Ja, door een gehaktmolen, maar da's een lang, eng verhaal'.
‘Schatje, je zweet helemaal, en je bent lijkbleek!' zegt ze geschrokken door mijn gezicht.
‘Wil je wat drinken, ik heb hier wat water voor je?' Rian staat naast m¬'n bed, met een glas water in z'n hand. ‘Ja, graag'. Binnen enkele seconden is het water door mijn keelgat verdwenen.
‘Je liet ons wel schrikken zeg, we hadden bijna het alarmnummer gebeld!'.
‘Sorry hoor' verontschuldig ik me. Dana zit in een hoekje geschrokken toe te kijken.
‘Ja, kijk maar goed, want je had haar bijna laten flauwvallen'. Dana ziet inderdaad bleek. Ikzelf heb alweer wat kleur in m¬´n gezicht, en voel me alweer wat beter.
‘Sorry Dana'.
‘Het is al goed'. Dana is meestal nogal snel van haar à propos.
‘Kunnen we weer gaan slapen, dan vertel ik jullie over vijf uurtjes wat Milan gedroomd heeft' zegt Rian. Ik kijk snel op de klok. Verhip, het is inderdaad al half vier.
‘Ik vind dat maar een al te goed idee van onze droomvoorspeller' gaapt Romy. Dana zegt weer niets. Wat is ze toch stil de laatste tijd? Zal ze problemen hebben waar wij niets van af weten? Ik zal morgen wel aan Romy vragen, of zij er meer van weet.
‘Welterusten dan maar hé?'.
Voor ik in slaap val zie ik het gebrilde hoofd van de man uit mijn nachtmerrie weer. Ik moet even naar adem happen.
‘Alles goed?'.
‘Ja hoor'.
Toch val ik niet makkelijk in slaap. In de korte slaap die volgt blijft de man door mijn hoofd spoken.
Drie uur later word ik weer wakker. De rest slaapt nog. Ik ben jammer genoeg niet zo´n geweldige slaper. Ik zal me wel alvast gaan aankleden, dan kan ik zo meteen het ontbijt klaarmaken. Doodstil kom ik overeind uit m´n bed, en kleed ik me om. Op mijn tenen sluip ik de kamer uit, wat moeilijk gaat, aangezien er drie matrassen op de grond liggen. Onderweg gris ik snel m´n laptop mee.
Beneden aangekomen, start ik hem op, om gelijk te kijken of de live-beelden die ik gister heb gedownload wel helder zijn. Want de satelliet die gebruikt wordt, was behoorlijk prijzig. Alle leden van de verspreidde genootschappen hebben toegang tot de beelden, net zoals vele andere progamma´s. Er hebben dus gelukkig een heleboel mensen aan meebetaald, anders was het echt niet te betalen.
Het progamma is geladen. Dat duurde wel lang zeg! Maar het mag niet baten, ik heb live-beelden.
Goed, eerst maar eens kijken naar ons eigen huis. Er wordt snel ingezoomd op de wereldbol, dan op Continent 2, en dan op District 15. De straten worden helderder, en ja hoor dat is ons huis, van boven gezien. Onze grote achtertuin is prachtig, en het is inderdaad live, de vogels in de tuin kan ik zien bewegen. Dan het huis. Wat zit er nu op het dak? Een vogel? Nee, het is groter, helemaal in het zwart. Een mens? Vanbinnen word ik ijzig koud. Verder inzoomen dan maar. Het is inderdaad een persoon, en die kijkt nu omhoog.
Boven zijn slaap zie ik twee letters getatoeëerd. Een F en een H. Dat mogen alleen professionals doen. Ik sluip met de laptop onder mijn arm razendsnel weer naar boven en wek de andere zo stil mogelijk.
‘Wat doe je, gek! Het is tien over half zeven!' zegt Rian.
‘Er zit een Hunter op het dak, dus houd je kop, en kleed je om.' Sis ik.
De anderen kijken me geschokt aan. ‘Serieus?'.
‘Serieus, dus schiet op'. Ze schieten nu in hun kleren en beginnen in te pakken.
‘Stop daarmee, dat kost te veel tijd, we moeten nu vluchten en de anderen waarschuwen!'.
‘Ja maar...'.
‘Niet over kleren gaan zeuren nu, Romy! We kunnen onderweg vast wel ergens kleding kopen, en wat eten, maar nu moeten we wegwezen, voor die griezel ons te pakken heeft'.
Rian wil het licht aandoen, maar gelukkig kan ik hem net op tijd tegenhouden. Licht zou die griezel alleen maar laten weten dat we wakker zijn.
‘Pak de vluchtpakketten en de vluchtkleding, en blijf stil!'.
Wij Christenen moeten vandaag de dag op alles voorbereid zijn, dus ook op vluchten, vandaar de pakketten en de kleding. De kleding is vrij uniek, ze zijn namelijk zowel kogelvrij als waterdicht. In de pakketten (die eruit zien als grote rugtas) zitten valse identiteitskaarten, een overlevingsgids, voor de noodgevallen, en natuurlijk de basisbehoeften van de mens, zoals vitaminepillen, calorieblokken, ook wel caloriebommen genoemd, omdat ze vies zijn, en alleen je maag vullen. Voor water is geen ruimte, want het pakket mag niet groter zijn dan een gewone schooltas, en mag ook niet te zwaar zijn. We moeten dus zelf iets van flessen meenemen. Er zitten nog veel meer dingen in de pakketten, maar dat is te veel om op te noemen. De flessen. Die kunnen we wel ergens kopen. We moeten hier nu weg, en ik heb te veel tijd verspild.
Rian komt binnen met de pakketten en kleding in zijn armen, en we kleden ons voor de tweede keer in een kwartier om. De kleding was ronduit saai, en vooral Romy en Dana hebben een hekel aan het zwart. Ze zeggen er gelukkig niets over, maar hun gezichten spreken boekdelen. Voordat ik de laptop in het achtervak van de tas doe, bekijk ik of de man er nog is. Dat blijkt niet het geval, wat me alleen maar banger maakt.
