Terwijl ik aan het douchen was kreeg ik opeens een geweldig onderwerp in mijn hoofd - niet uitgewerkt maar dat is niet mijn sterkste punt. Ja, ik weet, heb het andere verhaal ook nog openstaan maar toch móét ik het plaatsen. D:
Proloog
De wind waaide op volle kracht door het dichtbegroeide bos. De takken van de bomen zwaaiden kreunend heen en weer en af en toe viel er eentje af, alsof het hem te zwaar werd om weerstand te bieden tegen de storm. Het rijtje kinderen was bijna onzichtbaar door de vele bomen om hen heen. Om de paar minuten viel er eentje, dan hielp de persoon achter dat kind hem omhoog, om het meteen weer aan te sporen door te lopen. Het was hartverscheurend, hoe ze erbij liepen. In vodden, die geen warmte boden in deze koude nacht. Het was volle maan, maar toch konden ze alsnog amper zien waar ze liepen. De voorste tastte elke keer met zijn blote voeten de grond voor zich af, om zeker te weten dat het veilig was.
“Broer, ik heb honger,” jammerde een klein meisje van nog geen zeven jaar oud, aan het shirt van haar broer trekkend. Een bleke jongen, maar wie zou dat niet zijn in zo'n situatie?
“Het spijt me, Lilly, ik heb geen eten voor je.” Tegen de waarschuwingen van de leider van de groep in hurkte hij bij het meisje neer.
“Niet huilen, het komt allemaal goed. Denk aan wat mama je heeft gezegd, God ziet je en God houdt van je. Niet huilen, Lilly, alsjeblieft. Je maakt me verdrietig,” probeerde hij zijn zusje te troosten.
Het hielp en Lilly knikte, met tranende ogen. “Is mama,” fluisterde ze zacht, “bij God?”
Als wijze van antwoord knikte de jongen kort en hij kwam overeind. Liefdevol pakte hij haar hand en kneep er bemoedigend in. Schijnbaar zelfverzekerd liep hij weer verder, zijn zusje zacht meetrekkend. Maar diep van binnen voelde hij zich gebroken. Dat kwam niet door de vermoeiende marsen, elke dag door, maar om het feit dat hij bang was dat zijn zusje en de andere kleine kinderen het niet zouden overleven. Dat ze een angstige en eenzame dood zouden sterven, want hij wist zeker dat de oudste jongen niet zou stoppen om ze te helpen. Als er iemand instortte, was de hoop voor die persoon opgegeven. Ze konden zich geen vertragingen permitteren, maar toch deed het hem pijn en wist hij niet zeker of hij zijn zusje zomaar kon achterlaten.
Reis van Dood
*
Hoofdstuk 1
Het dorpsplein stond vol met mensen, wat niet zo gek was, aangezien het net markt was. De zon scheen heerlijk en er waren genoeg kraampjes. Van alles werd aangeboden door schreeuwende mensen die maar wat graag van hun spullen af wilden; van groentes en fruit tot de vreemdste uitvindingen waarvan het nut onbekend was. Het liep tegen de middag dus er stroomden nog steeds mensen het plein op, om ook te genieten van het heerlijke weer. Er waren edellieden met kleren van fluweel en zijde, arbeiders met hun zondagkleding aan en de arme mensen, met al tientallen keren herstelde jurken en broeken. Bedelaars en zakkenrollers ontbraken ook niet, want vooral op dit soort dagen viel er veel geld te verkrijgen en daar moest je van profiteren.
De moeder met het meisje ruw aan de arm ging zonder er moeite voor te hoeven doen op in de menigte. De vrouw bleef graag onopvallend, vooral dit was een lastige kwestie. Door haar verleden stond ze al niet goed bekend in het dorp en vaak genoeg was ze bedreigd en uitgescholden voor heks. Maar nu hadden de mensen het te druk met de koopwaar om op haar te letten. Bovendien had ze haar mantel stevig om zich heen geslagen, zodat maar een klein deel van haar gezicht zichtbaar was.
Het meisje echter, had geen zin om braaf mee te lopen. Op een gegeven moment, bleef ze zelfs staan en weigerde verder te lopen.
“Mama, mama, ik wil naar huis!” jengelde ze, aan haar arm trekkend. Waardoor de moeder haar arm nog steviger vastgreep en haar streng toesprak.
“Annah, je gaat niet meer naar huis, begrepen? Je loopt gewoon mee!” Haar stem klonk geïrriteerd en ze liep weer verder. Maar weer bleef het kind staan. Steeds weer riep Annah dat ze niet wilde, dat ze terug naar huis wilde, dat ze los wilde lopen. Nu had haar moeder er toch echt genoeg van en met een harde ruk trok ze haar verder. De oorlog en de pijn in haar leven hadden haar hard gemaakt.
Na een kwartier van geblèr en ophoudingen waren ze dan toch eindelijk bij hun doel aangekomen. Voor hen doemde een grijs gebouw op, met op de gevel in hoofdletters 'WEESHUIS' geschreven. De gordijnen achter de ramen waren gesloten, alsof er dingen niet gezien mochten worden. Als de geruchten die er over het weeshuis verspreid werden waar waren, dan waren er inderdaad dingen die niet gezien mochten worden.
De moeder was in tweestrijd. Afscheid nemen van haar kleine meid zou haar enkel nog meer pijn doen. Maar niks zeggen zou haar schuldgevoelens geven, het kind had al genoeg te verwerken gekregen. Ze hurkte en liet de arm na een halfuur stevig vasthouden los. De huid was helemaal rood en even voelde ze zich een ontzettend slechte moeder. Ze knipperde een paar keer met haar ogen om de tranen tegen te houden en sloeg toen haar armen om Annah heen. Stevig trok ze haar dochtertje tegen zich aan.
“Lieverd, houd je sterk. Vergeet me niet. Ik weet zeker dat ze hier goed voor je zullen zorgen. Ik ben altijd bij je, in je hart en in je gedachten.”
Na deze woorden gesproken te hebben – wat voor haar doen veel was – stond ze stram op, om zich vervolgens om te draaien en terug te lopen. Nog één keer keek ze om, toen verdween ze weer in de mensenmassa.
Hoofdstuk 1
Het dorpsplein stond vol met mensen, wat niet zo gek was, aangezien het net markt was. De zon scheen heerlijk en er waren genoeg kraampjes. Van alles werd aangeboden door schreeuwende mensen die maar wat graag van hun spullen af wilden; van groentes en fruit tot de vreemdste uitvindingen waarvan het nut onbekend was. Het liep tegen de middag dus er stroomden nog steeds mensen het plein op, om ook te genieten van het heerlijke weer. Er waren edellieden met kleren van fluweel en zijde, arbeiders met hun zondagkleding aan en de arme mensen, met al tientallen keren herstelde jurken en broeken. Bedelaars en zakkenrollers ontbraken ook niet, want vooral op dit soort dagen viel er veel geld te verkrijgen en daar moest je van profiteren.
De moeder met het meisje ruw aan de arm ging zonder er moeite voor te hoeven doen op in de menigte. De vrouw bleef graag onopvallend, vooral dit was een lastige kwestie. Door haar verleden stond ze al niet goed bekend in het dorp en vaak genoeg was ze bedreigd en uitgescholden voor heks. Maar nu hadden de mensen het te druk met de koopwaar om op haar te letten. Bovendien had ze haar mantel stevig om zich heen geslagen, zodat maar een klein deel van haar gezicht zichtbaar was.
Het meisje echter, had geen zin om braaf mee te lopen. Op een gegeven moment, bleef ze zelfs staan en weigerde verder te lopen.
“Mama, mama, ik wil naar huis!” jengelde ze, aan haar arm trekkend. Waardoor de moeder haar arm nog steviger vastgreep en haar streng toesprak.
“Annah, je gaat niet meer naar huis, begrepen? Je loopt gewoon mee!” Haar stem klonk geïrriteerd en ze liep weer verder. Maar weer bleef het kind staan. Steeds weer riep Annah dat ze niet wilde, dat ze terug naar huis wilde, dat ze los wilde lopen. Nu had haar moeder er toch echt genoeg van en met een harde ruk trok ze haar verder. De oorlog en de pijn in haar leven hadden haar hard gemaakt.
Na een kwartier van geblèr en ophoudingen waren ze dan toch eindelijk bij hun doel aangekomen. Voor hen doemde een grijs gebouw op, met op de gevel in hoofdletters 'WEESHUIS' geschreven. De gordijnen achter de ramen waren gesloten, alsof er dingen niet gezien mochten worden. Als de geruchten die er over het weeshuis verspreid werden waar waren, dan waren er inderdaad dingen die niet gezien mochten worden.
