Zwarte ogen.
-
- Puntenslijper
- Berichten: 16
- Lid geworden op: 14 aug 2011 12:59
Hallo mensen, ik ben bezig met een nieuw verhaal.
Die weer zoals normaal lekker dramatisch is, daar houd je toch wel van (:
Hier is een klein stukje van het mega drama wat gaat gebeuren. De titel zal het wel een beetje verklappen maargoed. Veel succes met lezen, en wel een reactie zetten he (: Tnxx.
“Ooomaaaa, ooomaaaa!”
Ik weet dat oma hier ergens achter de witte muren moet liggen. Ergens in een bed waar mensen met witte kleding haar verzorgen. Waarom is alles wit? Waar slaat dit op? Ik word er niet vrolijk van hoor.
Kijkend naar de nummertjes boven de deur weet ik het me het opeens weer te herinneren. Hier is het, nummertje 87. Het getal 7 is al half vervaagd, maar misschien weet ik het daarom nog.
De klink is wel erg hoog voor mij, maar met springen moet het lukken. Meteen als ik de deur open doe , stroomt de chemische lucht van medicijnen in mijn neus. Het is geen aangename geur, maar ik zal er toch even aan moeten wennen.
Ik sluit ze de deur weer en zeg zachtjes,“Hé oma”
Als ik naar haar bed loop, schrik ik. Ze heeft een slangetje in haar neus. Hoe durven ze, dat doet toch pijn! Ze ligt er rustig bij, in tegenstelling tot het geluid wat ze maakt bij het ademen. Ze is erg dun, dat maakt me bang. Ik zou wel wat aan haar willen geven, dan zal ze vast wel weer lijken op hoe ze eerst was. Haar ogen zijn weer dicht. Waarom nou steeds als ik er ben? Ik kom hier echt niet om steeds naar de bloemetjes te kijken hoor. Teleurgesteld leg ik de zelfgemaakte tekening bij haar op schoot neer.
De ruimte is kaal, en leeg, net of ik de enigste ben die hier altijd komt. Op de vensterbank staat een foto, van mij alleen, die vragen doet oproepen. Ik zal toch niet haar enigste kleinkind zijn? En waarom weet ik zo weinig van iedereen!? Ook de gordijnen in de kamer zijn gesloten, met die lelijke saaie beige kleur. Ze hadden er beter een leuke bloemetjesprint op kunnen doen. Maarja, dit is niet mijn ziekenhuis.
“celine, ben jij dat?” klinkt haar stem.
“Oma!” roep ik verrast, en draai om naar haar bed.
Ik ben zo blij, alsof mijn oma was wakker geworden van een lange winterslaap. Elke dag was ik er, en elke dag waren de ogen van mijn lieve oma gesloten. Maar nu was dat wel anders, wat ben ik blij.
Ik riep wel zo hard dat de zusters het op de gang gehoord moesten hebben. Dat hebben ze ook want meteen loopt er een zuster binnen.
“Mevrouw steenmans?”
“Ja” zegt ze met een hese stem.
De zuster praat even met haar, verzorgt haar infuus, en belooft haar over een uurtje weer terug te zijn.
Ik zelf zit ondertussen al even op de vensterbank naar buiten te kijken en zie verschillende mensen het ziekenhuis in en uit lopen. Rolstoelen, krukken, hinkelende mensen. Ik heb ze allemaal voorbij zien komen.
“Kindje, heb je dit helemaal voor mij gemaakt?” vraagt ze, als ze de tekening van haar schoot heeft gepakt.
“Ja oma” zeg ik.
De deur gaat open.
De zuster liep weer binnen en had wat te eten voor oma meegenomen. Ze begon te praten over de uitslag van het onderzoek. Het was geen goed nieuws, helemaal niet zelfs
Dat verpeste de sfeer in de kamer. De sfeer die er eerst hing, toen ik zelf binnen kwam. Alsof de wereld deze plek niet gewenst had, het er niet mocht zijn.
Ik heb maar weinig van het gesprek mee gekregen en sprong van de vensterbank af. Kijkend naar mijn oma, die er niet vrolijk uit ziet begin ik te praten.
“Oma, je moet echt snel beter worden zodat we iets gezelligs kunnen gaan doen”.
Dat was dus niet de goeie manier van aanpak.
Ik zag aan haar gezicht dat ik iets emotioneels zei. Ze hield het niet langer, tranen sprongen in haar ogen.
Het was stil, en je kon aan haar zien dat ze iets wilde zeggen.
Ik wachtte op dat moment, wat er eigenlijk al snel kwam.
“Meisje, oma word niet meer beter, nooit meer” zei ze.
Ik bleef haar aan kijken, ik wilde het niet horen. Probeerde me sterk te houden maar dat viel in duigen.
“Nee oma, dat kan niet!” riep ik met tranen in mijn ogen.
“Alle dingen die we samen deden, we hadden het zo leuk samen. En nu, nu moet ik afscheid nemen”.
Ze zei niks meer, alsof ze haar stem al hadden afgepakt.
Alsof ze nu al bezig was met het dood gaan.
Alleen tranen rolde nog over haar dunne vel, en haar ogen staarde naar de kalen muren.
Ik moest beginnen met afscheid nemen. Maar waarom zou ik, want afscheid nemen doe je nooit genoeg. Het is niet eerlijk, niet eerlijk dat het leven pijn doet. Dat het leven wil dat je pijn hebt, en dat je moet huilen.
Ik kon het niet meer, en accepteerde het maar. Ik klom op haar bed.
Legde mijn hoofd op haar schoot en bleef wachten tot ze niet meer zou ademen.
Daarna bleef het stil, een stilte die hier altijd rond hing en zal blijven.
Die weer zoals normaal lekker dramatisch is, daar houd je toch wel van (:
Hier is een klein stukje van het mega drama wat gaat gebeuren. De titel zal het wel een beetje verklappen maargoed. Veel succes met lezen, en wel een reactie zetten he (: Tnxx.
“Ooomaaaa, ooomaaaa!”
Ik weet dat oma hier ergens achter de witte muren moet liggen. Ergens in een bed waar mensen met witte kleding haar verzorgen. Waarom is alles wit? Waar slaat dit op? Ik word er niet vrolijk van hoor.
Kijkend naar de nummertjes boven de deur weet ik het me het opeens weer te herinneren. Hier is het, nummertje 87. Het getal 7 is al half vervaagd, maar misschien weet ik het daarom nog.
De klink is wel erg hoog voor mij, maar met springen moet het lukken. Meteen als ik de deur open doe , stroomt de chemische lucht van medicijnen in mijn neus. Het is geen aangename geur, maar ik zal er toch even aan moeten wennen.
Ik sluit ze de deur weer en zeg zachtjes,“Hé oma”
Als ik naar haar bed loop, schrik ik. Ze heeft een slangetje in haar neus. Hoe durven ze, dat doet toch pijn! Ze ligt er rustig bij, in tegenstelling tot het geluid wat ze maakt bij het ademen. Ze is erg dun, dat maakt me bang. Ik zou wel wat aan haar willen geven, dan zal ze vast wel weer lijken op hoe ze eerst was. Haar ogen zijn weer dicht. Waarom nou steeds als ik er ben? Ik kom hier echt niet om steeds naar de bloemetjes te kijken hoor. Teleurgesteld leg ik de zelfgemaakte tekening bij haar op schoot neer.
De ruimte is kaal, en leeg, net of ik de enigste ben die hier altijd komt. Op de vensterbank staat een foto, van mij alleen, die vragen doet oproepen. Ik zal toch niet haar enigste kleinkind zijn? En waarom weet ik zo weinig van iedereen!? Ook de gordijnen in de kamer zijn gesloten, met die lelijke saaie beige kleur. Ze hadden er beter een leuke bloemetjesprint op kunnen doen. Maarja, dit is niet mijn ziekenhuis.
“celine, ben jij dat?” klinkt haar stem.
“Oma!” roep ik verrast, en draai om naar haar bed.
Ik ben zo blij, alsof mijn oma was wakker geworden van een lange winterslaap. Elke dag was ik er, en elke dag waren de ogen van mijn lieve oma gesloten. Maar nu was dat wel anders, wat ben ik blij.
Ik riep wel zo hard dat de zusters het op de gang gehoord moesten hebben. Dat hebben ze ook want meteen loopt er een zuster binnen.
“Mevrouw steenmans?”
“Ja” zegt ze met een hese stem.
De zuster praat even met haar, verzorgt haar infuus, en belooft haar over een uurtje weer terug te zijn.
Ik zelf zit ondertussen al even op de vensterbank naar buiten te kijken en zie verschillende mensen het ziekenhuis in en uit lopen. Rolstoelen, krukken, hinkelende mensen. Ik heb ze allemaal voorbij zien komen.
“Kindje, heb je dit helemaal voor mij gemaakt?” vraagt ze, als ze de tekening van haar schoot heeft gepakt.
“Ja oma” zeg ik.
De deur gaat open.
De zuster liep weer binnen en had wat te eten voor oma meegenomen. Ze begon te praten over de uitslag van het onderzoek. Het was geen goed nieuws, helemaal niet zelfs
Dat verpeste de sfeer in de kamer. De sfeer die er eerst hing, toen ik zelf binnen kwam. Alsof de wereld deze plek niet gewenst had, het er niet mocht zijn.
Ik heb maar weinig van het gesprek mee gekregen en sprong van de vensterbank af. Kijkend naar mijn oma, die er niet vrolijk uit ziet begin ik te praten.
“Oma, je moet echt snel beter worden zodat we iets gezelligs kunnen gaan doen”.
Dat was dus niet de goeie manier van aanpak.
Ik zag aan haar gezicht dat ik iets emotioneels zei. Ze hield het niet langer, tranen sprongen in haar ogen.
Het was stil, en je kon aan haar zien dat ze iets wilde zeggen.
Ik wachtte op dat moment, wat er eigenlijk al snel kwam.
“Meisje, oma word niet meer beter, nooit meer” zei ze.
Ik bleef haar aan kijken, ik wilde het niet horen. Probeerde me sterk te houden maar dat viel in duigen.
“Nee oma, dat kan niet!” riep ik met tranen in mijn ogen.
“Alle dingen die we samen deden, we hadden het zo leuk samen. En nu, nu moet ik afscheid nemen”.
Ze zei niks meer, alsof ze haar stem al hadden afgepakt.
Alsof ze nu al bezig was met het dood gaan.
Alleen tranen rolde nog over haar dunne vel, en haar ogen staarde naar de kalen muren.
Ik moest beginnen met afscheid nemen. Maar waarom zou ik, want afscheid nemen doe je nooit genoeg. Het is niet eerlijk, niet eerlijk dat het leven pijn doet. Dat het leven wil dat je pijn hebt, en dat je moet huilen.
Ik kon het niet meer, en accepteerde het maar. Ik klom op haar bed.
Legde mijn hoofd op haar schoot en bleef wachten tot ze niet meer zou ademen.
Daarna bleef het stil, een stilte die hier altijd rond hing en zal blijven.
Heey!
Ik vind het nu al een leuk verhaal en je bouwt aan het begin de spanning op, ik wist eerst niet waar ze was maar langzamerhand werd het duidelijker! Wat ik wel een beetje raar vond was dat je de ene keer in verleden tijd schreef en daarna een stuk in tegenwoordige tijd. Ik weet niet of dat zo moest zijn, maar dat viel me op. :p
Ook ben je bij sommige namen een hoofdletter vergeten te zetten, maar dat kan altijd: fouten maken mag!
Je hoeft ook niet elke keer als iemand wat zegt bijvoorbeeld te zeggen: zegt ze, vraagt ze blabla.
op een gegeven moment weet de lezer wel wie wat zegt maar dat weet ik eigenlijk niet zo bij dit verhaal haha!
Veel succes met verder schrijven!
Ik vind het nu al een leuk verhaal en je bouwt aan het begin de spanning op, ik wist eerst niet waar ze was maar langzamerhand werd het duidelijker! Wat ik wel een beetje raar vond was dat je de ene keer in verleden tijd schreef en daarna een stuk in tegenwoordige tijd. Ik weet niet of dat zo moest zijn, maar dat viel me op. :p
Ook ben je bij sommige namen een hoofdletter vergeten te zetten, maar dat kan altijd: fouten maken mag!

Je hoeft ook niet elke keer als iemand wat zegt bijvoorbeeld te zeggen: zegt ze, vraagt ze blabla.
op een gegeven moment weet de lezer wel wie wat zegt maar dat weet ik eigenlijk niet zo bij dit verhaal haha!
Veel succes met verder schrijven!
Als liefde toch geen spel is, waarom zijn er dan zoveel spelers? ♥
-
- Puntenslijper
- Berichten: 16
- Lid geworden op: 14 aug 2011 12:59
Dankje voor de tips!Camyl schreef:Heey!
Ik vind het nu al een leuk verhaal en je bouwt aan het begin de spanning op, ik wist eerst niet waar ze was maar langzamerhand werd het duidelijker! Wat ik wel een beetje raar vond was dat je de ene keer in verleden tijd schreef en daarna een stuk in tegenwoordige tijd. Ik weet niet of dat zo moest zijn, maar dat viel me op. :p
Ook ben je bij sommige namen een hoofdletter vergeten te zetten, maar dat kan altijd: fouten maken mag!
Je hoeft ook niet elke keer als iemand wat zegt bijvoorbeeld te zeggen: zegt ze, vraagt ze blabla.
op een gegeven moment weet de lezer wel wie wat zegt maar dat weet ik eigenlijk niet zo bij dit verhaal haha!
Veel succes met verder schrijven!
En ja klopt, over die verleden tijd en tegenwoordige tijd. Soms vond ik het raar staan en veranderde ik het, maar ik zal er op gaan letten, haha. En natuurlijk ook op de rest.