‘We gaan door het raam van de kamer van je ouders naar beneden, want we weten niet of hij een boobytrap bij de deur heeft gemaakt' zegt Rian. Rian is een persoon die overal aan denkt. Ook hierin heeft hij weer gelijk. We sluipen door de gangen naar de kamer van m´n ouders. Daar binden we een lang, sterk touw met een speciale knoop vast aan hun bed, en glijden één voor één naar beneden.
Voor al mijn trouwe lezers.
Hoofdstuk IV.
‘Hallo?'
‘Hallo, met mij, we zijn aangevallen, het is tijd voor het plan'.
‘Weet je het zeker?'
‘Natuurlijk, ik ben hier met Rian en de twee meiden in het Crisiscentrum'.
‘Start de procedure, en blijf de anderen bellen, ik kom eraan'.
‘Wees voorzichtig'.
‘Doe ik'.
‘Hallo?'
‘Hallo, met mij, gaat alles goed daar?'
‘Ja, hoezo?'
‘We zijn aangevallen'.
‘Echt?'
‘Ja, en ik heb zelf gezien hoe er verschillende families zijn opgeblazen'.
‘Weet je dat heel zeker?'
‘Doe niet zo dom, bel de rest! Over 3 uur moet je met je gezin bij Mario´s huis zijn'.
‘Zie je daar'.
Aan de andere kant van de lijn hoor ik geschreeuw. Ik hoop toch niet... ja hoor, ik ben te laat.
Ik hoor de laatste schoten, en dan is het enige geluid dat ik nog hoor de voetstappen van iemand die wegloopt. Ik ben te laat. Alweer.
‘Dat was de laatste voor mij'.
‘Ook voor mij'.
‘Dan zit er niks anders op dan wachten'.
‘Ik denk het niet.'
‘Toch niet nog meer doen mag ik hopen?'
‘Ik ben bang dat we de route nog een laatste keer moeten controleren.'
‘Kunnen die meiden dat niet doen? Ik heb er echt even genoeg van nu , Milan.'
‘Het spijt me heel erg voor je, Rian, mar het is nu eenmaal niet anders, want kijk eens naar de meiden?'
Rian draait zich om naar de meiden, en ziet Dana huilen.
‘Waarom is ze zo erg aan het huilen?'
‘Omdat ze net te horen kreeg dat haar ouders zijn omgebracht door de Hunters.'
‘Sorry, ik begrijp het al.'
‘het geeft ook niet, ik begrijp het wel, jij weet ook niet hoe het met je ouders is, en je bent al twee uur non-stop aan het bellen. Ik ben het zelf ook een beetje zat.'
‘Gaan jullie maar even uitrusten, ik neem het vanaf nu met Angela over.’ klinkt een stem achter ons. We draaien ons om, en daar staat Maria. Maria is de moeder van Romy, en Angela is haar zus, dus Romy´s tante. ‘heeft u Romy dan al gesproken?' vraag ik haar.
‘Allang, maak je daar maar geen zorgen over, ik red me wel.'
‘Oké, als u het zegt.'
Ik loop samen met Rian naar de vergaderruimte. We ploffen samen op een grote leren bank, en blijven daar als een stelletje zoutzakken zitten. ‘Wat nu?' vraagt hij aan me. ‘Wachten, heel lang wachten' antwoord ik overdreven langzaam.
De laatste mensen druppelen naar binnen. Ik kijk goed, maar kan mijn ouders niet ontdekken. Alle moed zakt me in de schoenen. Het afgelopen uur heb ik ze wel tien keer gebeld, maar ze nemen niet op. Ik ben bang dat het niet overleefd hebben. Dat zelfs daar de Faith-hunters zijn gekomen. Iedereen is intussen gaan zitten, het is mijn taak om de mensen te tellen. Goed dan, ik schat dat het er zo´n zestig zijn. Dat is nog minder dan de helft. Een brok vormt zich in mijn keel. Zestig van de honderdvijftig. Dat is bizar weinig. En mijn ouders... ik zucht nog een laatste keer. Misschien komen ze nog, ik moet nu doen wat ik moet doen. De mensen tellen. De leiders zijn al een uur volop aan het bespreken hoe de reis moet verlopen. Maar daarvoor moeten ze wel weten hoeveel mensen er zijn dus ik moet tellen, en snel ook. De eerst rij zit vol, dat zijn er dus vijf. Ik ga verder met tellen.
Een minuut later ben ik klaar met tellen. Ik had het bijzonder goed geschat. Het waren er vier meer. Vierenzestig van de honderdvijftig. Intussen is Gijs begonnen met zijn toespraak. Ik hoop maar dat hij opschiet, we hebben geen minuut te verliezen. Ernst komt naar me toe, om te vragen hoeveel ik geteld heb. Ik vertel hem het schokkende getal. Hij laat niets merken, en loopt naar de leiding. Een verontrustend gevoel schiet door het publiek. Dat gezicht van de leiding verraadde ook veel te veel.
‘Mensen, het aantal is bekend. Vierenzestig leden van het genootschap zijn aanwezig.'
Mensen kijken elkaar geschrokken aan. Hier en daar klinken geschokte reacties.
