-----------------
Ze zat er al te ver in om nog terug te kunnen voor het te laat was. En er was niets wat ze eraan kon doen. Alleen toekijken. Achteraf gezien was dat misschien wel het slechtste wat ze kon doen. Want ze was iedereen kwijt die ze lief had. Iedereen die haar lief had. En er was geen weg te rug. Nooit meer zou ze kunnen hebben wat ze toen had. Ze had hém, en ze wilde nooit meer iets anders.Proloog
Krullend haar deinsde op en neer toen een jong meisje door een deur van een groot kantoorgebouw binnen stapte. Haar ogen keken ziedend van woede in het rond en haar rechter hand was gebald tot een vuist. De portier die naast de deur stond liep naar haar toe en maakte een lichte buiging. Natuurlijk moesten ze eerbiedig voor haar zijn. Ze was de dochter van hun baas en het was niet de gewoonte dat het meisje zonder enige waarschuwing verscheen. ‘Jongedame,’ sprak de man en door zijn stem klonk één en al respect. Ze kneep haar helderblauwe ogen tot spleetjes en streek een verwarde zwarte krul uit haar gezicht.
‘Bryan,’ begroette ze hem voordat ze langs hem heen naar de balie paradeerde. De man keek haar nog even verbaasd na. Zo onbeleefd was hij haar niet gewend. Zij had zelfs nog meer respect voor hem dan het dienstmeisje dat hier rond liep.
‘Kan ik mijn vader spreken?’ vroeg ze zonder te wachten tot de vrouw klaar was met telefoneren. De vrouw keek verschrikt op bij het horen van haar stem en mompelde dat de persoon aan de andere kant van de lijn even moest wachten.
‘In zijn kantoor.’ Ze had zich alweer tot haar beller gericht toen Aisha zich om draaide en in de richting van de oudere man zijn kantoor liep. Achter het glas zag ze twee mannen zitten en haar vader die met uitbundige gebaren iets aan het uitleggen was. Het irriteerde haar meteen.
Zonder verder na te denken gooide ze de deur open en keek ze haar vader recht in zijn grijze ogen.
‘Heren, zouden jullie zo vriendelijk kunnen zijn deze ruimte voor een kwartiertje te verlaten?’ vroeg ze met een nep – glimlach in de twee mannen hun richting. Ze wisselden even een verbaasde blik maar knikten uiteindelijk en verlieten zonder verder protest de ruimte.
‘Aisha,’ sprak haar vader met een vermoeide toon, ‘je weet dat je niet zomaar binnen kunt vallen als ik met zaken bezig ben.’
Langzaam zette het meisje enkele stappen naar voren, zodat ze een beetje boven haar vader toornde. Deze kreeg meteen het gewenste bedreigde gevoel.
‘Dat kan me niets schelen. Niets aan jou kan me nog iets schelen.’ Haar stem klonk zo donker dat er kippenvel op de oude man zijn armen verscheen. Zijn ogen keken opeens op toen hij de dubbele laag in haar stem hoorde en bevestigde daar alleen maar wat hij hoorde. Koelte. Kilheid. Haat.
‘Wat kom je doen, Aisha?’ vroeg hij en hij trok zijn ogen tot spleetjes. Op die manier hoopte hij toch iets van gezag over haar terug te krijgen.
‘Ik ga van huis weg.’ De stilte die daarop volgde was zo vervuld met haat dat de oude man even niets wist te zeggen totdat hij bedacht waaròm ze opeens het huis uit wilde. En dat was geen goede opvulling aan de sfeer.
‘Luister eens. Als dit gaat om die jongens – ik blijf bij mijn standpunt. Ze zijn niet goed voor je en dat is de reden waarom ik je bij hen weggetrokken heb. Dat er daarmee een groot talent is verloren gegaan, is heel jammer. Maar het is niet anders. Later zul je me hier dankbaar voor zijn.’ Hij sprak zijn woorden zorgvuldig en traag uit in de hoop dat ze eindelijk zou begrijpen dat hij er geen woorden meer aan wilde vuil maken.
‘Nee, pap, luister jij eens. Ik heb je zover laten komen en dat had ik niet eens mogen toelaten. Je hebt me al heel mijn leven laten doen wat jij wilt, net als een pop. Het is genoeg geweest, vanaf vandaag doe ik waar ik zin in heb. Ik ga het huis uit.’ Haar stem klonk dreigend.
‘Maar –‘
‘Nee, pap, geen maar. Je hebt genoeg aangericht, vaarwel.’ Met haar ogen die zich hatelijk in de zijne haakten liep ze achterwaarts de deur uit en draaide zich daar met een ruk om. Haar ogen spuwden nog steeds vuur toen ze de twee wachtende mannen aankeek. De ene had een blik van herkenning in zijn ogen, terwijl de andere haar alleen maar argwanend in zich opnam. Ze keek de eerste man onwillekeurig dreigend aan en hoopte dat hij haar niet herkende uit een tijdschrift. Haar hoop was immers tevergeefs.
‘Kijk, die is dat meisje dat de lievelingsband van onze dochters uit elkaar gehaald heeft,’ hoorde ze hem fluisteren en ze lachte sluw, ondanks de golf pijn die haar leek te overspoelen. Hij moest eens weten.