Meer spanning zal volgen >:D
Wat een zielig verhaal. Ik heb egt medelijden met dat meisje. Ik zou het egt heel erg vinden als mn oma zou dod gaan. Maar aan het einde he, gaat ze dood of valt ze gwn in slaap. Ik snapte het einde niet zo goed.
Jenna
Jenna
Een vriend is iemand die het lied van je hart kent, en het opnieuw kan zingen als jij het vergeten bent....
-
- Puntenslijper
- Berichten: 16
- Lid geworden op: 14 aug 2011 12:59
Nou dit is nog niet het einde van het verhaal, er komt namelijk nog meer.Jenna schreef:Wat een zielig verhaal. Ik heb egt medelijden met dat meisje. Ik zou het egt heel erg vinden als mn oma zou dod gaan. Maar aan het einde he, gaat ze dood of valt ze gwn in slaap. Ik snapte het einde niet zo goed.
Jenna
Hopelijk kan je dat nog wel verdragen, haha ;p
Maar het meisje zelf is niet dood hoor, haar staat nog iets anders te wachten.
Neej ik bedoelde of haar oma dood was. En yes ik dacht al hier kan het verhaal tog niet afgelopen zijn?Zou dan wel heel erg kort zijn geweest. Hopelijk schrijf je zo snel mogelijk weer
Xxjenna
Xxjenna
Een vriend is iemand die het lied van je hart kent, en het opnieuw kan zingen als jij het vergeten bent....
-
- Puntenslijper
- Berichten: 16
- Lid geworden op: 14 aug 2011 12:59
Ja haar oma is dood, maar daar lees je in het vervolg nog wel meer over.
Komt goed, ik doe mijn best
Komt goed, ik doe mijn best

Ik zal even snel een tip aan je geven! 
Je hoeft niet elke keer te reageren op een reactie, dat deed ik vroeger ook altijd bij mijn verhalen, maar de moderator zei me dat het dan een beetje een rommelig forum wordt. Je kan ook als je het volgende stukje gaat posten, reageren op alle reacties die gegeven zijn!
Ik help je er alleen maar mee, voordat een moderator dat zegt;)! Veel succes.

Je hoeft niet elke keer te reageren op een reactie, dat deed ik vroeger ook altijd bij mijn verhalen, maar de moderator zei me dat het dan een beetje een rommelig forum wordt. Je kan ook als je het volgende stukje gaat posten, reageren op alle reacties die gegeven zijn!
Ik help je er alleen maar mee, voordat een moderator dat zegt;)! Veel succes.
Als liefde toch geen spel is, waarom zijn er dan zoveel spelers? ♥
-
- Puntenslijper
- Berichten: 16
- Lid geworden op: 14 aug 2011 12:59
Hier is weer even een klein stukje van het vervolg.
Er komt meer, en ik hoop dat ik dat morgen alweer kan sturen! (:
Wie me bij me oma weggehaald heeft weet ik al niet meer. Waarschijnlijk sliep ik al eerder voordat ze echt dood gegaan zou zijn.
Maar ik moet nu verder, dat moet ook wel kunnen na een half jaar tijd.
Jammer dat mijn moeder hier niet zo over denkt. Ze huilt er nog iedere dag over en kan het geen plek geven. Ik weet echt niet waarom. Het is wel haar moeder, maar net of oma wilde dat ze altijd zou huilen om haar. Misschien is mijn moeder wel gewoon een watje. Maar eigenlijk praat ik nooit zo over haar. Mijn vader zou dat wel doen, althans dat denk ik. Ze zien elkaar nooit, en ik trouwens ook niet. Ik heb mijn vader nog nooit gezien, en weet überhaupt ook niet waarom. Aan mijn moeders humeur te merken als ik het over hem heb, heeft hij niet veel goeds gedaan. Ik durf er niks over te vragen. Stel je voor dat mijn moeder nog emotioneler uitbarst. Dat kan ik haar dus echt niet aan doen. Ze heeft het nu al moeilijk met oma, en daar laat ik het maar even bij.
Ik ben nog maar een jong kind dus ik heb nog tijd genoeg om daar achter te komen.
Ik kan ook niet zeggen dat ik een vader gemist moet hebben in deze korte periode. Mijn moeder was alles, samen mijn oma. Maar daar wil ik het nu liever niet over hebben. Ik wil het nergens over hebben, want over alles in mijn leven kan ik een vraag stellen. Mijn leven is eigenlijk een groot raadsel. Want waarom ben ik alleen met mijn moeder, en heb ik verder niemand? Is er echt niemand die om ons geeft?
Zelfs de buurvrouw vraagt nooit iets. Misschien is dat wel omdat ze met 3 katten en 2 honden leeft in haar huis. Ze is een net zo groot raadsel als ik, best grappig
Er komt meer, en ik hoop dat ik dat morgen alweer kan sturen! (:
Wie me bij me oma weggehaald heeft weet ik al niet meer. Waarschijnlijk sliep ik al eerder voordat ze echt dood gegaan zou zijn.
Maar ik moet nu verder, dat moet ook wel kunnen na een half jaar tijd.
Jammer dat mijn moeder hier niet zo over denkt. Ze huilt er nog iedere dag over en kan het geen plek geven. Ik weet echt niet waarom. Het is wel haar moeder, maar net of oma wilde dat ze altijd zou huilen om haar. Misschien is mijn moeder wel gewoon een watje. Maar eigenlijk praat ik nooit zo over haar. Mijn vader zou dat wel doen, althans dat denk ik. Ze zien elkaar nooit, en ik trouwens ook niet. Ik heb mijn vader nog nooit gezien, en weet überhaupt ook niet waarom. Aan mijn moeders humeur te merken als ik het over hem heb, heeft hij niet veel goeds gedaan. Ik durf er niks over te vragen. Stel je voor dat mijn moeder nog emotioneler uitbarst. Dat kan ik haar dus echt niet aan doen. Ze heeft het nu al moeilijk met oma, en daar laat ik het maar even bij.
Ik ben nog maar een jong kind dus ik heb nog tijd genoeg om daar achter te komen.
Ik kan ook niet zeggen dat ik een vader gemist moet hebben in deze korte periode. Mijn moeder was alles, samen mijn oma. Maar daar wil ik het nu liever niet over hebben. Ik wil het nergens over hebben, want over alles in mijn leven kan ik een vraag stellen. Mijn leven is eigenlijk een groot raadsel. Want waarom ben ik alleen met mijn moeder, en heb ik verder niemand? Is er echt niemand die om ons geeft?
Zelfs de buurvrouw vraagt nooit iets. Misschien is dat wel omdat ze met 3 katten en 2 honden leeft in haar huis. Ze is een net zo groot raadsel als ik, best grappig
Haha Een grote mysterie. I like it. Alleen ergens helemala boven was er ee zinnetje wat me heel erg iritteerde. Dat heb ik vaak als het niet klopt ofzo. Ik zal het ff overnemen. : Het is wel haar moeder, maar net of oma wilde dat ze altijd zou huilen om haar...
Wat bedoel je hier eigenlijk precies mee?
Wat bedoel je hier eigenlijk precies mee?
Een vriend is iemand die het lied van je hart kent, en het opnieuw kan zingen als jij het vergeten bent....
-
- Puntenslijper
- Berichten: 16
- Lid geworden op: 14 aug 2011 12:59
Ja, het is gelukt!
Heb gister nog even hard geschreven en dus voor jullie het volgende hoofdstuk gemaakt.
Het vervolg komt er ook weer zo snel mogelijk aan, maar dan kunnen jullie vast vooruit
Om meteen even je vraag te beantwoorden:
De moeder van Celine zit nog erg met de dood van haar moeder, de oma van Celine dus.
Alleen denkt Celine dat haar oma nooit gewild zou hebben dat haar moeder de hele tijd moet huilen, door haar oma's dood.
Hopelijk snap je het nu, anders hoor ik het wel (:
Lezend in mijn tijdschrift wat ik iedere week krijg, lig ik languit op de bank. Mijn moeder is in de keuken, waar ze altijd wel is. Wat moet dat mens daar nou de hele dag. Schoner word het niet, en het eten ’s avonds word er ook niet lekkerder van. Ik besluit om te gaan kijken en loop de keuken in. Zo snel als dat een mens kan omdraaien kijkt ze mij aan. Ik sta stil en wacht op een reactie. Die krijg ik niet. Ze draait namelijk meteen weer om en gaat verder met rommelen in de keukenla.
“Och, hier is het!” zegt ze blij.
Ik weet niet wat ik hoor, die klank in haar stem. Het was een vrolijke toon, die ik al sinds tijden niet meer heb gehoord.
“Even kijken hoor” zegt ze weer, en trekt de kalender uit de la. Alle andere blaadjes en frutseltjes vliegen dwarrelend naar beneden.
Ik sta nog steeds op dezelfde plek en kijk haar nog steeds op de zelfde manier aan.
“Maar goed dat ik dit nu even zie zeg! Je hebt namelijk morgen een afspraak bij de opticien.”
Mijn gezicht begint te hangen. Heb geen flauw benul wat dat voor iemand moet zijn. Met een simpel antwoord loop ik de keuken uit, pak mijn tijdschrift en loop naar boven. Onderweg zit ik me van alles te bedenken, over die opticien.
Ik weet alleen dat mijn moeder het er altijd over heeft.
Maar wat ze er nou eigenlijk doet?
Opeens weet ik het. Het kwam in me op, net zoals het kamernummer in het ziekenhuis waar mijn oma lag. Elke keer als me moeder er geweest is, heeft ze nieuwe lenzen of een nieuwe bril. Ik weet dus dat er iets met mijn ogen gaat gebeuren. Wel spannend, want ik zie toch alles perfect? Toen ik dat had zei, kwam er weer wat in me op. Laat ik nu eens een testje met mezelf gaan doen. Ik pak een leeg vel en begin er op te tekenen. In allerlei groottes en verschillende kleuren teken ik vormen. De laatste maak ik extra groot. Met een stukje plakband maak ik het stuk papier vast aan de muur. Ik zet 3 grote stappen naar achter en houd een hand voor mijn oog. Net zoals ze dat op tv altijd doen, alleen dan staan mijn vormen niet gerangschikt op grootte, maar gewoon kriskras over het vel. Ik kijk naar een vorm en roep steeds wat voor iets het is. Ook de kleur. Na elk gegeven antwoord loop ik er snel even naartoe en kijk ik of ik het goed heb. Gek genoeg heb ik de kleuren vaak fout. Zo vaak zelfs dat het frustratie oplevert. Dat je gewoon boos word op jezelf omdat je het goed wil doen, het fout gaat en je er moe van word. Ik stop er mee. Waarom kan ik die kleuren van een afstand nou niet goed zien? Ik zucht even en ga dan languit op bed liggen. Kijkend naar het plafond met een teleurgestelde blik zit ik mezelf alles kwalijk te nemen.
Steeds kijk ik naar die lamp. De lampenkap heeft namelijk veel keuren en dat lijd me af. In mezelf bedenk ik me de kleuren en al gauw besef ik me dat ik er mee moet stoppen.
“Eten!!”
Klinkt van beneden.
Dat komt mooi uit, denk ik bij mezelf. Ik spring zowat uit mijn bed, ga naar beneden en loop via de kamer de keuken in. Maarliefst 1 pan staat op tafel. Ik heb al zo’n vermoede wat er in moet zitten en loop naar mijn stoel toe.
“Eet maar vast hoor, ik moet nog even wat zoeken”
Ik zucht alweer en schep op. Verrast kijk in de pan en bedenk me dat oma dit ook altijd maakte. Het zal is niet, dacht ik bij mezelf. Waarom is ze de hele tijd bezig met het zoeken van iets? Wat moet ze toch kwijt zij? Na veel geblaas probeer ik het eten naar binnen te werken.
“Mam, wat ben je eigenlijk aan het doen. Gezellig hoor dat ik alleen mag eten”
Geen reactie. Ik schraap mijn bord leeg en loopt naar haar toe.
“Mam, wat zoek je nou!?” probeer ik nogmaals.
Ze word emotioneel, dat zie ik aan de manier van kijken en doen.
“Mam alsjeblieft, je moet het een keer accepteren. Oma is er niet meer en een jankende moeder heeft ze niet gewenst voor mij”
Ze kijkt een beetje geschrokken. Ik bedenk me nu dat ik op het punt sta straf te krijgen.
Ze zwijgt. Ik wacht niet langer, loop naar de huiskamer en zet de tv aan. Ik laat mezelf vallen en zak steeds dieper en dieper in de bank. Gelukkig dat dit ding nog wel fijn zit.
Ondertussen hoor ik al in de keuken dat mijn moeder eindelijk begonnen is met eten. Maar nog geen 5 tellen en dan klinkt alweer.
“Celine, je pilletje!”
Ik probeer omhoog te komen uit de bank, en sta op. Eenmaal in de keuken aangekomen heeft me moeder het al klaargelegd. Ik pak het witte kleurloze pilletje en slik het in een keer door. Het is zo vies. Een zure bittere smaak brand in mijn keel. Eerst gooi ik er wat water achteraan en pak daarna snel een bekertje ranja. Eigenlijk heb ik geen idee wat ik net heb binnen gekregen. Maar het zal wel goed voor me zijn omdat me moeder het zegt. Ze heeft ooit wel uitgelegd waarvoor het was, maar dat ben ik al weer vergeten. De smaak is nog steeds niet helemaal uit mijn mond verdwenen. Dat zal nog wel even duren.