‘Milan!' hoor ik een stem opgelucht achter me roepen. Ik draai me om en daar staat mijn moeder. Ik kan mijn ogen niet geloven. Ze heeft het gehaald! Ik ren met tranen in mijn ogen naar haar toe, en omhels haar. Zo blijven we zeker een minuut staan, waarin m´n moeder mijn naam blijft zeggen. ‘Jongen, je hebt het gelukkig gered.' zegt ze als ze zich van me losmaakt. Haar ogen en wangen zijn met tranen bedekt. Ze begint steeds heftiger te snikken en te huilen. ‘Wat is er?' vraag ik haar. Ze nog heftiger te snikken. ‘Je vader...' snikt ze. Ja inderdaad, waar blijft m´n vader? Hij zal toch niet... O nee. Nee. Dat kan niet. Ik vraag aan mijn moeder ‘Hij is toch niet...' ‘Jawel Milan. Hij heeft het niet gehaald. Hij is er niet meer.' Ik kijk haar verdrietig aan. ‘Wat is er dan gebeurd?' vraagt Romy, die intussen bij ons is gaan staan, en haar arm om me heen heeft gelegd. ‘we waren in de wachtkamer. We moesten met Opa op de uitslag van een test wachten. We zaten al een halfuur te wachten en ik moest nodig naar de WC. Toen ik de wachtkamer uit ging wilde ik nog tegen papa zeggen dat hij je moet bellen om te vragen hoe het gaat, maar ik zag dat je vader zijn PDA pakte, dus ik liep verder. Ik had nog geen drie stappen gezegd, of werd al vooruit geblazen door een enorm harde knal. Ik werd door de klap weg geslingerd, en viel hard op de grond. Ik ben even buiten westen geweest denk ik, want toen ik weer bij kwam was iedereen weg. De enigen die ik zag, waren de doden in de wachtkamer. Je vader lag daar ook. Zijn hand en arm waren totaal van zijn lichaam geblazen, dus waarschijnlijk is zijn PDA ontploft, ik denk dat het een laffe daad was van de Faith-hunters, dus ik heb zo snel mogelijk de batterij uit de mijne gehaald, voor het geval er ook zoiets bij mij zal gebeuren. Ik ben nog naar je vader toegelopen, maar hij was allang doodgebloed.' Ze zwijgt even, terwijl ze naar de grond staart. Ik kan mijn oren niet geloven. Mijn vader is dood. Hij zal nooit meer terugkomen. Nooit. Ongelooflijk. ‘En verder?' vraag ik haar. ‘Hoe ben je daar weggegaan?'
‘Ik heb de ketting van je vader gepakt, als aandenken en ben toen zo snel mogelijk naar je opa gerend. Hij was weg, net zoals de rest van de mensen in het zorgcentrum. Waarschijnlijk vanwege de knal. Omdat ik bewusteloos was, dachten ze zeker dat ik dood was. Ik ben weggerend, want ik wist zeker dat ze het er niet bij zouden laten zitten. Ik ben naar m´n SUB gegaan, en toen naar huis geracet. Het huis lag in puin...' ik schrik voor de zoveelste keer. In puin? Ons huis? We zijn dus net op tijd weggegaan. Er lag dus echt een bom. Het was echt begonnen. De Derde Wereldoorlog breekt binnen enkele dagen uit. De hele wereld zal zal zich ermee gaan bemoeien vanwege de verspreide en omgekomen gelovigen. En zo zal het beginnen met het bestoken van ons District met bommen, als reactie op de omgekomen gelovigen. Waarschijnlijk zullen ze geen rekening kunnen houden met ons, andere gelovigen, omdat we eigenlijk ook voor hen een bedreiging vormen. Het begint dus echt. De nucleaire bommen zullen in grote mate worden gemaakt. Hoelang zal de mensheid blijven bestaan...
‘Hallo?'
‘Hallo, met mij, we zijn aangevallen, het is tijd voor het plan'.
‘Weet je het zeker?'
‘Natuurlijk, ik ben hier met Rian en de twee meiden in het Crisiscentrum'.
‘Start de procedure, en blijf de anderen bellen, ik kom eraan'.
‘Wees voorzichtig'.
‘Doe ik'.
‘Hallo?'
‘Hallo, met mij, gaat alles goed daar?'
‘Ja, hoezo?'
‘We zijn aangevallen'.
‘Echt?'
‘Ja, en ik heb zelf gezien hoe er verschillende families zijn opgeblazen'.
‘Weet je dat heel zeker?'
‘Doe niet zo dom, bel de rest! Over 3 uur moet je met je gezin bij Mario´s huis zijn'.
‘Zie je daar'.
Aan de andere kant van de lijn hoor ik geschreeuw. Ik hoop toch niet... ja hoor, ik ben te laat.
Ik hoor de laatste schoten, en dan is het enige geluid dat ik nog hoor de voetstappen van iemand die wegloopt. Ik ben te laat. Alweer.
‘Dat was de laatste voor mij'.
‘Ook voor mij'.
‘Dan zit er niks anders op dan wachten'.
‘Ik denk het niet.'
‘Toch niet nog meer doen mag ik hopen?'
‘Ik ben bang dat we de route nog een laatste keer moeten controleren.'
‘Kunnen die meiden dat niet doen? Ik heb er echt even genoeg van nu , Milan.'
‘Het spijt me heel erg voor je, Rian, mar het is nu eenmaal niet anders, want kijk eens naar de meiden?'
Rian draait zich om naar de meiden, en ziet Dana huilen.
‘Waarom is ze zo erg aan het huilen?'
‘Omdat ze net te horen kreeg dat haar ouders zijn omgebracht door de Hunters.'
‘Sorry, ik begrijp het al.'
‘het geeft ook niet, ik begrijp het wel, jij weet ook niet hoe het met je ouders is, en je bent al twee uur non-stop aan het bellen. Ik ben het zelf ook een beetje zat.'
‘Gaan jullie maar even uitrusten, ik neem het vanaf nu met Angela over.’ klinkt een stem achter ons. We draaien ons om, en daar staat Maria. Maria is de moeder van Romy, en Angela is haar zus, dus Romy´s tante. ‘heeft u Romy dan al gesproken?' vraag ik haar.
‘Allang, maak je daar maar geen zorgen over, ik red me wel.'
‘Oké, als u het zegt.'
Ik loop samen met Rian naar de vergaderruimte. We ploffen samen op een grote leren bank, en blijven daar als een stelletje zoutzakken zitten. ‘Wat nu?' vraagt hij aan me. ‘Wachten, heel lang wachten' antwoord ik overdreven langzaam.
