
Valerie
Fluitend liep Guido de Ruiter over een grijs trottoir in Eindhoven. Zijn handen had hij in de zakken van zijn wijde, versleten broek gestoken en om zijn schouders hing een slobberig oud vest. Vandaag had zijn tred een verend karakter, want vandaag was de grote dag. Een half jaar lang had hij al over deze stoep willen lopen richting het vliegveld.
Vanochtend was hij in zijn rommelige Vinex-woning in Helmond opgestaan en had een van de borden die nog op het aanrecht stonden gepakt. Hij keek eens om zich heen in de grauwe keuken en besloot toen dat het zo niet langer kon.
Sinds Valerie was vertrokken om onderzoek te doen voor haar doctoraat, of hoe dat ook maar mocht heten, had hij niet de behoefte gevoeld om het huis schoon te houden. Zolang zij er was, had hij voor haar wel vaker de keuken schoongemaakt en de ramen gelapt, maar toen ze naar Portugal ging, leek het alsof al het stof zich plotseling begon te vermenigvuldigen. Maar het maakte niet zoveel uit; hij was de enige die er woonde en hij gaf niet om een glanzende keuken of ramen waardoor je de overburen kon zien.
Vandaag was dat dus anders. Nu Valerie terugkwam, moesten de handen uit de ongestreken mouwen worden gestoken en moest het huis omgetoverd worden tot iets waar ook zij in wilde wonen. Valerie gaf namelijk veel om uitstraling.
Hij begon met de spiegel in de badkamer, zodat hij meteen kon beoordelen hoeveel hij aan zichzelf moest doen. Weliswaar haalde hij eens in de twee weken een scheermes over zijn gezicht, maar de blonde haartjes begonnen alweer duidelijk uit hun holletjes te kruipen. Over beharing gesproken, wanneer was hij voor het laatst naar de kapper geweest? Zijn haar hing in lange, vettige strengen langs zijn slapen en zag er meer uit als een gebruikte dweil. Jammer genoeg had hij te weinig tijd om nog een afspraak te maken, want om twee uur zou Valerie arriveren en het huis moest ook nog schoon!
Hij viel het huis aan met de stofzuiger. Tweemaal moest hij de stofzuigerzak verwisselen, maar dat liet alleen maar zien hoe goed hij bezig was. Hij merkte dat hij zich ook vanbinnen opgeruimder voelde dan ooit en toen hij de ramen om tien uur aan het lappen was, viel het hem op hoeveel licht er plotseling in de woonkamer viel.
Om kwart voor twaalf besloot hij iets te eten en terwijl hij bedacht dat er binnenkort ook weer light-producten gekocht moesten worden schoot hem iets totaal anders te binnen: een cadeau! Valerie verdiende een welkom-thuis-cadeau! Eigenlijk wist hij totaal niet wat hij zou moeten kopen en eigenlijk wist hij ook niet of hij er genoeg geld voor zou hebben, maar uiteindelijk liep hij fluitend naar de bloemist en kocht daar een kleurrijk boeket dat er duur uitzag en ook inderdaad zijn rekening weer in het felrood bracht. Maar er zaten paarse bloemen in en van die gele, Valeries favoriete kleuren, en ze roken lekker. Alleen al door de geur zou ze helemaal opfleuren.
Nu hield hij het boeket voor zich in zijn handen en bewaakte het alsof het Valerie zelf was. Het was kwart voor twee en hij zag een vliegtuig naar beneden duiken en een keurige landing maken op zijn landingsgestel. Guido keek halsreikend door het hek dat de stoep van de landingsbanen scheidde en kneep zijn ogen samen om te zien Valerie misschien uitstapte.
Natuurlijk niet. Het vliegtuig werd verlaten door zo’n vreemde loopbrug aan te koppelen. Hij zou maar snel naar binnen gaan, voor hij Valerie misliep. Valerie zou nietsvermoedend uit het andere eind van de loopbrug stappen en hem dan zien staan. Hij werd al gelukkig als hij aan dat moment dacht.