Met de smaak in mijn mond loop ik naar de kamer. De tv staat aan. Blijkbaar was ik daarom afgeleid, en besef ik me opeens dat ik hier al meer dan 10 minuten sta te kijken. Ik besluit om dan toch maar de trap op te gaan. Boven aangekomen loop ik snel naar mijn kamer, pak mijn pyjama en ga meteen de badkamer in. Ik doe de deur op slot, kleed me uit en ga voor de wasbak staan. Kijkend in de spiegel bekijk ik mijn ogen. Wat zou die opticien wel kunnen zien, en ik niet, vraag ik me af. Ik word er gek van en loop naar de douche. Daar draai ik aan de knop en wacht even tot dat het water wat warmer is. Wat lichte spetters komen op mijn huid, die steeds warmer worden. Als het stopt op de perfecte temperatuur stap ik de douche in. Mijn lichaamstemperatuur begint al op te lopen. Het word net zo warm als het water wat er uit de douchekop komt. Heerlijk, ik had het namelijk al een tijdje koud. Na een even nagedacht te hebben stap ik een stukje terug en pak ik de shampoofles van het rekje af. Langzaam laat ik het op mijn had glijden en doe het in mijn haar. Ook de rest van mijn lichaam smeer ik in. Ik stap terug onder het water, en net op dat moment komt er wat shampoo in mijn oog. “aahrrgg” zeg ik uit ergernis. Het water gemengd met shampoo valt naar beneden. Ik weet dat ik niet moet wrijven maar doe het toch omdat ik het niet kan laten. Het voelt branderig, maar na een tijdje houd het dan eindelijk op.
De kraan gaat uit, en beetje bij beetje stroomt de koude lucht van buitenaf naar binnen. Ik pak een handdoek en droog me zo snel mogelijk af. Zodra ik mijn pyjama aan heb en ik de warme badkamer verlaat lijkt het net of mijn oog een aanval krijgt. De branderigheid begint langzaam op te komen. Ik probeer zo wat naar beneden te rennen en roep mijn moeder.
“Mam, mijn oog!”
Ze staat meteen voor me neus als ik de deur open maken naar de huiskamer.
“Wat heb je nou weer gedaan” vraagt ze bezorgd.
Ik laat mijn oog zien en vraag wat het is. Ze weet het niet en loopt naar de keuken. Ik kan nog wel gewoon goed zien en loop haar achterna. Ze pakt een of ander zalfje. Ik houd mijn ogen dicht en voel dat het erop gesmeerd word.
Als ik weer een tijdje in de bank ben beland voel ik de branderigheid niet meer. Ook weer echt iets voor mij om net één dag voor de opticien dit voor elkaar te krijgen. Mijn ogen zijn langzaamaan erg zwaar gaan worden en ik besluit om naar bed te gaan. Daar aangekomen klik ik de lamp aan. Het eerste wat ik zie is mijn eigengemaakte, kleurrijke kijkblad. Ik maak mijn nachtlampje aan en zet de grote lamp uit. Als ik eenmaal in bed lig maak ik óók die uit. Het is donker, en ik probeer om in slaap te komen.
Heb gister nog even hard geschreven en dus voor jullie het volgende hoofdstuk gemaakt.
Het vervolg komt er ook weer zo snel mogelijk aan, maar dan kunnen jullie vast vooruit
Om meteen even je vraag te beantwoorden:
De moeder van Celine zit nog erg met de dood van haar moeder, de oma van Celine dus.
Alleen denkt Celine dat haar oma nooit gewild zou hebben dat haar moeder de hele tijd moet huilen, door haar oma's dood.
Hopelijk snap je het nu, anders hoor ik het wel (:
Lezend in mijn tijdschrift wat ik iedere week krijg, lig ik languit op de bank. Mijn moeder is in de keuken, waar ze altijd wel is. Wat moet dat mens daar nou de hele dag. Schoner word het niet, en het eten ’s avonds word er ook niet lekkerder van. Ik besluit om te gaan kijken en loop de keuken in. Zo snel als dat een mens kan omdraaien kijkt ze mij aan. Ik sta stil en wacht op een reactie. Die krijg ik niet. Ze draait namelijk meteen weer om en gaat verder met rommelen in de keukenla.
“Och, hier is het!” zegt ze blij.
Ik weet niet wat ik hoor, die klank in haar stem. Het was een vrolijke toon, die ik al sinds tijden niet meer heb gehoord.
“Even kijken hoor” zegt ze weer, en trekt de kalender uit de la. Alle andere blaadjes en frutseltjes vliegen dwarrelend naar beneden.
Ik sta nog steeds op dezelfde plek en kijk haar nog steeds op de zelfde manier aan.
“Maar goed dat ik dit nu even zie zeg! Je hebt namelijk morgen een afspraak bij de opticien.”
Mijn gezicht begint te hangen. Heb geen flauw benul wat dat voor iemand moet zijn. Met een simpel antwoord loop ik de keuken uit, pak mijn tijdschrift en loop naar boven. Onderweg zit ik me van alles te bedenken, over die opticien.
Ik weet alleen dat mijn moeder het er altijd over heeft.
Maar wat ze er nou eigenlijk doet?
Opeens weet ik het. Het kwam in me op, net zoals het kamernummer in het ziekenhuis waar mijn oma lag. Elke keer als me moeder er geweest is, heeft ze nieuwe lenzen of een nieuwe bril. Ik weet dus dat er iets met mijn ogen gaat gebeuren. Wel spannend, want ik zie toch alles perfect? Toen ik dat had zei, kwam er weer wat in me op. Laat ik nu eens een testje met mezelf gaan doen. Ik pak een leeg vel en begin er op te tekenen. In allerlei groottes en verschillende kleuren teken ik vormen. De laatste maak ik extra groot. Met een stukje plakband maak ik het stuk papier vast aan de muur. Ik zet 3 grote stappen naar achter en houd een hand voor mijn oog. Net zoals ze dat op tv altijd doen, alleen dan staan mijn vormen niet gerangschikt op grootte, maar gewoon kriskras over het vel. Ik kijk naar een vorm en roep steeds wat voor iets het is. Ook de kleur. Na elk gegeven antwoord loop ik er snel even naartoe en kijk ik of ik het goed heb. Gek genoeg heb ik de kleuren vaak fout. Zo vaak zelfs dat het frustratie oplevert. Dat je gewoon boos word op jezelf omdat je het goed wil doen, het fout gaat en je er moe van word. Ik stop er mee. Waarom kan ik die kleuren van een afstand nou niet goed zien? Ik zucht even en ga dan languit op bed liggen. Kijkend naar het plafond met een teleurgestelde blik zit ik mezelf alles kwalijk te nemen.
Steeds kijk ik naar die lamp. De lampenkap heeft namelijk veel keuren en dat lijd me af. In mezelf bedenk ik me de kleuren en al gauw besef ik me dat ik er mee moet stoppen.
“Eten!!”
Klinkt van beneden.
Dat komt mooi uit, denk ik bij mezelf. Ik spring zowat uit mijn bed, ga naar beneden en loop via de kamer de keuken in. Maarliefst 1 pan staat op tafel. Ik heb al zo’n vermoede wat er in moet zitten en loop naar mijn stoel toe.
“Eet maar vast hoor, ik moet nog even wat zoeken”
Ik zucht alweer en schep op. Verrast kijk in de pan en bedenk me dat oma dit ook altijd maakte. Het zal is niet, dacht ik bij mezelf. Waarom is ze de hele tijd bezig met het zoeken van iets? Wat moet ze toch kwijt zij? Na veel geblaas probeer ik het eten naar binnen te werken.
“Mam, wat ben je eigenlijk aan het doen. Gezellig hoor dat ik alleen mag eten”
Geen reactie. Ik schraap mijn bord leeg en loopt naar haar toe.
“Mam, wat zoek je nou!?” probeer ik nogmaals.
Ze word emotioneel, dat zie ik aan de manier van kijken en doen.
“Mam alsjeblieft, je moet het een keer accepteren. Oma is er niet meer en een jankende moeder heeft ze niet gewenst voor mij”
Ze kijkt een beetje geschrokken. Ik bedenk me nu dat ik op het punt sta straf te krijgen.
Ze zwijgt. Ik wacht niet langer, loop naar de huiskamer en zet de tv aan. Ik laat mezelf vallen en zak steeds dieper en dieper in de bank. Gelukkig dat dit ding nog wel fijn zit.
Ondertussen hoor ik al in de keuken dat mijn moeder eindelijk begonnen is met eten. Maar nog geen 5 tellen en dan klinkt alweer.
“Celine, je pilletje!”
Ik probeer omhoog te komen uit de bank, en sta op. Eenmaal in de keuken aangekomen heeft me moeder het al klaargelegd. Ik pak het witte kleurloze pilletje en slik het in een keer door. Het is zo vies. Een zure bittere smaak brand in mijn keel. Eerst gooi ik er wat water achteraan en pak daarna snel een bekertje ranja. Eigenlijk heb ik geen idee wat ik net heb binnen gekregen. Maar het zal wel goed voor me zijn omdat me moeder het zegt. Ze heeft ooit wel uitgelegd waarvoor het was, maar dat ben ik al weer vergeten. De smaak is nog steeds niet helemaal uit mijn mond verdwenen. Dat zal nog wel even duren.
Met de smaak in mijn mond loop ik naar de kamer. De tv staat aan. Blijkbaar was ik daarom afgeleid, en besef ik me opeens dat ik hier al meer dan 10 minuten sta te kijken. Ik besluit om dan toch maar de trap op te gaan. Boven aangekomen loop ik snel naar mijn kamer, pak mijn pyjama en ga meteen de badkamer in. Ik doe de deur op slot, kleed me uit en ga voor de wasbak staan. Kijkend in de spiegel bekijk ik mijn ogen. Wat zou die opticien wel kunnen zien, en ik niet, vraag ik me af. Ik word er gek van en loop naar de douche. Daar draai ik aan de knop en wacht even tot dat het water wat warmer is. Wat lichte spetters komen op mijn huid, die steeds warmer worden. Als het stopt op de perfecte temperatuur stap ik de douche in. Mijn lichaamstemperatuur begint al op te lopen. Het word net zo warm als het water wat er uit de douchekop komt. Heerlijk, ik had het namelijk al een tijdje koud. Na een even nagedacht te hebben stap ik een stukje terug en pak ik de shampoofles van het rekje af. Langzaam laat ik het op mijn had glijden en doe het in mijn haar. Ook de rest van mijn lichaam smeer ik in. Ik stap terug onder het water, en net op dat moment komt er wat shampoo in mijn oog. “aahrrgg” zeg ik uit ergernis. Het water gemengd met shampoo valt naar beneden. Ik weet dat ik niet moet wrijven maar doe het toch omdat ik het niet kan laten. Het voelt branderig, maar na een tijdje houd het dan eindelijk op.
De kraan gaat uit, en beetje bij beetje stroomt de koude lucht van buitenaf naar binnen. Ik pak een handdoek en droog me zo snel mogelijk af. Zodra ik mijn pyjama aan heb en ik de warme badkamer verlaat lijkt het net of mijn oog een aanval krijgt. De branderigheid begint langzaam op te komen. Ik probeer zo wat naar beneden te rennen en roep mijn moeder.
“Mam, mijn oog!”
Ze staat meteen voor me neus als ik de deur open maken naar de huiskamer.
“Wat heb je nou weer gedaan” vraagt ze bezorgd.
Ik laat mijn oog zien en vraag wat het is. Ze weet het niet en loopt naar de keuken. Ik kan nog wel gewoon goed zien en loop haar achterna. Ze pakt een of ander zalfje. Ik houd mijn ogen dicht en voel dat het erop gesmeerd word.
Als ik weer een tijdje in de bank ben beland voel ik de branderigheid niet meer. Ook weer echt iets voor mij om net één dag voor de opticien dit voor elkaar te krijgen. Mijn ogen zijn langzaamaan erg zwaar gaan worden en ik besluit om naar bed te gaan. Daar aangekomen klik ik de lamp aan. Het eerste wat ik zie is mijn eigengemaakte, kleurrijke kijkblad. Ik maak mijn nachtlampje aan en zet de grote lamp uit. Als ik eenmaal in bed lig maak ik óók die uit. Het is donker, en ik probeer om in slaap te komen.
Hi!
Ik hou van je verhaal.
Ik voel de pijn die ik voelde bij het overlijden van mijn oma (ook al is dat 3,5 jaar geleden) en dat is dus een goed teken.
Op het begin vond ik het wel irritant lezen, ik weet niet helemaal waarom, maar dat is nu helemaal over.
Ik heb eerlijk gezegd geen tips!
good job, i'm you fan!
ps: als je meer verhalen hebt wil ik het graag weten!
psps: ik moet je laatste stukje nog lezen, dat zet ik hier ff neer zodat ik het niet vergeet
Ik hou van je verhaal.
Ik voel de pijn die ik voelde bij het overlijden van mijn oma (ook al is dat 3,5 jaar geleden) en dat is dus een goed teken.
Op het begin vond ik het wel irritant lezen, ik weet niet helemaal waarom, maar dat is nu helemaal over.
Ik heb eerlijk gezegd geen tips!
good job, i'm you fan!
ps: als je meer verhalen hebt wil ik het graag weten!
psps: ik moet je laatste stukje nog lezen, dat zet ik hier ff neer zodat ik het niet vergeet

Sometime's i just need a little bit love, do you want to give some?
Wauw! Ik heb net pas een account aan gemaakt en heb al een aantal verhalen gelezen.
Maar hoe jij het schrijft, is echt mooi.
Ik vind het echt goed, ik moest echt bijna huilen bij dat stukje over haar oma.
Ook vind ik het nu al een orgineel verhaal. Ik weet nog niet wat er gaat gebeuren maar daar wil ik zeker achter komen.
I'm your fan
Maar hoe jij het schrijft, is echt mooi.
