I'm lost

Hier kun je naar hartelust je One Shots kwijt die in het genre Drama vallen. Maak een topic aan en zet ze er allemaal in.

Moderator: Patrick

Plaats reactie
Marlindee
Potlood
Potlood
Berichten: 55
Lid geworden op: 25 sep 2011 10:21

Sorry voor het lange stuk. Maar ik kon het niet anders posten :p Dit verhaal is dus af ^^
Edit ; En ook nog sorry voor zoveel typfouten & spellingsfouten, maar ik ontdek ze nu pas ;p
-
I'm lost.
Handen die mijn armen ruw vastgrepen. Handen die mijn armen pijnlijk hoog achter op mijn rug duwden.
Het geklik van handboeien die werden gesloten. Het gevoel van koud ijzer dat tegen mijn huid schuurde.
En dan was nog het gezicht van een van de mannen die me was kwamen halen, die overduidelijk de leider was. Hij was enorm tevreden met zichzelf. Zelfs zijn met modder besmeurde uniform kon die uitstraling niet onderdrukken. En dan die woorden. De woorden die hij langzaam uitsprak, alsof hij met elk woord dat hij zei weer genoot van zijn overwinning.
‘Eindelijk hebben we je’


‘Mickey Jackson?’ controleerde een van de agenten zonder überhaupt op te kijken van zijn computerscherm. Ik knikte terwijl ik mijn ogen door de kamer liet glijden.
Het was donker in de kamer, wat waarschijnlijk expres was aangezien de luxaflex voor het enige, brede raam dicht was.
Het enige licht kwam van een armoedig schemerlampje, wat boven me hing.
‘Mickey Jackson?’ herhaalde de man geïrriteerd terwijl hij me aankeek. Nu pas realiseerde ik me dat hij mijn knik onmogelijk had op kunnen merken, omdat hij simpelweg niet naar me had gekeken.
‘Ja’ antwoordde ik zacht. Hij bleef me nu strak aankijken terwijl hij mijn gegevens intikte. Na een paar seconden wendde ik mijn ogen af.
Die strakke blik herinnerde me aan iets wat ik het liefst zo snel mogelijk wou vergeten.

De baby keek me strak aan. Ze huilde niet. Ze keek me niet angstig aan, bang gemaakt door het afschuwelijke tafereel wat ze gedwongen mee had moeten maken. Ze keek me niet aan met die schitterende oogjes waar peuters en baby’s zo beroemd mee zijn.
Ze keek me aan zonder emotie, alsof ze ergens anders was. Ver van hier.
En juist dat raakte me veel meer dan welke blik ze in haar ogen kon hebben. Haar helderblauwe ogen, met korte wimpers omlijst, bij haar donkerbruine korte haartjes bleven me bij. Zelfs toen ik het huis uit was en nog verder.
Ik besefte, zodra ik in die onschuldige ogen had gekeken die alleen kinderen konden hebben, dat ik een verschrikkelijke misdaad was begaan.
Maar ik besefte het te laat. Ik kon het toen al niet meer terugdraaien.


‘Leeftijd?’ de man was verveeld. Natuurlijk, waarschijnlijk mocht hij alleen maar wat vragen stellen die het hele dorp voor me zou kunnen beantwoorden. Voordat het echte overhoren zou beginnen, zou hij al ingewisseld zijn.
Ik beet even op mijn lip. Wat zouden ze met me doen? Martelen? Me in de val lokken met mijn eigen woorden, zodat ze later konden executeren? Zouden ze me geloven als ik zei dat ik er niets mee te maken had? En zo nee, in hoe verre zou dat gevolgen hebben voor alle anderen?
Er vormde een knoop in mijn maag. Mij mochten ze hebben, als ze van de rest maar afbleven.
‘Vijftien’ antwoordde ik toonloos. Op het bureau waar we aan zaten, stond wat ongewoons. Ik fronste mijn wenkbrauwen, ook al had ik zoiets kunnen verwachten. Ik vroeg me af of ze hem zo expres neer hadden gezet. Het moest haast wel, het paste niet bij de uitstraling van de rest van de kamer. En niemand zou een fotolijstje met een foto van zijn of haar familie zou neer zetten dat je als je achter het bureau zit, hem niet kan zien.
De knoop in mijn maag werd nog wat strakker aangetrokken. Zoiets deed je alleen als je wou dat de verdachte die tegenover je zat, ook wist dat je haar volledig in je macht had.
Ze hadden mijn familie.