De moeder was in tweestrijd. Afscheid nemen van haar kleine meid zou haar enkel nog meer pijn doen. Maar niks zeggen zou haar schuldgevoelens geven, het kind had al genoeg te verwerken gekregen. Ze hurkte en liet de arm na een halfuur stevig vasthouden los. De huid was helemaal rood en even voelde ze zich een ontzettend slechte moeder. Ze knipperde een paar keer met haar ogen om de tranen tegen te houden en sloeg toen haar armen om Annah heen. Stevig trok ze haar dochtertje tegen zich aan.
“Lieverd, houd je sterk. Vergeet me niet. Ik weet zeker dat ze hier goed voor je zullen zorgen. Ik ben altijd bij je, in je hart en in je gedachten.”
Na deze woorden gesproken te hebben – wat voor haar doen veel was – stond ze stram op, om zich vervolgens om te draaien en terug te lopen. Nog één keer keek ze om, toen verdween ze weer in de mensenmassa.
Laatst gewijzigd door Requiem op 13 mei 2011 14:46, 2 keer totaal gewijzigd.
I got a jar of dirt, I got a jar of dirt, and guess what's inside it!
- Jack Sparrow
- Jack Sparrow
*
Annah zat als verstijfd in het portiek van het weeshuis, haar onderarm gloeide. De plek waar haar moeder zo hard geknepen had, was nog steeds rood, maar ze vond het fijn dat hij er nog was. Alsof het een laatste herinnering was aan haar moeder, omdat haar gevoel zei dat ze haar nooit meer terug zou zien. Eerst haar vader, dan haar zusje en broertje in hetzelfde jaar. Haar moeder, Sefira, had ze een jaar geleden op dezelfde ochtend als deze meegevoerd en ze had er daarna met geen woord meer over gesproken. Nu wist Annah waar ze heen gevoerd waren en ongewild flikkerde er een vlammetje hoop in haar op. Zou ze ze terugzien, vandaag of misschien wel morgen? Of overmorgen? Ze hoopte het zo.
Met een luid gekraak werd de deur opengeduwd, waardoor Annah geschrokken opkeek. In de deuropening stond een jong meisje, onzeker glimlachend. Haar blik was verbaasd, alsof ze nooit had geweten dat er elke maand een stuk of vijf kinderen voor de deur werden afgeleverd. Die niemand vervolgens nog terug zag en dan kreeg je vanzelf roddels. Het bleef stil en geen van beiden leek de stilte vrijwillig te willen onderbreken. Af en toe schraapte het meisje in de deur haar keel, alsof ze iets wou zeggen, maar er kwam niks uit haar mond.
“Hé,” was uiteindelijk de aarzelende opening van het gesprek, “zit je hier alleen? Waar is je moeder?”
Die zin was nét iets teveel voor Annah en ze beet op haar lip, niet in staat te antwoorden. Alsof ze haar gedachten kon raden ging het meisje voor haar zitten.
“Heb je honger? Of wil je misschien wat drinken?” fluisterde ze zachtjes, schichtig om zich heen kijkend. Ja, dorst had Annah wel en honger ook, een beetje.
“Ja.”
Ze pakte de hand aan die haar aangeboden werd en stond wankelend op.
“Ik ben Fiona,” stelde haar gesprekspartner zich voor, “wat is jouw naam?”
“Annah,” mompelde Annah nerveus.
Fiona liep de hal in, Annah wenkend. Met snelle passen liep ze over de kale, versleten vloer. Annah keek ondanks de hele situatie nieuwsgierig om zich heen. De hele hal was grijs en om de zoveel meter hing er een lamp aan het plafond, die net genoeg licht gaf om alles te kunnen zien. Een onveilig uitziende trap leidde naar boven, maar Fiona liep naar een deur aan de overkant van de hal, waar het verleidelijke woord 'keuken' op stond. Nu pas merkte Annah op dat ze meer dan een 'beetje' honger had.
"Wacht hier," zei Fiona, "ik zal wat eten voor je halen. Onbekenden mogen de keuken niet zien." Onder normale omstandigheden zou Annah meteen hebben doorgevraagd, tot ze wist wat er in die keuken was, dat ze niet mocht zien. Maar dit waren geen normale omstandigheden en dus vroeg ze ook maar niet door.
Toen na een halve minuut Fiona haar een stuk brood gaf, viel ze er uitgehongerd op aan. Het was hard en ze had wel lekkerder brood geproefd, maar het was beter dan niks.
Annah zat als verstijfd in het portiek van het weeshuis, haar onderarm gloeide. De plek waar haar moeder zo hard geknepen had, was nog steeds rood, maar ze vond het fijn dat hij er nog was. Alsof het een laatste herinnering was aan haar moeder, omdat haar gevoel zei dat ze haar nooit meer terug zou zien. Eerst haar vader, dan haar zusje en broertje in hetzelfde jaar. Haar moeder, Sefira, had ze een jaar geleden op dezelfde ochtend als deze meegevoerd en ze had er daarna met geen woord meer over gesproken. Nu wist Annah waar ze heen gevoerd waren en ongewild flikkerde er een vlammetje hoop in haar op. Zou ze ze terugzien, vandaag of misschien wel morgen? Of overmorgen? Ze hoopte het zo.
Met een luid gekraak werd de deur opengeduwd, waardoor Annah geschrokken opkeek. In de deuropening stond een jong meisje, onzeker glimlachend. Haar blik was verbaasd, alsof ze nooit had geweten dat er elke maand een stuk of vijf kinderen voor de deur werden afgeleverd. Die niemand vervolgens nog terug zag en dan kreeg je vanzelf roddels. Het bleef stil en geen van beiden leek de stilte vrijwillig te willen onderbreken. Af en toe schraapte het meisje in de deur haar keel, alsof ze iets wou zeggen, maar er kwam niks uit haar mond.
“Hé,” was uiteindelijk de aarzelende opening van het gesprek, “zit je hier alleen? Waar is je moeder?”
Die zin was nét iets teveel voor Annah en ze beet op haar lip, niet in staat te antwoorden. Alsof ze haar gedachten kon raden ging het meisje voor haar zitten.
“Heb je honger? Of wil je misschien wat drinken?” fluisterde ze zachtjes, schichtig om zich heen kijkend. Ja, dorst had Annah wel en honger ook, een beetje.
“Ja.”
Ze pakte de hand aan die haar aangeboden werd en stond wankelend op.
“Ik ben Fiona,” stelde haar gesprekspartner zich voor, “wat is jouw naam?”
“Annah,” mompelde Annah nerveus.
Fiona liep de hal in, Annah wenkend. Met snelle passen liep ze over de kale, versleten vloer. Annah keek ondanks de hele situatie nieuwsgierig om zich heen. De hele hal was grijs en om de zoveel meter hing er een lamp aan het plafond, die net genoeg licht gaf om alles te kunnen zien. Een onveilig uitziende trap leidde naar boven, maar Fiona liep naar een deur aan de overkant van de hal, waar het verleidelijke woord 'keuken' op stond. Nu pas merkte Annah op dat ze meer dan een 'beetje' honger had.
"Wacht hier," zei Fiona, "ik zal wat eten voor je halen. Onbekenden mogen de keuken niet zien." Onder normale omstandigheden zou Annah meteen hebben doorgevraagd, tot ze wist wat er in die keuken was, dat ze niet mocht zien. Maar dit waren geen normale omstandigheden en dus vroeg ze ook maar niet door.
Toen na een halve minuut Fiona haar een stuk brood gaf, viel ze er uitgehongerd op aan. Het was hard en ze had wel lekkerder brood geproefd, maar het was beter dan niks.
Laatst gewijzigd door Requiem op 17 mei 2011 06:35, 3 keer totaal gewijzigd.
I got a jar of dirt, I got a jar of dirt, and guess what's inside it!
- Jack Sparrow
- Jack Sparrow
Requiem, je verhaal heeft een goed begin.
Maar ik zou niet zo snel achter elkaar posten, ookal hebben je posts wel een fijne lengte.
Nu geef je lezers ammper de tijd om te lezen en het is afschrikkend als een lezer meteen drie posts moet lezen.
oh xD sorry trouwens voor de niet boeiende feedback nog geen tijd gehad om echt precies door te lezen :Phehe
Maar ik zou niet zo snel achter elkaar posten, ookal hebben je posts wel een fijne lengte.
Nu geef je lezers ammper de tijd om te lezen en het is afschrikkend als een lezer meteen drie posts moet lezen.
oh xD sorry trouwens voor de niet boeiende feedback nog geen tijd gehad om echt precies door te lezen :Phehe
Regenboog of regenboog, waarom ben je krom?
Anders heette je regenstreep en dat klinkt zo stom
Anders heette je regenstreep en dat klinkt zo stom
- Saskjezwaard
- Computer
- Berichten: 4449
- Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
- Locatie: in bed
Slim opgemerkt, Paula! Ik heb er gewoon dom doorheen gelezen, van dat klopt wel^^
@ Requim: Zoals Jodie al zei, misschien is het handig om te wachten met het posten. Dan kun je een voorraad maken en later, als je niet veel inspiratie meer hebt, toch regelmatig blijven posten.
Je proloog is heel goed, het zit sterk in elkaar (behalve die mist dan
). Je maakt me heel nieuwsgierig waarom die kinderen door het bos lopen en waarom ze niet mogen stoppen. Dus dat is goed!