Ik vind het echt goed, ik moest echt bijna huilen bij dat stukje over haar oma.
Ook vind ik het nu al een orgineel verhaal. Ik weet nog niet wat er gaat gebeuren maar daar wil ik zeker achter komen.
I'm your fan

-
- Puntenslijper
- Berichten: 16
- Lid geworden op: 14 aug 2011 12:59
Ik heb dit hoofdstuk gister af gekregen, en had eigenlijk heel weinig tijd om het vandaag te plaatsen.
Maar nu ik jullie reacties zie, hier komt ie dan!
En weer veel leesplezier natuurlijk.
Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet.
Met veel gesjouw lopen mijn moeder en ik door de stad. We zijn net even alle winkels binnen geweest en hebben zowat alles gekocht. Mijn moeder is namelijk een hele slechte beslisser en koopt daarom zowat alles.
Vandaag zouden we ook nog naar de opticien gaan. De afspraak staat om 14.30 geplant. Het is nu al 14.15, dus we moeten snel naar de andere kant van de stad zien te lopen. Het is vandaag niet zo druk. Misschien komt het wel door het weer. De wind is koud en komt om het moment tevoorschijn. De zon integendeel, die heb ik namelijk al de hele dag niet gezien. We lopen als gekken door de stad. Zo lijkt het net alsof de rest van de mensen die hier lopen ook haast hebben. Dat veranderd al gauw als ik een oude man met een rollator zie lopen. Wel zielig voor die oude mensen vind ik altijd. Dat dat lopen zo langzaam gaat terwijl die mensen graag weg willen. Ik bedoel, wie wil er nou de hele dag op één pek blijven zitten. Mijn moeder heeft niet door dat ik kortere benen heb dan zij. Ik raak haast buitenadem door dit snelle tempo. We stappen binnen, eindelijk zijn we er. We krijgen een warm welkom en worden gevraag in de wachtkamer plaats te nemen. Er zit nog iemand meer, ik schat dat het een jongen van 13 jaar is. Hij kijkt me de hele tijd aan. Vrolijk begroet ik hem en ga zitten. Volgens mij heeft hij écht iets aan zijn ogen want zo mooi om naar te staren ben ik nou ook weer niet. Mijn moeder kijkt naar me, net of ik net iets heel ergs gezegd heb. Ik probeer haar blik te negeren en kijk naar de stapel tijdschriften die langs mij op een krakkemikkig bijzettafeltje liggen. Ik besluit om er maar vanaf te blijven.
“Giel, mag naar binnen” word geroepen achter de balie.
Giel heet hij dus. Hij kijkt me nog een keer na en lacht. Ik lach terug, maar dat kan hij niet eens gezien hebben. Mijn wangen misschien wel, die gloeide namelijk helemaal. Mijn moeder lacht, daardoor word het nog erger en weet ik niet waar ik heen moet kijken.
“Celine, jij mag ook naar binnen” klinkt er weer vanachter de balie.
Ik sta op, mijn moeder ook. Samen lopen we naar binnen. Ik schud een hand, onthoud de naam niet eens van de man waaraan ik me voorstel en neem plaats. Hij stelt ons allerlei vragen die eigenlijk alleen mijn moeder weet te beantwoorden. Het word al gauw saai en daarom begin ik de kamer een beetje te verkennen. Ik zie zo’n kijkblad die ik ook heb gemaakt, alleen is dit een vele mooiere versie natuurlijk. Opeens begint mijn moeder te vertellen over het verhaal van gister. Gelukkig heb ik er geen last meer van gehad, van mijn oog. De man zegt allemaal dat een beetje shampoo niks ergs is en dat we ons geen zorgen hoeven te maken.
Ik word gevraagd om naar de oogmeting kaart te lopen. Zo heet dat ding dus. Nog een paar meter naar achter en ik sta op de goede plaats. Met een hand voor mijn oog moet ik de letters voorlezen. Ik heb ze allemaal goed. Gelukkig zijn de letters allemaal zwart wit en hoefde ik geen kleuren te noemen. Maar helaas veranderd dat al gauw. De man pakt een kaart met verschillende kleuren erop. Mijn lichaam begint warmer te worden, en te zweten. Hij zegt al voor de derde keer dat ik moet beginnen, maar het dringt niet tot me door. Al de kleuren maken me bang, alsof ze me nu al uitlachen terwijl ik nog niet eens begonnen ben. Ik besluit het toch gewoon te doen. Heel voorzichtig spreek ik de kleuren uit, maar tevergeefs. Alles had ik fout.
De man krabt op zijn hoofd en aan zijn manier van doen zie ik dat hij niet goed weet wat hij met mij moet. Hij neemt plaats achter zijn bureau en begint te kijken op zijn computer. Ik sta nog op dezelfde plek, alleen omgedraaid, kijkend naar wat hij doet.
“Even kijken hoor, ik heb dit nog nooit meegemaakt” zegt hij onzeker.
Mijn moeder ligt zowat half over het bureau heen om mee te kunnen kijken. Het ziet er niet uit. Ik stap rustig naar het bureau toe en kijk aandachtig naar het gezicht van de man. Het ziet er niet naar uit dat hij meer informatie krijgt. Hij pakt de telefoon, en begint te bellen. Na een heel gesprek te hebben gehad vertelt hij ons wat meer. Hij wil graag dat wij met hem naar het ziekenhuis gaan om een oogscan te laten maken.
Na nog steeds geen zon gezien te hebben stappen we uit de auto. Als we binnen zijn mogen we meteen doorlopen naar kamer 9. Dit ziekenhuis is weer net zo wit, kaal en leeg, net zoals alle andere. Ik begrijp nog steeds niet waarom dat is. Als ik hier zou liggen zou ik niet echt denken dat ik hier nog levend uit kom.
Als we de kamer binnen stappen zie ik twee mannen zitten. Een met een witte jas, de ander zonder. Die ene zonder witte jas had ons net al geholpen. Hij verteld dat hij alles had uitgelegd aan die andere man, de dokter. Ik word gevraagd om op het bed plaats te nemen. Als ik er eenmaal op lig voel ik de spanning een beetje opkomen. Ik erger me aan dit bed, of eerder gezegd, deze plank. Het ligt zo hard dat ik me niet eens meer concentreer op de uitleg die de dokter mij geeft. Fel licht dat uit een apparaat komt word dicht op mijn oog geschenen. Ik probeer zo stil mogelijk te liggen, ook mij ogen probeer ik stil te houden. Erg lastig want het is een akelig gevoel. Het duurt niet lang of het is al gebeurd. Gelukkig mag ik van het bed af. Mijn moeder is nog steeds aan het praten met de opticien. Verder niet interessant voor mij vind ik.
“Mam?” vraag ik zachtjes.
“Mag ik even naar het speelkamertje hier tegenover?”
Het mag en ik loop snel de kamer uit. Zodra ik er binnen kom kijken al de kinderen mij aan. Één meisje met een pleister op haar oog niet. Ik loop richting haar en pak een houten puzzel van een tafeltje. Als ik eenmaal ga zitten kijkt niemand meer. Alleen het meisje met de pleister kijkt naar wat ik doe. Als ik op kijk draait ze haar hoofd. Ik blijf op kijken.
“Mooie pleister” zeg ik een beetje verlegen.
Ze kijkt me aan en moet lachen.
“Waarom heb je dat eigenlijk?” vraag ik weer.
Ze bijt op haar lip en probeert iets te zeggen.
“Omdat mij oog ziek is en dat mag niemand zien”
Ik kijk er nog eens even goed naar en geloof het. Ik probeer weer aan mijn puzzel te beginnen. Het doet wel iets met me. Na elk stukje dat ik aan heb gelegd kijk ik naar haar ogen. Ik vraag me af of ik dat dadelijk ook krijg.
“Kan jij kleuren zien?” vraag ik weer nieuwsgierig.
“Ja” antwoord ze kort.
Ze wijst naar de blokken en zegt “Blauw, groen, oranje, rood, geel”
Ik kijk mee maar naar elk blokje dat ze wijst denk ik een andere kleur. Als ze klaar is kijkt ze naar mij. Ze heeft door dat ik het niet snap. Haar ogen worden groot, ze heeft medelijden met me.
“Is dat jou mama?” vraagt ze, en wijst naar de deur.
Ik zie haar staan, samen met de opticien en de dokter.
“Ja” zeg ik een beetje op een teleurgestelde manier.
Als ik nog een keer kijk maakt mijn moeder een gebaar dat ik moet komen.
“Doei meisje” zeg ik.
“Bo, heet ik. Tot de volgende keer” zegt ze en zwaait.
Ik loop naar de deur, kijk nog een keer om en probeer de blik van Bo op te slaan.
“Heb je de uitslag, mam?” vraag ik enthousiast.
Ze knikt. Ze praat niet. Dat is geen goed teken.
Hand in hand loop ik met haar naar de uitgang. Ik durf het niet te vragen. Maar als we in de auto zitten begint ze te praten.
“De dokter heeft laten zien dat je maar gevoelig bent voor één kleur, en je daarom de rest van de kleuren niet goed kunt zien.”
Ik schrik. Maar bedenk me dat ik nooit anders gezien heb. Ik moet dus niet gaan zitten jammeren omdat de dokter het zegt, het is altijd al geweest en zal zo blijven. Ik zucht.
“Maar je hoeft niet bang te zijn zei de dokter, die ene kleur zal je houden”.
Ze draait haar hoofd naar mij en probeert met een lach mij gerust te stellen. Ik blijf vooruit staren, en kijk naar de lelijke, kleine, grijze auto die voor ons rijd. Grijs, misschien is het wel een rode auto.
Maar nu ik jullie reacties zie, hier komt ie dan!
En weer veel leesplezier natuurlijk.
Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet.
Met veel gesjouw lopen mijn moeder en ik door de stad. We zijn net even alle winkels binnen geweest en hebben zowat alles gekocht. Mijn moeder is namelijk een hele slechte beslisser en koopt daarom zowat alles.
Vandaag zouden we ook nog naar de opticien gaan. De afspraak staat om 14.30 geplant. Het is nu al 14.15, dus we moeten snel naar de andere kant van de stad zien te lopen. Het is vandaag niet zo druk. Misschien komt het wel door het weer. De wind is koud en komt om het moment tevoorschijn. De zon integendeel, die heb ik namelijk al de hele dag niet gezien. We lopen als gekken door de stad. Zo lijkt het net alsof de rest van de mensen die hier lopen ook haast hebben. Dat veranderd al gauw als ik een oude man met een rollator zie lopen. Wel zielig voor die oude mensen vind ik altijd. Dat dat lopen zo langzaam gaat terwijl die mensen graag weg willen. Ik bedoel, wie wil er nou de hele dag op één pek blijven zitten. Mijn moeder heeft niet door dat ik kortere benen heb dan zij. Ik raak haast buitenadem door dit snelle tempo. We stappen binnen, eindelijk zijn we er. We krijgen een warm welkom en worden gevraag in de wachtkamer plaats te nemen. Er zit nog iemand meer, ik schat dat het een jongen van 13 jaar is. Hij kijkt me de hele tijd aan. Vrolijk begroet ik hem en ga zitten. Volgens mij heeft hij écht iets aan zijn ogen want zo mooi om naar te staren ben ik nou ook weer niet. Mijn moeder kijkt naar me, net of ik net iets heel ergs gezegd heb. Ik probeer haar blik te negeren en kijk naar de stapel tijdschriften die langs mij op een krakkemikkig bijzettafeltje liggen. Ik besluit om er maar vanaf te blijven.
“Giel, mag naar binnen” word geroepen achter de balie.
Giel heet hij dus. Hij kijkt me nog een keer na en lacht. Ik lach terug, maar dat kan hij niet eens gezien hebben. Mijn wangen misschien wel, die gloeide namelijk helemaal. Mijn moeder lacht, daardoor word het nog erger en weet ik niet waar ik heen moet kijken.
“Celine, jij mag ook naar binnen” klinkt er weer vanachter de balie.
Ik sta op, mijn moeder ook. Samen lopen we naar binnen. Ik schud een hand, onthoud de naam niet eens van de man waaraan ik me voorstel en neem plaats. Hij stelt ons allerlei vragen die eigenlijk alleen mijn moeder weet te beantwoorden. Het word al gauw saai en daarom begin ik de kamer een beetje te verkennen. Ik zie zo’n kijkblad die ik ook heb gemaakt, alleen is dit een vele mooiere versie natuurlijk. Opeens begint mijn moeder te vertellen over het verhaal van gister. Gelukkig heb ik er geen last meer van gehad, van mijn oog. De man zegt allemaal dat een beetje shampoo niks ergs is en dat we ons geen zorgen hoeven te maken.
Ik word gevraagd om naar de oogmeting kaart te lopen. Zo heet dat ding dus. Nog een paar meter naar achter en ik sta op de goede plaats. Met een hand voor mijn oog moet ik de letters voorlezen. Ik heb ze allemaal goed. Gelukkig zijn de letters allemaal zwart wit en hoefde ik geen kleuren te noemen. Maar helaas veranderd dat al gauw. De man pakt een kaart met verschillende kleuren erop. Mijn lichaam begint warmer te worden, en te zweten. Hij zegt al voor de derde keer dat ik moet beginnen, maar het dringt niet tot me door. Al de kleuren maken me bang, alsof ze me nu al uitlachen terwijl ik nog niet eens begonnen ben. Ik besluit het toch gewoon te doen. Heel voorzichtig spreek ik de kleuren uit, maar tevergeefs. Alles had ik fout.
De man krabt op zijn hoofd en aan zijn manier van doen zie ik dat hij niet goed weet wat hij met mij moet. Hij neemt plaats achter zijn bureau en begint te kijken op zijn computer. Ik sta nog op dezelfde plek, alleen omgedraaid, kijkend naar wat hij doet.
