Meeuw voelt de wind over haar vleugels strijken en laat zich door de thermiek wat hoger brengen, over haar schouder kan ze de Hemelbergen zien liggen, stevig verankerd tegen het plateau waar de steppen overgaan in een schijnbaar ondoordringbaar oerwoud, de pieken grillig en donker tegen de purperen hemel.
Even voelt ze een steek van gemis als ze denkt aan de geriefelijke grotwoning van haar moeder, dit keer was ze heel kort thuis geweest. Ze had maar één nacht doorgebracht in haar oude kamer en had uren gekeken naar de sierlijke bloemenranken en vogels die door vaardige handen uit de rotsen waren gesneden. Het mos dat op het plafond groeit en die alle vocht uit de vertrekken haalt had zijn schemerige licht verspreid zodat het nooit echt donker wordt.
Ze was graag langer gebleven, kwam al zo weinig thuis bij haar eigen volk maar toen ze hoorde dat Ly'elo door een scout naar Camar werd begeleidt wist ze dat ze het meisje zo snel mogelijk moest volgen. Al was het alleen maar om haar te helpen die eerste moeilijke weken door te komen.
Het was Kaz niet geweest. Zoveel wist ze wel.
Ze kijkt niet meer achterom maar neemt een trage duikvlucht over de zoom van het oerwoud en neemt en fluit de pak-roc die haar op een afstand volgt en afgeleidt wordt door de sappige vruchten in een zilvergrijze boom.
De vogel rukt met zichtbare spijt zijn blik van wat zijn lunch had kunnen zijn en antwoordt met een schrille kreet die beantwoordt wordt door een leger kleine katapen. Die fluitend en krijsend met kleine takken smijten om hun voedselbron te beschermen.
Meeuw let al niet meer op hem maar kijkt naar een karavaan die slingerend de steppe doorkruist. Logge donkere wagens worden moeizaam getrokken door uit de kluiten gewassen blauw gestreepte ossen. Mannen en jongens te paard begeleiden de woonwagens en doen dit met veel geschreeuw en gelach.
Vrouwen zijn nergens te bekennen. Die blijven net als de dochters binnen.
Nai – Ardi.
Meeuw spuwt bijna op de grond, als een gebaar van minachting en machteloosheid.
Verlopen Clypeta noemde Kaz dit volk. Had hij niet van zichzelf. Het was de legendarische Morgiander Din geweest die de nomaden zo betitelde. Geen mensen en geen elfen en met weinig magie. Ontstaan uit een handvol Clypetea die de mislukte Handeling die hun redding moest worden overleefd hadden en hun menselijke slaven.
Alleen Morgiander Din had dit zo kunnen zeggen, was hij niet de laatste Clypetea magiër geweest?
Hij had zelf de Handeling veroordeeld en wilde er niets mee te maken hebben.
Wat volgens Kaz misschien ook wel kwam omdat hij zich tijdens de laatste Magiërsoorlog zich tegen zijn eigen volk had gekeerd. Niet perse omdat hij vond dat de Clypetea gestopt moesten worden hun ambitie om Sendan te overheersen. Hij was het niet eens met de expansiedrang van zijn volk maar had zich er buiten gehouden als hij niet verliefd was geworden op Fey Borell, de Oorlogsmagiër die aangesteld was om de opmars staande te houden.
Met de hulp van Morgiander Din was dit gelukt en de vijand had zich in het noorden teruggetrokken om daar hun wonden te likken.
Daar was iemand op het idee gekomen om via een magische Handeling het voortbestaan van het volk veilig te stellen. De wereld overheersen wilde ze niet meer. Daarvoor waren ze domweg met te weinig en daarom was het de bedoeling om vruchtbaarder te worden.
Natuurlijk ging het mis, niemand zelfs de sterkste magiër kan knoeien met de fundamenten van het leven en de balans tussen leven en dood.
Elfen leefden lang en planten zich als gevolg daarvan moeizaam voort. Clypetea leefden langer dan de andere elfenvolken en kregen dus nog minder kinderen. Het is een precaire balans die heilig is en die geschreven staat in de aarde zelf.
Wat overbleef werden de Nai-Ardi genoemd. Patriarchale nomaden die als een schaduw van hun illustere voorgangers over de vlakten trokken. Zonder noemenswaardige magie en met een heilig respect voor alles wat de Clypetea hun hadden nagelaten.
Arrogantie en minachting voor de andere volken om maar iets te noemen.
Meeuw vraagt zich even af wat deze clan hier doet, ver weg van de vlakten die ze normaal bereizen en waar het lange helmgras en groene heide veel beter graaslanden bieden voor hun paarden en vee.
Ze is niet van plan het te gaan vragen.
De karavaan is te ver weg om het binnen een uur te vliegen en zelfs als ze de omweg wil maken weet ze zeker dat ze geen antwoord zal krijgen.
Als vrouw is ze minderwaardig en hoeft geen respect van de Nai-Ardi te verwachten.
Ze is niet bang voor de nomaden, maar heeft geen zin om haar macht aan ze te tonen om zo respect van ze te krijgen. Beter is door te vliegen en het op de Academie aan te kaarten.