Het leek alsof hij de laatste honderd meter naar het glazen gebouw van de luchthaven zweefde. Snel begaf hij zich naar binnen en koos een rode plastic zitting zo dicht mogelijk bij een van de vele ramen zodat hij haar kon zien aankomen.
Hij zag mensen een beetje wantrouwig naar hem kijken en kon het ze niet kwalijk nemen. Guido wist ook wel dat hij niet het meest verzorgde type was. Het maakte niet uit, besloot hij; Valerie hield misschien van een goede uitstraling als het om de toestand van het huis ging, maar in werkelijkheid was ze iemand die dwars door uiterlijk vertoon heen keek. Zij zag vooral hoe veel Guido om haar gaf en wat hij voor haar over had.
Nerveus tuurde hij tegen de zon in naar buiten. Nog maar een paar minuten en dan zou ze er al zijn. Twee uur, had ze gezegd aan de telefoon. Hij had geantwoord dat hij dan thuis op haar zou wachten en was na hun gesprek direct achter de computer gedoken om de aankomsttijden op te zoeken. Het had nog best lang geduurd voor hij wijs werd uit al die cijfers en lettertjes en hij had daarna dus voor alle zekerheid ook nog maar gebeld naar de luchthaven om te vragen of het vliegtuig uit Porto inderdaad om twee uur arriveerde.
Hij merkte dat hij de paarsgele bloemetjes aan het vermorzelen was tussen zijn zweterige eeltvingers en hield er gauw mee op. Op dat moment verscheen er een zwartgrijs stipje aan de strakblauwe hemel en zijn hart sprong op. Valerie!
Om hem heen begonnen ook alle andere wachtenden naar het raam te kruipen en Guido duwde een beetje gefrustreerd wat toeschouwers aan de kant die zijn zicht op Valerie belemmerden. Hij vond dat hij na een halfjaar wachten wel voorrang had op die anderen.
Het vliegtuig begon meer gestalte te krijgen en maakte een draai in de lucht om recht op de landingsbaan te komen. Het licht dat hij met zijn glans reflecteerde deed Guido verwoed met zijn ogen knipperen. Het voertuig daalde en daalde en met iedere meter kwam Valerie dichterbij. Haar bevallige gestalte zwierde door de lucht en kwam langzaam naar hem toe.
Ze naderde vanuit een kleine hoek en raakte de strook asfalt bijna toen Guido bedacht dat er iets niet klopte. Bij dat vorige vliegtuig dat hij had zien landen was er iets uitgeklapt waar wieltjes aan zaten.
Plotseling snakten mensen naar adem en Guido schrok daar bijna nog meer van dan van het knersende, schurende geluid dat plotseling in hun oren drong. Het vliegtuig was met een flinke snelheid op de landingsbaan terechtgekomen en gleed nu onbestuurbaar op zijn stalen buik over de weg. Vonken sloegen op langs de hele lengte en het vliegtuig kantelde langzaam in zijn vlucht totdat een van de vleugels eveneens over de grond schoof.
Guido zag mensen met wijd opengesperde ogen staren naar wat er buiten gebeurde.
‘Komt die uit Portugal? Is dat die uit Portugal?’ riep een oude vrouw piepend vanachter haar rollator.
Voordat iemand ook maar kon antwoorden, klonk er plotseling een ander krakend geluid. De vonken hadden een nest gevonden en de vlammen verspreidden zich gestaag langs het hele vliegtuig. Guido voelde hoe Valerie buiten zijn bereik gleed.
‘Nee!’ riep zijn trillende stem wankel. ‘Val!’ De tranen stroomden over zijn wangen.
