Bloedwinter

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
Plaats reactie
Amarious
Balpen
Balpen
Berichten: 105
Lid geworden op: 01 mei 2011 16:16
Locatie: Berkel en Rodenrijs.

Ik begin maar weer een keer aan een fantasy verhaal, iets wat me telkens maar niet lukt om goed af te schrijven. Bij deze hoop ik dat het wel lukt . Mocht je vragen hebben over de proloog, stel ze gerust.
Proloog
Nimeixis
Jaar 1354 van de oude telling
Het Tarramei Continent
Tyhnos van Typhos beklom argwanend de verhoging die aan het uiteinde van de reusachtige ondergrondse troonzaal stond. Zijn hart klopte in zijn keel, met elke stap die hij zette sloeg zijn hart drie keer hard en machtig. Hij was nerveus, gespannen om voor zoveel mensen te spreken. Nooit had hij daar moeite mee gehad, als bode kon hij dat niet hebben, maar nu… Nu was alles anders.
Het uitzicht vanaf de verhoging was prachtig en tevens angst inboezemend. De roodgouden banieren hingen bewegingsloos aan het plafond, de vier grote witte pilaren waren frivoolachtig versierd en de troon stond zoals gewoonlijk in het midden van de zaal als het belangrijkste punt. Duizenden, zo niet een miljoen, mensen stonden te wachten op wat er komen ging, nerveus maar opgewekt, net zoals Tyhnos zelf. Hij schraapte zijn keel, klaar om de paar zinnen die hem waren ingefluisterd eruit te gooien.
“Geachte mensen,” schreeuwde Tyhnos hard door de rumoerige zaal die bij de eerste woorden meteen stil viel. “Volk van Nimeixis, helden van het heden. De goden hebben de macht teruggegeven aan de uitverkorene.” De bode had het zichtbaar zwaar, zijn mollige hoofd was rood aangelopen en onder zijn oksels waren duidelijk zweetplekken te zien. Desondanks liet hij daar weinig van merken en verkondigde hij de boodschap met verve. Hij schraapte zijn keel nog een keer goed.
“Leve de uitverkorene,” riep hij luid. “ Lang leve de keizer.”
De hele zaal genodigden veerde op en keek achterom toen de grote gouden deuren van de hoofdzaal open vlogen. Een grijze mus vloog per ongeluk naar binnen, maar daar had niemand aandacht voor. In de gigantische deuropening stond namelijk het middelpunt van de belangstelling, keizer Amexantis, de uitverkorene van de goden en de enige menselijke god. De grijze gebaarde halfgod was gekleed in een goudkleurig gewaad, de randen van zijn mouwen ingelegd met edelstenen in de kleuren rood, blauw en groen. Zijn wapenschild, een driekoppige hydra, was op zijn borst geborduurd met zilverzijde uit Mantis. De kraag van het gewaad stond omhoog, was blauw van kleur en doormiddel van verscheidene draden, die als een soort spinnenweb rond zijn hoofd krioelde, verbonden met de simpele gouden kroon die op zijn hoofd stond. In zijn rechterhand had hij een meterlange scepter die was versierd met verschillende edelstenen in dezelfde kleuren als de mouwen met bovenop een kleurloze robijn.