De laatste mensen druppelen naar binnen. Ik kijk goed, maar kan mijn ouders niet ontdekken. Alle moed zakt me in de schoenen. Het afgelopen uur heb ik ze wel tien keer gebeld, maar ze nemen niet op. Ik ben bang dat het niet overleefd hebben. Dat zelfs daar de Faith-hunters zijn gekomen. Iedereen is intussen gaan zitten, het is mijn taak om de mensen te tellen. Goed dan, ik schat dat het er zo´n zestig zijn. Dat is nog minder dan de helft. Een brok vormt zich in mijn keel. Zestig van de honderdvijftig. Dat is bizar weinig. En mijn ouders... ik zucht nog een laatste keer. Misschien komen ze nog, ik moet nu doen wat ik moet doen. De mensen tellen. De leiders zijn al een uur volop aan het bespreken hoe de reis moet verlopen. Maar daarvoor moeten ze wel weten hoeveel mensen er zijn dus ik moet tellen, en snel ook. De eerst rij zit vol, dat zijn er dus vijf. Ik ga verder met tellen.
Een minuut later ben ik klaar met tellen. Ik had het bijzonder goed geschat. Het waren er vier meer. Vierenzestig van de honderdvijftig. Intussen is Gijs begonnen met zijn toespraak. Ik hoop maar dat hij opschiet, we hebben geen minuut te verliezen. Ernst komt naar me toe, om te vragen hoeveel ik geteld heb. Ik vertel hem het schokkende getal. Hij laat niets merken, en loopt naar de leiding. Een verontrustend gevoel schiet door het publiek. Dat gezicht van de leiding verraadde ook veel te veel.
‘Mensen, het aantal is bekend. Vierenzestig leden van het genootschap zijn aanwezig.'
Mensen kijken elkaar geschrokken aan. Hier en daar klinken geschokte reacties.
‘Milan!' hoor ik een stem opgelucht achter me roepen. Ik draai me om en daar staat mijn moeder. Ik kan mijn ogen niet geloven. Ze heeft het gehaald! Ik ren met tranen in mijn ogen naar haar toe, en omhels haar. Zo blijven we zeker een minuut staan, waarin m´n moeder mijn naam blijft zeggen. ‘Jongen, je hebt het gelukkig gered.' zegt ze als ze zich van me losmaakt. Haar ogen en wangen zijn met tranen bedekt. Ze begint steeds heftiger te snikken en te huilen. ‘Wat is er?' vraag ik haar. Ze nog heftiger te snikken. ‘Je vader...' snikt ze. Ja inderdaad, waar blijft m´n vader? Hij zal toch niet... O nee. Nee. Dat kan niet. Ik vraag aan mijn moeder ‘Hij is toch niet...' ‘Jawel Milan. Hij heeft het niet gehaald. Hij is er niet meer.' Ik kijk haar verdrietig aan. ‘Wat is er dan gebeurd?' vraagt Romy, die intussen bij ons is gaan staan, en haar arm om me heen heeft gelegd. ‘we waren in de wachtkamer. We moesten met Opa op de uitslag van een test wachten. We zaten al een halfuur te wachten en ik moest nodig naar de WC. Toen ik de wachtkamer uit ging wilde ik nog tegen papa zeggen dat hij je moet bellen om te vragen hoe het gaat, maar ik zag dat je vader zijn PDA pakte, dus ik liep verder. Ik had nog geen drie stappen gezegd, of werd al vooruit geblazen door een enorm harde knal. Ik werd door de klap weg geslingerd, en viel hard op de grond. Ik ben even buiten westen geweest denk ik, want toen ik weer bij kwam was iedereen weg. De enigen die ik zag, waren de doden in de wachtkamer. Je vader lag daar ook. Zijn hand en arm waren totaal van zijn lichaam geblazen, dus waarschijnlijk is zijn PDA ontploft, ik denk dat het een laffe daad was van de Faith-hunters, dus ik heb zo snel mogelijk de batterij uit de mijne gehaald, voor het geval er ook zoiets bij mij zal gebeuren. Ik ben nog naar je vader toegelopen, maar hij was allang doodgebloed.' Ze zwijgt even, terwijl ze naar de grond staart. Ik kan mijn oren niet geloven. Mijn vader is dood. Hij zal nooit meer terugkomen. Nooit. Ongelooflijk. ‘En verder?' vraag ik haar. ‘Hoe ben je daar weggegaan?'
‘Ik heb de ketting van je vader gepakt, als aandenken en ben toen zo snel mogelijk naar je opa gerend. Hij was weg, net zoals de rest van de mensen in het zorgcentrum. Waarschijnlijk vanwege de knal. Omdat ik bewusteloos was, dachten ze zeker dat ik dood was. Ik ben weggerend, want ik wist zeker dat ze het er niet bij zouden laten zitten. Ik ben naar m´n SUB gegaan, en toen naar huis geracet. Het huis lag in puin...' ik schrik voor de zoveelste keer. In puin? Ons huis? We zijn dus net op tijd weggegaan. Er lag dus echt een bom. Het was echt begonnen. De Derde Wereldoorlog breekt binnen enkele dagen uit. De hele wereld zal zal zich ermee gaan bemoeien vanwege de verspreide en omgekomen gelovigen. En zo zal het beginnen met het bestoken van ons District met bommen, als reactie op de omgekomen gelovigen. Waarschijnlijk zullen ze geen rekening kunnen houden met ons, andere gelovigen, omdat we eigenlijk ook voor hen een bedreiging vormen. Het begint dus echt. De nucleaire bommen zullen in grote mate worden gemaakt. Hoelang zal de mensheid blijven bestaan...
Hoofdstuk V.
‘Drieënzestig, vierenzestig en met mij erbij is dat vijfenzestig. Stap maar in, we kunnen vertrekken’ Zegt Mario. Hij trekt de deur achter me dicht, en loopt naar de cockpit. Ik loop naar Rian, en ga naast hem zitten. De Hovercraft is niet helemaal vol. Er zijn 12 lege plaatsen. Daar zou mijn vader moeten zitten… Snel duw ik de gedachte weg. Mijn vader is dood en hij zal nooit terugkomen. Nooit meer. Punt uit.
