Ik heb nogal wat creativiteit wat eruit moet dus vandaar dit verhaal

Ik heb geen idee of het verhaal hier op de goede plek staat, maar dat merk ik vanzelf.
Het moet uiteindelijk een kort verhaal worden. Vandaar de korte hoofdstukken.
Je ziet het verhaal door de ogen van het paard. Er zullen best nogal wat foutjes in zitten. Dus geneer je niet om ze te melden!
Het verhaal gaat over een zwarte mustang hengst, die word geboren in de heuvels van Utah. Maar hij is hier niet welkom...
Deel 1
Ik stond aan de rand van de kudde een beetje te grazen. Af en toe tilde ik mijn hoofd op om te kijken of er niet iemand op mij af gestormd kwam. Wat de laatste tijd toch best vaak pas gebeurt. Een beetje angstig keek ik de kudde rond of ik niet ergens mijn vader zag. Hij was vooral diegene die mij vaak aangevallen had.
Vanaf mijn geboorte had mijn vader al iets tegen mij gehad. Hij was de leider van de kudde waar ik nu nog mee rondzwierf. Ik was al vanaf mijn geboorte groter dan een gemiddeld veulen en ik was verbazingwekkend sterk. Al was ik pas twee jaar, ik was ik al een stuk groter dan de andere paarden uit mijn kudde. Vandaar ook dat mijn vader mij als bedreiging zag voor zijn leiderschap.
Ik werd wakker geschud uit mijn gedachten doordat mijn moeder met een angstige blik naar mij keek en daarna naar een plek achter mij. Ik draaide mij razend snel om. Net op tijd bedacht ik mij later. Net toen ik mij omgedraaid had, had mijn vader met een van zijn voorhoeven naar mij uitgehaald. Zijn voorhoef maaide net tien centimeter langs mij heen.
'Vader! Doe normaal!' schreeuwde ik.
'Ik ben je vader niet, en dat ben ik ook nooit geweest!' bulderde het over de grasvlakte.
'Ik kan je aanwezigheid hier niet langer dulden!' schreeuwde hij.
Ik merkte dat alle aandacht op mij en mijn vader was gevestigd.
'Ga weg!' hij maakte het nog eens extra duidelijk door zich met zijn tanden in mijn manenkam vast te bijten.
Ik voelde een stekende pijn in mijn nek en voelde iets kouds over mijn hals sijpelen. Ik probeerde uit de halen met mijn voorbenen. Ik raakte wel iets maar niet veel.
Ik wist dat mijn vader me nooit had gemogen. Maar dit had ik echt nooit voor mogelijk geacht. Diep gekwetst keek ik mijn vader nog een maal aan daarna draaide ik me snel om en rende het bos in. Het bos wat ooit als thuis had gevoeld, voelde nu als een kille plek.
Deel 2
Ik denderde tussen de bomen door. Alle emoties binnenin mij welde op. Woede, angst, alles wat je maar kon bedenken voelde ik. Ik was kwaad op mijn vader dat hij mij dit had aangedaan. Nu pas realiseerde ik mij dat ik mijn moeder ook niet meer zou zien. Nu niet, nooit niet. De bomen waar ik tussendoor denderde, leken mij aan te kijken met hun donkere uitstraling. Ik werd er bang van.
Ik rende blindelings verder, alle herinneringen van mijn tijd in de kudde kwamen bovendrijven.
Het begon al een beetje te schemeren in het bos. Nu werd het bos nog donkerder. Ik bleef maar doorrennen. Zover mogelijk weg van die verschrikkelijke plek waar ik nooit welkom was geweest. Mijn ademhaling werd zwaarder en zwaarder. Er begonnen zich donkere plekken op mijn hals te vertonen. Het zweet prikte in de wond die mijn vader zojuist had gebeten in mijn manenkam. Ik voelde de steken, maar besloot ze te negeren.
