Het is nog donker. De neurotisch flikkerende lantarenpaal naast het raam maant me weer tot kalmte. Na 3 maanden word ik nog regelmatig wakker, badend in het zweet.
03.14 uur staat er op de wekker. Een echte nachtrust heb ik in tijden niet meer gehad. Iedere nacht ren ik weer voor mijn leven, op mijn blote voeten over het natte asfalt. Niemand in de buurt die mij kan helpen of mij kan horen. Vlak voordat de auto met piepende banden achter mij tot stilstand komt, schrik ik wakker. Komt er dan nooit een einde aan? Ik stap uit mijn bed en loop naar beneden. Als een voorgeprogrammeerde robot, check ik of de voordeur op slot is, de ramen nog dicht zijn en kijk ik zelfs of alle gordijnen nog hangen zoals ze hingen toen ik naar bed ging. Ik voel me een idioot als ik dit doe, maar het weerhoudt mij er niet van om dit elke avond voor ik naar bed ga en elke nacht als ik weer wakker schrik te herhalen.
“Goede morgen Sarah, hoe zijn de nachten afgelopen week geweest? Kom je wat makkelijker in slaap?” “In slaap komen is het probleem niet meer. De nachtmerries zijn het probleem.” Antwoord ik. Iedere donderdag zit ik bij dokter de Wit, Suzanne. Mijn helpende hand bij de verwerking van de ontvoering die ik heb doorgemaakt. Na 3 maanden therapie kan ik inmiddels wel zeggen dat we een redelijke band hebben opgebouwd en ook buiten de therapie spreken wij elkaar regelmatig. Desondanks heb ik haar nog altijd niet het hele verhaal verteld. Het blijft moeilijk om over de gebeurtenissen te vertellen en alles weer opnieuw te moeten meemaken. Ik weet dat het een keer zal moeten gebeuren en elke donderdag ben ik opnieuw opgelucht als ze niet verder vraagt, maar vandaag weet ik dat ik er niet meer onderuit kom. Ik zie het aan de houding van Suus, aan haar ogen en ik hoor het zelfs in haar stem.
“Ik weet dat het moeilijk is maar ik wil toch een stapje verder met je gaan. We praten nu al 3 maanden over je ontsnapping maar wat er tijdens je ontvoering is gebeurd, zal je toch een keer moeten verwerken. Ik wil je voorstellen om het op te gaan schrijven.” Ik zie in haar ogen dat Suus voorbereid is op mijn afwijzing en uit beleefdheid wacht op de reactie die ze al had verwacht. “Schrijven? Dat is niet echt mijn ding. Ik vind het al lastig om een boodschappenbriefje te maken en haak al bij het derde schap af met het maken ervan.” In gedachten zie ik me al met een kladblok aan de keukentafel zitten. Potlood achter mijn oor, thermoskan met koffie en de houtenvloer bezaaid met proppen papier. “Probeer het nou gewoon, je zult zien dat het makkelijker is dan praten en het zal je helpen in het verwerkingsproces. Het klinkt heel cliché, maar schrijf het van je af.” Ze kijkt heel standvastig en ik heb heel sterk het gevoel dat ze het er dit keer niet bij zal laten zitten als ik weiger. Misschien heeft ze wel gelijk, ik zou het allicht kunnen proberen. “Ik vraag je niet om direct een heel boek te gaan schrijven, begin maar gewoon met wat er in je opkomt. Volgende week donderdag wil ik één A4tje van je zien. In ruil daarvoor, zal ik de sessie van vandaag beëindigen met een cappuccino op de hoek en zullen we het verder alleen over koetjes en kalfjes hebben.” Om een nieuwe weigering op haar voorstel te voorkomen trekt ze direct haar jas aan en loopt naar de deur. “Nou, kom op. Ik heb een half uur voor de cappuccino, dan moet ik weer terug zijn voor de volgende patiënt.”
Suus houdt haar woord en heeft het alleen maar over koetjes en kalfjes. Ik hoor haar op de achtergrond praten, want in gedachten zit ik weer met mijn kladblok aan de keukentafel. Hoe moet ik dan beginnen, ik wil er niet eens aan beginnen! Waarom kan ik het niet gewoon vergeten, er nooit meer aan denken. Waarom moest ik nu per se op die dag afwijken van mijn altijd zo gestructureerde schema. Ik had gewoon direct naar huis moeten gaan om een normale maaltijd te koken in plaats van een makkelijke vette hap te gaan halen. Mijn moeder heeft me altijd al gewaarschuwd dat het slecht voor me was. Ze had gelijk, die vette hap was heel slecht voor me.