En ik zou van het kind, meteen het meisje maken, ik vind het nml persoonlijk een beetje raar staan om over 'het' te lezen, dat wordt zo onpersoonlijk. Voor mij voegt het niet zoveel toe om haar geslacht die paar zinnen verborgen te houden, maar zie maar wat je ermee doet
Mooi stukje, goed beschreven hoe de moeder zich voelde en dan toch nog een beetje liefde voor Annah.
Bij het laatste stukje mag het iets uitgebreider, nu blijf ik me dingen afvragen. Gaat Annah mee in de keuken of blijft ze in de gang staan? En hoe ziet de keuken eruit, is het leeg of is er een kokkin/dienstmeisjes?
Voor de rest heb ik helemaal geen op/aanmerkingen, het ziet er heel goed uit! Je spelling is goed, maar een paar kleine foutjes gevonden, dus super
ik begin me wel af te vragen wat voor weeshuis het is, aangezien het in het fantasy gedeelte staat^^
MAar schrijf lekker door en blijf inspiratie houden
@ Requim: Zoals Jodie al zei, misschien is het handig om te wachten met het posten. Dan kun je een voorraad maken en later, als je niet veel inspiratie meer hebt, toch regelmatig blijven posten.
Je proloog is heel goed, het zit sterk in elkaar (behalve die mist dan