Ineens voelde ik een klap op mijn voorbenen en ik sloeg voorover. Met een harde klap kwam ik op de koude grond terecht. Een schrille hinnik ontsnapte uit mijn keel. Ik voelde een stekende pijn in mijn voorbeen en voelde het opzwellen. Ik bleef even versuft liggen. De grond voelde koud aan en ik rilde even. Ik legde mijn hoofd neer op de grond en sloot even mijn ogen. Ik had mij nog nooit zo verlaten gevoeld.
Een tijdje later schrok ik weer wakker. Het was al nacht geworden in het kille bos. De grote bomen zorgden ervoor dat het maanlicht niet tot de grond doorkwam. Ik opende mijn ogen maar zag haast niets. Ik tilde even mijn hoofd op om rond te kijken maar dat kostte mij veel moeite. Om mij heen hoorde ik allerlei geluiden; geritsel en uilen. Ik probeerde even mijn gedachten op een rijtje te krijgen.
Een paar minuten later besloot ik te proberen of ik op kon staan.Wat mij toch meer moeite kostte dan ik dacht dat zou zijn.
Toen ik mijn voorbeen op de grond neer had willen zetten op me ophoog te hijsen had ik een venijnige pijn gevoeld. Mijn been was helemaal opgezwollen en ik had er veel last van.
Toen ik eenmaal stond keek ik om mij heen welke richting ik op zou gaan. Ik koos de richting waar naar toe ik op weg was geweest eerder op de avond. Ik strompelde voort in het weinige licht wat van de maan kwam.
Deel 3
Ik had een verschrikkelijke nacht achter de boeg. Ik had de hele nacht rondgezworven door het donkere bos. Ik had een paar keer wolvengehuil gehoord en nog veel andere dieren. Al was ik eerder nooit echt een bangerik geweest, de geluiden hadden me nu toch wel aardig bang gemaakt. Door het lopen was mijn been steeds meer pijn gaan doen. Het was nu zo erg gezwollen dat ik mijn hartslag in mijn been voelde kloppen. Ik was ook steeds meer gaan strompelen tot ik niet meer kon.
Op een open plek midden in het bos had ik me laten zakken in het gras. Ik was te moe om mijn hoofd nog op te tillen. Ik had hem voor me in het gras genesteld en had mijn ogen gesloten.
Toen ik mijn ogen weer opende was het weer licht. Ik keek even verbaasd om me heen waar ik was. Ik had honger en dorst gekregen en probeerde me eerst maar weer eens overeind te hijsen. Met veel pijn en moeite stond ik iets later weer op mijn benen. Eigenlijk kon ik het meer op drie benen noemen. Mijn voorbeen deed zo ontzettend pijn, dat erop staan haast onmogelijk was.
Ik zette mijn weg weer voort richting het zuiden. Hier waren gelukkig niet zo veel dichte bossen als een paar kilometers terug.
Toen ik ergens op een bospad liep, hoorde ik een raar geluid van de struiken naast mij vandaan komen. Het was een beangstigend geluid. Ik keerde mij richting de struiken en probeerde mij zo groot mogelijk te maken. Wachtend op wat er ging komen. Ik hoorde een soort grom, maar kon niet thuisbrengen wat het was. Ik brieste luid om te horen of ik reactie kreeg van hetgeen wat in de struiken zat. Opeens kwam er een gevaarte uit de struik springen wat ik nog niet eerder gezien had. Het was een groot beest met een soort stapeltje van takken op zijn hoofd.
Ik reageerde te traag waardoor hij met dat ding op zijn hoofd tegen me aan knalde. Even strompelde ik beduusd naar achter maar snel had ik alles weer op een rijtje. Ik sprong naar voren voor zover ik dat kon met mijn been en pakte het beest in zijn nek vast. Ik begon er maar zo hard mogelijk aan te scheuren totdat het beest met een piepend geluid zich terugtrok. Het vluchtte weer de struiken in.