“Hallo? Is daar iemand?” Ik zie geen hand voor ogen, mijn haar plakt op mijn voorhoofd. Waar ik ook ben, het is er heet en vochtig. Ik voel dat ik op een betonnen vloer lig, mijn hoofd bonst en ik voel iets nats en warms aan mijn oorlel. Ik raak mijn oorlel aan en ruik aan mijn vingers. Bloed. Ik ben gewond, maar hoe erg en hoe ben ik gewond geraakt? Ik probeer me voor de geest te halen wat er gebeurd is maar door de paniek herinner ik mij helemaal niets. “Rustig Saar, rustig. Wat is het laatste wat je je kunt herinneren?” Ik denk na, maar kan nog steeds geen antwoord geven op deze ogenschijnlijk simpele vraag die ik mij zojuist heb gesteld.
Naast mij voel ik een plastic tasje en ruik de patatlucht die uit het tasje komt. Nog nooit vond ik het zo stinken als nu en ik begrijp ook echt niet waarom ik trek had in patat. Een misselijk makende lucht.
Mijn ogen beginnen te wennen aan het donker en ik zie een dun horizontaal streepje licht. Een deur! Op mijn handen en knieën kruip snel ik naar het streepje licht, het is inderdaad een deur. Ik sta langzaam op om met mijn handen de deur te verkennen. Geen deurknop, hij kan dus alleen van buitenaf geopend worden. Waar ooit de klink had gezeten zit nu een gat, de klink is bewust verwijderd. Met mijn rug tegen de deur laat ik mij weer op de grond zakken. Ik begin te huilen.”Waarom? Waarom ik?” Dat is het enige wat ik kan denken. Ik wilde alleen maar een patatje halen. Dat was het, ik ging inderdaad een patatje halen. Mijn geheugen begint weer terug te komen, maar wat heb ik dan fout gedaan om hier terecht te komen, had ik soms iemand boos gemaakt? Ik weet zeker dat ik genoeg betaald heb, want ik kreeg nog geld terug. Had ik die man voor moeten laten gaan?
Ik probeer mezelf weer rustig te krijgen en stap voor stap terug te denken. Uit mijn werk ging ik rechtstreeks naar huis, reed achteruit de garage in maar deed deze niet dicht. Ik besloot op dat moment dat ik een patatje ging halen, pakte mijn handtas van de achterbank, checkte of ik voldoende contant geld had en ben weer weg gereden.
Bij de snackbar heb ik de auto recht voor de deur geparkeerd en ben naar binnen gegaan.
Ik kan me herinneren dat het binnen druk was maar ik kon gelijk bestellen. Ik ben op de grote hoekbank gaan zitten, wachtend tot mijn bestelling klaar zou zijn.
Links van mij zat een jonge moeder met een meisje dat erg ongeduldig was voor haar kindermenu. Rechts kwam een man zitten. “Ik was eigenlijk voor u, maar het geeft niet.” Zei hij. Ik verontschuldigde mij en dacht, “als het niets geeft, waarom moet je het dan zeggen?”
“één patat oorlog, frikadel speciaal en een cola.” Gilde het meisje achter de toonbank. Ik pakte mijn bestelling aan, bedankte haar en liep naar de auto. Ik stapte in en zette het tasje met eten op de passagiersstoel, deed mijn gordel om en stak de sleutel in het contact. Nog voor ik de sleutel om kon draaien greep een grote hand mijn paardenstaart. Ik kon niet gillen want op dat moment drukte een tweede hand een doek tegen mijn neus en mond. Langzaam werd alles donker. “Slaap zacht liefje.” Fluisterde een stem in mijn oor. Dit is het laatste wat ik me kan herinneren.
Ik schraap mijzelf weer bij elkaar en ga met mijn rug tegen de deur zitten. Nieuwe hoop borrelt in mij op als ik recht voor mij nog een streep licht zie. Horizontaal maar veel breder. Ik zit in een garage, mijn garage om precies te zijn. Ik weet hier de weg, dus moet het mogelijk zijn om hier uit te komen.
Zoals in mijn gedachten zit ik aan de keukentafel. Niet met een kladblok en een thermoskan met koffie, maar met mijn laptop en een glas wijn. Ik heb Word geopend op mijn scherm staan maar kom niet verder dan de zin “het was donker.” Ik drink mijn glas in één teug leeg en wis de regel in mijn scherm. Ik besluit naar bed te gaan.
