@ -Maaike-: Bedankt voor je reactie :] Nee, Marla is het kleine meisje. Elsuíd is een heel stuk langer en moet naar beneden kijken om haar recht aan te kunnen kijken. Zoals in het eerste stukje staat beschreven:
“Eh...” Stamelde Elsuíd, terwijl ze voorzichtig uit de struik kroop en rechtop ging staan. Ze was langer, een stuk langer. Ze moest naar beneden kijken om het meisje recht aan te kunnen kijken. “Ik ben Elsuíd, uit Fastrad.”
En ook hier is het duidelijk dat Marla kleiner is:
Elsuíd hield laaghangende takken voor het kleine meisje opzij, zodat ze die zonder problemen kon passeren. Toen ze haar mand overhing aan haar andere arm stelde Elsuíd voor de mand voor haar te dragen. Dat aanbod sloeg ze eerst af, maar slechts enkele meters later gaf ze de mand toch over. Ze vertelde dat ze al een tijdje doorhad dat er naar haar gekeken werd en dat ze dat eigenlijk wel leuk vond. Dat het Elsuíd was, Elsuíd uit Fastrad, die al dagen lang op haar buik in een struik lag, was een hele verrassing voor haar.
@ JodieJJ: Ik heb het hele verhaal nu aangepast. In plaats van de ik-vorm, is het hij/zij-vorm geworden. Ik vind zelf dat het nu al een stuk duidelijker is, ook al lijkt het nog een beetje rommelig. Als het er ooit van komt dat dit een afgeschreven verhaal word, zal ik het vast ook nog wel een paar keer weer herschrijven en dan word het wel duidelijk. Voor nu; later in het verhaal valt het ook allemaal weer op zijn plek. Het begin is alleen een beetje moeilijk denk ik, haha.
Weer even een nieuw stukje :] Opnieuw een nieuw personage, maar naar mijn idee zal dit stuk niet voor veel verwarring zorgen.
Hoofdstad van Fastrad – In het paleis
Er klonk een hels kabaal toen iedereen door elkaar heen begon te schreeuwen. Dit was de zoveelste bijeenkomst met de edelen die waarschijnlijk zou worden beëindigd zonder dat er ook maar een enkele beslissing was genomen. Cihan bleef rustig en stil en keek naar de dikke edelen die elkaar dingen duidelijk probeerden te maken met harde woorden en grootse handgebaren. Zelfs de koning, die normaal bekend stond als een heel introvert, nuchter persoon schreeuwde mee. Rood aangelopen van de inspanning en misschien zelfs ook wel een beetje van de wijn. Cihan wachtte tot de edelen tot bedaren kwamen voor hij opstond.
“Edelen,” begon hij, met een zware stem. “Er is nog steeds geen nieuws van onze spionne, maar ondanks dat is er niets, en ik herhaal, niets dat ons er toe zou moeten zetten in de aanval te gaan. Ik stel voor om af te wachten, eventueel de koning van Osgarda uit te nodigen voor een bespreking waarin een overeenkomst gesloten kan worden.” De koning onderbrak hem voordat hij zijn standpunt kon motiveren.
“Wat is dat voor praat? Osgarda moet van de kaart verdwijnen! Het zijn lastpakken, dieven! Zij verdienen het niet te leven! Zodra wij hen van hun land hebben verdreven, zullen wij rijker worden dan ooit! Wie klinkt dat nou niet als muziek in de oren?”
“Hooggeboren heer,” antwoordde Cihan de riddermeester. “Er is niemand op deze wereld die weet waarom en wanneer deze oorlog begonnen is. Word het geen tijd om in te zien dat we eigenlijk helemaal niet zo veel last hebben van Osgarda? Misschien kunnen zij ons zelfs wel diensten bewijzen. Ik heb gehoord dat de wijn in Osgarda bijzonder goed te drinken is,” opperde hij voorzichtig. Wijn was een gevoelig onderwerp bij de koning. En helaas leek hij het niet erg goed op te vatten. Zijn rood aangelopen gezicht verkleurde. Eerst terug naar zijn originele vaalblauwe kleur, en toen naar donkerpaars. Een teken voor de riddermeester om zijn mond te houden en terug te gaan zitten.