Ze doet er bijna een week over om Camar te bereiken en als ze de Lerrassorivier volgt die als een traag slingerend blauw lint door de grasvlakten loopt en die de kleine en grote meren met elkaar verbind ziet ze de zilveren zeilen van de jonk van Kaz die over het water scheert.
Het was te verwachten dat ze hem op het water weer zal zien. Hij is op het water geboren in de Rivierstad in de Vuurrivier op het ander continent.
De jonge vrouw cirkelt een paar keer om de zeilen heen voor ze haar vleugels vouwt en ze op haar tenen op het dek landt. Op het moment dat ze het hout raakt vervliegen de witte veren als sneeuw in de zon. Gespecialiseerde magie waar elke luchtelf mee geboren wordt. De vleugels verschijnen alleen als ze nodig zijn en verdwijnen wanneer ze dat niet zijn.
“Meeuwenmeisje!”
Kaz wacht haar al op, zijn armen wijd om haar warm te omhelzen. Hij is lang en pezig, met zijn haar in tientallen versierde vlechten en is in al die jaren niets veranderd.
Hij is haar mentor en haar vriend, de scout die haar in de Hemelbergen opspoorde en haar moeder ervan overtuigde dat een bijzonder kind als zij op Camar hoorde te worden opgeleid.
Zelf wilde ze niets liever dan het avontuur aangaan en ging graag met de man mee. Ook al betekende dat ze de lange reis naar de kust moest maken en dat ze haar familie moest verlaten.
Ze weet zeker dat dit ook voor Ly'Elo geldt, maar toch wil ze ervoor zorgen dat de eerste maanden in die onbekende omgeving niet de enige luchtelf is.
Ze herinnert zich maar al te goed hoe verloren ze zich soms voelde en hoe vreemd de anderen haar vonden.
“Een scout is voor Ly'Elo gekomen,” verklaart ze haar plotselinge komst. “Dus hier ben ik.”
Ze konden pas echt praten nadat ze haar roc had bevrijd van de tassen die onder zijn buik waren gebonden en nadat ze de vogel zijn welverdiende vruchten en knollen had gegeven.
“Bang dat ze heimwee krijgt?” Kaz klinkt plagerig. “Of denk je dat de docenten nog steeds geen idee hebben hoe ze met een gevleugeld kind moeten omspringen?”
“Eigenlijk niet, nee.” ze lacht vrolijk, “Als je dacht dat ik onbesuisd, impulsief en wild was, ken je mijn nichtje nog niet...”
Als ze tegen de avond Camar naderen kan ze het niet nalaten om het laatste stuk te vliegen. De Academie is het allermooist in het licht van de ondergaande zon. Als de torens en paviljoens schitteren als edelstenen.
Elke keer weer heeft Meeuw het gevoel dat gigantische handen de vormen uit de druipsteen grotten als voorbeeld hebben genomen en enorme zandkastelen heeft gemaakt van nat zand en grote stukken gekleurd glas. Omgeven door parkachtige tuinen, oeroude bossen en de eeuwige brullende oceaan is het – op de Hemelbergen na – de mooiste plek die Meeuw kent en die ze als haar tweede thuis ziet.
“Tivisa!!!” zodra ze geland is voelt ze de magere armen Ly'Elo om zich heen “Ik wist dat je zal komen”
“Wat moest ik anders, je moeder zeurde me de oren van mijn hoofd” ze houdt het kind op armlengte afstand en neemt haar van top tot teen op. Klein en met een donkere huid is ze bijna haar evenbeeld toen zij een jaar of twaalf was. Behalve de veren die als een kap het meisje haar schedel omsluit donkerbruin zijn. Meeuw heeft zilverwitte veren, wat haar op de eerste dag al de bijnaam Meeuw opleverde. Dat haar echte naam Tivisa Ymir is weet bijna niemand meer.
Ze is Meeuw en zo voelt ze zich ook.
Vrij om te vliegen, en sterk genoeg om elke storm te doorstaan.
In vogelvlucht over Sendan
Heey!
Allereerst, wauw je schrijft echt heel mooi! Zonder al te veel woorden leg je beschavingen uit en toon je een nieuwe wereld. Echt heel knap
Daarnaast bouw je in dit eerste stuk gelijk spanning op, waardoor je de lezer nieuwsgierig maakt (in elk geval mij!
)
Feedback:
De volgende keer kun je wellicht een iets korter stuk plaatsen. Het leest heel fijn weg, maar de meeste lezers laten zich door lange teksten afschrikken. Dat is nogal zonde, want het is een goed verhaal

Zal wordt meestal gebruikt, als iets nog moet gebeuren.
Ga zo door!
Groetjes Maaike
Allereerst, wauw je schrijft echt heel mooi! Zonder al te veel woorden leg je beschavingen uit en toon je een nieuwe wereld. Echt heel knap

Daarnaast bouw je in dit eerste stuk gelijk spanning op, waardoor je de lezer nieuwsgierig maakt (in elk geval mij!

Feedback:
De volgende keer kun je wellicht een iets korter stuk plaatsen. Het leest heel fijn weg, maar de meeste lezers laten zich door lange teksten afschrikken. Dat is nogal zonde, want het is een goed verhaal

In beide zinnen is het mooier als je 'zou' schrijft in plaats van 'zal'karazmin schreef:Het was te verwachten dat ze hem op het water weer zal zien.
“Ik wist dat je zal komen”

Zal wordt meestal gebruikt, als iets nog moet gebeuren.
Ga zo door!
Groetjes Maaike
- Never give up on anything, because miracles happen every day -
My head is a jungle...
My head is a jungle...