Zelf zou ik het mooier vinden als je eerst iets gewoons aanbiedt, dus aardappelen of lappen stof, en dan overgaat op het ongewone. Zo maak je een mooi contrast, zodat de lezer weet dat het een gewone markt is (is het toch?) en niet een vreemde dingen-markt.Van alles werd aangeboden door schreeuwende mensen die maar wat graag van hun spullen af wilden; van vingernagels van misdadigers tot de vreemdste uitvindingen waarvan het nut onbekend was.
Ik snap het laatste stukje niet, je zin is niet af. Vooral dit was een lastige kwestie. Waarom? Leg het uit en het klopt weer helemaalDe vrouw bleef graag onopvallend, vooral dit was een lastige kwestie.

En ik zou van het kind, meteen het meisje maken, ik vind het nml persoonlijk een beetje raar staan om over 'het' te lezen, dat wordt zo onpersoonlijk. Voor mij voegt het niet zoveel toe om haar geslacht die paar zinnen verborgen te houden, maar zie maar wat je ermee doet

Mooi stukje, goed beschreven hoe de moeder zich voelde en dan toch nog een beetje liefde voor Annah.
Ik zou de 'krijg' ook in verleden tijd zetten, dat leest toch iets mooier weg.Die niemand vervolgens nog terug zag en dan krijg je vanzelf roddels.
beide=beiden omdat er nergens in de zin staat dat het over de twee meisjes gaat, moet het beiden zijn.Het bleef stil en geen van beide leek de stilte vrijwillig te willen onderbreken.
Bij het laatste stukje mag het iets uitgebreider, nu blijf ik me dingen afvragen. Gaat Annah mee in de keuken of blijft ze in de gang staan? En hoe ziet de keuken eruit, is het leeg of is er een kokkin/dienstmeisjes?
Voor de rest heb ik helemaal geen op/aanmerkingen, het ziet er heel goed uit! Je spelling is goed, maar een paar kleine foutjes gevonden, dus super

