P.s, ik had ook nog een plaatje gemaakt voor mijn verhaal maar ik weet niet hoe je die moet plaatsen.

Proloog
Ik rende zo hard als ik kon, maar voor mijn gevoel bleef ik alsmaar stil staan. Mijn benen leken van steen. Ik wou voor eeuwig wegrennen, nooit meer stoppen en nooit meer omkijken. Maar het leek alsof iets me tegenhield, ik wist alleen niet wat. Ik volgde de zon, misschien was daar een plek waar ik onbezorgd kon leven met mijn laatste glimlach die ik kon geven.
Hoofdstuk 1.
Mijn wekker ging keihard af, mijn moeder bleef maar roepen dat ik uit bed moest komen en mijn broertje bleef maar herrie maken. Ik had echt geen zin om vandaag naar school te gaan, maar ik had al vaak genoeg voorgedaan alsof ik ziek was.
Met moeite duwde ik mijn benen uit mijn bed. Ze leken wel van steen. Het leek wel alsof mijn hersenen naar mijn benen riepen dat ze niet moesten lopen. Gewoon lekker in bed blijven liggen en wel zien wat er komen zal. Maar mijn benen bleven gewoon doorlopen, regelrecht naar de badkamer.
“Waarom zou ik moeite doen om er leuk uit te zien? Ik ben toch voor niemand iets waard,” zei ik tegen mijzelf in de spiegel. “Kijk nou toch naar jezelf, je bent lelijk en dik.”
Wrijvend in mijn ogen liep ik de trap af. Mijn moeder zat aan de keukentafel een boterham te eten en mijn broertje was met zijn nieuwe autootje aan het spelen die hij van papa had gekregen.
“Goedemorgen lieverd,” zei mijn moeder glimlachend.
Ik glimlachte terug en pakte een boterham. Mijn broertje nog steeds druk bezig met zijn autootje en mijn moeder was de nieuwe Libelle aan het uitspitten.
Ik draaide me om en pakte ruw het autootje uit Bart’ zijn handen.
“Kan je nu ophouden met dat blije gedoe van je?” riep ik woedend.
Bart begon zachtjes te huilen en pakte zijn autootje uit mijn handen. Mijn gezicht veranderde in een ongelukkig gezicht. Waarom deed ik dat nou? Dat hij nou gelukkig is, hoef ik daar niet jaloers op te zijn… Ik walg van mezelf.
“En waar was dat voor nodig?” vroeg mijn moeder, die ondertussen de Libelle in de mand van tijdschriften had gegooid.
“Ik… ik weet het niet,’ stotterde ik.
Mijn moeder keek me verbaasd aan en liep richting de gang. Ze pakte haar laarzen en gaf me een vluchtige kus.
“Veel plezier op school, en doe een beetje rustig aan.”
Ik knikte en ging aan tafel zitten. Alleen.
De heenweg was verschrikkelijk. Minou was normaal nooit ziek, maar net op de eerste maandag van de maand was ze ziek. Dit keer moest ik heel die horror rit alleen afleggen. Ik kwam Daisy en Kelly tegen en ik was bang. Ze keken me arrogant aan en bespuugde me. Alsof ik een stuk oud vuil was!
“Kan je daar mee ophouden?” vroeg ik voorzichtig. Ik wist dat ik een stom antwood zou terugkrijgen, maar ik mag best voor mezelf opkomen.
“Is goed hoor,” zei Kelly.
Verbaasd wilde ik verder fietsen, maar Daisy hield me tegen.
“En waar ga jij naartoe?”
In haar ogen zag je dat ze me iets wou aandoen, die ogen vergeet ik nooit meer.
“Naar school, we hebben zo les!”
Ik wurmde me los en fietse verder. Ik wou niet achterom kijken, maar toch deed ik het. Ik zag in een waas dat Daisy en Kelly me achterna kwamen.