‘Gaat het?’ vraagt Rian aan me. Hij doet gelukkig een beetje normaal tegen me. Als ik niet wil praten vindt hij het prima, als ik dat wel wil ook. Ik antwoord hem met een knikje. Ik ben niet zo´n prater, en gelukkig houden de meeste mensen daar rekening mee. Dana blijft wel de hele tijd huilen, wat ik wel begrijp. Ze is en blijft een meisje en meisjes zijn u eenmaal wat gevoeliger dan jongens.
De hovercraft stijgt op. Ik merk er eigenlijk weinig van. We reizen in een groep van 5 hovercrafts. De hovercraft is in de loop van de tijd zo aangepast, dat je topsnelheden kan behalen. Een ander voordeel van de hovercraft is dat je vrijwel over alles kan voortbewegen, over normale grond, maar ook over water en in de lucht.
De meeste mensen kijken hun ogen uit. Ze hebben wel eens in een Hovercraft gezeten, natuurlijk dat heeft iedereen, maar Mario heeft zijn eigen technische snufjes toegepast, wat leuk is om te zien en bovendien kunnen we daardoor sneller en goedkoper reizen. Al onze bagage gaat ook mee, ook al is het niet overdreven veel. De pakketten, de kleding, en sommige mensen (waaronder ikzelf) hebben hun eigen vervoermiddel meegenomen, in de meeste gevallen een SUB.
‘Gaat het weer en beetje?’ vraag ik aan m´n moeder, die in de rij achter me zit. Ze ziet er bar slecht uit. Ze speelt met de ketting van m´n vader. Ze kijkt me met haar verdrietige ogen aan. ‘Nee, het gaat niet’ zegt ze eerlijk. ‘Hier, jij mag hem hebben, ik heb mijn trouwring als aandenken, jij hebt geen enkel aandenken. Alsjeblieft.’ Ze geeft me de ketting. Hij voelt koud aan. Het is een zware, gouden ketting. Ik bedank haar. Zoiets had ik niet verwacht. ‘Doe hem maar om, dan lijkt het of hij wat dichterbij is’ zegt ze. Voorzichtig doe ik hem om. Wat raar is dit. Mijn vader heeft dit al zo vaak gedaan met deze ketting. En nu doe ik, zijn zoon, dat. Het goud voelt koud aan rond m´n nek. Het heeft wat veiligs, zo´n dikke gouden ketting, helemaal omdat ik weet dat mijn vader hem zolang heeft gedragen. Een onbehaaglijk gevoel bekruipt me. Wie zal nu het bedrijf overnemen? Of zal het bedrijf ook al in stukken liggen, omdat ze wisten dat vader een Christen was? Wat kan mij het ook allemaal schelen. Het enige wat ik belangrijk vind op het moment is of we veilig en wel de bunkers bereiken.
Mijn moeder zit nog steeds stil in haar eentje. Voor haar zal het ook niet leuk zijn. Het was haar man, mijn vader. Het klinkt misschien raar, maar ik had niet zo´n goede band met m´n vader. Bij hem draaide het altijd om zijn bedrijf. Zijn leiderschap. Zijn belangen. Hij had nooit tijd voor mij, of voor mijn leven. Met moeder was het gelukkig wel wat minder, ook al werkt ze veel. Ik besluit naast haar te gaan zitten, want praten helpt, tenminste, dat zeggen ze.
‘Hij was zo´n lieve man’ zegt ze verdrietig. Ik vraag me af of dit wel dezelfde vrouw is. De vrouw die zelfstandig de uitvinding van de eeuw in de medische wereld heeft uitgevonden. Dankzij haar is Aids niet langer meer een grote bedreiging. Maar nu is ze zelf ziek, een ziekte waar geen medicijn voor bestaat. Ziek van verdriet.
Ze mompelt wat in zichzelf en ik besef dat ik beter kan vertrekken. Langzaam sukkel ik terug naar mijn plaats.
‘En?’ vraagt Rian aan me.
‘Ze zegt niet zoveel.’
‘Jij ook niet.’
‘What the… Sorry, je hebt gelijk’ verontschuldig ik me. Rian is echt bezorgd, dus ik moet niet zo aangebrand reageren.
‘Je mag verdrietig zijn hoor, je hebt je vader verloren.’
‘Weet je wat het is…’ begin ik ‘Ik weet niet hoe ik het moet zeggen maar…’
‘Ja?’ vraagt hij.
‘Nou… het lijkt wel of ik hem niet echt mis. Hij had nooit tijd voor me, door dat stomme bedrijf van hem. Daarmee verdiende hij veel geld, waarmee hij mij tevreden probeerde te stellen. Ik hoefde zijn geld niet, ik wilde een vader die met me speelde, die met me praatte. Je weet wel, vader – zoon dingen. Snap je?’ Het zijn rare zinnen, dat weet ik, maar het is wel precies hoe ik me voel.
‘Aan de ene kant wel, aan de andere kant niet. Ik heb nooit een vader gehad, en in dat afschuwelijke weeshuis was niemand die een vaderrol voor mij vervulde. Altijd als ik bij jou was, was je vader er niet. Maar Milan, onthoud, het was je vader! Daar ben je wel wat respect aan verschuldigd, onthoud dat.’ Hij kijkt me doordringend aan.
