Een klein meisje. Ogen van angst wijd opengesperd. Een trillende lip. De beker in haar handen is op de grond gevallen en in stukken gespat. In minder dan een minuut tijd is ze tien jaar jonger geworden.
“Je herkent me, neem ik aan?” Het lukt haar niet om me aan te kijken, zelfs niet als ik dit vraag. Haar stilzwijgen zegt genoeg.
“Waarom, Adel?” vraag ik zacht. Ik zet een stap in haar richting; precies synchroon zet zij er een naar achter, zodat de afstand tussen ons hetzelfde blijft.
“Waarom zo plotseling?”
Ze schudt haar hoofd, sluit haar ogen, drukt haar handen over haar oren om mijn stem buiten te sluiten. Ze trilt nu. Van angst? Of van verdriet? Ze is zo kwetsbaar, zo delicaat... Maar dit is niet de tijd voor dat soort gedachtes. Niet als ik eindelijk de antwoorden wil, waar ik tien jaar op heb moeten wachten
“Adel, waarom ging -” Verder kom ik niet. Ze begint met haar hoofd te schudden en roept dat ik stil moet zijn. Haar ogen vliegen open. Ik was vergeten hoe grijs ze zijn. Hoe mooi Adel is. Ze schudt weer met haar hoofd, zwakker ditmaal en kijkt me smekend aan.
“Niet nu, Jay. Alsjeblieft, niet nu.”
Het is niet meer dan zacht gefluister. Weer loop ik wat dichter naar haar toe, tot ik bijna voor haar neus sta. Haar handen graaien in de theedoek die ze vastheeft. De kraan loopt nog steeds. Ik buig me langs haar om hem dicht te doen en voel dat ze ineenkrimpt als ik haar bijna schamp. Ze is zo bang...
“Adel, ik wil antwoorden. Na al die tijd wil ik antwoorden.”
Ze zucht en wendt haar blik af. Hij glijdt even besluiteloos van haar handen naar de vloer, naar de deur en dan weer naar mijn gezicht. “Jay, ga weg,” is alles wat ze zegt. Haar stem heeft niet genoeg volume om bevelend te zijn en haar houding al helemaal niet. Nu is het mijn beurt om mijn hoofd te schudden. Ze zucht en maakt zich iets groter.
“Ik wil dat je weg gaat!” zegt ze, met iets van haar oude vuur in haar stem.
“Adel...” Ik pak voorzichtig haar schouder vast. Dit wekt iets meer felheid op bij haar. Onder de angst in haar ogen schittert iets van vastberadenheid en woede.
“Jay, ik méén het! Ik roep de politie!” Haar mooie gezichtje is nu verwrongen van emoties. Haar mond is een dunne streep en haar hand houdt ze achter zich, klaar om me ermee te lijf te gaan als ik nog dichterbij kom. Elke spier in haar lichaam lijkt gespannen. Even blijf ik staan. Is dit mijn kleine meisje? Mijn lieve, vrolijke, schaamteloze Adel? In gedachte vervloek ik de persoon die haar dit heeft aangedaan. Een angstig voorgevoel vertelt me dat dat misschien helemaal geen vreemde van me is. Overweldigt door een enorme drang haar te beschermen, trek ik haar in mijn armen. Eerst gilt ze, dan schreeuwt ze het uit van woede, slaat me met de theedoek en begint dan hartverscheurend te snikken. Alle sporen van verzet en angst verdwijnen, waardoor haar lichaam volkomen slap wordt. Ik druk haar stevig tegen me aan en streel haar over haar lichte haren. Haar geur overweldigt me. Ook dat ze zó lekker ruikt, was ik vergeten.
Na wat een eeuwigheid lijkt, bedaart ze een beetje. Ik laat haar voorzichtig los, maar ze blijft me vasthouden.
“Help me, Jay,” fluistert ze tegen mijn borst. “Bescherm me.”
Ik sla mijn armen weer om haar heen. “Ik laat je niets overkomen, kleintje. Nooit.”
Ze ontspant en kijkt met betraand gezichtje omhoog. Zelfs nu is ze het mooiste wezen dat ik ooit heb gezien. Misschien geen klassieke schoonheid, maar ze is wel echt. Haar lichte ogen vinden de mijne. “Ik ben moe,” mompelt ze. Het grijnsje op mijn gezicht kan ik met geen mogelijkheid onderdrukken.