‘Mickey?’ murmelde mijn broertje.
‘Ja?’ vroeg ik terwijl ik vluchtig door zijn haren streek, al half opstaand.
‘Wat ga je doen?’ hij tilde zijn hoofdje op, zodat hij me aankeek.
‘Jij?’ ontweek ik zijn vraag. Ik wou niet tegen hem liegen, niet tegen mijn broertje of iemand anders van mijn familie, maar ik kon hem onmogelijk de waarheid vertellen. Ik kon niemand de waarheid vertellen. Het was veiliger voor hem en de rest van mijn familie, als ze van niets wisten, zelfs als ik thuis zou komen. Wat helemaal niet zeker was.
‘Wat ga je doen?’ herhaalde hij pruilend.
‘Niets bijzonders’ loog ik en voordat hij nog meer kon vragen drukte ik een kus op zijn kruin en maakte me van hem los. Daarna liep ik de kamer uit, om niet meer terug te keren.


Ik sloot mijn ogen en leunde een beetje achterover, proberend om zo relaxt als mogelijk was in deze situatie te blijven.
Het was zeer waarschijnlijk het onverstandigste wat ik kon doen en de kans was groot dat niet alleen ik maar ook mijn familie de gevolgen ervan zou ondervinden- niemand moest ook maar proberen om het gezag te ondermijnen.
De verhoring leek te zijn afgelopen, ook al had hij alleen mijn naam en leeftijd gevraagd. Het was nu wachten tot zijn aflossing en dan kon het martelen beginnen, bedacht ik bitter.
Ze zouden niet terugdeinzen om de verschrikkelijkste martelmanieren op mij uit te proberen. Daarna zou mijn familie aan de beurt zijn, stuk voor stuk. Uiteindelijk zouden misschien zelfs mijn broertjes kinderen later aan de beurt zijn.
Ik hoopte er niet eens op dat ik dit zou overleven. Deze mensen hier en in het bijzonder hun officieren, deinsden er niet voor terug om kinderen te vermoorden.
Ook al was het alleen maar om hun eigen kinderen te beschermen.
Maar doordat ze hun eigen kinderen zo graag wilden beschermen, vermoordden ze de kinderen van een ander. Het was een cirkel, het had geen begin of einde.
Het was gruwelijk wat die mensen deden, wat die man die tegenover me zat deed.
En toch was het oh zo begrijpelijk.
Niet dat ik het zou doen als ik kinderen had, zelfs al waren ze me zo dierbaar.
Als ik al kinderen na, want zelfs al zou ik dit overleven en de jongen van mijn leven ontmoeten, zelfs dan was de kans zo klein dat hij bijna niet bestond.
Ik zou alleen kinderen nemen als dit regime niet meer bestond. En de kans dat ik het mee zou maken als het al zou gebeuren, was nihil. Ik wou niet dat mijn kind ook bij oneindige cirkel zou horen. Ik wou niet dat de kans bestond dat mijn kind zou worden bestraft, ook al was die “misdaad” begaan door een familielid.
Ik beet op mijn lip tot dat ik bloed proefde, in een poging de vreselijke herinnering die opkwam te onderdrukken. Maar na al die jaren was ik hem nooit vergeten, had ik er altijd verschrikkelijke nachtmerries gehad.
En uiteindelijk had die herinnering me gemaakt zoals ik was. Die herinnering had ervoor gezorgd dat ik een groep betrouwbare vrienden had. Vrienden, die dezelfde haat als ik in hun binnenste hadden wakkeren. Haat aan het regime. Haat, die we omzetten tot daden.
Maar die haat had ervoor gezorgd dat veel van mijn vrienden niet meer leefden.
Of dat ze op dit moment hetzelfde lot als mij ondergingen.