Eenmaal in bed blijf ik naar het plafond staren. Hoe moet ik in hemelsnaam een hele pagina aan Suus laten lezen als ik niet verder kom dan die ene regel. Ze weet zelf ondertussen ook wel dat het donker was. Die conclusie zal ze zelf wel getrokken hebben aangezien ik veel moeite heb met donkere ruimtes en de nacht. Mijn ogen worden zwaar en ik kijk nog even op de wekker. 22.59 uur. Het is lang geleden dat ik zo vroeg al moe was en ik val dan ook bijna direct in slaap
Donker (verhaal in aanmaak)
Ik vind het een heel spannend verhaal en hoop dan ook dat je snel verder schrijft. Een foutje is me wel opgevallen:
Als de zin na een citaat nog verder gaat door middel van 'zeg ik', 'antwoord ik', 'riep ik' etc, sluit je het citaat niet af met een punt (maar met een komma) en begin je het volgende stukje zin al zeker niet met een hoofdletter. De zin houdt in zo'n situatie namelijk niet op.“In slaap komen is het probleem niet meer. De nachtmerries zijn het probleem.” Antwoord ik.
As the phoenix arises from his ashes...
bedankt, ik had dat helemaal niet gezien, wat stom zeg hahaha.Xatham schreef:Ik vind het een heel spannend verhaal en hoop dan ook dat je snel verder schrijft. Een foutje is me wel opgevallen:Als de zin na een citaat nog verder gaat door middel van 'zeg ik', 'antwoord ik', 'riep ik' etc, sluit je het citaat niet af met een punt (maar met een komma) en begin je het volgende stukje zin al zeker niet met een hoofdletter. De zin houdt in zo'n situatie namelijk niet op.“In slaap komen is het probleem niet meer. De nachtmerries zijn het probleem.” Antwoord ik.
ik zal er op letten, bedankt voor de tip
Het duurt echter niet lang voordat ik weer de oprit afsluip en het op een rennen zet. Het regent hard en de wind is guur. Ik voel mij zwak, maar de adrenaline in mijn lichaam houdt mij op de been. “Je kunt het Saar, geef niet op!” fluister ik mijzelf toe. Dan hoor ik die auto weer. Ik durf niet om te kijken en begin nog harder te rennen. De auto klinkt steeds dichter bij en het licht van de koplampen haalt mij al in. De auto remt. De piepende banden klinken als een schreeuw van angst in mij oren. Of was dit mijn eigen schreeuw?
23.25 uur geeft de wekker aan als ik voor de zoveelste keer weer badend in het zweet wakker wordt. Ik ben direct klaar wakker. “De deur! Ik heb de deur niet gecontroleerd!” Als een bezetene spring ik mijn bed uit en ren naar beneden. Ik was zo met het schrijven bezig dat ik de deur en de ramen ben vergeten, zelfs het licht staat nog aan. Beneden aangekomen gaat mijn hart als een dolle tekeer. Door het raam van de deur zie ik een schim staan. Er wordt aan het slot gerommeld. Ik spring naar de deur en schuif de knip erop en doe weer een stap naar achteren. Verstijfd blijf ik staan. “Saar? Alles goed Saar?” Het is mijn vader. Met trillende handen maak ik de deur voor hem open. Als hij mij bezorgt aan kijkt vanuit de deur opening, springen de tranen in mijn ogen en begin ik als een klein kind te huilen. “Sorry pap, ik zag niet dat jij het was. Ik was zo bang,” snik ik. “Rustig maar meisje, papa is er nu. Ga lekker naar binnen dan zet ik even een kop thee voor ons.” Ik loop naar de keukentafel met mijn vader op mijn hielen. “ik wilde je niet laten schrikken, maar ik maakte me zorgen. Normaal bel je me altijd om 22.00 uur. Ik heb jou geprobeerd te bellen maar je telefoon stond uit en begon ik me zorgen te maken. Ik heb direct de reserve sleutel gepakt en ben naar je toe gereden.” Hij ratelt aan één stuk door. Ik zie zijn ogen nat worden. Hij slikt. “Toen ik het licht zag branden was ik even bang dat er… nou ja, dat er iets mis was.” Een eenzame traan rolt over zijn wang. Weer een brok in mijn keel. Niet alleen mijn leven is veranderd, ook dat van mijn vader. De arme man heeft doodsangst uitgestaan onderweg naar mijn huis. Het is een halfuurtje rijden maar het zal ongetwijfeld een eeuwigheid hebben geleken. Vroeger vond ik het verschrikkelijk dat hij mij nog steeds als zijn kleine meisje zag. “ik ben volwassen pap, accepteer dat nou eens,” zei ik dan geïrriteerd. Maar nu voel ik mij ook weer een klein meisje, ik ben blij dat papa er is.