‘Ja, je hebt gelijk. Bedankt voor je hulp.’ Zoiets had ik niet aan Rian moeten vragen, hij heeft zijn vader immers nooit gekend. Zijn moeder had hem in het ziekenhuis laten liggen bij de geboorte, en is daarna spoorloos verdwenen. Sindsdien is hij opgegroeid in pleeggezinnen en uiteindelijk in dat vreselijke weeshuis. Alles gaat daar automatisch, zelfs je eten wordt automatisch naar je kamer gebracht! Arme Rian. Daarom kwam hij ook zo vaak bij mij, want mijn ouders waren toch altijd aan het werken. Ikzelf was vroeger een vreselijk ingetrokken jongetje, zonder vrienden. Tot ik Rian ontmoette op school. Hij was naar het weeshuis verhuisd, omdat hij in het pleegezin was aangerand. Nu ik erover nadenk, Rian heeft al heel wat meegemaakt in zijn leven en tóch blijft hij positief. Ik heb echt respect voor hem. Maar goed, op school waren we allebei eenlingen, en dus zaten we een keer samen in een hoekje. We raakten aan de praat, en werden vrienden voor het leven. Geloven was toen nog niet verboden, dus toen hij een keer bij me kwam logeren, ging hij mee naar de kerk. Hij was erg onder de indruk, en zo kwam hij bij me in de kerk, en hij kwam tot geloof. Ook toen geloven verboden werd, bleef hij, net als ik, geloven. We gingen samen naar Het Genootschap. Rian is de beste vriend die ik me kan voorstellen. Ik heb echt respect voor hem.
Terwijl ik in mijn stoel zak, beginnen mijn gedachten te tollen. Het begon zo simpel. Hij kwam in de overheid. Zijn ideeën kregen steeds meer aanhang. Minder immigranten en tegen Islamisering, want Nederland is vol. De man bleef zo aardig in het begin en hij kon prachtige debatten voeren, die hij meestal won. Logisch dat de mensen hem gingen volgen, want hij was immers erg geloofwaardig. Tot hij aan de macht kwam. Het kabinet was gevallen en er werd massaal op hem gestemd. Ook door christenen, want moslims vormen een bedreiging voor het christendom. Zo werd Beau (want zo heette hij) Minister-president. De eerste jaren bleef hij zich aardig en netjes gedragen en kreeg zijn zin. Immigranten mochten Nederland niet meer in. Nu was de anti-islamisering aan de beurt. maar hij stopte niet met de Islam. Alle religies werden verboden, want alle oorlogen werden veroorzaakt door geloof. Punt uit. Daarom moeten we in het geheim samenkomen. De man kreeg een gevaarlijk belangrijke vriend: Arthur Stone. Het koppel regeert sindsdien het District. Stone was de eerste Faith-hunter. Dat liet hij blijken door een moskee op te blazen. De bevolking begon iets te vrezen, maar durfde dat niet te laten zien. Al snel had hij een heel leger Faith-hunters op zak, en ging zo op jacht. Kerken, moskees, Synagogen, Alles werd verbrand. De gelovigen konden alleen nog maar in het geheim samenkomen. Sommigen werden bij toeval ontdekt, en zo ging de jacht verder. Overal kwamen spionnen om de gelovigen om zich heen te verraden en vervolgens te vermoorden. Tot vrijdag de dertiende, 2247. Alle leiders van religies in District 15 verzamelden zich,en vergaderden over wat te doen. Christenen, Moslims, Joden, boeddhisten, ze zaten met z´n allen aan één tafel. Een heftige vergadering begon. Uiteindelijk werd besloten dat Stone met zijn leger in de val moest worden gelokt. En zo gezegd, zo gedaan. Er werd een roddel verspreid dat er in de berggebied zich een groep Moslims hadden verborgen. Het leger ging erheen, en zochten week na week. Een rotslawine werd losgelaten en de Faith-hunters zaten als ratten in de val. Er werd een tweede lawine losgelaten, en Stone werd met zijn hele leger geplet. Een letterlijk doodlopende weg. De bevolking was blij, want eindelijk was de moordgolf opgehouden. Dat hadden ze gedacht. De andere van het koppel, Beau, was ziedend. Zijn hele leger was in één klap weg. Hij moest aan een nieuw leger komen, maar niemand durfde. Hij verzon de tot nu durende wet. Prijs per gelovige. De belasting werd verhoogd, en dus moesten mensen toch iets doen om aan geld te komen. Dus toch maar jagen op gelovigen. Zo begon een verschrikkelijke jacht die tot nu, tien jaar later nog steeds duurt.
Door een schok door de ruimte schrik ik op uit mijn gedachten. Wat gebeurd er? Mensen kijken geschrokken uit de ramen. Ik kijk ook. Wat mijn ogen zien kan ik niet geloven. Er vliegt nog maar één rokende hovercraft naast ons. Ze hebben ons dus weer weten te vinden.
Het volgende hoofdstuk laat jammer genoeg even op zich wachten. Jullie zien vanzelf wel wanneer ik verder ga.
‘Drieënzestig, vierenzestig en met mij erbij is dat vijfenzestig. Stap maar in, we kunnen vertrekken’ Zegt Mario. Hij trekt de deur achter me dicht, en loopt naar de cockpit. Ik loop naar Rian, en ga naast hem zitten. De Hovercraft is niet helemaal vol. Er zijn 12 lege plaatsen. Daar zou mijn vader moeten zitten… Snel duw ik de gedachte weg. Mijn vader is dood en hij zal nooit terugkomen. Nooit meer. Punt uit.
‘Gaat het?’ vraagt Rian aan me. Hij doet gelukkig een beetje normaal tegen me. Als ik niet wil praten vindt hij het prima, als ik dat wel wil ook. Ik antwoord hem met een knikje. Ik ben niet zo´n prater, en gelukkig houden de meeste mensen daar rekening mee. Dana blijft wel de hele tijd huilen, wat ik wel begrijp. Ze is en blijft een meisje en meisjes zijn u eenmaal wat gevoeliger dan jongens.
De hovercraft stijgt op. Ik merk er eigenlijk weinig van. We reizen in een groep van 5 hovercrafts. De hovercraft is in de loop van de tijd zo aangepast, dat je topsnelheden kan behalen. Een ander voordeel van de hovercraft is dat je vrijwel over alles kan voortbewegen, over normale grond, maar ook over water en in de lucht.