“Even kijken hoor, ik heb dit nog nooit meegemaakt” zegt hij onzeker.
Mijn moeder ligt zowat half over het bureau heen om mee te kunnen kijken. Het ziet er niet uit. Ik stap rustig naar het bureau toe en kijk aandachtig naar het gezicht van de man. Het ziet er niet naar uit dat hij meer informatie krijgt. Hij pakt de telefoon, en begint te bellen. Na een heel gesprek te hebben gehad vertelt hij ons wat meer. Hij wil graag dat wij met hem naar het ziekenhuis gaan om een oogscan te laten maken.
Na nog steeds geen zon gezien te hebben stappen we uit de auto. Als we binnen zijn mogen we meteen doorlopen naar kamer 9. Dit ziekenhuis is weer net zo wit, kaal en leeg, net zoals alle andere. Ik begrijp nog steeds niet waarom dat is. Als ik hier zou liggen zou ik niet echt denken dat ik hier nog levend uit kom.
Als we de kamer binnen stappen zie ik twee mannen zitten. Een met een witte jas, de ander zonder. Die ene zonder witte jas had ons net al geholpen. Hij verteld dat hij alles had uitgelegd aan die andere man, de dokter. Ik word gevraagd om op het bed plaats te nemen. Als ik er eenmaal op lig voel ik de spanning een beetje opkomen. Ik erger me aan dit bed, of eerder gezegd, deze plank. Het ligt zo hard dat ik me niet eens meer concentreer op de uitleg die de dokter mij geeft. Fel licht dat uit een apparaat komt word dicht op mijn oog geschenen. Ik probeer zo stil mogelijk te liggen, ook mij ogen probeer ik stil te houden. Erg lastig want het is een akelig gevoel. Het duurt niet lang of het is al gebeurd. Gelukkig mag ik van het bed af. Mijn moeder is nog steeds aan het praten met de opticien. Verder niet interessant voor mij vind ik.
“Mam?” vraag ik zachtjes.
“Mag ik even naar het speelkamertje hier tegenover?”
Het mag en ik loop snel de kamer uit. Zodra ik er binnen kom kijken al de kinderen mij aan. Één meisje met een pleister op haar oog niet. Ik loop richting haar en pak een houten puzzel van een tafeltje. Als ik eenmaal ga zitten kijkt niemand meer. Alleen het meisje met de pleister kijkt naar wat ik doe. Als ik op kijk draait ze haar hoofd. Ik blijf op kijken.
“Mooie pleister” zeg ik een beetje verlegen.
Ze kijkt me aan en moet lachen.
“Waarom heb je dat eigenlijk?” vraag ik weer.
Ze bijt op haar lip en probeert iets te zeggen.
“Omdat mij oog ziek is en dat mag niemand zien”
Ik kijk er nog eens even goed naar en geloof het. Ik probeer weer aan mijn puzzel te beginnen. Het doet wel iets met me. Na elk stukje dat ik aan heb gelegd kijk ik naar haar ogen. Ik vraag me af of ik dat dadelijk ook krijg.
“Kan jij kleuren zien?” vraag ik weer nieuwsgierig.
“Ja” antwoord ze kort.
Ze wijst naar de blokken en zegt “Blauw, groen, oranje, rood, geel”
Ik kijk mee maar naar elk blokje dat ze wijst denk ik een andere kleur. Als ze klaar is kijkt ze naar mij. Ze heeft door dat ik het niet snap. Haar ogen worden groot, ze heeft medelijden met me.
“Is dat jou mama?” vraagt ze, en wijst naar de deur.
Ik zie haar staan, samen met de opticien en de dokter.
“Ja” zeg ik een beetje op een teleurgestelde manier.
Als ik nog een keer kijk maakt mijn moeder een gebaar dat ik moet komen.
“Doei meisje” zeg ik.
“Bo, heet ik. Tot de volgende keer” zegt ze en zwaait.
Ik loop naar de deur, kijk nog een keer om en probeer de blik van Bo op te slaan.
“Heb je de uitslag, mam?” vraag ik enthousiast.
Ze knikt. Ze praat niet. Dat is geen goed teken.
Hand in hand loop ik met haar naar de uitgang. Ik durf het niet te vragen. Maar als we in de auto zitten begint ze te praten.
“De dokter heeft laten zien dat je maar gevoelig bent voor één kleur, en je daarom de rest van de kleuren niet goed kunt zien.”
Ik schrik. Maar bedenk me dat ik nooit anders gezien heb. Ik moet dus niet gaan zitten jammeren omdat de dokter het zegt, het is altijd al geweest en zal zo blijven. Ik zucht.
“Maar je hoeft niet bang te zijn zei de dokter, die ene kleur zal je houden”.
Ze draait haar hoofd naar mij en probeert met een lach mij gerust te stellen. Ik blijf vooruit staren, en kijk naar de lelijke, kleine, grijze auto die voor ons rijd. Grijs, misschien is het wel een rode auto.
Leuk, leuk. Eigenlijk niet voor Celine.
Je bouwt de spanning echt goed op en je verteld echt mooi in detail.
Ik ben benieuwd hoe het verder met haar gaat en of er nog wel iets goeds gaat gebeuren.
Dat stukje waarbij ze Bo ontmoet vind ik het leukst, ik zag het helemaal voor me.
Kan niet wachten op het vervolg!
Je bouwt de spanning echt goed op en je verteld echt mooi in detail.
Ik ben benieuwd hoe het verder met haar gaat en of er nog wel iets goeds gaat gebeuren.
Dat stukje waarbij ze Bo ontmoet vind ik het leukst, ik zag het helemaal voor me.
Kan niet wachten op het vervolg!
Hey,
Sorry dat ik te laat reageer, dat komt omdat ik ziek ben dus mag ik mijn bed niet uit. Maar ff over je verhaal. Ik vond dit stukje egt super spannend, zoals Ashley al zei het is netals of je het helemaal voor je ziet. Dat is egt goed. Ik had helemaal niet verwacht dat Celine kleurenblind zou zijn, arme meisje. Hoe oud is ze eigenlijk dat ze naar de speelkamer gaat om te puzzelen. Dat stukje met Bo vond ik het leukst, er zaten heel veel emoties in verstopt, dat maakt het verhaal leuker. Ik heb een paar foutjes gezien tijdens het lezen:
--Mijn moeder is namelijk een slechte beslisser en koopt zowat alles.--
Hier kan je beter zowat van alles zeggen. Dat klinkt beter.
Die tijden kon je beter vol uit schrijven. 14.30, moet zijn half drie.
14.15, moet zijn kwart over twee.
--Het is vandaag niet zo druk. Misschien komt het wel door het weer.--
Daar kan je beter een komma tussen druk en misschien plaatsen. Het is vandaag niet zo druk, misschien komt het wel door het weer.
--Ik bedoel, wie wil er nou de hele tijd op een pek blijven zitten--
Ik denk dat dat pek plek moet zijn.
--We krijgen een warm welkom en worden gevraag om..--
Je bent vergeten om achter gevraag een t te zetten.
--Volgens mij heeft hij echt iets aan zijn ogen want zo mooi om naar te kijken ben ik ook weer niet.--
Je kan beter: Volgens mij heeft hij echt iets aan zijn ogen, want zo mooi ben ik ook weer niet om naar te kijken.
--Mijn wangen misschien wel, die gloeide namelijk helemaal.--
Hier ben je vergeten om achter gloeide een n te zetten, wangen is meervoud.
--Mijn moeder lacht, daardoor word het erger.--
Hier kan je beter: Mijn moeder lacht, hierdoor wordt het alleen maar erger.
Verder heb ik eigenlijk geen egte foutjes kunnen ontdekken. Ik zo eerst voor het posten je verhaal nog een keertje door lezen of het iemand anders laten lezen. Zo merk je toch dat er hier en daar aantal foutjes inzitten.
Keep going
Jenna
Sorry dat ik te laat reageer, dat komt omdat ik ziek ben dus mag ik mijn bed niet uit. Maar ff over je verhaal. Ik vond dit stukje egt super spannend, zoals Ashley al zei het is netals of je het helemaal voor je ziet. Dat is egt goed. Ik had helemaal niet verwacht dat Celine kleurenblind zou zijn, arme meisje. Hoe oud is ze eigenlijk dat ze naar de speelkamer gaat om te puzzelen. Dat stukje met Bo vond ik het leukst, er zaten heel veel emoties in verstopt, dat maakt het verhaal leuker. Ik heb een paar foutjes gezien tijdens het lezen:
--Mijn moeder is namelijk een slechte beslisser en koopt zowat alles.--
Hier kan je beter zowat van alles zeggen. Dat klinkt beter.

Die tijden kon je beter vol uit schrijven. 14.30, moet zijn half drie.
14.15, moet zijn kwart over twee.
--Het is vandaag niet zo druk. Misschien komt het wel door het weer.--
Daar kan je beter een komma tussen druk en misschien plaatsen. Het is vandaag niet zo druk, misschien komt het wel door het weer.
--Ik bedoel, wie wil er nou de hele tijd op een pek blijven zitten--
Ik denk dat dat pek plek moet zijn.
--We krijgen een warm welkom en worden gevraag om..--
Je bent vergeten om achter gevraag een t te zetten.
--Volgens mij heeft hij echt iets aan zijn ogen want zo mooi om naar te kijken ben ik ook weer niet.--
Je kan beter: Volgens mij heeft hij echt iets aan zijn ogen, want zo mooi ben ik ook weer niet om naar te kijken.
--Mijn wangen misschien wel, die gloeide namelijk helemaal.--
Hier ben je vergeten om achter gloeide een n te zetten, wangen is meervoud.
--Mijn moeder lacht, daardoor word het erger.--
Hier kan je beter: Mijn moeder lacht, hierdoor wordt het alleen maar erger.
Verder heb ik eigenlijk geen egte foutjes kunnen ontdekken. Ik zo eerst voor het posten je verhaal nog een keertje door lezen of het iemand anders laten lezen. Zo merk je toch dat er hier en daar aantal foutjes inzitten.

Jenna
Een vriend is iemand die het lied van je hart kent, en het opnieuw kan zingen als jij het vergeten bent....
Spannend spannend spannend!!
*hijgend hondje* zo erg zit ik al te wachten op het vervolg!
En wat de rest zegt ja, ik zie alles zo goed voor me, ook zonder kleur enzo, vet grappig. Niet voor de hoofdpersoon natuurlijk maar dat je zo een andere kijk krijgt, echt gaaf!
Jenna, je corrigeert wel maar "echt" is altijd nog wel met CH.
Haha sorry viel me op ;p
*hijgend hondje* zo erg zit ik al te wachten op het vervolg!
En wat de rest zegt ja, ik zie alles zo goed voor me, ook zonder kleur enzo, vet grappig. Niet voor de hoofdpersoon natuurlijk maar dat je zo een andere kijk krijgt, echt gaaf!
Jenna, je corrigeert wel maar "echt" is altijd nog wel met CH.
Haha sorry viel me op ;p
-
- Puntenslijper
- Berichten: 16
- Lid geworden op: 14 aug 2011 12:59
Bedankt voor de leuke positieve reacties, maar ook voor de tips enzo.
Celine is een jaar of 10, ze is heel kinderlijk maar kan zich soms ook heel volwassen gedragen. (:
Ik ben weer druk bezig geweest, met een spannend klein hoofdstukje.
De reacties hoor ik graag weer, ook als er tips zijn hè!
5. Van kleur tot zonder.
Net zoals elke andere dag loop ik weer naar boven om te gaan slapen. De smaak van die chemische troep zit nog steeds in mijn mond. Alweer moest ik net die pillen slikken. Dat heeft te maken met mijn bloedsomloop, die is niet helemaal goed.
Ik doe de deur van de badkamer open en ga voor de wasbak staan. Zonder in de spiegel te kijken pak ik mijn tandenborstel en doe er tandpasta op. Dan pas kijk ik op en zie ik mezelf staan in de spiegel. Alles wat ik zie bedriegt me. Het is namelijk niet zoals het hoort te zijn. Die vage kleuren. In het echt zie ik er vast heel anders uit. Met die gedachten poets ik mijn tanden snel verder. Als ik klaar ben loop ik mijn slaapkamer in. Het is koud hier en maak de gordijnen dicht. Op dat moment zie ik dat blad weer. De zo gehete oogmetingkaart. Ik word nog bozer en ben eigenlijk helemaal niet zo sterk als dat ik dacht. Ik scheur de kaart van de muur en zonder dat ik het in de gaten heb scheur ik daarmee ook het stuk behang eraf.
“Fijn!” roep ik.
Vanaf dat moment krijg ik hoofdpijn. Bij elke bonk in mijn hoofd word het als maar erger. Met dat gevoel kruip ik snel in bed, van die hoofdpijn wil ik niks meer weten. Gek genoeg val ik al snel in slaap.
Met wat licht in de kamer word ik langzaamaan wakker. Ook door de honger heb ik steeds meer de neiging mijn bed uit te gaan. Mijn ogen zijn nog steeds gesloten. Tot dat ik ze open en naar het plafond kijk. De lampenkap die altijd nog wat kleur heeft is nu helemaal zwart-wit en grijs. Ik knipper nog wat, maar het beeld blijft hetzelfde. Al snel maak ik me zorgen, en begin te wrijven. Ook dat helpt niet. Ik stap snel uit bed en heb door dat dit niet goed is. Ik begin het benauwd te krijgen en probeer me aan mijn bed vast te houden. Dan sluit ik mijn ogen even en doe ze dan snel weer open. In het begin zie ik helemaal niks, maar later begint het zicht langzaam op te komen. Nog steeds is het zwart-wit. Ik vertrouw het niet meer en loop via de muur rustig naar beneden. Als ik midden op de trap sta verdwijnt het zicht opeens. Het lijkt of er steeds iets voor mijn ogen word gehouden. Net of het licht opeens uit gaat en dan langzaam weer aan.