MAar schrijf lekker door en blijf inspiratie houden

And by the way, everything in life is writable about if you have the outgoing guts to do it, and the imagination to improvise. The worst enemy to creativity is self-doubt ― Sylvia Plath
*
Met iets minder honger dan eerst slikte ze het laatste stuk door. Weer zwegen de twee meisjes, een ongemakkelijke stilte, alsof ze iets hadden gedaan wat verboden was. Wie weet, dacht Annah, was kinderen die voor de deur gezet werden eten geven, ook wel verboden.
“Annah? Waar is je moeder, dan breng ik je terug naar haar,” vroeg Fiona aarzelend, terwijl ze met een beschaamd gezicht naar de grond keek, “je kan hier niet blijven, het spijt me.”
“Mijn.” Annah slikte en knipperde haar opkomende tranen weg. “Mijn moeder,” vervolgde ze, “heeft me hier achtergelaten.” Het ergerde haar mateloos dat Fiona dat blijkbaar zelf niet inzag, omdat niemand voor de lol in het portiek van dit gebouw ging zitten.
Fiona beet op haar lip en dacht over haar woorden na. “Tja, ik kan niet zomaar zeggen 'blijf maar hier'. Niemand wilt hier blij-” Geschokt sloeg ze een hand voor haar mond, alsof ze dat niet mocht zeggen.
“Nou ja, dat moet ik eerst vragen, denk ik,” vervolgde Fiona, “loop alsjeblieft mee, anders gelooft moeder Balc me straks niet en dan krijg ik straf.” Het woord straf kwam er angstig uit.
Annah vond het best, dus volgde ze Fiona de trap op. Bij elke stap die er gezet werd kraakte hij onheilspellend, maar wonder boven wonder stortte hij niet in.
De overloop zag er net zo grijs uit als de hal, aan de muur hingen schilderijen, van strenge vrouwen die droevig en kwaad tegelijk voor zich uitkeken. Lang kon Annah er niet naar kijken, als blikken dodelijk waren, was ze nu al dood geweest. Fiona klopte op een zwarte deur, haar schoenen bleken opeens opvallend interessant te zijn.
“Binnen!”
Schoorvoetend trad ze naar binnen en woordloos gebood ze Annah buiten te wachten.
“Ja?” klonk een verveelde, schelle stem, duidelijk niet blij met het onverwachte bezoek.
“Moeder, er is een meisje zonder huis,” fluisterde Fiona, bang, onzeker.
“Laat haar maar binnen, Fiona en spoed je dan terug naar de werkplek die je hebt gekregen.”
Langzaam liep Annah naar binnen, toen Fiona de kamer verliet keek ze haar somber na. Ook al vond ze het een nogal dom mens, de vrouw achter het bureau stond haar nog minder aan. Haar stijve jurk was rood, het kant zwart en om haar hals hing een gouden ketting zonder hanger. Alleen het haakje van de vroegere hanger hing er nog, het gaf Annah op een of andere manier een onbehaaglijk gevoel.
De kamer was alwéér grijs, maar dit was blijkbaar de directrice of iets wat daarop leek, want aan de muren hingen dure, zijden kleden. Ze waren egaal rood. Het meubilair was ook rood, gemaakt van eikenhout, net als het bureau. Verder was de kamer leeg.
“Dus, jij bevuilde ons portiek?” Moeder Balc keek Annah dreigend aan en Anna had geen flauw idee wat ze daarop moest antwoorden. De dreigende blik leek haar spraakvermogen weg te hebben gehaald.
“Euh, ik, ik, weet het niet,” stamelde ze, naar de grond kijkend, “mijn moeder-”
“Ja, mijn moeder, dat horen we hier vaak genoeg! Wat kom je hier doen, kleuter?” raasde de vrouw, met een priemende vinger naar Annah wijzend. Net toen Annah wou antwoorden praatte ze verder.
“Je zoekt zeker onderdak, hè? Omdat je moeder teveel zorg aan je had? Nou, als je echt zo'n lastpak bent als ik denk, dan ben je hier niet aan het juiste adres. Maar we zullen zien. Draai eens een rondje.”
Zo gezegd, zo gedaan en Annah draaide een rondje. Moeder Balc bleef maar door schreeuwen en Annah deed braaf alles wat ze riep, tot er 'stop' werd geroepen.
“Ik heb het wel gezien. Ga maar naar de slaapkamers, eerste deur rechts. Daar ga je je maar de rest van de dag vermaken.”
Dus draaide Annah zich om en liep met een verdrietig gezicht de kamer uit. Wat kon een leven in één ochtend zoveel veranderen.
Met iets minder honger dan eerst slikte ze het laatste stuk door. Weer zwegen de twee meisjes, een ongemakkelijke stilte, alsof ze iets hadden gedaan wat verboden was. Wie weet, dacht Annah, was kinderen die voor de deur gezet werden eten geven, ook wel verboden.
“Annah? Waar is je moeder, dan breng ik je terug naar haar,” vroeg Fiona aarzelend, terwijl ze met een beschaamd gezicht naar de grond keek, “je kan hier niet blijven, het spijt me.”
“Mijn.” Annah slikte en knipperde haar opkomende tranen weg. “Mijn moeder,” vervolgde ze, “heeft me hier achtergelaten.” Het ergerde haar mateloos dat Fiona dat blijkbaar zelf niet inzag, omdat niemand voor de lol in het portiek van dit gebouw ging zitten.
Fiona beet op haar lip en dacht over haar woorden na. “Tja, ik kan niet zomaar zeggen 'blijf maar hier'. Niemand wilt hier blij-” Geschokt sloeg ze een hand voor haar mond, alsof ze dat niet mocht zeggen.
“Nou ja, dat moet ik eerst vragen, denk ik,” vervolgde Fiona, “loop alsjeblieft mee, anders gelooft moeder Balc me straks niet en dan krijg ik straf.” Het woord straf kwam er angstig uit.
Annah vond het best, dus volgde ze Fiona de trap op. Bij elke stap die er gezet werd kraakte hij onheilspellend, maar wonder boven wonder stortte hij niet in.
De overloop zag er net zo grijs uit als de hal, aan de muur hingen schilderijen, van strenge vrouwen die droevig en kwaad tegelijk voor zich uitkeken. Lang kon Annah er niet naar kijken, als blikken dodelijk waren, was ze nu al dood geweest. Fiona klopte op een zwarte deur, haar schoenen bleken opeens opvallend interessant te zijn.
“Binnen!”
Schoorvoetend trad ze naar binnen en woordloos gebood ze Annah buiten te wachten.
“Ja?” klonk een verveelde, schelle stem, duidelijk niet blij met het onverwachte bezoek.
“Moeder, er is een meisje zonder huis,” fluisterde Fiona, bang, onzeker.
“Laat haar maar binnen, Fiona en spoed je dan terug naar de werkplek die je hebt gekregen.”
Langzaam liep Annah naar binnen, toen Fiona de kamer verliet keek ze haar somber na. Ook al vond ze het een nogal dom mens, de vrouw achter het bureau stond haar nog minder aan. Haar stijve jurk was rood, het kant zwart en om haar hals hing een gouden ketting zonder hanger. Alleen het haakje van de vroegere hanger hing er nog, het gaf Annah op een of andere manier een onbehaaglijk gevoel.
De kamer was alwéér grijs, maar dit was blijkbaar de directrice of iets wat daarop leek, want aan de muren hingen dure, zijden kleden. Ze waren egaal rood. Het meubilair was ook rood, gemaakt van eikenhout, net als het bureau. Verder was de kamer leeg.
“Dus, jij bevuilde ons portiek?” Moeder Balc keek Annah dreigend aan en Anna had geen flauw idee wat ze daarop moest antwoorden. De dreigende blik leek haar spraakvermogen weg te hebben gehaald.
“Euh, ik, ik, weet het niet,” stamelde ze, naar de grond kijkend, “mijn moeder-”
“Ja, mijn moeder, dat horen we hier vaak genoeg! Wat kom je hier doen, kleuter?” raasde de vrouw, met een priemende vinger naar Annah wijzend. Net toen Annah wou antwoorden praatte ze verder.
“Je zoekt zeker onderdak, hè? Omdat je moeder teveel zorg aan je had? Nou, als je echt zo'n lastpak bent als ik denk, dan ben je hier niet aan het juiste adres. Maar we zullen zien. Draai eens een rondje.”
Zo gezegd, zo gedaan en Annah draaide een rondje. Moeder Balc bleef maar door schreeuwen en Annah deed braaf alles wat ze riep, tot er 'stop' werd geroepen.
“Ik heb het wel gezien. Ga maar naar de slaapkamers, eerste deur rechts. Daar ga je je maar de rest van de dag vermaken.”
Dus draaide Annah zich om en liep met een verdrietig gezicht de kamer uit. Wat kon een leven in één ochtend zoveel veranderen.
I got a jar of dirt, I got a jar of dirt, and guess what's inside it!
- Jack Sparrow
- Jack Sparrow
- Saskjezwaard
- Computer
- Berichten: 4449
- Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
- Locatie: in bed
De eerste vraag die in mij naar boven komt, is: hoe oud is Annah eigenlijk? Op de een of andere manier vind ik haar toch wel oud overkomen, een jaar of 10/12, als het niet ouder is. Terwijl mevrouw Balc haar aanspreekt als kleuter. Nu weet ik natuurlijk niet in hoeverre ik dat moet geloven
maar haar gedachten zijn wat oud, heb ik het idee.
Trouwens, super dat je meteen mijn feedback verwerkt hebt
Verder heb ik weinig te zeuren, je verhaal leest nog steeds heel fijn door, dus super
ga snel door^^