Een luid gejuich en geklap was inmiddels opgestegen, en de keizer nam beide met een brede glimlach op het gezicht in ontvangst. Met grote, gracieuze stappen liep hij al zwaaiend over de brede goudgekleurde loper, een gebaand pad richting de bronzen troon die in het midden van de zaal stond. Een garnizoen aan wachters stonden opgesteld aan weerszijde van de loper om zo de menigte op veilige afstand van de keizer te houden, wat zeer nodig was. Mensen probeerden langs de wachters, die allemaal gekleed waren in een gouden harnas, helm met rode tooi, lange speer en een rond schild, te sluipen. Ze probeerden de keizer te feliciteren, schouder klopjes te geven en zelfs geschenken aan te reiken, dit echter allemaal zonder succes. De zwaarbewapende wachters deden waarvoor ze waren aangenomen, zonder enige vorm van twijfel of medeleven. Ze weken voor niemand, hoe sympathiek hun bedoeling ook mocht zijn.
Keizer Ameixantis zette de laatste stappen richting de troon die hem toebehoorde. Met een nog luider gejuich en geklap bestoog hij de logge troon, zijn uitbundige kledij fel afstekend bij het doffe koper van de gigantische zetel. Eenmaal gezeteld stak hij beide handen in de lucht, vragend om stilte, zodat hij de meute kon toespreken. Een immense stilte, afgezien van het levenslustige getjilp van de binnengedrongen mus, viel.
“Beste vrienden, helden van Nimeixis,” begon de keizer met serene kalmte in zijn luide stem. “Ik wil jullie allemaal welkom heten. Welkom op dit feest, het feest van het volk, het feest van jullie.”
Weer steeg er een luid applaus en gejuich op, snel onderbroken door een kalmerend gebaar van de keizer. Hij lachte minzaam.
“Nog even geduld, mensen,” zei de keizer. Hij keek de zaal goed rond, speurend naar het laatste beetje rumoer, wat hij met een dodelijke blik de mond snoerde. Daarna vervolgde hij zijn verhaal.
“Ik ben jaloers op jullie enthousiasme, op jullie strijdlust. Jullie hebben dit ten zeerste verdiend, jullie als helden van deze stad. Zonder jullie hadden wij de Bloedwinter niet overleefd en was Nimeixis in de handen gevallen van barbaren die niks meer wilden dan ons vernederen en verarmen. Maar jullie, jullie hebben deze stad gered. Daarvoor ben ik jullie eeuwig dankbaar. Ik niet alleen, maar heel mijn familie, heel de regering en zelfs jullie voorouders zijn jullie dankbaar. Dankbaar en trots.”
De keizer klapte in zijn handen. “Dit applaus is voor jullie, en alleen voor jullie. Voor degene die hun gezinnen achterlieten om te vechten, voor degene die de honger en kou van de winter overwinnen, voor degene die nu mijn helden zijn.”
De keizer liet zijn armen weer zakken. Hij zag er rustig uit, wetende welke verrassing er zou komen. “Maar nu genoeg gepraat. Helden, laten we gaan feesten en vieren dat dit allemaal voorbij is. Vier jullie vrijheid!”
Door de hoofdingang kwamen vanuit het niets verschillende platte karren de zaal binnen gereden. De karren, voortgetrokken door ossen, waren tot de nok toe gevuld met voedsel en verschillende dranken, Ze reden langzaam richting de open ruimte rondom troon. Platte broden, stukken gerookt vlees, vruchten, wijn, bier; het was er allemaal in overvloed. Het publiek werd uitzinnig, de wachters kregen het zwaar om de menigte naar achter te houden en tevens zichzelf te bedwingen, maar het lukte ze. De glimlach op het gezicht van de keizer werd alleen maar breder, hij glom nu van oor tot oor. Zijn volk, zijn helden, aten recht uit zijn met bloed besmeurde handen. De keizer vond het geweldig.
Love the life you live so you can live the life you love.
Glorfindel
Potlood
Potlood
Berichten: 86
Lid geworden op: 08 aug 2011 20:04
Locatie: Noord Brabant
Contacteer:

Mooi gedetailleerd geschreven. Ik moet toegeven, het eerste wat ik dacht toen ik 'de uitverkorene' las was 'niet weer dit cliché'. Die gedachte werd snel weer teniet gedaan doordat je later (in mijn ogen) de indruk wekt dat het gewoon een andere benaming is voor keizer. De keizer zelf doet me trouwens een beetje aan een midden-oostelijke of Indische keizer denken, weet niet of dat ook de bedoeling is? Verder goed begin, kon ook weinig fouten ontdekken, dus dikke duim. (:
All that is gold does not glitter,
Not all those who wander are lost;
The old that is strong does not wither,
Deep roots are not reached by the frost.
Amarious
Balpen
Balpen
Berichten: 105
Lid geworden op: 01 mei 2011 16:16
Locatie: Berkel en Rodenrijs.

Dank je Glorfindel voor je prettige reactie.
De uitverkorene is inderdaad een andere benaming voor de keizer. Het volk aanbid hem als een soort halfgod, en daar zijn gelukkig heel veel benamingen voor. Mijn bedoeling was inderdaad om de keizer een beetje Arabisch/Perzisch neer te zetten, en dat is dus mooi gelukt :D .
Hoofdstuk 1
Nimeixis
Jaar 0 van de nieuwe telling
Het Tarramei Continent
Ruyman Quarks zat rustig voorovergebogen op de kleine stoel die hij zich had toegeëigend. Hij voelde met zijn rechterhand aan de stomp waar eigenlijk zijn linkerhand had moeten zitten en zuchtte. De prikkelende fantoompijn was na al die tijd nog steeds in alle hevigheid aanwezig. Een tiental jaren zijn er nu al verstreken sinds de onfortuinlijke dag dat hem zijn linkerhand werd afgenomen, maar er was niks veranderd. Zelfs zijn opleiding tot heelmeester had dit niet kunnen veranderen, niemand had een behandeling tegen dit leed. Ook hijzelf niet. Althans, nog niet..
Hij keek naar de zandstenen vloer en zuchtte weer. Met zijn enige complete hand pakte hij het kleine zakje dat aan zijn simpele leren riem hing. Hij zette het neer op de stoel, klemde het zakje tussen zijn benen en trok met een klein rukje het touwtje eraf. Daarna pakte hij het op en liep naar de tafel die tegen de muur stond. Daar legde hij met een schuddende beweging een lijn met de inhoud van het zakje op de tafel. Het witte poedertje was altijd een bevrijding geweest voor Ruyman. Het was een van de ontdekkingen die hij had gedaan als heelmeester, een krachtig middel om zijn pijn een beetje te verzachten. Verdoven deed het niet, maar het maakte zijn leven dragelijker en tevens een beetje leuker.
Langzaam bracht hij zijn hoofd dichterbij de tafel. Met zijn wijsvinger drukte hij zijn rechterneusgat dicht en snoof diep terwijl hij boven het goedje hing. Het witte poeder drong zijn linkerneusgat in, scherp als een mes maar geweldig lekker. De eerste paar seconden deden altijd een beetje pijn, een branderig gevoel dat zijn neusholte in vuur en vlam zette, maar daarna was er alleen maar een fijn gevoel. Een fijn gevoel, wat hij eigenlijk de hele dag wilde hebben.
Ruyman legde zijn hoofd neer op de houten tafel en sloot zijn ogen. Een storm aan wilde kleuren, klanken en geuren ontrolde zich aan de binnenkant van zijn oogluiken. Een feest van genot en plezier, het soort wat een normaal persoon met twee handen elke dag had. Het witte poeder had de pijn, de zorgen en zijn gevoel van tijd en ruimte totaal verdoofd en onder het tapijt wat plezier heette geschoven. Ruyman voelde even weer dat hij leefde, dat hij leefde zoals ieder man. Als een vrij man, zonder beperking van zijn onhandige tekortkoming.
Een klein uur vloog voorbij terwijl Ruyman zwaar in zijn wazige roes was verzonken, maar langzaam weer bij zijn positieve kwam. De sterke drug begon zijn effect langzaam maar zeker te verliezen, terwijl het nadelige effect van het poeder juist langzaam vanuit de sluimering opdoemde. Deze bijwerking van zijn drug was een drammende koppijn die als een mokerslag aankwam na zijn pijnloze avontuur.
Ruyman keek verdwaasd door de kamer heen, en bracht een hand naar zijn hoofd om deze te ondersteunen. Hij voelde zich beroerd, erg beroerd. Graag had hij nu op zijn bed gelegen en de kater uitgeslapen, maar dat zat er niet in. Hij had vandaag een belangrijke afspraak gepland, eentje die niet kon wachten, ook voor hemzelf niet. Een afspraak met de kroonprins, zijn prins.