Het was een dag zoals alle anderen, die maandag vijf jaar geleden. De dag daarvoor had het flink geregend, zo flink dat alle leerlingen niet naar school hoefden.
De kinderen van vijf tot twaalf jaar dan, daarna werd je naar een speciale, geheime opleiding gestuurd en die gingen altijd door. Wind of regen, storm of ziek, je moest komen.
Te laat komen had een vreselijke straf, maar dat wist ik toen nog niet. Voor mij en al mijn toenmalige vriendjes en vriendinnetjes was het de aller-spannendste, enorm gave opleiding wat het hoogtepunt in je leven was. Hoe vaak onze broers en zussen ons ook tussen neus en lippen hints gaven over dat het helemaal geen pretje was, we bleven dat denken. Meer konden onze broers en zussen niet doen, om ons voor te bereiden. Niet als ze nog vrij wilden leven tenminste.
Terwijl ik me pruilend afvroeg wat ik moest doen om de dag door te komen, ging de bel.
Voor de deur stond Julia, kletsnat maar opgetogen- zoals altijd.
‘Hoi’ begroette Julia me vrolijk terwijl ze binnenstapte. ‘Mama zei dat ik hier heen moest gaan. En ze zei dat ik dat ook tegen jou mama moest zeggen, samen met “koe” ‘ aan haar stem te horen was ze een beetje verbaasd over het laatste, maar geen van ons verspilde tijd om over het woordje koe na te denken. We waren weer samen, we konden samen met mijn pop spelen!
Toch gingen we het braaf tegen mijn moeder, hand in hand, zoals we altijd deden toen. Mijn moeder trok bleek weg zodra Julia ‘koe’ zei.
Daarna ging het snel, razendsnel. Zelfs nu snapte ik nog niet dat het allemaal echt gebeurd was. In míjn jeugd, toen ík negen was.
Mijn moeder wist echter wat ze moest doen, want hoe vaak zouden beide moeders het wel niet met elkaar hebben besproken, voor als het zover mocht komen? Mijn moeder, moeder van een dochtertje en zwanger. Julia’s moeder, moeder van een zoon en dochtertje.
Zelfs nu, op het moment dat de meeste mensen huilend van onmacht in elkaar zouden zijn gezakt. Zij niet. Ze stuurde ons naar de zolder, de plek die voor mij toen nog verboden terrein was, zonder de reden erbij te vermelden. We moesten zo stil mogelijk zijn en niet naar buiten kijken, zei ze nog.
Een beetje geschrokken van de treurige blik in mijn moeders ogen, deden we precies wat ons was opgedragen. De feeststemming was grotendeels verdwenen maar dat betekende niet dat we bang waren of afwachtten. Integendeel.
We wisten niet wat er gebeurde, buiten. We wisten niet waarom mijn moeder zo was geschrokken. We wisten niet wat er gebeurde bij die geheime opleiding.
We waren nog maar kinderen. Voor ons was de wereld de wereld waar iedereen van droomde. Geweldig. Veilig. Zonder gevaren.
Maar hoe stil we ook waren, het mocht niet baten. Ruw geklop. Mijn moeder die mensen kalm begroette. Een vrolijke zin. Gepraat.
En toen barste de hel los.
Opeens woest geschreeuw. Smekende woorden. Gehuil. Het geluid van iets dat viel.
Geschreeuw. Gestommel op de trap. Het geluid van openslaande deuren op de verdieping onder ons. Een minuut stilte.
Dan weer gestommel op de trap, nu op degene die naar de zolder leidde.
Nu toch bang staarden we elkaar aan. Julia’s groene ogen stonden bang. Haar natte zwarte haren zorgden ervoor dat ze er nog kwetsbaarder uit zag.
En toen versperden opeens twee enorme, hoge legerlaarzen mijn uitzicht. Gelach. Geschreeuw dat ik niet verstond.
Ik kroop verder naar achter, in de hoop dat die enge man die bij de laarzen hoorde mij niet ook zou vinden. In een klein hoekje, waar ik niets kon zien van wat er gebeurde, ging ik zitten.
Lang. Ik hoorde wat overleg, de verdrietige stem van mijn moeder die ook naar boven kwam en uiteindelijk het geluid van mensen die de trap afliepen.
Ik moest in slaap zijn gevallen, want van wat daarna gebeurde weet ik niets meer.
Maar één ding weet ik nog wel, van wat daarna gebeurde, toen ik wakker werd.
Julia was weg. Meegenomen door de enge man met de legerlaarzen.