Trouwens, super dat je meteen mijn feedback verwerkt hebt

Verder heb ik weinig te zeuren, je verhaal leest nog steeds heel fijn door, dus super

And by the way, everything in life is writable about if you have the outgoing guts to do it, and the imagination to improvise. The worst enemy to creativity is self-doubt ― Sylvia Plath
Euhm, ik had eerst idee dat ze 8 was maar vanuit het oogpunt van een 8-jarig kind lukte het schrijven niet bepaald. Omdat de beschrijvingen dan ook een beetje lastig te beschrijven zijn en toen ik dus vanuit het 8-jarig-kind-oogpunt probeerde te beschrijven, zag ik het nou niet bepaald voor me (nou ja, oefening baart kunst).
Dus ik denk iets van 11/12 of zo.
Dan houd ik het op de vage verklaring dat mevrouw Balc gewoon niet goed bij haar hoofd is? Nou ja, ik zal er over nadenken, of ik het misschien herschrijf/er iets anders voor verzin. Maar aan de andere kant vind ik het bij het verhaal wel een beetje passen dat mevrouw Balc ze als kleuters behandeld, zeg maar, bij het beeld dat ik tot nu toe van het weeshuis heb gevormd (jaja, jullie weten niet wat ik er nog allemaal bij ga verzinnen :3).
Oh ja, bedankt voor de opmerking nog trouwens. En natuurlijk pas ik je feedback meteen toe, anders heb ik een vijand erbij. En zo'n machtige vijand moet ik niet hebben, hè.
---
Nog steeds was ze te overstuur om nieuwsgierig te kunnen zijn, dus keek ze niet naar de andere deuren op de overloop. Direct liep ze naar de deur die van de slaapkamer was. Er hing dit keer geen bordje op, wel zaten er een paar gaatjes in waar waarschijnlijk spijkers hadden gezeten. Langzaam deed ze de deur open en keek de kamer rond. In tegenstelling tot de andere kamers was deze wit. Het maakte niet veel verschil maar het was beter dan dat eeuwige grijs, dacht Annah. Er was enorm veel ruimte, meer dan in haar eigen huis. Alhoewel, dat was haar eigen huis niet meer. De meeste ruimte werd opgevuld door stapelbedden met exact dezelfde lakens en kussens.
Toen viel haar oog op een krap éénpersoonsbed waar zijzelf nog net met haar volle lengte in zou passen. Het was beige en de lakens lagen opengeslagen, alsof het bed haar uitnodigde erin te gaan liggen. Blij eindelijk iets vriendelijks te zien in dit gebouw rende ze ernaartoe. Het had een onweerstaanbare aantrekkingskracht op haar. Maar toen ze zag wat erin lag verstijfde ze. De knuffel van Elizabeth. Zou ze hier zijn? Liefdevol pakte ze het knuffelbeest op, het was nog warm. Dit was het bed van haar zusje, maar was ze er ook?
“Mooie knuffel, hè?”
Een piepstemmetje praatte in haar oor. Annah probeerde het wezen op haar schouder te zien maar toen ze omkeek fladderde het giechelend weg. Het was snel, zo snel dat Annah het onmogelijk scherp kon zien als het aan het vliegen was. Wanhopig stak ze haar hand uit, het wezen uitnodigend erop te gaan staan. Angst voelde ze niet, enkel verlangen. Misschien wist deze jongen of dit meisje wel meer over haar zusje. Elizabeth, oh Elizabeth. “Sta nou stil, alsjeblieft! Ik wil je wat vragen, over het meisje dat hier slaapt!”
In een keer stond het wezentje stil, Annah bestudeerde haar aandachtig. Het zag eruit als de elven uit het sprookjesverhaal dat haar moeder keer op keer aan haar had voorgelezen, toen ze nog klein was. Kleine dunne vleugels, lang blond haar, wit jurkje. Met grote ogen keek ze de elf aan. Elven bestonden toch niet? En nu zat, of beter gezegd vloog, er een voor haar neus heen en weer.
“Ja,” kwam er kribbig uit de kleine mond, “wat wou je vragen?”
“Hoe heet je?” Hoewel Annah van plan was geweest naar haar zusje te vragen, floepte deze vraag er zonder dat ze het in de gaten had uit.
“Ik heet Lina en jij bent Annah. Elizabeth heeft me over je verteld.” Toen Lina Elizabeths naam uitsprak vertrok haar gezicht even, alsof ze een verschrikkelijke pijn voelde. “En ik weet dat je nu gaat vragen waar Elizabeth is en dat je gaat vragen wat ik over haar weet.”
Verlegen langs haar heen kijkend knikte Annah, de directheid van Lina gaf haar een ongemakkelijk gevoel.
“Elizabeth is... was... vorig jaar...” Het was duidelijk dat Lina niet wist hoe ze moet beginnen. “Annah, ze is vorige maand verdwenen en niemand weet waarheen. Elke maand worden er hier twee kinderen opgehaald en niemand ziet ze nog terug.”
Annah hield een paar seconden lang haar adem in. De geruchten – of een deel ervan – waren dus waar. Zou de rest dan ook waar zijn? Als dat zo was, was de kans dat ze Elizabeth terug zou zien klein. Haar stond hetzelfde lot te wachten, op een dag. Wat moest dat erg zijn, om elke maand op die ene dag, te moeten vrezen voor je leven. Dat je meegenomen werd, dat je dood ging.
Annah had nog nooit aan bidden gedaan omdat haar moeder niet in God geloofde, maar nu ging ze zonder na te denken op haar knieën zitten, handen gevouwen en ogen gesloten. En ze bad, ze bad met heel haar hart.
Dus ik denk iets van 11/12 of zo.
Dan houd ik het op de vage verklaring dat mevrouw Balc gewoon niet goed bij haar hoofd is? Nou ja, ik zal er over nadenken, of ik het misschien herschrijf/er iets anders voor verzin. Maar aan de andere kant vind ik het bij het verhaal wel een beetje passen dat mevrouw Balc ze als kleuters behandeld, zeg maar, bij het beeld dat ik tot nu toe van het weeshuis heb gevormd (jaja, jullie weten niet wat ik er nog allemaal bij ga verzinnen :3).
Oh ja, bedankt voor de opmerking nog trouwens. En natuurlijk pas ik je feedback meteen toe, anders heb ik een vijand erbij. En zo'n machtige vijand moet ik niet hebben, hè.