“Het spijt me pap, ik was bezig met een opdracht voor mijn therapeut en ben helemaal vergeten om je te bellen.” Hij staat met zijn rug naar mij toe en zet de fluitketel op het vuur.
“Het geeft niets meisje, ik ben alleen maar blij dat alles in orde is. Zorg er alleen in het vervolg voor dat je telefoon aan staat,” zegt hij. “Vroeger hadden mensen nog een huis telefoon, maar jullie moderne jongelui zijn tegenwoordig alleen nog maar mobiel bereikbaar. Als hij aanstaat tenminste.” Hij knipoogt naar me, maar ik weet dat het hem zwaar irriteert. “Het spijt me echt pap, ik zal er op letten. De batterij zal wel weer leeg zijn. Ik zal gelijk de oplader pakken.” Ik loop naar mijn tas en pak mijn telefoon. De oplader zit standaard in het stopcontact. Ik plug hem in mijn telefoon en schakel het toestel in. Gelijk begint hij te piepen. 26 berichten. Een glimlach verschijnt op mijn gezicht. Het voelt goed om iemand te hebben die bezorgd om je is. “bedankt pap,” fluister ik terwijl ik mijn mobiel neer leg. Ik loop terug naar de keuken en ga weer aan de tafel zitten. Mijn vader komt tegenover mij zitten en schuift een kop thee naar mij toe. “Met wat voor opdracht was je bezig?” vraagt hij. Ik vertel hem over de opdracht. Hij kijkt me aan en zegt: “Je hebt een hoop meegemaakt en er wordt heus niet verwacht dat je een bestseller schrijft. Schrijf gewoon wat er in je opkomt, losse woorden, je gevoel, dan komt de rest van zelf.” Het is alsof ik Suus hoor maar ik besluit om zijn raad op te volgen en het morgen opnieuw te proberen.
Tegen beter weten in kruip ik naar de garagedeur. Zoals ik al dacht is er geen beweging in te krijgen. “Hallo? Is daar iemand?” roep ik weer. Geen reactie. Wie heeft mij hier opgesloten? Waar zijn mijn schoenen en mijn kleding gebleven? Ik bons op de garage deur maar aan het licht dat onder de deur vandaan komt kan ik zien dat het van de lantarenpaal is. Sinds een week knippert deze. Het is donker, zowel buiten als binnen en er zal dus niemand op straat zijn die mij zal kunnen horen. Plots hoor ik het geluid van een mobiele telefoon. “een telefoon, waar is hij?” ik luister waar het geluid vandaan komt en zie het beeldscherm knipperen. Naast het plastic tasje ligt een mobiel. Een sms bericht. Ik pak de telefoon op, het toetsenbord is bewerkt zodat ik alleen het sms’je kan openen en verder niets aan de telefoon heb. “Het heeft geen zin om te roepen, alleen ik kan je horen,” zegt het scherm. “Wie is IK,” Schreeuw ik. Er komt geen reactie.
De garage heeft een automatische deur die alleen met een afstandsbediening open gaat of met de knop op het elektrische element dat aan het plafond hangt. Ik moet opzoek naar de ladder en een schroevendraaier of iets anders wat lang is. Met alleen de ladder kan ik nog niet bij de knop. In gedachten ga ik na waar alle spullen staan. De gereedschapskist staat rechts naast de deur die van de garage naar de keuken leidt. De ladder moet achter die kist staan.
Ik verzamel al mijn moed en sluip naar de deur. Rechts van de deur hurk ik en ga op de tast op zoek naar de gereedschapskist. “Bingo, je bent niet echt een slimme gijzelaar.” Heel voorzichtig maak ik de kist open. Ik probeer zo min mogelijk geluid te maken maar het metalen deksel piept als hij open gaat. Ik steek mijn hand in de kist. Het zweet breekt mij uit en de moed zakt mij weer in de schoenen. Leeg. Ik voel achter de kist maar ook de ladder staat er niet. De telefoon begint weer te piepen en ik loop er snel naartoe. “Helaas, daar was ik op voorbereid liefje.” “Noem mij geen liefje! Wie ben jij!” Ik barst in snikken uit.