Er werd een harde ruk gegeven aan mijn handboeien. Ik slaakte een ingehouden gil van pijn.
Ik opende mijn ogen, die ik al die tijd gesloten had, om recht in twee ogen te kijken. Ze waren onmenselijk.
Niet door de kleur. Niet door de iris.
Maar er was geen spoortje van menselijke emoties te bekennen. Geen warmte, geen haat, geen medelijden. Hij leek op een robot.
En op dat moment voelde ik iets diep in mijn hart, iets wat verdacht veel op medelijden.
Ik snapte het zelf niet helemaal, ik moest haat koesteren voor deze man omdat hij samenwerkte met deze organisatie. De organisatie die mij, mijn vrienden en familie en nog honderden andere mensen bedreigden en onderdrukten.
Ik moest hem verachten omdat hij die bij die cirkel hoorde waar geen einde aan was.
Ik moest bang voor hem zijn, omdat hij me zo kon vermoorden.
Ik hoorde geen medelijden met hem te hebben. Maar dat had ik wel en daar kon ik niets aan veranderen.
Mijn vrienden zouden me ongelovig aanstaren. Me voor gek verklaren.
Dat zou ik op mijn beurt ook gedaan hebben, als het bij een van hun gebeurde. Medelijden hebben met iemand die misschien eigenhandig je beste vrienden heeft vermoord.
Niet dat ik ook maar iemand van onze groep in staat schatte om met zo’n iemand medelijden te hebben.
Maar had dan ook maar íemand me kunnen vertellen dat het echte mensen waren, waar je dan medelijden met had? Mensen die een dierbare van je hadden vermoord maar die ook vrienden en familie hadden?
Maar er waren nog ergere versies, versies die geen liefde of geluk kenden. Dat waren de mensen waar je wel medelijden mee moest hebben.
‘Meekomen’ de woorden waren emotieloos. Terwijl ik gehoorzaamde en met mijn armen gestrekt voor me naast hem door de lange gangen liep, keek ik hem zijdelings aan.
Wat zouden ze met hem hebben gedaan, dat hij zo is geworden? Was hij eerst een gevangene en werd hij gedwongen dit werk te doen? Of was hij zoals ik eerst had gedacht, dat hij noot liefde heeft gekend? Hij was niet zo’n type. Qua uiterlijk dan.
Zijn gemillimeterde haar zag er op een bepaalde manier goed uit en zijn kin was glad.
Hij zag er niet zo uit als je verwachtte als je in zijn ogen keek. Hij was eng.
Omdat hij me zo bekent voorkwam.