---
Nog steeds was ze te overstuur om nieuwsgierig te kunnen zijn, dus keek ze niet naar de andere deuren op de overloop. Direct liep ze naar de deur die van de slaapkamer was. Er hing dit keer geen bordje op, wel zaten er een paar gaatjes in waar waarschijnlijk spijkers hadden gezeten. Langzaam deed ze de deur open en keek de kamer rond. In tegenstelling tot de andere kamers was deze wit. Het maakte niet veel verschil maar het was beter dan dat eeuwige grijs, dacht Annah. Er was enorm veel ruimte, meer dan in haar eigen huis. Alhoewel, dat was haar eigen huis niet meer. De meeste ruimte werd opgevuld door stapelbedden met exact dezelfde lakens en kussens.
Toen viel haar oog op een krap éénpersoonsbed waar zijzelf nog net met haar volle lengte in zou passen. Het was beige en de lakens lagen opengeslagen, alsof het bed haar uitnodigde erin te gaan liggen. Blij eindelijk iets vriendelijks te zien in dit gebouw rende ze ernaartoe. Het had een onweerstaanbare aantrekkingskracht op haar. Maar toen ze zag wat erin lag verstijfde ze. De knuffel van Elizabeth. Zou ze hier zijn? Liefdevol pakte ze het knuffelbeest op, het was nog warm. Dit was het bed van haar zusje, maar was ze er ook?
“Mooie knuffel, hè?”
Een piepstemmetje praatte in haar oor. Annah probeerde het wezen op haar schouder te zien maar toen ze omkeek fladderde het giechelend weg. Het was snel, zo snel dat Annah het onmogelijk scherp kon zien als het aan het vliegen was. Wanhopig stak ze haar hand uit, het wezen uitnodigend erop te gaan staan. Angst voelde ze niet, enkel verlangen. Misschien wist deze jongen of dit meisje wel meer over haar zusje. Elizabeth, oh Elizabeth. “Sta nou stil, alsjeblieft! Ik wil je wat vragen, over het meisje dat hier slaapt!”
In een keer stond het wezentje stil, Annah bestudeerde haar aandachtig. Het zag eruit als de elven uit het sprookjesverhaal dat haar moeder keer op keer aan haar had voorgelezen, toen ze nog klein was. Kleine dunne vleugels, lang blond haar, wit jurkje. Met grote ogen keek ze de elf aan. Elven bestonden toch niet? En nu zat, of beter gezegd vloog, er een voor haar neus heen en weer.
“Ja,” kwam er kribbig uit de kleine mond, “wat wou je vragen?”
“Hoe heet je?” Hoewel Annah van plan was geweest naar haar zusje te vragen, floepte deze vraag er zonder dat ze het in de gaten had uit.
“Ik heet Lina en jij bent Annah. Elizabeth heeft me over je verteld.” Toen Lina Elizabeths naam uitsprak vertrok haar gezicht even, alsof ze een verschrikkelijke pijn voelde. “En ik weet dat je nu gaat vragen waar Elizabeth is en dat je gaat vragen wat ik over haar weet.”
Verlegen langs haar heen kijkend knikte Annah, de directheid van Lina gaf haar een ongemakkelijk gevoel.
“Elizabeth is... was... vorig jaar...” Het was duidelijk dat Lina niet wist hoe ze moet beginnen. “Annah, ze is vorige maand verdwenen en niemand weet waarheen. Elke maand worden er hier twee kinderen opgehaald en niemand ziet ze nog terug.”
Annah hield een paar seconden lang haar adem in. De geruchten – of een deel ervan – waren dus waar. Zou de rest dan ook waar zijn? Als dat zo was, was de kans dat ze Elizabeth terug zou zien klein. Haar stond hetzelfde lot te wachten, op een dag. Wat moest dat erg zijn, om elke maand op die ene dag, te moeten vrezen voor je leven. Dat je meegenomen werd, dat je dood ging.
Annah had nog nooit aan bidden gedaan omdat haar moeder niet in God geloofde, maar nu ging ze zonder na te denken op haar knieën zitten, handen gevouwen en ogen gesloten. En ze bad, ze bad met heel haar hart.
Laatst gewijzigd door Requiem op 17 mei 2011 06:37, 2 keer totaal gewijzigd.
I got a jar of dirt, I got a jar of dirt, and guess what's inside it!
- Jack Sparrow
- Jack Sparrow
Echt een goed verhaal, jouw stijl vind ik zeer prettig om te lezen.
Ik ben zeer benieuwd waar ze de kinderen heen brengen.
Ik heb wel een raar zinnetje ontdekt ( althans dat denk ik ).
"En ik weet dat je nu gaat vragen waar Elizabeth is, dus zal ik nu alles vertellen wat ik over haar weet
Je moet zelf maar even kijken hoe je het wilt veranderen.
Keep up the good work
Ik ben zeer benieuwd waar ze de kinderen heen brengen.
Ik heb wel een raar zinnetje ontdekt ( althans dat denk ik ).
Dat laatste gedeelte staat een beetje raar. Ik denk dat je het zo bedoelde:“En ik weet dat je nu gaat vragen waar Elizabeth is, wat ik over haar weet.”
"En ik weet dat je nu gaat vragen waar Elizabeth is, dus zal ik nu alles vertellen wat ik over haar weet
Je moet zelf maar even kijken hoe je het wilt veranderen.
Keep up the good work