De meeste mensen kijken hun ogen uit. Ze hebben wel eens in een Hovercraft gezeten, natuurlijk dat heeft iedereen, maar Mario heeft zijn eigen technische snufjes toegepast, wat leuk is om te zien en bovendien kunnen we daardoor sneller en goedkoper reizen. Al onze bagage gaat ook mee, ook al is het niet overdreven veel. De pakketten, de kleding, en sommige mensen (waaronder ikzelf) hebben hun eigen vervoermiddel meegenomen, in de meeste gevallen een SUB.
‘Gaat het weer en beetje?’ vraag ik aan m´n moeder, die in de rij achter me zit. Ze ziet er bar slecht uit. Ze speelt met de ketting van m´n vader. Ze kijkt me met haar verdrietige ogen aan. ‘Nee, het gaat niet’ zegt ze eerlijk. ‘Hier, jij mag hem hebben, ik heb mijn trouwring als aandenken, jij hebt geen enkel aandenken. Alsjeblieft.’ Ze geeft me de ketting. Hij voelt koud aan. Het is een zware, gouden ketting. Ik bedank haar. Zoiets had ik niet verwacht. ‘Doe hem maar om, dan lijkt het of hij wat dichterbij is’ zegt ze. Voorzichtig doe ik hem om. Wat raar is dit. Mijn vader heeft dit al zo vaak gedaan met deze ketting. En nu doe ik, zijn zoon, dat. Het goud voelt koud aan rond m´n nek. Het heeft wat veiligs, zo´n dikke gouden ketting, helemaal omdat ik weet dat mijn vader hem zolang heeft gedragen. Een onbehaaglijk gevoel bekruipt me. Wie zal nu het bedrijf overnemen? Of zal het bedrijf ook al in stukken liggen, omdat ze wisten dat vader een Christen was? Wat kan mij het ook allemaal schelen. Het enige wat ik belangrijk vind op het moment is of we veilig en wel de bunkers bereiken.
Mijn moeder zit nog steeds stil in haar eentje. Voor haar zal het ook niet leuk zijn. Het was haar man, mijn vader. Het klinkt misschien raar, maar ik had niet zo´n goede band met m´n vader. Bij hem draaide het altijd om zijn bedrijf. Zijn leiderschap. Zijn belangen. Hij had nooit tijd voor mij, of voor mijn leven. Met moeder was het gelukkig wel wat minder, ook al werkt ze veel. Ik besluit naast haar te gaan zitten, want praten helpt, tenminste, dat zeggen ze.
‘Hij was zo´n lieve man’ zegt ze verdrietig. Ik vraag me af of dit wel dezelfde vrouw is. De vrouw die zelfstandig de uitvinding van de eeuw in de medische wereld heeft uitgevonden. Dankzij haar is Aids niet langer meer een grote bedreiging. Maar nu is ze zelf ziek, een ziekte waar geen medicijn voor bestaat. Ziek van verdriet.
Ze mompelt wat in zichzelf en ik besef dat ik beter kan vertrekken. Langzaam sukkel ik terug naar mijn plaats.
‘En?’ vraagt Rian aan me.
‘Ze zegt niet zoveel.’
‘Jij ook niet.’
‘What the… Sorry, je hebt gelijk’ verontschuldig ik me. Rian is echt bezorgd, dus ik moet niet zo aangebrand reageren.
‘Je mag verdrietig zijn hoor, je hebt je vader verloren.’
‘Weet je wat het is…’ begin ik ‘Ik weet niet hoe ik het moet zeggen maar…’
‘Ja?’ vraagt hij.
‘Nou… het lijkt wel of ik hem niet echt mis. Hij had nooit tijd voor me, door dat stomme bedrijf van hem. Daarmee verdiende hij veel geld, waarmee hij mij tevreden probeerde te stellen. Ik hoefde zijn geld niet, ik wilde een vader die met me speelde, die met me praatte. Je weet wel, vader – zoon dingen. Snap je?’ Het zijn rare zinnen, dat weet ik, maar het is wel precies hoe ik me voel.
‘Aan de ene kant wel, aan de andere kant niet. Ik heb nooit een vader gehad, en in dat afschuwelijke weeshuis was niemand die een vaderrol voor mij vervulde. Altijd als ik bij jou was, was je vader er niet. Maar Milan, onthoud, het was je vader! Daar ben je wel wat respect aan verschuldigd, onthoud dat.’ Hij kijkt me doordringend aan.
‘Ja, je hebt gelijk. Bedankt voor je hulp.’ Zoiets had ik niet aan Rian moeten vragen, hij heeft zijn vader immers nooit gekend. Zijn moeder had hem in het ziekenhuis laten liggen bij de geboorte, en is daarna spoorloos verdwenen. Sindsdien is hij opgegroeid in pleeggezinnen en uiteindelijk in dat vreselijke weeshuis. Alles gaat daar automatisch, zelfs je eten wordt automatisch naar je kamer gebracht! Arme Rian. Daarom kwam hij ook zo vaak bij mij, want mijn ouders waren toch altijd aan het werken. Ikzelf was vroeger een vreselijk ingetrokken jongetje, zonder vrienden. Tot ik Rian ontmoette op school. Hij was naar het weeshuis verhuisd, omdat hij in het pleegezin was aangerand. Nu ik erover nadenk, Rian heeft al heel wat meegemaakt in zijn leven en tóch blijft hij positief. Ik heb echt respect voor hem. Maar goed, op school waren we allebei eenlingen, en dus zaten we een keer samen in een hoekje. We raakten aan de praat, en werden vrienden voor het leven. Geloven was toen nog niet verboden, dus toen hij een keer bij me kwam logeren, ging hij mee naar de kerk. Hij was erg onder de indruk, en zo kwam hij bij me in de kerk, en hij kwam tot geloof. Ook toen geloven verboden werd, bleef hij, net als ik, geloven. We gingen samen naar Het Genootschap. Rian is de beste vriend die ik me kan voorstellen. Ik heb echt respect voor hem.