Ze zaten alle zes aan een krakkemikkige eettafel. Ondanks dat er een krat bier naast hun op de vloer stond, leken ze allemaal nuchter.
En juist dat beangstigde me.
Ik hoorde hier niet te zijn. Ik hoorde niet eens van hun geheime tweede leven van deze zes mannen te weten. Ik hoorde thuis met mijn broertje te spelen.
Maar ik zou alleen maar erger in de problemen komen als ik zou proberen weg te rennen. Proberen. Waarschijnlijk zouden ze me al te pakken hebben voordat ik buiten was.
De jongen die de jongste leek te zijn – hij was alsnog minstens twee jaar ouder dan mij- trok als eerste zijn mond open.
‘Een meisje. Een jonkie. En háár wil je mee laten doen, Steef? Je bent verdomme minstens even wreed als die monsters waar jij, wij tegen vechten’ hij schudde zijn hoofd. ‘Dit is idioot’
‘Je bent een jongen en wat ouder dan mij. En je wilt mij wegsturen?’ de woorden waren eruit voor ik er erg in had. De jongen rolde met zijn ogen maar er gleed een korte glimlach over zijn gezicht.
Ik had bij hem gescoord met die opmerking.
‘Ik ben het met Jim eens’ liet degene naast hem weten.
‘Het is veels te gevaarlijk voor haar. Ik wil niet de dood van een kind op mijn geweten hebben’ zei een ander.
‘Ik hoef niet perse het regeringsgebouw op te blazen hoor’ mijn grapje viel niet in goede aarde bij de jongens. Jim keek van mij naar de leider, die hij Steef had genoemd, vol ongeloof.
‘Hoe heet je?’ wou hij weten.
‘Mickey. Mickey Jackson’ antwoordde ik, een beetje ongemakkelijk.
‘Mickey, je weet echt niet waar je mee bezig bent, of wel soms? Of beter gezegd, waar je aan mee wilt doen’ hij schudde alweer zijn hoofd.
‘Ik haat de regering’ zei ik voorzichtig.
‘Tja, dat dacht hij ook. Alleen bleek voor sommige mensen die haat te klein te zijn om hem helemaal goed te kunnen vertrouwen. Vonden zij’ hij wees naar de enige kast die in het vertrek was.
Ik had het wel eerder opgemerkt maar nu keek ik nog wat beter naar de vijf fotolijstjes die erop stonden. Op degene die Jim naar wees, lachte een jong stelletje me toe.
Langzaam begon de werkelijkheid tot me door te dringen.
‘Nee.. bedoel je.. bedoel je-jullie?’ stamelde ik totaal verbijsterd. Dit konden ze niet menen. Niet dát. Ik moest weg. Nu.
‘Ja. Milan is eigenhandig door de grootste ‘regeringshater’’ hij spuugde de woorden uit,’ in ons midden vermoord.’ Zijn stem droop van afschuw.
‘Je vergeeft het me nooit meer hè Jim?’ mengde de leider Steef zich in het gesprek.
Terwijl ze zich in een verhitte discussie storten waar de hele groep aan deel nam, had ik het gevoel dat de wereld om me heen langzaam afbrokkelde.
Als ze vonden dat mijn haat uiteindelijk toch niet groot genoeg was, of als ik voor de andere kant koos, zou ik ogenblikkelijk worden gedood.
Door hun. Door deze mannen hier, die later misschien tot mijn vrienden behoorde. Misschien wel door Jim.
‘Hij was mijn beste vriend! Je wist heus wel dat hij ons nooit of te nimmer zou verraden. Hij wou alleen Rosaleen beschermen!’ schreeuwde Jim. Duizelig greep ik de rand van de tafel vast, bang om te vallen. Ik hoorde iemand wat sissen, iets met mijn naam erin.
‘Mickey, gaat het wel?’ Jim’s stem leek ongewoon bezorgd na zijn geschreeuw.
‘Ga je nu naar huis? Niemand hoeft te weten dat je hier bent geweest. En dat gebeurd ook niet’ hij hoopte dat ik hartgrondig nee zou zeggen en zou wegrennen alsof mijn leven er van af hing.
Misschien was dat ook wel zo. Dit was veel gevaarlijker dan ik had gedacht.
Ik had net zoveel te vrezen van mijn teamgenoten als van mijn vijanden. Ik moest hier weg. Mijn haat was veels te klein om dit allemaal op het spel te zetten. Dit was mijn plek niet.
Maar ik wou niet weg.
Iets zorgde ervoor dat ik niet vluchtte. Het konden de vlekjes zijn, waardoor het me heen onverstandig leek om weg te lopen zonder ondersteuning. Maar het was iets sterkers dat me hier hield.
Misschien zou ik nooit snappen wat het precies was. Het was sterker dan ik ooit zou kunnen begrijpen.
Mijn duizeligheid werd erger toen ik de woorden uitsprak. Het voelde als een belofte.
Dat was het ook. Ik kon niet meer terug.
‘Ik doe mee’


