Dank jullie wel voor de feedback!
Nu is het tijd om even al het voorafgaande los te laten...
Twee
De Mortanh liep op zijn twee met ijzer beslagen hoeven door de gewassen van het woud en leek niets te voelen van de takken die langs zijn zij en in zijn gezicht striemden. Zijn hoeven verzonken af en toe in het mos, maar ook dat deerde hem niet. Aan het eind van het grillige woudpad doemden de bekende omtrekken van Anaya op.
De poort die de nederzetting tegen tegenaanvallen zou beschermen was slechts een waarschuwing en eigenlijk overbodig. Iedere niet-Anayaan die die waarschuwing negeerde, zag een folterende dood tegemoet.
De Mortanh was echter wel een Anayaan en liep dus zonder aarzeling door de poort; niet door de opening, want die was er niet, maar dwars door het hout dat op het eerste oog zo massief leek. De poort was niet alleen een waarschuwing, hij was ook een illusie.
Van buitenaf gezien had Anaya een stil oord van verlaten bouwwerken geleken, maar nu Nakh’Arten door de barrière was geklost, overviel hem een kakofonie van geluiden. Zoals gewoonlijk schalden de marktkoopmannen hun aanbiedingen over het plein en liepen er creaturen van alle soorten en maten over de keien.
Vanuit een steeg klonk luid geflapper en even later zag de Mortanh vanuit de schaduwen een opstijgende bronskleurige Asidth. Zijn glanzende schubben reflecteerden het zonlicht, zodat de Asidth werd zoals de zon zelf; een machtig hemellichaam waar je door verblind werd.
De katachtige pupillen van de draakachtige draaiden naar beneden en zagen de Mortanh midden op het toegangsplein staan. Zonder aarzeling klapten de vleugels nog een paar korte slagen en toen zette het wezen de daling in.
‘Nakh’Arten,’ zei een hooghartige vrouwenstem vanaf de bronzen rug, toen de statige Asidth tot een halt kwam. ‘Welkom terug.’
Lenig sprong de Ziener van haar dier. Daarop veranderde de Asidth met een flits in een klein glanzend bolletje dat zich met de Zieners zachte hand versmolt zodra ze het uit de lucht griste.
‘Adriana,’ knikte de Mortanh. Zijn stem was een zachte en onheilspellende fluistering. Gelukkig wist Adriana dat Nakh’Arten in wezen een van de sociaalste Mortanhs was die in Anaya rondliepen.
‘Is er nieuws?’
‘Jazeker.’
Hij lachte niet. Het nieuws dat hij had opgevangen buiten de illusies van Anaya was onrustbarend. Even keek ze hem aan met haar grote grijzige ogen, maar een Mortanh was moeilijk te lezen en ze gaf het met tegenzin op.
‘Ga je het me nog vertellen?’
‘Als we ondertussen gaan eten. Ik heb minder dan de helft van mijn krachten over.’
Ze begaven zich naar de steeg waar Adriana’s Asidth net op was gestegen. De Ziener bewoog licht en met een zekere gratie en ze leek niet echt contact te maken met de bruine keien onder hen. Onder Nakh’Artens bokkenpoten weerklonk daarentegen het klikkende geluid van metaal op steen.
‘Adriana, mag ik mijn Opaal terug?’ raspte hij.
‘Ja. Natuurlijk.’
Uit dezelfde hand als waar de Asidth in was verdwenen, rees een roodglanzende bol op en toen hij volledig van haar huid los was gekomen, kreeg hij massa en gestalte en lag als een oranje kiezel in haar palm.
Nakh’Arten strekte zijn grijze klauwen uit en liet dankbaar de Opaal in zijn lichaam oplossen.
‘Ze hebben een wapen,’ zei hij plotseling.
Adriana verstarde in haar pas. ‘Wat voor soort wapen?’ Haar ogen kregen een diepe glans.
‘Een spiegel. Dat is waar ze over praten, tenminste. Ik weet niet wat het doet of hoe ze het willen gebruiken, maar het klinkt alsof ze er veel van verwachten.’
‘Hoe dicht bij Onoran was je?’
‘Dichtbij genoeg, zou ik zeggen, vlak bij de kust. Het waren twee van die gedrochten. Van die Tangir, ver van Onoran af. Ik denk niet dat ze verwachtten dat ik ze afluisterde, en ze praatten er openlijk over. Ze zeiden dat ‘het met de spiegel misschien eindelijk zou lukken’.’
Ze knikte. ‘Maar het is nog te vroeg om te juichen. Of om actie te ondernemen.’
Hij snoof. ‘Juichen doe ik sowieso niet bij zulk nieuws. Maar misschien zitten we op een spoor en het zou gevaarlijk kunnen zijn zo’n waarschuwing te negeren.’
Er speelde een glimlach rond haar strakke lippen. ‘Iemand moet dit zeker onderzoeken.’
‘Daar zorg ik wel voor.’