Terwijl ik in mijn stoel zak, beginnen mijn gedachten te tollen. Het begon zo simpel. Hij kwam in de overheid. Zijn ideeën kregen steeds meer aanhang. Minder immigranten en tegen Islamisering, want Nederland is vol. De man bleef zo aardig in het begin en hij kon prachtige debatten voeren, die hij meestal won. Logisch dat de mensen hem gingen volgen, want hij was immers erg geloofwaardig. Tot hij aan de macht kwam. Het kabinet was gevallen en er werd massaal op hem gestemd. Ook door christenen, want moslims vormen een bedreiging voor het christendom. Zo werd Beau (want zo heette hij) Minister-president. De eerste jaren bleef hij zich aardig en netjes gedragen en kreeg zijn zin. Immigranten mochten Nederland niet meer in. Nu was de anti-islamisering aan de beurt. maar hij stopte niet met de Islam. Alle religies werden verboden, want alle oorlogen werden veroorzaakt door geloof. Punt uit. Daarom moeten we in het geheim samenkomen. De man kreeg een gevaarlijk belangrijke vriend: Arthur Stone. Het koppel regeert sindsdien het District. Stone was de eerste Faith-hunter. Dat liet hij blijken door een moskee op te blazen. De bevolking begon iets te vrezen, maar durfde dat niet te laten zien. Al snel had hij een heel leger Faith-hunters op zak, en ging zo op jacht. Kerken, moskees, Synagogen, Alles werd verbrand. De gelovigen konden alleen nog maar in het geheim samenkomen. Sommigen werden bij toeval ontdekt, en zo ging de jacht verder. Overal kwamen spionnen om de gelovigen om zich heen te verraden en vervolgens te vermoorden. Tot vrijdag de dertiende, 2247. Alle leiders van religies in District 15 verzamelden zich,en vergaderden over wat te doen. Christenen, Moslims, Joden, boeddhisten, ze zaten met z´n allen aan één tafel. Een heftige vergadering begon. Uiteindelijk werd besloten dat Stone met zijn leger in de val moest worden gelokt. En zo gezegd, zo gedaan. Er werd een roddel verspreid dat er in de berggebied zich een groep Moslims hadden verborgen. Het leger ging erheen, en zochten week na week. Een rotslawine werd losgelaten en de Faith-hunters zaten als ratten in de val. Er werd een tweede lawine losgelaten, en Stone werd met zijn hele leger geplet. Een letterlijk doodlopende weg. De bevolking was blij, want eindelijk was de moordgolf opgehouden. Dat hadden ze gedacht. De andere van het koppel, Beau, was ziedend. Zijn hele leger was in één klap weg. Hij moest aan een nieuw leger komen, maar niemand durfde. Hij verzon de tot nu durende wet. Prijs per gelovige. De belasting werd verhoogd, en dus moesten mensen toch iets doen om aan geld te komen. Dus toch maar jagen op gelovigen. Zo begon een verschrikkelijke jacht die tot nu, tien jaar later nog steeds duurt.
Door een schok door de ruimte schrik ik op uit mijn gedachten. Wat gebeurd er? Mensen kijken geschrokken uit de ramen. Ik kijk ook. Wat mijn ogen zien kan ik niet geloven. Er vliegt nog maar één rokende hovercraft naast ons. Ze hebben ons dus weer weten te vinden.
Het volgende hoofdstuk laat jammer genoeg even op zich wachten. Jullie zien vanzelf wel wanneer ik verder ga.
puh.. bedankt dat je me hebt laten weten dat je je hebt aangemeld
hahahahaha je weet dat k je verhalen leuk vindt dus om nu nog waarom dit en waarom dat te schrijven is een beetje zinloos nietwaar?
bye

hahahahaha je weet dat k je verhalen leuk vindt dus om nu nog waarom dit en waarom dat te schrijven is een beetje zinloos nietwaar?
bye
Laatst gewijzigd door marly op 22 jun 2010 23:54, 1 keer totaal gewijzigd.
Reden: Toch willen we je vragen wel aan te geven wat je goed vindt en wat niet. Hier kan de auteur van leren maar andere leden natuurlijk ook. Alvast bedankt!
Reden: Toch willen we je vragen wel aan te geven wat je goed vindt en wat niet. Hier kan de auteur van leren maar andere leden natuurlijk ook. Alvast bedankt!
I don't suffer from insanity, I enjoy every minute of it!
- Sabbientje
- Fijnschrijver
- Berichten: 588
- Lid geworden op: 25 nov 2007 09:22
Dreigen te stoppen met posten helpt niet voor het krijgen van reactieszjapyo schreef: mensen ik ben weggegaan bij een andere site, dus begin hier bij het begin. ik hoop dat jullie blijven lezen en reageren, want anders is de lol er voor mij af, en stop ik ermee.
Zjapyo

Wat wel helpt is zelf verhalen van anderen lezen en erop reageren.
Dat zorgt ervoor dat mensen enthousiast worden en dus ook zin krijgen om op jouw verhaal te reageren.
Dus wees zelf lekker actief, dan komen de reacties vanzelf.
Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet
Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel.
Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel.
ik heb een stukje in het begin gelezen.
ik vind het een heel leuk verhaal, over de 3e wereldoorlog en zo.
ik kan me echt heel goed voorstellen dat het er later echt zo uit gaat zien
wel even een kleine opmerking, (een heel erg kleine
)
ik de eerste alinea van hoofdstuk 1 staat heel vaak het woord SUB. dat leest best lastig.
zijn er synoniemen voor? dan kun je die misschien ook eens gebruiken
ik vind het een heel leuk verhaal, over de 3e wereldoorlog en zo.
ik kan me echt heel goed voorstellen dat het er later echt zo uit gaat zien

wel even een kleine opmerking, (een heel erg kleine

ik de eerste alinea van hoofdstuk 1 staat heel vaak het woord SUB. dat leest best lastig.
zijn er synoniemen voor? dan kun je die misschien ook eens gebruiken

als je op open zee bent, zorg dan voor een baken om de weg terug te vinden,
ben je op bekend terrein, zorg dan voor een baken om niet op de klippen te lopen.
ben je op bekend terrein, zorg dan voor een baken om niet op de klippen te lopen.