“Mam!” roep ik zo hard mogelijk.
Langzaam zak ik naar beneden en zit op ongeveerde middelste tree. Met mijn handen voor mijn ogen blijf ik hopen dat ik weer kleur zie als ik mijn handen voor mijn ogen weg haal.
Ik hoor nog altijd geen teken van leven in huis. Langzaam en beangstigend loop ik verder naar beneden. Daar aangekomen loop ik met weinig zicht en mijn handen voor uit naar de kamer. Ik weet niet wat ik moet doen maar probeer me rustig te houden, ook al lukt dat bijna niet door mijn zware ademhaling. Als ik in de keuken ben aangekomen ligt er wat op tafel. Ik pak het en houd het dicht bij mijn ogen.
Celine
Ik ben even naar het dorp.
Ben zo terug.
Als je me nodig hebt, je hebt mijn nummer!
Mams
Met veel moeite krijg ik het ontcijferd, en zucht even. De hoofdpijn begint op te lopen. Dezelfde als die ik gister kreeg. Ik loop naar het kastje en klim op het aanrecht. Vanuit daar zoek ik een medicijn die me misschien van de hoofdpijn af kan helpen. Dat gaat nu erg lastig omdat mijn zicht steeds weg valt. Hoe zag dat doosje er nou ook al weer uit? vraag ik mezelf af. Op gevoel pak ik het doosje dat verscholen staat achter een heleboel grotere. Zonder het briefje te lezen pak ik een strip uit het doosje en druk er een pilletje uit. Snel doe ik het in mijn mond. De smaak is in ieder geval hetzelfde, zuur en bitter. Weer met mijn handen voor me uit loop ik naar de bank in de woonkamer. Als ik eenmaal zit voel ik me toch wel veilig. Aan de andere kant vraag ik me ook af of dit niet het moment is dat er echt iets aan de hand is en dat ik mijn moeder dus moet bellen. Ik sta meteen weer op en loop naar de keuken, weer heel voorzichtig. Ik heb de telefoon een klein beetje in zicht en loop er heen. Maar hoe dichter ik in de buurt kom, hoe donkerder het voor me wordt. Net of je steeds dieper een donkere grot in loopt. Mijn evenwicht begin ook met mij te spelen. Het trekt aan alle kanten van me en laat me vliegen. Als ik dan opeens gestopt ben met lopen en de vloer voel met mijn lichaam, heb ik het idee dat het helemaal fout is gegaan. Wat gaat er met mij gebeuren, waarom ben ik gevallen en wa..a.ro..mm…
Celine is een jaar of 10, ze is heel kinderlijk maar kan zich soms ook heel volwassen gedragen. (:
Ik ben weer druk bezig geweest, met een spannend klein hoofdstukje.
De reacties hoor ik graag weer, ook als er tips zijn hè!
5. Van kleur tot zonder.
Net zoals elke andere dag loop ik weer naar boven om te gaan slapen. De smaak van die chemische troep zit nog steeds in mijn mond. Alweer moest ik net die pillen slikken. Dat heeft te maken met mijn bloedsomloop, die is niet helemaal goed.
Ik doe de deur van de badkamer open en ga voor de wasbak staan. Zonder in de spiegel te kijken pak ik mijn tandenborstel en doe er tandpasta op. Dan pas kijk ik op en zie ik mezelf staan in de spiegel. Alles wat ik zie bedriegt me. Het is namelijk niet zoals het hoort te zijn. Die vage kleuren. In het echt zie ik er vast heel anders uit. Met die gedachten poets ik mijn tanden snel verder. Als ik klaar ben loop ik mijn slaapkamer in. Het is koud hier en maak de gordijnen dicht. Op dat moment zie ik dat blad weer. De zo gehete oogmetingkaart. Ik word nog bozer en ben eigenlijk helemaal niet zo sterk als dat ik dacht. Ik scheur de kaart van de muur en zonder dat ik het in de gaten heb scheur ik daarmee ook het stuk behang eraf.
“Fijn!” roep ik.
Vanaf dat moment krijg ik hoofdpijn. Bij elke bonk in mijn hoofd word het als maar erger. Met dat gevoel kruip ik snel in bed, van die hoofdpijn wil ik niks meer weten. Gek genoeg val ik al snel in slaap.
Met wat licht in de kamer word ik langzaamaan wakker. Ook door de honger heb ik steeds meer de neiging mijn bed uit te gaan. Mijn ogen zijn nog steeds gesloten. Tot dat ik ze open en naar het plafond kijk. De lampenkap die altijd nog wat kleur heeft is nu helemaal zwart-wit en grijs. Ik knipper nog wat, maar het beeld blijft hetzelfde. Al snel maak ik me zorgen, en begin te wrijven. Ook dat helpt niet. Ik stap snel uit bed en heb door dat dit niet goed is. Ik begin het benauwd te krijgen en probeer me aan mijn bed vast te houden. Dan sluit ik mijn ogen even en doe ze dan snel weer open. In het begin zie ik helemaal niks, maar later begint het zicht langzaam op te komen. Nog steeds is het zwart-wit. Ik vertrouw het niet meer en loop via de muur rustig naar beneden. Als ik midden op de trap sta verdwijnt het zicht opeens. Het lijkt of er steeds iets voor mijn ogen word gehouden. Net of het licht opeens uit gaat en dan langzaam weer aan.
“Mam!” roep ik zo hard mogelijk.
Langzaam zak ik naar beneden en zit op ongeveerde middelste tree. Met mijn handen voor mijn ogen blijf ik hopen dat ik weer kleur zie als ik mijn handen voor mijn ogen weg haal.
Ik hoor nog altijd geen teken van leven in huis. Langzaam en beangstigend loop ik verder naar beneden. Daar aangekomen loop ik met weinig zicht en mijn handen voor uit naar de kamer. Ik weet niet wat ik moet doen maar probeer me rustig te houden, ook al lukt dat bijna niet door mijn zware ademhaling. Als ik in de keuken ben aangekomen ligt er wat op tafel. Ik pak het en houd het dicht bij mijn ogen.
Celine
Ik ben even naar het dorp.
Ben zo terug.
Als je me nodig hebt, je hebt mijn nummer!
Mams
Met veel moeite krijg ik het ontcijferd, en zucht even. De hoofdpijn begint op te lopen. Dezelfde als die ik gister kreeg. Ik loop naar het kastje en klim op het aanrecht. Vanuit daar zoek ik een medicijn die me misschien van de hoofdpijn af kan helpen. Dat gaat nu erg lastig omdat mijn zicht steeds weg valt. Hoe zag dat doosje er nou ook al weer uit? vraag ik mezelf af. Op gevoel pak ik het doosje dat verscholen staat achter een heleboel grotere. Zonder het briefje te lezen pak ik een strip uit het doosje en druk er een pilletje uit. Snel doe ik het in mijn mond. De smaak is in ieder geval hetzelfde, zuur en bitter. Weer met mijn handen voor me uit loop ik naar de bank in de woonkamer. Als ik eenmaal zit voel ik me toch wel veilig. Aan de andere kant vraag ik me ook af of dit niet het moment is dat er echt iets aan de hand is en dat ik mijn moeder dus moet bellen. Ik sta meteen weer op en loop naar de keuken, weer heel voorzichtig. Ik heb de telefoon een klein beetje in zicht en loop er heen. Maar hoe dichter ik in de buurt kom, hoe donkerder het voor me wordt. Net of je steeds dieper een donkere grot in loopt. Mijn evenwicht begin ook met mij te spelen. Het trekt aan alle kanten van me en laat me vliegen. Als ik dan opeens gestopt ben met lopen en de vloer voel met mijn lichaam, heb ik het idee dat het helemaal fout is gegaan. Wat gaat er met mij gebeuren, waarom ben ik gevallen en wa..a.ro..mm…
Haha ze valt flauw? Dat laatste waaaa...roooo...mmm is egt grappig. Ik vond het een heel spannende stukje. Wrm kan ze opeens helemaal niks meer zien, komt het door die pillen. Ik denk (het is gewoon een wilde gok hoor, ik weet dat het niet klopt) dat haar moeder haar express die pillen geeft zodat ze steeds weiniger ziet. Ze is gewoon jaloer op haar dochter... Neej grapje, dat is te veel fantasie.
Maar ga snel verder schrijven, anders bedenk ik nog meer domme dingen..
Jenna

Jenna
Een vriend is iemand die het lied van je hart kent, en het opnieuw kan zingen als jij het vergeten bent....
Die spanning, om gek van te worden! Je hebt echt weer een mooi stukje in elkaar gezet.
Hoe je verteld hoe zij het mee maakt komt echt goed over, dat komt denk ik omdat je van die goede voorbeelden geeft die iedereen wel snapt, zoals deze:
Hoe je verteld hoe zij het mee maakt komt echt goed over, dat komt denk ik omdat je van die goede voorbeelden geeft die iedereen wel snapt, zoals deze:
Ga door, ik blijf het lezen. Ik MOET het vervolg weten.Maar hoe dichter ik in de buurt kom, hoe donkerder het voor me wordt. Net of je steeds dieper een donkere grot in loopt. Mijn evenwicht begin ook met mij te spelen. Het trekt aan alle kanten van me en laat me vliegen.
-
- Puntenslijper
- Berichten: 16
- Lid geworden op: 14 aug 2011 12:59
Haha, ik verklap lekker niks en toch blijft het spannend.
Het schrijven gaat de laatste tijd ook erg goed, soms schrijf ik een heel stuk aan elkaar door, en de andere keer schrijf ik maar echt één zin in een uur.
Ik hoop dat jullie dit stukje weer leuk vinden, of eigenlijk interessant.
De afsluiting is weer lekker spannend.
Word vervolgd!
Vage voetstappen klinken op de harde tegels. Ik heb hier zeker al 2 uur gelegen gok ik.
“Celine!” hoor ik heel vaag en zacht.
Het is mama. De stappen word als maar harder en sneller, tot dat ze geloof ik voor me staat.
“Meisje, wat heb je gedaan!”
Haar stem is in paniek. Ik blijf zwijgen en probeer overeind te komen. Ik open mijn ogen weer en zie nog steeds geen kleur.
“Kom maar” zegt ze en helpt me overeind.
Ik grijp naar mijn hoofd. Die immers geen pijn meer doet.
“Lieverd, wil je alsjeblieft nooit meer zomaar medicijnen pakken, dat kan heel gevaarlijk zijn!”
Ik zit op de stoel aan de keukentafel en heb nog steeds geen woord gezegd. Ik hoest een keer en met een hese stem begin ik zachtjes te praten.
“Mam, ik zie geen kleur meer”
Ik kijk haar. Zij mij. Met grote ogen gaat haar mond steeds verder open.
“Wat?!” zegt ze uit verbazing.
Ik weet zeker dat ze het gehoord heeft en zeg daarom niks. Ze pakt de telefoon, de telefoon die ik bijna gepakt zou hebben, en begint te bellen. Ik gok dat het de huisarts is. Al snel hangt ze op en ik word half meegesleurd.
“Wij gaan NU terug naar het ziekenhuis” zegt ze vastberaden.
Al voor dat ik het weet zit ik in de auto met hetzelfde uitzicht als dat ik een paar weken geleden ook voor me had. Veel auto’s die allemaal dezelfde kleur hebben. De wereld is een stuk saaier zo, nog rampzaliger, triester en respectlozer. Ik vind het eigenlijk al een hele kunst van mezelf, dat ik heel kalm en rustig hier in de auto zit. Mij moeder niet. Aan haar humeur kun je zien en horen dat ze erg in paniek is. Vloekend rijd ze hier over de snelweg. Maar als ik dan iets vraag luistert ze heel aandachtig en is ze erg enthousiast. Weer zijn we op de parkeerplaats aangekomen. Samen lopen we naar binnen en moeten dit keer wel even wachten. Er zit een oude vrouw tegenover me, twee plaatsen daarnaast zit een jongen van ongeveer twintig jaar en links van mij zit een dame met een baby. Ik probeer niet zoveel naar ze te kijken, vooral niet naar de oude vrouw recht tegenover me. Haar hoofd bloed, en dept ze steeds af met een doekje. Ze lacht naar me en graait in haar tas. Ze haalt een snoepje tevoorschijn.
“Lust je dit, meisje?” vraagt ze.
Ik zie dat op haar hand nog opgedroogd bloed zit als ik het pak. Ik probeer het papiertje open te maken en stop het snoepje meteen in mijn mond. De heerlijke karamel smaak verspreid zich. Eindelijk proef ik weer iets, anders dan die vieze rotsmaak van die pillen. Er stapt een dokter binnen die ons mee neemt naar zijn kamer. Als ik zit begint hij vragen aan mij te stellen, die ik zelf weet te beantwoorden. Alleen de naam van mijn medicijnen niet. Weer word er gevraagd of ik nog een oogscan wilde maken maar daarbij ook een hersenscan. Dat laatste komt beangstigend over, maar mijn moeder knikt hevig “ja”. Ik heb geen idee wat me nu te wachten staat. Maar het blijkt dat het toch wel om een spoedgeval gaat.
Weer moeten we wachten, dit keer zijn we de enigste. Al gauw bedenk ik wat anders en vraag weer of ik naar het speelkamertje mag. Het mag, alweer. Ik loop er rustig heen en als ik binnen kom kijkt dit keer niemand me aan. Het is ook aardig leeg hier binnen. Plots valt me wat op. Het meisje met de pleister, bo, zit daar! Ik loop er heen, tik op haar rug en zwaai wel zo enthousiast dat haar haren bijna wapperen. Een lachend gezicht draait mijn kant op.
