
__________________________________________________________________________
Hoofdstuk 1
De hete lucht boven het asfalt deed de weg golven als de zee. Het was de zoveelste warme dag dit jaar, de thermostaat bij de schuur had een temperatuur van 28 graden in de schaduw aangegeven. Luca reed in de oude pick-up van zijn vader over de verlaten landweg en de zon weerkaatste fel op de brede motorkap. Uit de krakende radio kwam muziek, iets van ZZ Top, de enige muziek van zijn vader die hij nog wel kon waarderen. De boxen hadden moeite met de hoge tonen en ondanks dat het geluid hard genoeg stond om af en toe over te slaan, kwam het niet over het gebrul van de 3,6 liter in-line zescilindermotor uit.
Tussen de wijs- en middelvinger van Luca’s om het stuur gesloten linkerhand ritselde een briefje. In blokletters, geschreven met een zacht potlood, stond er 35 Millroad, het adres van de boerderij waar hij wilde solliciteren. Het bedrijf had koeien, schapen en kippen, volgens de advertentie in de dorpskrant tenminste, en zocht een scholier die zich tijdens de vakantiedagen nuttig zou kunnen maken. Luca had de advertentie aan zijn vader voorgelegd, omdat de naam hem bekend voor kwam maar hij niet precies kon plaatsen waar de boerderij gelokaliseerd was. Zijn vader had gezegd dat het niet ver was, twee, misschien drie afslagen. Tot zover had hij gelijk, maar hij had er niet bijgezegd dat er in dit gebied tussen elke afslag zo’n tien minuten reistijd lag. Luca was inmiddels al bijna een halfuur onderweg, en het laatste kwartier had hij geen auto of ander teken van leven meer kunnen ontdekken. Geen huizen, alleen een rechte weg die zich eindeloos voor hem uitstrekte. Het asfalt was bedekt met en ongerepte laag rood zand, waarin de banden van de pick-up lange, eenzame sporen trokken. Het had hem een vreemd gevoel gegeven. De weg voor hem was een eenbaansweg, als er ooit markeringen opgestaan hadden waren die door weer en wind verdwenen. Alsof het niet nodig was dat er een tweede baan werd aangelegd omdat er toch nooit iemand terugkwam.
Na een kilometer of zeven niets dan doodse stilte, dorre bomen en planten en veel rood zand, zag Luca in de verte een afslag. Hij wierp een blik op het papiertje tussen zijn vingers en constateerde dat het zeer amateuristische plattegrondje daarop hem inderdaad linksaf stuurde, de afslag op. Vanaf daar hoefde hij alleen nog rechtdoor, de weg liep dood tegen de boerderij. Eindpunt, laatste halte. Hij glimlachte om die gedachte. Achttien jaar en nog van die fantastische ideeën.
Hij legde het briefje naast zich op de voorbank, tikte op het stuur mee met de maat van de muziek en trapte het gaspedaal van zijn vaders Ford F100 verder in. Meeneuriënd met een willekeurig refrein wierp hij een blik in zijn achteruitkijkspiegel. Hij constateerde dat de weg nog altijd verlaten was, maar sloeg toch in een vorm van automatisme de richtingaanwijzer aan. Het gebrul van de motor nam af toen hij remde en de afslag opdraaide. De weg die zich nu voor hem uitstrekte was er nog erger aan toe dan de vorige. Hij was onverhard en hobbelig en de banden van de Ford lieten een spoor van rode stofwolken achter in de warme zomerlucht. De veren en bank in de pick-up kraakten en Luca minderde voor de veiligheid van de auto en zichzelf nog wat vaart. Zijn vader zou het hem niet in dank afnemen als de auto het begaf tijdens zijn ritje: hij was maanden bezig geweest een behoorlijke F100 te vinden, en het was voor iedereen in huis een opluchting geweest toen het hem eindelijk gelukt was. Luca had niets tegen de auto, ook al stamde het ding alweer uit 1973, maar wel op de vreemde blauwe-groene lak die hij afzichtelijk vond.
Luca wierp nog een blik op zijn briefje. De potloodlijnen die een vereenvoudigde versie van zijn route vormden, waren uitgeveegd door het wrijven tussen zijn vingers. Hij wilde net kijken of zijn wijsvinger onder de zwarte vlekken zat door het potlood toen de auto op een diepe kuil stuitte en hem zodanig lanceerde dat hij met zijn hoofd tegen het dak stootte. Hij kneep zijn ogen dicht en staakte zijn geneurie middenin het laatste couplet. Fijn, dat kon er ook nog wel bij. Het gebrek aan airconditioning was met dit weer blijkbaar nog niet erg genoeg.