Toen klonk er iets wat hij alleen maar een explosie kon noemen en spatte de luchtreus uiteen. Het was alsof Guido vanachter glas naar een ontluikende nachtmerrie keek, of een horrorfilm. Hij kon niets goed zien van zijn afstand, maar het was duidelijk dat geen enkele inzittende van dat vliegtuig meer heel kon zijn. Een grote zwartgeblakerde plek gaf het centrum van de explosie aan en in de optrekkende rook verschenen vormeloze grote stukken aluminium en staal die over de hele baan waren gesmeten.
Een projectiel vond zijn weg naar de Airport en verbrijzelde een ruit vlakbij. Guido rende door de opening naar buiten en voelde stukken glas snijden in zijn vlees. Het gaf niet; zijn hart was al gestopt voor hij de tien meter naar de grond had afgelegd.
Anderen begonnen geschokt door het dubbele drama de ruimte te verlaten en naar buiten te snellen.
Naast de plastic stoel waar Guido op gezeten had, bleef het veelkleurige boeket vertrapt achter.
Martinho Cedreiro keek door het dubbelglas uit over het zuiden van de stad Porto. Hij was geboren en getogen in de plaats aan de andere oever van de Douro, maar. Maar Porto oefende zoals op velen die zoals hij vlakbij waren opgegroeid aantrekkingskracht uit. Het was iets waar Valerie onderzoek naar deed; naar de pullfactoren van een havenstad als Porto.
Martinho kon zo een dergelijke factor noemen: de Douro. Het draaiende restaurant draaide niet voor niets; iedereen wilde tijdens zijn ontbijt wel een blik werpen op die rivier, genietend van een bak koffie en zoete croissants. Gisteravond hadden hij en Valerie nog daadwerkelijk op de Douro gevaren. Staand op een van de Rabelo’s hadden ze de wijngaarden bewonderd en de zonsondergang gezien.
Valerie, zoals altijd onberispelijk gekleed, kwam nu het restaurant binnen en zag Martinho naar buiten staren. Ze glimlachte in zichzelf en nam tegenover hem plaats. Zo te zien was ze net wakker, maar liet dat uit niets blijken. Ze had lekker uitgeslapen nadat het gisteravond zo laat was geworden.
‘Ik begin te begrijpen waarom men zo aangetrokken wordt door havensteden,’ zei ze, terwijl ze een niet-bestaande plooi in haar designbroek gladstreek.
Martinho haalde zijn blik van het prachtige uitzicht.
‘Misschien koffie?’ vroeg hij in gebrekkig Engels, maar desalniettemin zelfverzekerd.
‘Graag.’
Martinho vertrok in een rechte gang naar het lopend buffet om daar koffie te halen. Valerie keek ondertussen ook naar de Douro. Ach, ze zou hier nooit weg kunnen. De rivier had in een halfjaar al zoveel mooie herinneringen met zich meegebracht dat ze het bijna als een levend iets was gaan beschouwen.
Ze had Martinho ontmoet in de tweede week van haar verblijf in Portugal en op slag was ze verliefd geworden op zijn charmante voorkomen. Hij droeg beige pakken, altijd en zonder uitzondering, en was lang voor iemand van Portugese afkomst, langer dan zij in elk geval. Wat hij nou precies deed voor werk wist ze niet, maar ze wist wel dat hij zeer erudiet was en zich meer verdiept had in de historie van Porto dan wie dan ook. Dat was voor Valerie een mooi excuus geweest om heel veel in zijn gezelschap te verkeren, hoewel de echte reden daarvoor natuurlijk veel minder academisch van aard was.
Martinho leek haar constante vragen over Porto en zijn verleden totaal niet storend te vinden. Hij had haar in half-Engels, half-Portugees laten kennismaken met alle facetten van Porto en binnen een paar dagen was de stad voor haar al zoveel meer dan slechts een naam op een landkaart. Dankzij hem hield ze al snel zoveel van de havenstad dat ze er moeite mee had om objectief te blijven in haar onderzoek.