-

Varseiys keek vanuit zijn zijden zetel moedeloos uit het raam, starend naar een vogel die in de lucht vrijuit tussen de duizenden lentepollen zweefde. Het dier had de volledige aandacht van de verveelde kroonprins, niks anders kon hem vandaag fascineren. De vogel had niks speciaals, integendeel, het was een doodnormale grijze mus, eentje zoals elk ander. Wat hem zo boeide wist hij eigenlijk ook niet precies. Was het de vrijheid om overal te gaan en te staan die het dier genoot, was het toch de vleugels vol veren die hem lieten vliegen of iets heel anders?
Varseiys greep de kelk met kruidenwijn van de kleine noothouten bijzettafel. Hij bracht het breed uitlopende doorzichtige glas naar zijn mond en nam een flinke teug. De wijn, met de zoete smaak van de rode druiven gecombineerd met de sterke smaak van kaneel en kruidnagel, was een van zijn favorieten. Het liefst dronk hij deze wijn in goed gezelschap, wat vandaag zou gebeuren. Een tweede kelk, identiek aan die van Varseiys, stond klaar naast de kleine kleistenen kruik.
Er werd op de deur geklopt, twee keer kort en een keer iets langer. Het was het afgesproken teken.
“Kom binnen.” zei Varseiys monotoon met de verveling duidelijk in zijn stem te horen.
Varseiys hoorde de deur met een hoog gepiep opengaan, en daar met een doffe dreun weer sluiten. Hij stond op uit zijn comfortabele zetel, en draaide zich om, richting zijn zo gewenste gast.
“Verveel jij je ook zo?” vroeg Varseiys met zijn armen over elkaar. “Of ben ik het alleen die vindt dat hier totaal niks te beleven is?”
“Je bent nog steeds gewend om uit te rijden, te strijden,” zei Ruyman, proberend de prins zijn vraag te verklaren. “Dat hoeft niet meer, de strijd is over.”
Varseiys zuchtte. “Jammer genoeg, wel ja,”
“Vond je het zo leuk om mensen te verwonden, of zelfs te doden?” vroeg Ruyman redelijk verontwaardigd.
“Het had wel wat,” zei Varseiys schouder ophalend. “Elke dag de spanning van een strijd, de adrenaline die door je lijf giert. Het was geweldig om tussen al die mannen te staan, die op commando uitvoerden wat jij ze had opgedragen.”
“Op dat punt passen wij niet zo erg bij elkaar,” zei Ruyman cynisch. “Jij verwond mensen, ik help ze weer te herstellen.”
Varseiys lachte. “Daar heb je wel gelijk in, maar als dat alles is…”
Langzaam kwam hij dichterbij Ruyman staan, zo dicht dat ze borst tegen borst stonden. Varseiys streelde Ruyman’s wang. “Een ding mistte ik wel op het strijdvel,” zei hij zwoel.
“En dat was?” vroeg Ruyman alsof hij van niks wist.
“Moet je dat nog vragen?” vroeg Varseiys terwijl hij zijn beide handen in Ruyman nek legde.
De twee mannen lachten puberaal en zoenden elkaar, vol passie en liefde. Het maakte Varseiys zijn dag gelijk beter, een heel stuk beter.
Laatst gewijzigd door Amarious op 27 aug 2011 10:10, 1 keer totaal gewijzigd.
Love the life you live so you can live the life you love.
Glorfindel
Potlood
Potlood
Berichten: 86
Lid geworden op: 08 aug 2011 20:04
Locatie: Noord Brabant
Contacteer:

Het was een van de ontdekkingen die hij had gedaan als heelmeester, een krachtig middel om zijn pijn een beetje te verzachten.