“Ik breng je naar bed.”
“Je weet niet waar het is.”
“Ik vind het wel.”
Ze geeuwt en stemt zwijgend toe. Zonder enige moeite til ik haar op en draag haar de trap op. Ze heeft haar armen rond mijn nek geslagen en leunt nu met haar hoofd tegen mijn schouder. Haar ogen zijn gesloten en er ligt een glimlachje rond haar lippen.
Boven sta ik even stil. Welke deur naar de slaapkamer? Adel merkt mijn aarzeling. Vroeger zou ze triomfantelijk gelachen hebben. Nu mompelt ze slechts iets over een frisgroene deur, te moe om haar hoofd op te tillen.
Ik open de deur met mijn elleboog en leg haar voorzichtig op het tweepersoonsbed. Ze lijkt te verdwijnen in het lichte beddengoed dat haar opslokt. Ik blijf ongemakkelijk staan terwijl ik kijk hoe ze wegzakt.
“Kom bij me liggen,” zegt ze zacht. Ze kijkt naar me op en klopt op het andere kussen. “Ik wil niet alleen zijn.”
De smeekbede in haar stem raakt me diep, maar toch twijfel ik. Moet ik blijven? Ik heb nog geen hotel geboekt, dus ik word nergens verwacht en mijn koffer heb ik in de gang gezet. Dan knik ik en loop weg om mijn pyjama aan te doen. Als ik terugkom, ligt ze onder de dekens te lezen, met zover ik kan zien alleen een groot slaapshirt aan.
Ik sla de deken weg en ga naast haar liggen. Ze kruipt meteen tegen me aan. In respons sla ik mijn armen om haar tere lichaam en als vanzelf vinden onze lippen elkaar. Beiden te moe om verder te gaan, houden we al snel weer op. Met haar smaak in mijn mond, blijf ik plat liggen. De dekens zijn afgezakt, dus trek ik die over ons heen. Met mijn hoofd op mijn kussen en op mijn zij, kijk ik haar aan. Ze glimlacht in het donker en zwaait.
Dan komt ze overeind en stapt het bed uit. Ik kijk haar na als ze lichtvoetig de kamer verlaat en ik hoor in een andere kamer het licht aangaan. Overvallen door plotselinge warmte, wurm ik me uit mijn pyjama, tot ik slechts mijn boxers nog aan heb. De pyjama laat ik naast me uit bed vallen; die ruim ik morgenochtend wel op. Dan draai ik me op mijn rug en luister naar de stilte van het huis. Iets hards onder me doet me wat verliggen en ik grijns als ik zie wat het is. Het is het boek dat Adel net heeft liggen lezen. Ik lees de titel en glimlach weer. De Paardenfluisteraar, van Nicholas Evans. Verbaasd ben ik niet. Ze is altijd gek op dieren geweest.
De wc wordt doorgetrokken. Zachte voetstappen. Het kraken van de trap als ze naar beneden loopt. Een sleutelbos rinkelt in het slot. Waarom doet ze de deur op slot? Dit deel van de stad is altijd al veilig geweest, met lage criminaliteitscijfers.
Ze loopt de trap weer op en verschijnt in de slaapkamer. Een glimlachje verschijnt op haar gezicht. “Tegen ongewenst bezoek, als je begrijpt wat ik bedoel,” legt ze uit.
“Kom nu maar. Je bent doodop, kleintje.”
Ze luistert direct, trekt haar slaapshirt uit en kruipt in alleen haar ondergoed weer naast me. Haar zachte huid gloeit tegen de mijne. Het is een aangenaam gevoel.
“Je had het warm?” Het is amper nog een vraag, maar toch knik ik. Ze glimlacht weer en geeft me een zoen op mijn neus. Dan draait ze zich om en knipt het lampje op haar nachtkastje uit. In het donker sla ik mijn armen om haar heen. Ze legt haar hoofd op mijn borst en pakt mijn hand.
“Waarom duurde het zolang?” vraagt ze zacht, terwijl ze met haar andere hand mijn buik streelt. Ik twijfel even, maar voor ik antwoord kan geven, fluistert ze alweer. Ik moet moeite doen haar te verstaan. “Ik heb je zo gemist.”