“Hee!” gilt ze door de kamer, en vraagt meteen “waar was je?”.
“Naar huis” zeg ik een beetje schuldig.
“Ow”
“Kijk is, dit heb ik gemaakt!”
Ze veranderd meteen van onderwerp, alsof het iets met haar doet. De kleurplaat die ze heeft getekend doet weinig met me. Het is een saaie tekening, omdat alles wat ik er op zie zowat dezelfde kleur is.
“Mooi” zeg ik.
Ze kijkt me onbegrijpelijk aan.
“Je vind het stom hè?”
Ik weet niet wat ik moet zeggen.
“Zonder kleuren is er ook niks aan” zegt ze meteen.
Ze heeft het zich vast 5 tellen voorgesteld, en vond het toen al niks. Ik zal er voor altijd mee moeten leven. Zo kleurloos.
“Word jou oog nog wel beter” vraag ik, als ik naar haar pleister kijk.
Ze kijkt bedenkelijk, met dat ene oog, en loopt naar me toe. Haar hoofd komt steeds dichter bij de mijne, en dan begint ze te fluisteren.
“Zullen we stiekem gaan kijken wat er onder mijn pleister zit?” vraagt ze lacherig. Het lijkt me wel spannend en knik daarom hevig “ja”.
Al snel rennen we het speelkamertje uit en sjezen we over de gangen.
“STOP” roept ze, en draait met haar lichaam naar links.
“Hier is het”
Ik kijk en zie iets wat op een kinderafdeling lijkt. Samen lopen we naar binnen, helemaal achter in het hoekje. We staan voor een spiegel.
“Durf je het?” vraagt ze.
Ik knik, maar weet niet of ik dat wel bedoel. Ze begint aan de onderkant van de pleister te frutselen en trekt het een stukje naar boven.
“Au, au, aah, au, au” klinkt het steeds zachtjes, als ze de pleister steeds iets verder naar boven trekt.
“Help is” zegt ze half commanderend.
Ik weet niet goed wat ik moet doen, maar begin ook de pleister een beetje los te friemelen. Ik zie al wat tevoorschijn komen en trek snel mijn hand weg. Als de pleister er eenmaal af is, schrik ik me dood. WAT IS DIT!
Het schrijven gaat de laatste tijd ook erg goed, soms schrijf ik een heel stuk aan elkaar door, en de andere keer schrijf ik maar echt één zin in een uur.
Ik hoop dat jullie dit stukje weer leuk vinden, of eigenlijk interessant.
De afsluiting is weer lekker spannend.
Word vervolgd!
Vage voetstappen klinken op de harde tegels. Ik heb hier zeker al 2 uur gelegen gok ik.
“Celine!” hoor ik heel vaag en zacht.
Het is mama. De stappen word als maar harder en sneller, tot dat ze geloof ik voor me staat.
“Meisje, wat heb je gedaan!”
Haar stem is in paniek. Ik blijf zwijgen en probeer overeind te komen. Ik open mijn ogen weer en zie nog steeds geen kleur.
“Kom maar” zegt ze en helpt me overeind.
Ik grijp naar mijn hoofd. Die immers geen pijn meer doet.
“Lieverd, wil je alsjeblieft nooit meer zomaar medicijnen pakken, dat kan heel gevaarlijk zijn!”
Ik zit op de stoel aan de keukentafel en heb nog steeds geen woord gezegd. Ik hoest een keer en met een hese stem begin ik zachtjes te praten.
“Mam, ik zie geen kleur meer”
Ik kijk haar. Zij mij. Met grote ogen gaat haar mond steeds verder open.
“Wat?!” zegt ze uit verbazing.
Ik weet zeker dat ze het gehoord heeft en zeg daarom niks. Ze pakt de telefoon, de telefoon die ik bijna gepakt zou hebben, en begint te bellen. Ik gok dat het de huisarts is. Al snel hangt ze op en ik word half meegesleurd.
“Wij gaan NU terug naar het ziekenhuis” zegt ze vastberaden.
Al voor dat ik het weet zit ik in de auto met hetzelfde uitzicht als dat ik een paar weken geleden ook voor me had. Veel auto’s die allemaal dezelfde kleur hebben. De wereld is een stuk saaier zo, nog rampzaliger, triester en respectlozer. Ik vind het eigenlijk al een hele kunst van mezelf, dat ik heel kalm en rustig hier in de auto zit. Mij moeder niet. Aan haar humeur kun je zien en horen dat ze erg in paniek is. Vloekend rijd ze hier over de snelweg. Maar als ik dan iets vraag luistert ze heel aandachtig en is ze erg enthousiast. Weer zijn we op de parkeerplaats aangekomen. Samen lopen we naar binnen en moeten dit keer wel even wachten. Er zit een oude vrouw tegenover me, twee plaatsen daarnaast zit een jongen van ongeveer twintig jaar en links van mij zit een dame met een baby. Ik probeer niet zoveel naar ze te kijken, vooral niet naar de oude vrouw recht tegenover me. Haar hoofd bloed, en dept ze steeds af met een doekje. Ze lacht naar me en graait in haar tas. Ze haalt een snoepje tevoorschijn.
“Lust je dit, meisje?” vraagt ze.
Ik zie dat op haar hand nog opgedroogd bloed zit als ik het pak. Ik probeer het papiertje open te maken en stop het snoepje meteen in mijn mond. De heerlijke karamel smaak verspreid zich. Eindelijk proef ik weer iets, anders dan die vieze rotsmaak van die pillen. Er stapt een dokter binnen die ons mee neemt naar zijn kamer. Als ik zit begint hij vragen aan mij te stellen, die ik zelf weet te beantwoorden. Alleen de naam van mijn medicijnen niet. Weer word er gevraagd of ik nog een oogscan wilde maken maar daarbij ook een hersenscan. Dat laatste komt beangstigend over, maar mijn moeder knikt hevig “ja”. Ik heb geen idee wat me nu te wachten staat. Maar het blijkt dat het toch wel om een spoedgeval gaat.
Weer moeten we wachten, dit keer zijn we de enigste. Al gauw bedenk ik wat anders en vraag weer of ik naar het speelkamertje mag. Het mag, alweer. Ik loop er rustig heen en als ik binnen kom kijkt dit keer niemand me aan. Het is ook aardig leeg hier binnen. Plots valt me wat op. Het meisje met de pleister, bo, zit daar! Ik loop er heen, tik op haar rug en zwaai wel zo enthousiast dat haar haren bijna wapperen. Een lachend gezicht draait mijn kant op.
“Hee!” gilt ze door de kamer, en vraagt meteen “waar was je?”.
“Naar huis” zeg ik een beetje schuldig.
“Ow”
“Kijk is, dit heb ik gemaakt!”
Ze veranderd meteen van onderwerp, alsof het iets met haar doet. De kleurplaat die ze heeft getekend doet weinig met me. Het is een saaie tekening, omdat alles wat ik er op zie zowat dezelfde kleur is.
“Mooi” zeg ik.
Ze kijkt me onbegrijpelijk aan.
“Je vind het stom hè?”
Ik weet niet wat ik moet zeggen.
“Zonder kleuren is er ook niks aan” zegt ze meteen.
Ze heeft het zich vast 5 tellen voorgesteld, en vond het toen al niks. Ik zal er voor altijd mee moeten leven. Zo kleurloos.
“Word jou oog nog wel beter” vraag ik, als ik naar haar pleister kijk.
Ze kijkt bedenkelijk, met dat ene oog, en loopt naar me toe. Haar hoofd komt steeds dichter bij de mijne, en dan begint ze te fluisteren.
“Zullen we stiekem gaan kijken wat er onder mijn pleister zit?” vraagt ze lacherig. Het lijkt me wel spannend en knik daarom hevig “ja”.
Al snel rennen we het speelkamertje uit en sjezen we over de gangen.
“STOP” roept ze, en draait met haar lichaam naar links.
“Hier is het”
Ik kijk en zie iets wat op een kinderafdeling lijkt. Samen lopen we naar binnen, helemaal achter in het hoekje. We staan voor een spiegel.
“Durf je het?” vraagt ze.
Ik knik, maar weet niet of ik dat wel bedoel. Ze begint aan de onderkant van de pleister te frutselen en trekt het een stukje naar boven.
“Au, au, aah, au, au” klinkt het steeds zachtjes, als ze de pleister steeds iets verder naar boven trekt.
“Help is” zegt ze half commanderend.
Ik weet niet goed wat ik moet doen, maar begin ook de pleister een beetje los te friemelen. Ik zie al wat tevoorschijn komen en trek snel mijn hand weg. Als de pleister er eenmaal af is, schrik ik me dood. WAT IS DIT!
HEy das niet eerlijk. Is het oog van het meisje zo erg dat je zelf zo misselijk werd en dat je daarom gestopt bent met schrijven. Grappig. Neej egt ik wil heel graag weten hoe het oog eruit ziet, kom maar op. Ik kan wel tegen een beetje bloed hier en daar. (maar niet heus.
)
Xxjenna

Xxjenna
Een vriend is iemand die het lied van je hart kent, en het opnieuw kan zingen als jij het vergeten bent....
-
- Puntenslijper
- Berichten: 16
- Lid geworden op: 14 aug 2011 12:59
Zo, daar ben ik weer.
Ik heb deze week nog niks gestuurd omdat ik ook druk ben met school enzo.
Maar het komt allemaal goed, ik ben al met hoofdstuk 6 bezig die je over een paar daagjes ook weer kunt gaan lezen.
Hier het antwoord op je vraag die je vast had toen bo haar pleister af deed.
Een ontstoken oog zie ik in de spiegel. De kleuren kan ik niet zien maar het moet wel rood zijn. Ook de kringen om haar oog zijn donkerder en zie in haar oog donkere aders. Bo kijkt met een vies gezicht naar haarzelf. Wat ook nog opvalt is dat ze geen iris heeft, het is helemaal zwart. Alsof er achter haar oog een diep zwart gat zit.
“Mag dat eigenlijk wel van je oog af?” vraag ik.
Lekker op tijd van mezelf.
“Weet ik niet, denk het niet” antwoord ze bang.
Ze pakt haar pleister en trekt me aan mijn hand mee. Ik heb geen idee waar ze me wil hebben en rennen plots samen op de gang. Ze blijft rennen en draait haar hoofd richting mij. Niet al te hard zegt ze iets.
“We vallen dadelijk net alsof. Dan doen we of mij pleister er is afgevallen”
Ik hoor nog maar net wat ze zegt en besluit om mee te doen. We rennen en rennen tot we de hoek om gaan. Een zuster met beddengoed op een kar komt van de andere kant. Voor dat we het weten rennen we er volop tegen aan. Als Bo volop tegen de kar botst glijden onze handen van elkaar af. Ze is een stuk verder geschoven en ligt half over de kar heen. Ik remde af maar viel toch. Het was de afspraak, maar dit was niet helemaal geplant geloof ik. Als ik op kijk zie ik niks meer dan beddengoed en een geschokt gezicht van de zuster. Bezorgd loopt ze eerst naar Bo toe.
“Meisje toch!”
Ik kom uit mezelf overeind en zie hoe de zuster haar helpt. Snel draait ze haar hoofd naar mij toe.
“Gaat het met je?” vraagt ze aan mij.
Ik knik en wacht vol spanning hoe Bo onder de dekens uit zal komen. Ik zie een achterhoofd. Ze draait. Haar oog bloed en de lakens zitten onder de vlekken.
“Dit is niet goed” zegt de zuster bezorgd en neemt haar mee.
Snel loopt ze met Bo terug door de gang naar de kinderafdeling. De gang is een rotzooi door de lakens die over de vloer verspreid liggen. Ik ben er nog en zie ergens achteraan de pleister half onder een dekbed vandaan komen. Ik loop er naartoe en raap de pleister op. Weer met opgedroogd bloed dat nog een heel klein beetje nat is druk ik de pleister tegen mijn borst. Haar bloed is in mijn shirt gekropen. Niet dat ik dat erg vind, nu is ze bij me. Ik stop de pleister in mijn broekzak en loop door de gang met mijn hoofd naar beneden.
“Celine!” wordt er geroepen.
Ik kijk langzaam op. Een woedende moeder staat bij de klapdeuren.
“Waar was je!? En kom mee, je moet een scan maken” schreeuwt ze weer.
Ik blijf op hetzelfde tempo lopen met de gedachten dat ik Bo nu nooit meer zou zien en zij mij misschien ook niet meer. Niet omdat we elkaar nooit meer zullen ontmoeten. Maar omdat we elkaar misschien gewoon niet meer kunnen zien, door onze ogen.
Als ik bij mijn moeder aankom sleurt ze me mee en lopen we een kamer binnen. Ik word op een stoel gedrukt.
“Zo hier is ze” zegt ze.
De dokter blijft onder alle omstandigheden vrolijk en vraagt of we meteen kunnen gaan beginnen.
“Laten we bij de oogscan beginnen, die duurt het kortst en is het minst belangrijk” zegt hij enthousiast.
Ik loop met hem een ander kamertje in en weer gebeurd er hetzelfde als eerst. Mijn ogen zijn weer gevoelig maar ik moet door.
Voor de hersenscan moeten we een andere kamer in, dus lopen we even een tijdje op de gang. Bij elke kamer waar ik langs loop en er een deur open staat, kijk ik even naar binnen. Ik vind het helemaal niet fijn om in dit ziekenhuis te zijn. De geur is vreselijk en herinnert me aan slechte dingen.