Even stond ik daar midden op het bospad hijgend op adem te komen. Deze inspanning had mij veel energie gekost. Ik was dood en doodop. Ik al bijna een dag niet gegeten en gedronken. Mijn hoofd tolde en ik was even bang dat ik om zou vallen. Ik nam even een grote teug adem en probeerde mijn zicht weer even scherp te krijgen. Ik zou en moest ergens een beekje of een meertje vinden. Anders zou ik dit alleenstaande leven niet lang meer vol houden.
Deel 4
Daar stond ik dan midden op een bospad in een omgeving die ik niet kende. Hijgend en verdwaasd keek ik om me heen. Even was het doodstil. Het leek wel of alle dieren en bomen even hun mond hielden om mij te helpen. Ik stopte even met ademhalen om het zeker te weten. Ik hoorde water stromen! Ergens hier in de buurt moest ergens water zijn.
Ik probeerde op mijn gehoor af te gaan om te weten waar ik heen moest lopen maar de wind laaide weer op en de takken maakte weer geluid. Gedesoriënteerd probeerde ik het geluid weer op te vangen maar ik hoorde het niet meer boven de geluiden van het bos uit komen.
Wat moest ik nu doen? Ik besloot maar gewoon op zoek te gaan naar het water. Mijn enige hulpmiddel was mijn instinct. En die zei me dat ik rechts aan moest houden.
Hinkend vervolgde ik mijn weg tussen de bomen door. Ik moest het water wel gauw vinden want lang ging ik dit niet meer volhouden. Opeens klonk er een harde knal. Ik wist niet hoe gauw ik weg moest komen want het was behoorlijk dichtbij. Half struikelend en hinkend probeerde ik snel de andere kant op te gaan. Helemaal uitgeput probeerde ik voort te maken. Er klonk nog een knal en ik hoorde vogels alle kanten op vliegen. Ik vroeg mij af waar die knal vandaan kwam. Het leek wel of ik andere paarden hoorde. Even draaide ik mij weer op om te kijken of het inderdaad paarden waren.
Stel dat het paarden waren, bedacht ik mij, wat waren die knallen dan?
Opeens zag ik honderd meter van mij vandaan paarden tussen een paar bomen komen. Maar ze waren niet alleen. Ze hadden rare dingen op hun rug en op hun hoofd. En er zat iets op, iets wat ik niet kon thuisbrengen. Ik bleef even verbaasd staan kijken. Datgene wat op die paarden zat hadden mij blijkbaar gezien. Opeens begonnen ze geluid te maken. ‘Daar! Daar tussen die struiken een zwarte mustang!’ Galde het door het bos. Opeens kwamen de paarden op mij af gedenderd. Ik wist niet wat ik moest doen. Het leek niet alsof ze vriendelijk een praatje kwamen maken. Ik besloot maar om te vluchten.
Door mijn been kon ik haast geen vaart maken. De ene optie was om het been toch maar niet te ontzien, maar dat was heel erg pijnlijk. Ik vreesde dat ik geen andere keus had. Hinkend en struikelend vluchtte ik tussen de bomen door. De pijn was ondragelijk maar het kon niet anders. De paarden kwamen steeds dichterbij. Ik ging een heuveltje op en weer af. Even was ik uit het zicht van die dingen die op die paarden achter me zaten. Rechts van mij was een open vlakte en links van mij was een dicht struikgewas. Ik keek even vluchtig achterom maar zag ze nog niet. Ik dook de dichte struiken in. Ik voelde doornstruiken op mijn benen en borst krassen. Ik verbeet de pijn en maakte mij zo klein mogelijk. Ik hield mij doodstil.
Het geluid van de rennende paarden kwam steeds dichterbij en geschreeuw van die andere dingen ook. Ik sloot mijn ogen en hoopte dat ze me niet zouden zien.
Enkele seconden later kwamen de paarden langs gerend. Ik hoorde dat ze vaart minderden op ongeveer dertig meter afstand van mijn schuilplek.
‘Waar is die mustang heen?!’ Galmde het door het bos.
Ik had geen idee wat het betekende dus ik besloot maar om muisstil te blijven.