Na zéér lange tijd afwezig geweest te zijn van dit forum én van het schrijven, heb ik zojuist een reepje tekst uit mijn mouw weten te schudden. Het is nog niet veel, maar ik ben benieuwd of dit kleine stukje wellicht jullie aandacht zou trekken, ware dit een volledig boek.
Kritiek, lovende shit.. give it to me baby!
But please be a little gentle, this is my first 'story' in about six years!

Enjoy!

Stenen Letters
‘Waar in godsnaam was je? Ik was zó – wíj waren zo bezorgd!’ Een man met een klein rechthoekig brilletje op zijn neus stond ineens vlak voor haar en bewoog zijn handen driftig heen en weer tussen zichzelf en de lange, slanke vrouw naast hem.
‘Je weet toch dat het hier gevaarlijk kan zijn als het donker is? Waarom luister je niet naar me als ik je iets zeg? Wie weet wat er allemaal voor gespuis rondloopt en wat ze van plan zijn, het is je vanaf nu strikt verboden om nog naar het dorp te gaan als de avond al gevallen is...’
Nahijgend van het rennen incasseerde Mila de tirade van haar vader. Hij bedoelde het niet kwaad en bovendien maakte het allemaal niets meer uit als hij eenmaal hoorde wat ze gevonden had in de boerenvelden.
‘Sorry, ik weet het,’ onderbrak ze haar vader terwijl ze allebei haar ouders aankeek, ‘maar… ik…’ ze was nog steeds achter adem.
Haar vader werd ongeduldig. ‘Nou, komt er nog wat van?’ snauwde hij haar toe.
‘Ik was Cass aan het helpen de velden om te spitten,’ zei ze na op adem gekomen te zijn, ‘en ik heb er iets gevonden. Iets belangrijks, denk ik.’
Ze gooide haar jas over de leuning van de bank en plofte er op neer. Haar ouders wisselden even een strakke blik met elkaar.
‘Ga verder en vertel waarom je zo laat bent.’ Bromde haar vader slechts en ging weer zitten in de stoel waar hij zojuist nog woedend uit was opgevlogen toen zijn dochter de kamer binnen stormde.
Mila begon te vertellen maar door haar enthousiasme kwamen de woorden er niet goed uit en keken haar ouders haar louter verward aan.
Mila hervatte zich, glimlachte en besloot: ‘Ik geloof dat ik de Stenen Letters heb gevonden.’
Eventjes was alleen het sissende geluid van het te natte hout in de haard te horen.
De legende van de Stenen Letters gaat al jaren rond en Mila kende niemand die het niet kende. Het zouden zogenaamde instructies zijn die ‘de Derden’ vele eeuwen geleden hadden achtergelaten toen zij de aarde ontvlucht zouden hebben. Instructies voor de overlevenden van ‘de Grote Storm’ om net als zij weg te kunnen komen van deze planeet als zij opnieuw vergaan zou.
Niemand wist wie ‘de Derden’ waren. Niemand wist wat de Grote Storm was. Nog nooit was er bewijs gevonden van de zogenaamde Stenen Letters. En dus werd het verhaal afgedaan als gebeuzel. Behalve door Raemon Faas. De vader van Mila.
Raemon Faas was een man van feiten en naslagwerk. Niemand die hem wat wijs kon maken; “Staat het niet in de boeken, is de waarheid ver te zoeken.”, luidde dan ook zijn credo. Vanwege zijn accuraatheid en gezonde dosis wantrouwen stond hij hoog in het vaandel bij stadhouder Colin. Al zevenentwintig jaar werkte Raemon als hoogst adviserend orgaan in de raad van veiligheid. Dankbaar werk, dat hij nog altijd met veel plezier deed. Hij onderhield onder meer het contact met andere districten en was daarvoor veel onderweg. Op een van zijn eerste reizen, al bijna vijftien jaar geleden, werd hij omvergelopen door een man die hem een gerafeld stuk stof in handen drukte. Het was van voor tot achter beschreven in een taal die Rae niet kende.
‘Het klopt allemaal!’ had de verwarde man geroepen. Hij liep, al wijzend naar Raemon rondjes en bleef tegen hem schreeuwen: ‘Het klopt! Ik zie letters! Je moet snel zijn! Het klopt allemaal!’ Zijn stem klonk schril en hij zag er slecht uit. Ondanks het vlassige grijze haar zag Raemon dat hij niet ouder kon zijn dan twintig. Zijn gezicht was grauw en bezweet, zijn wangen ingevallen. Uiteindelijk rende hij weg, onverstaanbare dingen roepend.
Een koopman van de lokale markt had het voorval weggelachen, ‘Tja, da’s hier dus de dorpsgek. Zakia heet ‘ie geloof ik. Maak je niet druk, die roept al vier jaar letters te zien maar die mafkees kan niet eens lezen, ha!’. Rae luisterde helemaal niet naar de naar vis ruikende man. Hij stopte de lap gauw in zijn jaszak en was toen vertrokken, terug naar huis.
Jarenlang had hij gezocht naar iemand die kon lezen wat er op het doek stond geschreven. Het waren ingewikkelde tekens en ze leken alles behalve op letters. Ieder boek geschreven over dode talen had hij gelezen. Alle mythes, sages en legendes had hij doorgespit op zoek naar dat kleine beetje bewijs. Het enige dat hij te weten kwam was dat er ergens ter wereld, op drie plaatsen enorme stenen liggen waarop bouwplannen staan afgebeeld. Dat was alles.
Uiteindelijk besloot hij terug te gaan naar het dorp waar Zakia woonde om hem te vragen wat de tekst betekende. Maar een blinde dame wist hem te vertellen dat hij van gekte de rivier was ingesprongen.
‘Het waren de letters’ had ze alleen gezegd.
Toen Rae de vrouw vroeg of ze Zakia gekend had stond ze op en liep ze weg.