Love the life you live so you can live the life you love.
Bedankt Amarious, daar krijg ik nou weer inspiratie van. ^^
Ik heb het zinnetje even wat duidelijker gemaakt, bedankt voor het aanwijzen ervan.
En waar ze kinderen heen brengen... tja, dat moet je maar lezen. ^^
Anyways, weer een nieuw stukje.
*
Hoofdstuk 2
Voor haar gevoel had Annah maar een paar uren geslapen toen ze de volgende ochtend gewekt werd door een luide bel die door het hele gebouw galmde. De vorige dag was slopend geweest. Nadat Lina over Elizabeth had verteld was ze weer verdwenen, om Annah in haar eentje achter te laten. Ze had zich die avond ook niet meer laten zien. Om de zoveel tijd kwam er een ander kind binnengelopen. Je herkende meteen de kinderen die er pas vandaag waren gekomen – die hadden veel meer energie en levenslust dan de kinderen die er langer waren, bovendien droegen zij nog hun eigen kleren. Ze hadden nog hoop dat ze ooit eruit zouden komen, wat je niet van de anderen kon zeggen, de anderen die hier al langer dan een dag waren. Hun kleding was simpel en stelde niet veel voor; voor de meisjes een jurk die tot de knieën kwam en een haarspeld, beide wit en voor de jongens een T-shirt en broek, zwart.
Zin om kennis te maken hadden de meesten niet, waardoor Annah zich gelijk al dingen begon voor te stellen. Dingen die haar angst aanjoegen, maar waar ze geen verzet tegen kon bieden. Al snel lag iedereen te slapen en nog sneller leek het ochtend te zijn.
De beide geslachten waren niet verdeeld maar Annah had ze niet zien omkleden die ochtend. Ze liepen gewoon in één keer door naar de gang zonder ook maar iets te doen wat normale kinderen 's ochtends wel deden. Wat zij vroeger ook deed. Annah wou er net achteraan lopen toen Fiona op haar afkwam.
“He Annah, je moet bij de directrice komen,” zei ze glimlachend.
“Waar was je gisteren? Ik heb je niet zien binnenkomen.”
Fiona keek schichtig om zich heen. “Ik slaap... ergens anders.” Meer wou ze niet loslaten.
Annah nam genoegen met dit antwoord alhoewel ze haar oude nieuwsgierigheid op voelde komen. Waar dan? Waarom? Die vragen speelden door haar hoofd, maar ze vroeg ze niet. Fiona's blik leek schuldig, alsof ze het niet had mogen vertellen. Waarom moest in dit gebouw álles geheim blijven voor haar en misschien wel voor meer mensen hier? Het was frustrerend, dat ze er niks aan kon veranderen. Dat ze de complete waarheid niet wist.
“Ga nu, voordat je op je tweede dag al de woede van de directie op je hoofd krijgt,” zei Fiona op een dwingende toon met een zwak glimlachje, “dat wil je namelijk niet beleven.”
Gelukkig wist Annah nog precies waar het kantoortje was en toen de menigte kinderen weg was, zag ze een lange jongen bij de deur staan met een gespierd lichaam. Aan de andere kant van de deur stond een klein meisje. Ze stond zacht te snikken, haar vuile handen voor haar gezicht. De jongen keek niet naar haar om, wat Annah verbaasde. Hij had toch wel gevoelens? Heel even legde ze haar hand op haar hoofd en streelde door haar haar. “Hoe heet je?”
“Lilly,” kwam het trillende antwoord, “jij?”
“Annah. Maak je geen zorgen, het komt allemaal goed.” Ze haalde haar hand weg en hurkte even om Lilly's hand te pakken.
Het deed haar ontzettend pijn dat haar woorden logen. Het kwam niet allemaal zomaar goed, het was niet rozengeur- en maneschijn. Maar ze kon het niet over haar hart verkrijgen de waarheid te vertellen.
“Binnen!” De jongen opende de deur en ging ze voor, de twee meisjes volgden hem. Deze keer keek Annah niet rond in de kamer maar hield ze haar blik strak op de directrice gericht. Toen mevrouw Balc een wegwerpgebaar maakte met haar hand liep de jongen de kamer uit. Zenuwachtig kneep Lilly in haar hand, bang en onzeker.
“Goed kinderen, net als de rest die hier al langer verblijft dienen jullie uniformen te dragen,” – bij deze woorden haalde ze twee jurkjes tevoorschijn, – “omkleden kunnen jullie in de slaapzaal doen. Daarna gaan jullie naar de eetzaal voor het ontbijt en als dat op is, horen jullie de dagelijkse instructies. Mocht er iemand zich hier niet aan kunnen houden, dan hoor ik dat graag.”
Tientallen vragen brandden op Annah's lippen, maar ze had niet genoeg moed om ze ook daadwerkelijk te stellen. Ze had het gevoel alsof het al avond was, zo moe voelde ze zich. Meer dan ooit wenste ze dat haar moeder bij haar was, ook al was ze in al die jaren meestal niet zo vriendelijk behandeld. Maar het blééf haar moeder en ze blééf beter dan mevrouw Balc.
Met een kort commando draaiden ze zich weer om, om terug te lopen naar de slaapzaal, zichzelf om te kleden en weer de gang op te lopen. Ze liepen in een slordige rij, alsof het aan de kleren lag. Want geen van beide had een paar minuten geleden van deze rij geweten.
Ik heb het zinnetje even wat duidelijker gemaakt, bedankt voor het aanwijzen ervan.
En waar ze kinderen heen brengen... tja, dat moet je maar lezen. ^^
Anyways, weer een nieuw stukje.
*
Hoofdstuk 2
Voor haar gevoel had Annah maar een paar uren geslapen toen ze de volgende ochtend gewekt werd door een luide bel die door het hele gebouw galmde. De vorige dag was slopend geweest. Nadat Lina over Elizabeth had verteld was ze weer verdwenen, om Annah in haar eentje achter te laten. Ze had zich die avond ook niet meer laten zien. Om de zoveel tijd kwam er een ander kind binnengelopen. Je herkende meteen de kinderen die er pas vandaag waren gekomen – die hadden veel meer energie en levenslust dan de kinderen die er langer waren, bovendien droegen zij nog hun eigen kleren. Ze hadden nog hoop dat ze ooit eruit zouden komen, wat je niet van de anderen kon zeggen, de anderen die hier al langer dan een dag waren. Hun kleding was simpel en stelde niet veel voor; voor de meisjes een jurk die tot de knieën kwam en een haarspeld, beide wit en voor de jongens een T-shirt en broek, zwart.
Zin om kennis te maken hadden de meesten niet, waardoor Annah zich gelijk al dingen begon voor te stellen. Dingen die haar angst aanjoegen, maar waar ze geen verzet tegen kon bieden. Al snel lag iedereen te slapen en nog sneller leek het ochtend te zijn.
De beide geslachten waren niet verdeeld maar Annah had ze niet zien omkleden die ochtend. Ze liepen gewoon in één keer door naar de gang zonder ook maar iets te doen wat normale kinderen 's ochtends wel deden. Wat zij vroeger ook deed. Annah wou er net achteraan lopen toen Fiona op haar afkwam.
“He Annah, je moet bij de directrice komen,” zei ze glimlachend.
“Waar was je gisteren? Ik heb je niet zien binnenkomen.”
Fiona keek schichtig om zich heen. “Ik slaap... ergens anders.” Meer wou ze niet loslaten.
Annah nam genoegen met dit antwoord alhoewel ze haar oude nieuwsgierigheid op voelde komen. Waar dan? Waarom? Die vragen speelden door haar hoofd, maar ze vroeg ze niet. Fiona's blik leek schuldig, alsof ze het niet had mogen vertellen. Waarom moest in dit gebouw álles geheim blijven voor haar en misschien wel voor meer mensen hier? Het was frustrerend, dat ze er niks aan kon veranderen. Dat ze de complete waarheid niet wist.
“Ga nu, voordat je op je tweede dag al de woede van de directie op je hoofd krijgt,” zei Fiona op een dwingende toon met een zwak glimlachje, “dat wil je namelijk niet beleven.”
Gelukkig wist Annah nog precies waar het kantoortje was en toen de menigte kinderen weg was, zag ze een lange jongen bij de deur staan met een gespierd lichaam. Aan de andere kant van de deur stond een klein meisje. Ze stond zacht te snikken, haar vuile handen voor haar gezicht. De jongen keek niet naar haar om, wat Annah verbaasde. Hij had toch wel gevoelens? Heel even legde ze haar hand op haar hoofd en streelde door haar haar. “Hoe heet je?”
“Lilly,” kwam het trillende antwoord, “jij?”
“Annah. Maak je geen zorgen, het komt allemaal goed.” Ze haalde haar hand weg en hurkte even om Lilly's hand te pakken.
Het deed haar ontzettend pijn dat haar woorden logen. Het kwam niet allemaal zomaar goed, het was niet rozengeur- en maneschijn. Maar ze kon het niet over haar hart verkrijgen de waarheid te vertellen.
“Binnen!” De jongen opende de deur en ging ze voor, de twee meisjes volgden hem. Deze keer keek Annah niet rond in de kamer maar hield ze haar blik strak op de directrice gericht. Toen mevrouw Balc een wegwerpgebaar maakte met haar hand liep de jongen de kamer uit. Zenuwachtig kneep Lilly in haar hand, bang en onzeker.
“Goed kinderen, net als de rest die hier al langer verblijft dienen jullie uniformen te dragen,” – bij deze woorden haalde ze twee jurkjes tevoorschijn, – “omkleden kunnen jullie in de slaapzaal doen. Daarna gaan jullie naar de eetzaal voor het ontbijt en als dat op is, horen jullie de dagelijkse instructies. Mocht er iemand zich hier niet aan kunnen houden, dan hoor ik dat graag.”
Tientallen vragen brandden op Annah's lippen, maar ze had niet genoeg moed om ze ook daadwerkelijk te stellen. Ze had het gevoel alsof het al avond was, zo moe voelde ze zich. Meer dan ooit wenste ze dat haar moeder bij haar was, ook al was ze in al die jaren meestal niet zo vriendelijk behandeld. Maar het blééf haar moeder en ze blééf beter dan mevrouw Balc.
Met een kort commando draaiden ze zich weer om, om terug te lopen naar de slaapzaal, zichzelf om te kleden en weer de gang op te lopen. Ze liepen in een slordige rij, alsof het aan de kleren lag. Want geen van beide had een paar minuten geleden van deze rij geweten.
Laatst gewijzigd door Requiem op 17 mei 2011 06:45, 1 keer totaal gewijzigd.
I got a jar of dirt, I got a jar of dirt, and guess what's inside it!
- Jack Sparrow
- Jack Sparrow
- Saskjezwaard
- Computer
- Berichten: 4449
- Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
- Locatie: in bed
Ben ik weer
ik had het vorige stukje al wel gelezen, maar mijn firefox deed raar en sloot alle tabs die ik als herinnering openhoud voor de dingen die ik nog moet doen. Als je snapt wat ik bedoel
en goed dat je meteen de feedback had toegepast, je weet niet wat ik je aangedaan had als je dat niet had gedaan! Ooeeeh, dan had je een enorm probleem gehad
Maar jeeej, het fantasy-gedeelte is er al
Lina is cool, haha. Eén ding wat ik wel heel graag zou willen weten en wat ik miste toen ik het las: hoe ziet ze er eigenlijk uit? Je zegt als de elven uit sprookjesverhalen, maar het kan net zo goed zijn dat zij andere sprookjes voorgelezen kreeg dan wij. En je hebt een paar soorten elfen: gewone, grote elfen die lijken op mensen, maar leuker zijn (haha
), kleine elfjes met vleugeltjes en zoetsappigheid, en de nepperds, de hulpjes van de kerstman
rotbeesten. Maar jouwe klinken als de zoetsappige, ook al is Lina niet zo. Ghehe, zij is cool^^
En dan nog een ander iets, het lijkt me vreemd dat er zoveel kinderen op één dag binnen komen. Dan moet dat weeshuis wel gigantisch groot zijn, want als elke dag gemiddeld een kind of vier (ik zeg maar iets) binnenkomt, puilt het al snel uit als het klein is. Nou ja, je snapt wel wat ik bedoel
misschien dat je kunt zeggen dat die kinderen die maand zijn binnengekomen? Of dat er een ouder groepje bij Annah en Lilly staat om de wacht te houden. Ik heb geen idee wat je ideeën zijn met het weeshuis, maar ik denk dat jij hier wel iets op weet te verzinnen^^
Die laatste zin vind ik trouwens heel erg goed! Mooie afsluiter en je gaat je ook afvragen hoe het precies verder gaat^^ dus schrijven jij




Maar jeeej, het fantasy-gedeelte is er al



En dan nog een ander iets, het lijkt me vreemd dat er zoveel kinderen op één dag binnen komen. Dan moet dat weeshuis wel gigantisch groot zijn, want als elke dag gemiddeld een kind of vier (ik zeg maar iets) binnenkomt, puilt het al snel uit als het klein is. Nou ja, je snapt wel wat ik bedoel

Twee keer wee om te draaien, vind ik hier een beetje overbodig. Ook al gebruik ik omdraaien ook heel veel^^ Ik denk dat je de tweede weg kunt laten, dan komt het ook wel over.Met een kort commando draaiden ze zich allemaal weer om, om terug te lopen naar de slaapzaal, zichzelf om te kleden, weer om te draaien en weer de gang op te lopen.
Die laatste zin vind ik trouwens heel erg goed! Mooie afsluiter en je gaat je ook afvragen hoe het precies verder gaat^^ dus schrijven jij


And by the way, everything in life is writable about if you have the outgoing guts to do it, and the imagination to improvise. The worst enemy to creativity is self-doubt ― Sylvia Plath