Op dat moment hoor ik iemand bij de keukendeur. Het slot wordt open gedraaid en de deur zwaait open. Een felle lamp, schijnt in mijn ogen. Ik ben volledig verblind en wend mijn ogen af. Snel kijk ik achter mij en zie dat er geen auto staat. Dan hoor ik een doffe dreun en wordt de deur weer dicht getrokken. Het is weer helemaal donker. Ik ga naar de deur om te kijken wat die doffe dreun was en voel dat er iets zachts maar zwaars op de grond ligt. Het is een zak met dekens, van die dekens die ze gebruiken ter bescherming van je spullen in een verhuiswagen. Het geeft me even een beetje hoop, want als ik dekens krijg ziet het er naar uit dat ik hier nog even zit. Ik zal niet direct vermoord worden of wat dan ook en heb dus nog een kans om te ontsnappen. Ik pak de zak op en loop terug naar de het plastic tasje. De dekens leg ik uit over de grond en ga er op zitten. Er is nog hoop, maar hoe kom ik hier weg? Weer piept de telefoon en ik lees meteen het sms’je. “Samen komen we er wel uit, over de prijs werden we het ook eens.” Wat heeft dit te betekenen. Welke prijs? Het moet iemand zijn die ik eerder heb ontmoet. Iemand die mij kent, alleen kan ik niet bedenken wie. Wat heb ik de afgelopen tijd gekocht? Een nieuwe auto, een huis. Zou het de makelaar zijn, ik vond het al een vreemde man. Of misschien die verkoper bij de autodealer. Ik weet het niet. Misschien had ik nooit bij Sven weg moeten gaan, dan had dit nooit gebeurd. Waarschijnlijk had ik dan ruzie gehad omdat hij weer moest overwerken of het feit dat we nooit iets samen deden en hij liever bij zijn ‘vrienden’ was. Hij zou dan een excuus hebben om boos de deur uit gaan naar Sharon, zijn scharrel. Ik zou blijven toneelspelen en doen alsof ik niets van zijn affaire afwist maar ik zou in ieder geval niet in deze godvergeten garage opgesloten zijn. Het viel me zwaar om de relatie te verbreken maar ik had niet verwacht dat het ook voor Sven zo zwaar zou zijn. We hebben uren samen gehuild en dat terwijl hij Sharon had. Op dat moment voelde ik mij heel even goed, nu wist hij ook eens hoe het voelt om alleen te zijn. Sharon zou haar vriend nooit verlaten en hij wist dat maar al te goed. Hij was nu alleen en dat viel hem zwaar. Waarom denk ik hier nu aan? Is dit soms de bedoeling? Is het een psychologisch spelletje wat er met me gespeeld wordt?
Het is 08.45 uur als ik op de wekker kijk. Papa is blijven slapen en ik hoor dat hij in de keuken is. Ik stap mijn bed uit en trek de gordijnen open. De zon schijnt en het is voor het eerst in weken droog. In de badkamer was ik snel mijn gezicht en trek mijn huispak aan.
“Over vijf minuutjes zijn de croissantjes en de koffie klaar,” Roept mijn vader van onder aan de trap. We hebben tot diep in de nacht gepraat over van alles en nog wat, maar hebben beiden het onderwerp waar we het eigenlijk over willen hebben, vermeden. Ik loop de trap af en ga naar de keuken. De geur van verse croissantjes komt mij tegemoet en pap schenkt een kop koffie voor me in. “Ik heb wel een beetje een kater meisje, deze oude man is het niet meer gewend om aan de wijn te zitten,” zegt hij met een glimlach. “schaam je maar niet hoor pap, ik voel hem ook wel een beetje,” antwoord ik. “ondanks dat ik een lichte hoofdpijn heb, voel ik dat het een goede dag is en heb ik me voorgenomen om vandaag weer een poging te doen om te gaan schrijven.” Hij kijkt me even twijfelend aan, maar zodra hij ziet dat ik het meen glimlacht hij weer en zegt: “Ik ben trots op je, nooit opgeven. Dat heb je van je moeder.”