Met een trieste glimlach sla ik mijn armen om haar rug. Zelfs in het donker is ze vreselijk mooi. Jay, zulke gedachtes helpen niet echt, houd ik mezelf voor. Talon zit thuis, met de kinderen!
“Waar denk je aan? Je vrouw?”
Ik schrik. Hoe wéét ze dat? Gejaagd kom ik overeind, klaar om het bed te verlaten als ze dat wil. Mijn schok moet zelfs in het donker goed zichtbaar zijn, want ze lacht helder. Het is de eerste keer sinds tien jaar dat ik haar hoor lachen. Haar lach is nog altijd even lief.
“Jay, kom op. Ik kén je.” Ze grinnikt en trekt me weer naast zich. Haar hoofd ligt meteen weer op mijn borst en ik voel haar lach als ze weer praat. “En die ring om je vinger heb ik ook gezien. Ik ben niet blind.”
“Het spijt me.”
“Hoezo dat?” Ze klinkt verbaasd en dit brengt me in de war.
“Nou, dat ik gekomen ben. Dit. Alles.”
Ze lacht weer, vrolijk en zonder wrok. Ik voel een stomp in mijn buik, waardoor ik grijns. “Gek, ik ben blij dat je er bent!” Ik hoor de pret in haar stem. “En we doen nog niets fout, dacht ik zo.” De manier waarop ze ‘nog’ uitspreekt, doet me weer lachen, maar ergens windt het me ook op. Wat bedoelt ze daar precies mee?
Ze stompt me nogmaals. “Wat is er?” vraagt ze vrolijk.
“Niets. Maar volgens mij ben je heel wat van plan.”
Ze grinnikt speels. “Valt mee. Maar nu je hier toch bent...” Een hand strijkt over mijn wang en dan voel ik weer haar lippen op de mijne. Meteen breekt ze weer los.
“Zo zo,” plaag ik haar, in het donker lachend. Adel haalt slechts haar schouders op.
“Jij bent hier, je vrouw is thuis en mijn vent laat zich voorlopig ook nog niet zien. Wat houdt ons tegen?”
De nuchterheid in haar stem raakt me en weerhoudt me ervan om een preek te houden over het huwelijk en hoe je dan trouw aan iemand hoort te zijn. Het probleem is dat ik op dit moment totaal niet trouw wil zijn. In een opwelling plant ik een zoen op haar kruin.
“Ik hield van je, Jay.” Plotseling begint ze te schokken. Weer druk ik haar stevig tegen me aan. “Ik hield zoveel van je. En toen moest ik weg. Ik wilde helemaal niet en -”
Ik sus haar. “Dat weet ik, Adel. Dat weet ik toch.”
Ze snikt zacht. “Ik houd nog steeds van je.”
“Waarom denk je dat ik gekomen ben? Je hebt altijd mijn hart gehad.”
Ze strijkt zwijgend over het litteken op mijn borst en verlegt haar hoofd wat. Dan wordt haar ademhaling gelijkmatig en zacht en voert de slaap haar mee. Niet lang daarna slaap ik ook in.
Kleintje
- Bellenblaas.x
- Potlood
- Berichten: 97
- Lid geworden op: 02 apr 2008 09:41
Ahw, wat een mooi verhaal!
Het doet me ergens denken aan The Notebook...
Het is toch niet al afgelopen?!
Het doet me ergens denken aan The Notebook...
Het is toch niet al afgelopen?!

Just close your eyes and keep your mind wide open
-
- Typmachine
- Berichten: 1068
- Lid geworden op: 27 jan 2011 21:55
- Locatie: Dichtbij de A-27
- Contacteer:
Een intrigerend verhaal. Je zal er zelf wat vreemd klinkende zinnen uit kunnen halen als je ze eens hardop leest. Alleen de reden waarom hij daar is? Ik heb het als lezer gemist. Voor de rest heb ik het met plezier gelezen. De tekst leest soepel. De inhoud is interessant genoeg om mijn aandacht van het begin tot het eind vast te houden.
Writing has laws of perspective,
of light and shade just as painting does, or music.
If you are born knowing them, fine.
If not, learn them.
Then rearrange the rules to suit yourself.
of light and shade just as painting does, or music.
If you are born knowing them, fine.
If not, learn them.
Then rearrange the rules to suit yourself.