Ik glimlachte kort. Jim was helemaal niet blij geweest dat ik er sindsdien erbij hoorde.
Niet omdat hij een hekel aan me had. Zeker niet.
Hij was alleen de bezorgdste van de hele groep. En zeker als het mensen die jonger dan hem waren betrof.
Ik hoefde niet te vertellen hoe hij reageerde toen het duidelijk werd dat ik voor de missie was gekozen.
‘Steef. Mick is pas víjftien. Doe normaal. Zelfs de beste van ons zouden dit niet overleven. Geen belediging voor jou’ hij had een vluchtige grijns naar me getrokken maar ik wist dat hij gelijk had.
De kans dat ik terug zou komen, bestond niet eens. En dat wist iedereen donders goed.
Ze hadden mij niet gekozen omdat ze me kwijt wilden.
Maar mij konden ze het best vervangen. En het nieuwst.
De opdracht moest voltooid worden. Ze hadden het niet kunnen afblazen omdat ze bang waren mij te verliezen. Nee, ze konden het wel.
Ze wilden het alleen niet. Natuurlijk, ze hadden al zoveel waardevollere mensen verloren. Of vermoord.
Een rilling trok over mijn ruggengraat. Ik snapte nog altijd niet hoe Steef Milan had kunnen vermoorden. Waarschijnlijk zelfs nog minder dan Jim deed.
Milan was nooit mijn beste vriend geweest, ik had hem niet eens gekend. Maar ik was tenminste nog menselijk. Menselijker dan al mijn vrienden bij elkaar.
Ik had een hart. Ik had medelijden met mijn vijanden als ik op het punt stond hun te vermoorden.
Ik hoefde nog niet zolang als zij erover na te denken hoe ik mijn vijanden uit moest schakelen.
Ik hoefde nog niet zo lang een menselijke moordmachine te zijn.
‘Hier’ hij opende een deur en duwde me naar binnen. Koude lucht streelde mijn onbedekte oren.
Het geluid van een deur die werd gesloten.
Het klonk als mijn handboeien, alleen wist ik zeker dat de deur binnenkort wel weer open zou gaan. Om me naar de martelkamer te brengen.
Moedeloos leunde ik tegen de koude stenen muur. Hoe lang zou het nog duren? Zouden ze mijn familie met rust laten en dan vooral mijn broertje? Wat zouden mijn vrienden op dit moment doen?
Zou de rest Jim en Micheal aan het tegen proberen te houden zijn, voordat ze Steef wat aandeden?
Ze hadden alleen nog maar een duwtje in hun rug nodig om echt opstandig te worden.
En ik was bang dat ik dat duwtje was geweest.
Ik wou niet dat iemand van onze groep ook een Milan werd. En evenmin dat Steef of de anderen wat overkwam.
Steef was soms de onsympathiekste persoon die ik kende. Maar hij was ook maar een mens.
Een mens met bestaansrecht.
En als Jim en Micheal niet meer voor mijn familie konden zorgen, had hij beloofd dat hij het zou doen.
Ik hoopte dat mijn familie voor zichzelf zouden kunnenn zorgen.
Als mijn familie tenminste nog zo vrij hierna waren dat ze voor zichzelf móchten zorgen.

Geluidloos sloop ik naar de woonkamer. Voor de deur bleef ik staan en luisterde gespannen.
Bulderend gelach, wat verstomd door de dichte deur. Zacht gehuil dat na een paar minuten stopte.
Mijn hart kromp ineen. Het waren vast de geluiden van een doodnormaal, gelukkig gezinnetje.
Een gezinnetje dat ik straks uit elkaar zou rukken. Dat kon ik niet. Ik was ook maar een mens. Een mens met een hart.
En dan was er verdomme ook nog een kind bij. Waarom was die juist nu op dezelfde plek als zijn of haar ouders? Waarom moest die er überhaupt zijn?
Ik wou dat kind niet met een trauma opzadelen. Ik wou niet zorgen dat ze geen ouders meer had.
Ik wou geen kinderen vermoordden.
Ik wou helemaal geen moordenaar zijn. Mijn vingers slootten zich om de koele deurklink.
Het was nog niet te laat. Ik kon nog terug. Ik hoefde niet perse een moordenaar te zijn.
Ik hoefde geen gezin uit elkaar te rukken. Ze hadden me nog niet ontdekt.
En in ieder geval zou Jim me begrijpen. Micheal zeer waarschijnlijk ook. Tim misschien. Steef niet.
Hij zou mijn menselijke emoties zijn als de weinig liefde voor ‘de missie’ of hoe hij het ook wou noemen. Ik wou geen Milan worden.
Ik haalde nog een keer diep adem. Mijn vingers slootten zich nog wat strakker om de klink. Ik hoopte dat ik opeens een geniaal idee zou krijgen.
Die kwam niet. Mijn hersens lieten me in de steek. Ik moest het gewoon doen. Of maken dat ik wegkwam.
Met elke seconde die verstreek werd het gevaarlijker. Het zou niet lang meer duren tot ik ontdekt zou worden. Wat zou ik dan moeten doen? Me zomaar overgeven?
Mijn andere hand greep onwillekeurig naar het pistool in mijn jaszak. Ik was niet onbewapend.
Maar een dood gezin of een dode bewaker was in principe hetzelfde. Ook het einde voor mezelf.
Ik zou gepakt worden. Alleen als ik dit gezin vermoordde, was er een kleine kans van niet.
Ik had dan een kleine voorsprong. En in zo’n situatie was elke seconde goud waard.
Maar wou ik daarvoor de dood van dit gezinnetje op mijn geweten hebben? Misschien de dood van een klein kind? Of in ieder geval de oorzaak zijn van een levenslang trauma zijn?
De haat die al die tijd op een laag pitje had gestaan, vlamde weer in me op. Dat paar hierbinnen had misschien de dood van tientallen mensen op hun geweten.
En heel misschien, als ik geluk had, kon ik ervoor zorgen dat mijn familie veilig was.
Die gedachte gaf de doorslag. Ik hield mijn geweer klaar. Duwde de klink omlaag. Stapte over de drempel.
Doodse stilte. Verbazing op hun gezichten. Twee paar ogen die over het speldje gleden dat ik op had. Herkenning. Doodsangst. Een mond die wou schreeuwen. Een hand die naar een pistool greep.
Twee goedgemikte schoten. Onheilspeilende stilte.
Verbijsterd keek ik naar de twee lijken die op de bank lagen, over elkaar. Ik was vanaf nu verantwoordelijk voor de dood van twee mensen. Ik was een monster.
Toen ik weer opkeek, ontmoette ik een stel ogen.
God. Ik hoopte zielsveel dat het kindje dat bij die stel ogen hoorde, geen goed geheugen had.
Maar ik zou het nog altijd blijven herinneren. Als het kindje daar vijftien was en het zich niet herinnerde, zou ik nog altijd opschrikken uit nachtmerries.