23.25 uur geeft de wekker aan als ik voor de zoveelste keer weer badend in het zweet wakker wordt. Ik ben direct klaar wakker. “De deur! Ik heb de deur niet gecontroleerd!” Als een bezetene spring ik mijn bed uit en ren naar beneden. Ik was zo met het schrijven bezig dat ik de deur en de ramen ben vergeten, zelfs het licht staat nog aan. Beneden aangekomen gaat mijn hart als een dolle tekeer. Door het raam van de deur zie ik een schim staan. Er wordt aan het slot gerommeld. Ik spring naar de deur en schuif de knip erop en doe weer een stap naar achteren. Verstijfd blijf ik staan. “Saar? Alles goed Saar?” Het is mijn vader. Met trillende handen maak ik de deur voor hem open. Als hij mij bezorgt aan kijkt vanuit de deur opening, springen de tranen in mijn ogen en begin ik als een klein kind te huilen. “Sorry pap, ik zag niet dat jij het was. Ik was zo bang,” snik ik. “Rustig maar meisje, papa is er nu. Ga lekker naar binnen dan zet ik even een kop thee voor ons.” Ik loop naar de keukentafel met mijn vader op mijn hielen. “ik wilde je niet laten schrikken, maar ik maakte me zorgen. Normaal bel je me altijd om 22.00 uur. Ik heb jou geprobeerd te bellen maar je telefoon stond uit en begon ik me zorgen te maken. Ik heb direct de reserve sleutel gepakt en ben naar je toe gereden.” Hij ratelt aan één stuk door. Ik zie zijn ogen nat worden. Hij slikt. “Toen ik het licht zag branden was ik even bang dat er… nou ja, dat er iets mis was.” Een eenzame traan rolt over zijn wang. Weer een brok in mijn keel. Niet alleen mijn leven is veranderd, ook dat van mijn vader. De arme man heeft doodsangst uitgestaan onderweg naar mijn huis. Het is een halfuurtje rijden maar het zal ongetwijfeld een eeuwigheid hebben geleken. Vroeger vond ik het verschrikkelijk dat hij mij nog steeds als zijn kleine meisje zag. “ik ben volwassen pap, accepteer dat nou eens,” zei ik dan geïrriteerd. Maar nu voel ik mij ook weer een klein meisje, ik ben blij dat papa er is.
“Het spijt me pap, ik was bezig met een opdracht voor mijn therapeut en ben helemaal vergeten om je te bellen.” Hij staat met zijn rug naar mij toe en zet de fluitketel op het vuur.
“Het geeft niets meisje, ik ben alleen maar blij dat alles in orde is. Zorg er alleen in het vervolg voor dat je telefoon aan staat,” zegt hij. “Vroeger hadden mensen nog een huis telefoon, maar jullie moderne jongelui zijn tegenwoordig alleen nog maar mobiel bereikbaar. Als hij aanstaat tenminste.” Hij knipoogt naar me, maar ik weet dat het hem zwaar irriteert. “Het spijt me echt pap, ik zal er op letten. De batterij zal wel weer leeg zijn. Ik zal gelijk de oplader pakken.” Ik loop naar mijn tas en pak mijn telefoon. De oplader zit standaard in het stopcontact. Ik plug hem in mijn telefoon en schakel het toestel in. Gelijk begint hij te piepen. 26 berichten. Een glimlach verschijnt op mijn gezicht. Het voelt goed om iemand te hebben die bezorgd om je is. “bedankt pap,” fluister ik terwijl ik mijn mobiel neer leg. Ik loop terug naar de keuken en ga weer aan de tafel zitten. Mijn vader komt tegenover mij zitten en schuift een kop thee naar mij toe. “Met wat voor opdracht was je bezig?” vraagt hij. Ik vertel hem over de opdracht. Hij kijkt me aan en zegt: “Je hebt een hoop meegemaakt en er wordt heus niet verwacht dat je een bestseller schrijft. Schrijf gewoon wat er in je opkomt, losse woorden, je gevoel, dan komt de rest van zelf.” Het is alsof ik Suus hoor maar ik besluit om zijn raad op te volgen en het morgen opnieuw te proberen.