Ik weet het niet zeker, maar volgens mij mag het hier 'een krachtig middel dat zijn pijn een beetje verzachtte,' zijn. Het stuk achter de komma staat nu in tegenwoordige tijd terwijl je tekst in verleden tijd staat. (: Ik vind een 'krachtig' middel dat zijn pijn, ondanks dat het krachtig is, maar een beetje verzacht ook vreemd.

een branderig gevoel die zijn neusholte in vuur en vlam zette,

Volgens mij moet die hier dat zijn. Het betrekkelijke voornaamwoord 'die' verwijst naar de-woorden. Hier word verwezen naar 'het' gevoel, dus gevoel is een het-woord. Dus het is 'dat gevoel', niet die gevoel. Ik zou dat persoonlijk ook mooier vinden lezen. Let wel, ik ben hier ook niet 100% zeker van. :p

Een fijn gevoel, wat hij zo de hele dag zou willen hebben.

Dit staat ook in TT, moet naar VT veranderd worden. Bijv. 'Een fijn gevoel, wat hij de hele dag zo gewild zou hebben.'

Je kan de 'handicap' van de drug imo beter bijwerking noemen, dat is duidelijker en je kunt er wat onnodige verwarring mee voorkomen aangezien zijn geamputeerde hand ook een handicap is. Maar dat is aan jou. (:

Varseiys keek vanuit zijn zijde zetel moedeloos uit het raam,

Het mag hier 'keek vanuit zijn zijden zetel,' zijn.
Ik neem maar even aan dat je de stof zijde bedoeld. :P De regel is dat bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -en, onveranderd blijven. De meeste van deze bijvoeglijke naamwoorden zijn zogenoemde stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden, net als hier het geval is.

'niks anders kom hem vandaag,'

Kom=kon, gewoon een typfoutje gezien je gebrek aan fouten. Ja, ik ben echt aan het mierenneuken nu. Haha. (:

'vogel had niks specials'

Hier weer een, je zult hem zelf wel zien. :P

'Hij bracht breed uitlopende doorzichtige glas naar zijn mond,'

Tussen bracht en breed mag je nog 'het' zetten.

'zei Varseiys op monotone toon met de verveling duidelijk in zijn stem te horen.'

Ik vind monotone toon een beetje raar lezen. 'Zei Varseiys monotoon, de verveling duidelijk in zijn stem te horen,' zou ik persoonlijk mooier vinden.

'zei Ruyman proberend de prins zijn vraag te verklaren.'

Dit vind ik, weer persoonlijk, een nogal vreemde zin. Zou eerlijk gezegd zo niet goed weten hoe ik hem wat mooier kan maken zonder je woorden te veranderen haha. :P Maar een komma tussen Ruyman en proberend zou al veel helpen. (:

die op commando uitvoerde wat jij ze had opgedragen.

uitvoerden zou hier correct zijn, alhoewel ik altijd voorzichtig ben met het nakijken van dialogen. De karakters blijven namelijk ook mensen die weleens fouten maken, natuurlijk. (:

De twee mannen lachten puberaal en zoenden elkaar, passioneel en vol liefde.

Dit vind ik leuk, haha. Dat je nog even benadrukt dat het daadwerkelijk twee mannen zijn. Ikzelf zou passioneel en vol liefde veranderen in 'vol passie en liefde.' But hey, that's my opinion. :)

Ondanks alles (nogmaals, dit was mierenneuken), weinig fouten, vol details en toch leest het vlot. De details brengen de omgeving en personages echt tot leven. Het laatste stukje had ik ook echt niet zien aankomen, mooi gedaan. :super Ik zal misschien best een paar foutjes over het hoofd gezien hebben, maar die zullen anderen er dan wel weer uithalen.
All that is gold does not glitter,
Not all those who wander are lost;
The old that is strong does not wither,
Deep roots are not reached by the frost.
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”