“Dit is onvergeeflijk! Wie heeft uw gedachten bezoedeld met deze leugens?” Cihan sloeg zijn ogen neer. Het was te verwachten dat de koning niet zou willen luisteren. De haat jegens de Osgarders zat diep. Het stroomde door zijn bloed, zoals het al vele generaties had gedaan. Cihan besloot zich er voorlopig bij neer te leggen en stelde voor de bijeenkomst opnieuw te beëindigen, zonder enige vooruitgang.
Er werden vele vuile blikken op hem geworpen terwijl hij het paleis verliet, maar dat deerde hem niet. Cihan wist dat er mensen achter zijn ideeën stonden en het werd tijd om hen bij elkaar te roepen. Het werd tijd om eens iets te gaan doen. Als hij nou maar eindelijk eens iets van Elsuíd zou horen. Het was al dagen geleden dat hij haar op verkenning had gestuurd in Osgarda. Hij had eigenlijk zelfs verwacht dat ze inmiddels terug zou zijn.
De riddermeester was diep in gedachten verzonken terwijl hij door de donkere straten liep richting de barakken. Als riddermeester was het zijn taak de troepen te trainen en aan te sturen. Elsuíd was een van zijn beste strijders. Hij had haar gevonden aan de rand van de weg als klein meisje. Vanaf de eerste dag trainde ze haar longen uit haar lijf en ondanks haar onzekerheid en het feit dat er geen liever persoon op deze aarde bestond, had ze haar kracht al meerdere keren in veldslagen bewezen. Eigenlijk moest Cihan toegeven dat hij zich zorgen maakte om zijn leerlinge. Het was haar eerste missie naar Osgarda en ze had er al zo vaak om gevraagd dat hij het haar niet meer kon weigeren. Het was een fout geweest haar te laten gaan.
Onderweg kwam hij een aantal wachters tegen die hem vroegen hoe de bijeenkomst was geweest. Cihan herkende hen als leden van Het Verzet, zoals hij de groep had genoemd en vertelde hen op een zachte fluistertoon wat er was besproken en dat hij had besloten actie te gaan ondernemen. Hij gaf hen de opdracht onze Osgarderse bondgenoten op te sporen en hen het plan in werking te laten stellen.
“Nog nieuws?” Vroeg Elsbeth, de vrouw van Cihan, toen hij de keuken binnen kwam. Ze schoof hem een warme kop thee toe en wachtte rustig zijn antwoord af. Cihan liet zijn mantel van zijn schouders glijden en schopte die in een hoek. De waarschuwende blik van zijn vrouw ontging hem. Hij nam plaats tegenover haar en roerde wat honing door zijn dampende thee.
“Nog steeds geen vorderingen, als je dat bedoeld.” Hij was even stil terwijl hij na dacht over wat hij zijn vrouw wel en niet wenste te vertellen. Ook zij was erg gehecht geraakt aan Elsuíd en zag haar meer als dochter dan als leerlinge van haar man. Het feit dat ze al veel te lang niks meer van het meisje gehoord hadden, baarde haar misschien nog wel meer zorgen dan Cihan. Hij besloot niks achter te houden en deed uitvoerig verslag over de bijeenkomst. Hij vertelde haar dat hij de wachters van Het Verzet was tegengekomen en welke opdracht hij hen gegeven had. Het leek alsof er een last van haar schouders verdween. Misschien zou dit het einde van de oorlog wel betekenen. Maar toch bleef er een klein gevoel van onbehagen knagen. Waar was Elsuíd, en waar was ze toch mee bezig?