Tegen beter weten in kruip ik naar de garagedeur. Zoals ik al dacht is er geen beweging in te krijgen. “Hallo? Is daar iemand?” roep ik weer. Geen reactie. Wie heeft mij hier opgesloten? Waar zijn mijn schoenen en mijn kleding gebleven? Ik bons op de garage deur maar aan het licht dat onder de deur vandaan komt kan ik zien dat het van de lantarenpaal is. Sinds een week knippert deze. Het is donker, zowel buiten als binnen en er zal dus niemand op straat zijn die mij zal kunnen horen. Plots hoor ik het geluid van een mobiele telefoon. “een telefoon, waar is hij?” ik luister waar het geluid vandaan komt en zie het beeldscherm knipperen. Naast het plastic tasje ligt een mobiel. Een sms bericht. Ik pak de telefoon op, het toetsenbord is bewerkt zodat ik alleen het sms’je kan openen en verder niets aan de telefoon heb. “Het heeft geen zin om te roepen, alleen ik kan je horen,” zegt het scherm. “Wie is IK,” Schreeuw ik. Er komt geen reactie.
De garage heeft een automatische deur die alleen met een afstandsbediening open gaat of met de knop op het elektrische element dat aan het plafond hangt. Ik moet opzoek naar de ladder en een schroevendraaier of iets anders wat lang is. Met alleen de ladder kan ik nog niet bij de knop. In gedachten ga ik na waar alle spullen staan. De gereedschapskist staat rechts naast de deur die van de garage naar de keuken leidt. De ladder moet achter die kist staan.
Ik verzamel al mijn moed en sluip naar de deur. Rechts van de deur hurk ik en ga op de tast op zoek naar de gereedschapskist. “Bingo, je bent niet echt een slimme gijzelaar.” Heel voorzichtig maak ik de kist open. Ik probeer zo min mogelijk geluid te maken maar het metalen deksel piept als hij open gaat. Ik steek mijn hand in de kist. Het zweet breekt mij uit en de moed zakt mij weer in de schoenen. Leeg. Ik voel achter de kist maar ook de ladder staat er niet. De telefoon begint weer te piepen en ik loop er snel naartoe. “Helaas, daar was ik op voorbereid liefje.” “Noem mij geen liefje! Wie ben jij!” Ik barst in snikken uit.
Op dat moment hoor ik iemand bij de keukendeur. Het slot wordt open gedraaid en de deur zwaait open. Een felle lamp, schijnt in mijn ogen. Ik ben volledig verblind en wend mijn ogen af. Snel kijk ik achter mij en zie dat er geen auto staat. Dan hoor ik een doffe dreun en wordt de deur weer dicht getrokken. Het is weer helemaal donker. Ik ga naar de deur om te kijken wat die doffe dreun was en voel dat er iets zachts maar zwaars op de grond ligt. Het is een zak met dekens, van die dekens die ze gebruiken ter bescherming van je spullen in een verhuiswagen. Het geeft me even een beetje hoop, want als ik dekens krijg ziet het er naar uit dat ik hier nog even zit. Ik zal niet direct vermoord worden of wat dan ook en heb dus nog een kans om te ontsnappen. Ik pak de zak op en loop terug naar de het plastic tasje. De dekens leg ik uit over de grond en ga er op zitten. Er is nog hoop, maar hoe kom ik hier weg? Weer piept de telefoon en ik lees meteen het sms’je. “Samen komen we er wel uit, over de prijs werden we het ook eens.” Wat heeft dit te betekenen. Welke prijs? Het moet iemand zijn die ik eerder heb ontmoet. Iemand die mij kent, alleen kan ik niet bedenken wie. Wat heb ik de afgelopen tijd gekocht? Een nieuwe auto, een huis. Zou het de makelaar zijn, ik vond het al een vreemde man. Of misschien die verkoper bij de autodealer. Ik weet het niet. Misschien had ik nooit bij Sven weg moeten gaan, dan had dit nooit gebeurd. Waarschijnlijk had ik dan ruzie gehad omdat hij weer moest overwerken of het feit dat we nooit iets samen deden en hij liever bij zijn ‘vrienden’ was. Hij zou dan een excuus hebben om boos de deur uit gaan naar Sharon, zijn scharrel. Ik zou blijven toneelspelen en doen alsof ik niets van zijn affaire afwist maar ik zou in ieder geval niet in deze godvergeten garage opgesloten zijn. Het viel me zwaar om de relatie te verbreken maar ik had niet verwacht dat het ook voor Sven zo zwaar zou zijn. We hebben uren samen gehuild en dat terwijl hij Sharon had. Op dat moment voelde ik mij heel even goed, nu wist hij ook eens hoe het voelt om alleen te zijn. Sharon zou haar vriend nooit verlaten en hij wist dat maar al te goed. Hij was nu alleen en dat viel hem zwaar. Waarom denk ik hier nu aan? Is dit soms de bedoeling? Is het een psychologisch spelletje wat er met me gespeeld wordt?