Haar onderzoek liep inmiddels echter tot zijn einde en ze had het juichende gevoel dat ze binnenkort een titel voor haar naam mocht schrijven. Dat betekende echter ook teruggaan, terug naar Helmond en de universiteit van Maastricht.
Het restaurant was inmiddels verder gedraaid en nu keek ze naar het noorden. Daar ergens lag het vliegveld...
Martinho zette een kop koffie voor haar neer en ging weer zitten.
‘Je onderzoek is klaar, of niet?’ vroeg hij alsof hij de vraag voorbereid had, wat waarschijnlijk ook zo was.
‘Sim,’ bevestigde ze. Ze keek naar haar dampende kop en naar de kleine belletjes die aan de rand kleefden. Ze was gaan houden van die koffie. ‘Je hebt me zoveel laten zien de afgelopen tijd, Martinho, meer dan ik gehoopt had.’ Hij lachte een beetje, hoewel ze het eigenlijk helemaal niet over vannacht had gehad. ‘Daarvoor en voor al die andere dingen wil ik je bedanken.’
Hij zei iets als: ‘Niet nodig.’
Het bleef even stil.
Toen nam hij dapper het woord. ‘Maar je hebt toch een vriend in Holland?’ Zijn gezicht kleurde een beetje.
Onwillekeurig moest Valerie lachen. ‘Een ex-vriend, dat heb ik je toch gezegd? We hebben het uitgemaakt omdat ik weg ging, om ons beiden vrijheid te geven.’
‘Maar ga je naar hem terug?’ vroeg hij enigszins dwingend.
Ze was even vergeten dat hij bijzonder hanig kon zijn en er niet van hield als mensen dingen aan hem onthielden. Of een vrouw. Het was een karaktereigenschap die slechts af en toe bij hem opspeelde.
‘Dat denk ik niet,’ zei ze en ze wist dat ze de waarheid sprak. ‘Kijk, Martinho, ik zeg dit niet om bij je te slijmen, maar Guido was nou niet bepaald een groot succes.’ Aan zijn gezicht zag ze dat hij haar niet begreep en ze besefte dat ze duidelijker moest zijn. ‘Guido is kort door de bocht gezegd een onverzorgde domkop. Ik wed dat ik een groot stofnest aantref als ik zijn huis binnenloop. Om over zijn eigen voorkomen nog maar te zwijgen. Hij is gewoon…’ Ze wist niet hoe ze het netjes kon zeggen. ‘…te dom om voor zichzelf te zorgen.’
‘O, dat lijkt serieus,’ zei hij, een beetje opgelucht dat zijn rivaal zo’n tegenvaller bleek.
‘Als ik naar Nederland terugga, is het in elk geval niet om hem,’ zei ze. ‘Ik wil m’n ouders wel weer eens een keer zien, maar naar hem ga ik niet terug. En ik denk dat hij het ook niet erg vindt als hij niet elke keer kritiek krijgt van iemand die zich gedraagt als zijn moeder,’ voegde ze er aan toe, meer om zichzelf te rechtvaardigen dan dat ze het echt geloofde.
‘Dus wanneer ga je terug?’ zette Martinho ongerust door.
Ze keek met een mysterieuze glimlach op. ‘Mijn vliegtuig vertrekt vandaag.’
‘Wat?’ Hij stond met een ruk op. ‘Waarom heb je dat niet verteld?’ Hij begon in het Portugees te ratelen en ze verstond slechts weinig van wat hij zei. Uiteindelijk vroeg hij: ‘Hoe laat vertrekt je vliegtuig?’
Ze keek op haar horloge en de zon weerspiegelde in het glas.
‘Ik denk dat mijn vliegtuig net is gearriveerd in Eindhoven. Laten we hopen dat mijn medereizigers een prettige vlucht hebben gehad.’
Poeslief nam ze een slok koffie en ze genoten des te meer van het uitzicht.