Ik liet me langs de muur zakken. Ik trok aan een papiertje dat boven me hing en verfrommelde het zonder te kijken wat er op stond.
Met gesloten ogen gooide ik de prop weg.Weer keerde de vraag terug hoe lang ik nog te leven had. Even was ik jaloers op Milan, hij had tenminste een pijnloze dood gehad.
Die gedachte vervloog snel toen ik me bedacht dat hij niets gedaan had. Hij had niets misdaan, hij had de dood niet verdiend.
Ik wel. Voor sommige mensen dan. Voor de leiders van dit land.
Voor het eerst sinds tijden voelde ik geen spoortje haat voor ze. Geen minachting. Maar ook geen begrip. Ik was gewoon op.
Moe ging ik nog wat comfortabeler zitten. Na een paar minuten viel ik in een onrustige slaap.

Het duurde voor mijn gevoel een uur tot dat de zwarte vlekjes cijfers werden. Ik was duizelig. Ik was misselijk. Ik voelde me leeg.
Blijf rustig stond er in grote, met de computer gemaakte letters. Ik snapte niet waarom ze dat hadden geschreven. Iedereen wist dat het over was, als je eenmaal hier zat.
We maken je dood zo pijnvol mogelijk stond er in grote hanenpoten onder geschreven.
Ik scheurde het vel doormidden. Nog een keer. En nog een keer. Ik wou die woorden niet meer zien.
Uiteindelijk was het vel gescheurd in honderden snippers. Ik husselde met de letters.
Veegde ze met een gebaar weer allemaal op een hoop. Husselde weer.
Ik bleef er naar kijken, tot dat ze onduidelijk werden. Maar voor mij zouden ze altijd duidelijk blijven.
Omdat ze waar zijn. Die hele zin vertelde de waarheid Die woorden, gemaakt door kleine papier snippers. Vanaf de grond lachten de woorden me toe.
Maar ik ben nog altijd een moordenaar..
Laatst gewijzigd door Marlindee op 28 jan 2012 11:44, 1 keer totaal gewijzigd.
Jenna
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 694
Lid geworden op: 15 jan 2012 19:34
Locatie: Utrecht

Heyy,
Wat een mooie verhaal. Ik vind het egt heel leuk aleen hier is een tip. Ik zou de volgende keer eerst een proloog posten. Dan zou ik erbij zetten wat de mensen ervan vinden en als die dan een reactie of iets hebben gezet zou ik de eertse hoofdstuk plaatsen, Want dit stukje was egt zoooooooooooo lang, zelfs voor mij. Ik lees normaal gesproken verhalen in een keer uit, Als het te lang wordt de aandacht van de lezer afgeleid en klikt hij het weg. SNAP JE? Mar voor de rest is het egt een spannend verhaal. Trouwens je zei dat er veel spellingsfouten inzaten. Ik heb er geen een in gezien. Meestal is het bij mij zo van als de verhaal heel spanned en interessant is zie ik de spellingsfouten enz over het hoofd, Misschiien is dat hierbij ook zo. Schrijf aljeblieft snel verder. Is heel spanned en ben benieuwd naar wat er met Mickey zal gebeuren. ;)
Groetjes Jenna
Een vriend is iemand die het lied van je hart kent, en het opnieuw kan zingen als jij het vergeten bent....
Plaats reactie

Terug naar “Dramatische One Shots”