Het is 08.45 uur als ik op de wekker kijk. Papa is blijven slapen en ik hoor dat hij in de keuken is. Ik stap mijn bed uit en trek de gordijnen open. De zon schijnt en het is voor het eerst in weken droog. In de badkamer was ik snel mijn gezicht en trek mijn huispak aan.
“Over vijf minuutjes zijn de croissantjes en de koffie klaar,” Roept mijn vader van onder aan de trap. We hebben tot diep in de nacht gepraat over van alles en nog wat, maar hebben beiden het onderwerp waar we het eigenlijk over willen hebben, vermeden. Ik loop de trap af en ga naar de keuken. De geur van verse croissantjes komt mij tegemoet en pap schenkt een kop koffie voor me in. “Ik heb wel een beetje een kater meisje, deze oude man is het niet meer gewend om aan de wijn te zitten,” zegt hij met een glimlach. “schaam je maar niet hoor pap, ik voel hem ook wel een beetje,” antwoord ik. “ondanks dat ik een lichte hoofdpijn heb, voel ik dat het een goede dag is en heb ik me voorgenomen om vandaag weer een poging te doen om te gaan schrijven.” Hij kijkt me even twijfelend aan, maar zodra hij ziet dat ik het meen glimlacht hij weer en zegt: “Ik ben trots op je, nooit opgeven. Dat heb je van je moeder.”
'Voor de zoveelste keer' lijkt alsof ze diezelfde dag al vaker wakker is geworden en dat terwijl ze om 22:59 nog wakker was. Ik zou iets andere woorden kiezen daar.23.25 uur geeft de wekker aan als ik voor de zoveelste keer weer badend in het zweet wakker wordt.
Die zit moet beginnen met een hoofdletter“ik ben volwassen pap, accepteer dat nou eens,” zei ik dan geïrriteerd.
'Huis' en 'telefoon' moeten aan elkaar en ik zou 'als hij aanstaat tenminste' door middel van een komma aan de voorgaande zin verbinden.“Vroeger hadden mensen nog een huis telefoon, maar jullie moderne jongelui zijn tegenwoordig alleen nog maar mobiel bereikbaar. Als hij aanstaat tenminste.”
'Garage' en 'deur' moeten aan elkaar en volgens mij was het 'lantaarnpaal' in plaats van 'lantarenpaal'.Ik bons op de garage deur maar aan het licht dat onder de deur vandaan komt kan ik zien dat het van de lantarenpaal is.
Twee zinnen die allebei met een hoofdletter moeten beginnen. Je doet dit nog een paar keer vaker fout, vooral als je de zin met een citaat begint. Lees nog even het stukje door op eventuele fouten hierbij.“een telefoon, waar is hij?” ik luister waar het geluid vandaan komt en zie het beeldscherm knipperen.
Ik zou een komma toevoegen tussen 'meen' en 'glimlacht'.Hij kijkt me even twijfelend aan, maar zodra hij ziet dat ik het meen glimlacht hij weer en zegt:
Je hebt mijn vorige tip in dit stukje slechts deels doorgewerkt. De komma's hebben de punten vervangen maar je begint het volgende stukje nog steeds met een hoofdletter. Lees het stukje nog even door, je doet het nog verschillende keren fout.
Verder vond ik het weer een spannend stukje. Ik ben benieuwd wat er precies met de vrouw gebeurd is.
As the phoenix arises from his ashes...
Hoi,
Bedankt weer voor je tips. Erg fijn dat je het zo goed doorneemt.
Ik heb de slechte eigenschap om aan één stuk door te rammen op mijn laptop en de fouten er achteraf uit te halen. Helaas lees ik er dan overheen. Ik had er inderdaad ook een aantal gezien en heb het origineel aangepast. Ik zal er extra op letten in het volgende stukje.
Nogmaals bedankt
Bedankt weer voor je tips. Erg fijn dat je het zo goed doorneemt.
Ik heb de slechte eigenschap om aan één stuk door te rammen op mijn laptop en de fouten er achteraf uit te halen. Helaas lees ik er dan overheen. Ik had er inderdaad ook een aantal gezien en heb het origineel aangepast. Ik zal er extra op letten in het volgende stukje.
Nogmaals bedankt