We draaien af en lopen een grote ruimte in. Al mijn sierraden moet ik af doen en moet plaats nemen op een bed. Ik word in een grote cirkel geschoven en word gevraagd zo stil mogelijk te blijven liggen. Dan begint het werk
Ik heb deze week nog niks gestuurd omdat ik ook druk ben met school enzo.
Maar het komt allemaal goed, ik ben al met hoofdstuk 6 bezig die je over een paar daagjes ook weer kunt gaan lezen.
Hier het antwoord op je vraag die je vast had toen bo haar pleister af deed.
Een ontstoken oog zie ik in de spiegel. De kleuren kan ik niet zien maar het moet wel rood zijn. Ook de kringen om haar oog zijn donkerder en zie in haar oog donkere aders. Bo kijkt met een vies gezicht naar haarzelf. Wat ook nog opvalt is dat ze geen iris heeft, het is helemaal zwart. Alsof er achter haar oog een diep zwart gat zit.
“Mag dat eigenlijk wel van je oog af?” vraag ik.
Lekker op tijd van mezelf.
“Weet ik niet, denk het niet” antwoord ze bang.
Ze pakt haar pleister en trekt me aan mijn hand mee. Ik heb geen idee waar ze me wil hebben en rennen plots samen op de gang. Ze blijft rennen en draait haar hoofd richting mij. Niet al te hard zegt ze iets.
“We vallen dadelijk net alsof. Dan doen we of mij pleister er is afgevallen”
Ik hoor nog maar net wat ze zegt en besluit om mee te doen. We rennen en rennen tot we de hoek om gaan. Een zuster met beddengoed op een kar komt van de andere kant. Voor dat we het weten rennen we er volop tegen aan. Als Bo volop tegen de kar botst glijden onze handen van elkaar af. Ze is een stuk verder geschoven en ligt half over de kar heen. Ik remde af maar viel toch. Het was de afspraak, maar dit was niet helemaal geplant geloof ik. Als ik op kijk zie ik niks meer dan beddengoed en een geschokt gezicht van de zuster. Bezorgd loopt ze eerst naar Bo toe.
“Meisje toch!”
Ik kom uit mezelf overeind en zie hoe de zuster haar helpt. Snel draait ze haar hoofd naar mij toe.
“Gaat het met je?” vraagt ze aan mij.
Ik knik en wacht vol spanning hoe Bo onder de dekens uit zal komen. Ik zie een achterhoofd. Ze draait. Haar oog bloed en de lakens zitten onder de vlekken.
“Dit is niet goed” zegt de zuster bezorgd en neemt haar mee.
Snel loopt ze met Bo terug door de gang naar de kinderafdeling. De gang is een rotzooi door de lakens die over de vloer verspreid liggen. Ik ben er nog en zie ergens achteraan de pleister half onder een dekbed vandaan komen. Ik loop er naartoe en raap de pleister op. Weer met opgedroogd bloed dat nog een heel klein beetje nat is druk ik de pleister tegen mijn borst. Haar bloed is in mijn shirt gekropen. Niet dat ik dat erg vind, nu is ze bij me. Ik stop de pleister in mijn broekzak en loop door de gang met mijn hoofd naar beneden.
“Celine!” wordt er geroepen.
Ik kijk langzaam op. Een woedende moeder staat bij de klapdeuren.
“Waar was je!? En kom mee, je moet een scan maken” schreeuwt ze weer.
Ik blijf op hetzelfde tempo lopen met de gedachten dat ik Bo nu nooit meer zou zien en zij mij misschien ook niet meer. Niet omdat we elkaar nooit meer zullen ontmoeten. Maar omdat we elkaar misschien gewoon niet meer kunnen zien, door onze ogen.
Als ik bij mijn moeder aankom sleurt ze me mee en lopen we een kamer binnen. Ik word op een stoel gedrukt.
“Zo hier is ze” zegt ze.
De dokter blijft onder alle omstandigheden vrolijk en vraagt of we meteen kunnen gaan beginnen.
“Laten we bij de oogscan beginnen, die duurt het kortst en is het minst belangrijk” zegt hij enthousiast.
Ik loop met hem een ander kamertje in en weer gebeurd er hetzelfde als eerst. Mijn ogen zijn weer gevoelig maar ik moet door.
Voor de hersenscan moeten we een andere kamer in, dus lopen we even een tijdje op de gang. Bij elke kamer waar ik langs loop en er een deur open staat, kijk ik even naar binnen. Ik vind het helemaal niet fijn om in dit ziekenhuis te zijn. De geur is vreselijk en herinnert me aan slechte dingen.
We draaien af en lopen een grote ruimte in. Al mijn sierraden moet ik af doen en moet plaats nemen op een bed. Ik word in een grote cirkel geschoven en word gevraagd zo stil mogelijk te blijven liggen. Dan begint het werk
Jejj nieuw stukje. Ik heb medelijden met je dat je veel huiswerk hebt. Zelf heb ik ook stapels toetsen, ik denk dat het de taak van de docenten is om de kinderen met zoveel hw te martelen voordat ze vakantie krijgen. Heb donderdag taaldorp houdt in dat je 9 hoofdstukken in het frans uit je hoofd moet kennen. Elk hoofdstuk gaat over bv politie, dokter, winkel, kleding enz. Egt zuper veel. In ieder geval veel succes met je verhaal en natuurlijk met je toetsen , heb je nodig denk ik.
Xxjenna
Xxjenna
Een vriend is iemand die het lied van je hart kent, en het opnieuw kan zingen als jij het vergeten bent....
-
- Puntenslijper
- Berichten: 16
- Lid geworden op: 14 aug 2011 12:59
Het leven van een nieuw hoofdstuk is begonnen.
Ik heb zelf even wat carnaval gevierd en geen tijd gehad om te schrijven, tussendoor wel tijd gemaakt natuurlijk maar vandaar dat het iets langer duurde dan normaal.
Het verhaal word straks echt nog spannender en emotioneler dus ik zou aanraden te blijven lezen!
Reacties zijn graag welkom, ook met kritiek, ik leer graag.
Veel leesplezier, en een vervolg weer zo spoedig mogelijk.
6. De vlek in mijn leven
Zingend loop ik de trap af. Ik ben vrolijk vandaag. Waarschijnlijk omdat ik al de hele middag alleen thuis ben. Als ik de kamer in loop staat de tv nog aan. De radio immers ook, die hoor je hoor heel het huis. Mijn bordje met broodkruimels en een leeg glas melk staan op de tafel, er liggen overal kranten, boeken en tijdschriften. Kortom, er is genoeg aanwezigheid. Ik heb me zojuist even opgefrist en sta net op het punt om naar buiten te gaan. Er ligt een aardig grote stapel post op de mat, met op de bovenkant de krant van vandaag. Ik pakt de stapel, en sta ondertussen met mijn jas aan in de keuken. Ik heb een brief van het ziekenhuis gezien, ik weet het zeker. Na goed zoeken zit het envelopje tussen de krant verstopt. Ik haal het eruit en durf het eigenlijk niet open te maken. Ik besluit om te wachten, te wachten tot mama thuis zal zijn.
Ik zit op de bank en besef na een kwartier pas dat ik hier met mijn jas aan zit. Weer die tv die me afleid. Ik sta op, zet de tv uit en loop weer richting de voordeur. Als ik hem net een klein stukje open doe drukt de wind er hard tegen aan. De lucht van buiten wil naar binnen, alsof een grote menigte mensen door één kleine opening naar binnen moet. Dat vind ik altijd zo slecht aan mensen, niemand heeft geduld meer en iedereen denkt alleen nog maar aan zichzelf. Tijd is tijd, en tijd is haast. Haast, haast, haast. Straks kom je nog te laat.
Ik zet een stap buiten de deur maar net op dat moment zie ik mijn moeder aan komen rijden. Meteen stap ik terug en doe de deur dicht. Ik hang mijn jas op en ren zowat naar de kamer. Ik bedenk me opeens. Als ik nu eens rustig aan doe en net op het moment als ze binnen komt mijn bord en mok opruim, dan lijkt het net of ik al de hele dag goed bezig ben. Ik pak mijn bord en mok en loop dus rustig naar de keuken. Ondertussen hoor ik de deur al open gaan.
“Hooi” klinkt het.
Meteen hoor ik de deur dicht klappen en voetstappen door de gang heen gaan.
Ik probeer extra veel geluid te maken zodat ze kan horen dat ik bezig ben.
“Goedzo meisje van me!” zegt mijn moeder als ze de keuken in komt. Ze ploft haar tas op tafel, maar daar blijft het niet bij. Zet ook de andere 5 plastic tassen neer.
“Zal ik eens lekker eten koken” zegt ze weer vrolijk.
Weer die vrolijke stem, wat is dat toch.
Ik knik en heb weer nog niks gezegd. Ze loopt even de keuken uit en snel bedenk ik me dat ze die brief van het ziekenhuis nog moet lezen. Ik pak de envelop en leg hem op het fornuis neer. Ze is weer terug in de keuken, dit keer met haar jas uit. Ze pakt de pan, zet hem zonder te kijken op het fornuis neer en draait het gas open.
“Mam!” roep ik “er ligt nog wat op!”
Ze schrikt en haalt het zacht brandende papier van het fornuis. Als ze het op de grond gooit en erop stampt met haar voet, zie ik dat papier half is aangebrand. Ze maakt de envelop open. Een half bruin/zwart geblakerd stuk vel komt tevoorschijn. Ik geloof dat het nog wel te lezen is aan mijn moeders gezicht te zien. Ze kijkt bedenkelijk, alsof ze niet zo goed weet wat ze moet zeggen. Dat zal vast wel komen omdat het nu onduidelijk te lezen is. Ze kijkt me aan en gaat door. De lucht van het gas begint opeens tot me door te dringen.
Ik loop naar het fornuis en draai het knopje terug. Ze kijk me weer even aan en gaat meteen tegenover me staan, alsof ik geen kans mag krijgen om de letters te kunnen lezen. Aandachtig kijk ik naar haar gezicht, hoe het gebaren vormt en hoe het mij dingen wil vertellen die ik nu niet weet. Jammer genoeg kan ik er geen wijs uit en wacht daarom tot ze eindelijk een keer zal gaan praten.
“De doktoren zeggen dat ze uit het onderzoek ook niks hebben ontdekt” zegt ze opeens zonder enig emotie te tonen.
Ik zucht, trek een stoel naar achter en ga zitten. Mijn moeder vouwt het blaadje 3 keer dubbel en stopt het dan in haar tas. Ze draait het gas weer aan en begint met het maken van haar “lekkere” eten. Ik zou eigenlijk het liefst die brief uit haar tas willen pakken om het zelf te kunnen lezen maar doe het niet omdat het een beetje raar over zal komen. Met die zin die mijn moeder net zei in mijn hoofd loop ik het huis door. Ik zit boven op mijn kamer en kijk met verveling uit het raam. Het is vandaag echt druk in het parkje voor onze tuin. Vier kinderen die tikkertje spelen met elkaar, een oude man en een vrouw die praten, een loslopende hond, een stelletje en een vrouw die tegen de boom aan een boek leest. Het is best grappig want net als ik kijk gebeurd er iets. Het jochie wat de tikker is botst hard tegen de oude man aan omdat hij ontwijkt voor de loslopende hond. De hond heeft ook nog het boek van de andere vrouw afgepakt en springt op het bankje waar het stelletje op zit. Aan het meisje te zien houd ze niet erg van honden. Ik ook niet eigenlijk, misschien hebben we er daarom geen. Misschien is het wel logisch dat we geen hond hebben als ik zo eens zie waar die wel niet allemaal voor kan zorgen.
Naar buiten kijken helpt dus ook niet tegen de verveling. Ik zucht een keer. Ook tekenen is niet leuk meer voor mij, omdat ik de kleuren niet meer kan zien. Dan ziet het er vaak zo somber uit en beleef ik er geen lol aan.
Gisteravond heb ik me niet echt meer kunnen vermaken en ben daarom na het eten eigenlijk meteen weer naar bed gegaan. Vandaag hoop ik toch wel iets leukers te kunnen gaan doen en heb al een idee.
Ik ben al wakker maar besluit niet meteen al naar beneden te gaan. Ik haal het boek waar ik al een paar dagen in lees onder mijn kussen vandaan. Als ik ’s nachts slaap en ik wakker word, voel ik vaak dat dat boek onder mijn kussen ligt. Zoiets als je met een handdoek op een harde ondergrond ligt met je hoofd. Ik maak het boek open op de bladzijde waar ik gebleven ben. Ik lees er de laatste tijd erg graag en snel doorheen, misschien omdat ik nu niet meer zo aandachtig naar de plaatjes kijk die immers toch geen kleur meer hebben. Na een paar bladzijdes gelezen te hebben leg ik het boek opzij. De gordijnen zijn nog gesloten maar het licht van buiten probeert mijn kamer in te dringen. Ik sta op en loop er heen. Zodra ik de gordijnen open doe schijnt het felle licht in mijn ogen. Ik knijp ze samen en probeer door mijn kamer te lopen. Het is zo fel! Langzaamaan went het. Ik heb mijn pyjama nog aan en loop naar beneden. Als ik de laatste tree van de trap af stap gaat de telefoon. Ik draai me om en neem op. Het is echt lang geleden dat ik de telefoon hier in huis heb opgenomen. Mijn moeder doet het altijd omdat ze denkt dat ik niet beleeft genoeg ben. Een mannenstem klinkt door de hoorn en vraagt of ik Celine heet.
“Ja, hoezo” antwoord ik.
Meteen als ik dat zeg gaat de deur open. Mama staat in de deur. Ze maakt zoveel lawaai dat ik de man niet meer kan verstaan. Daarna probeert ze zonder geluid gebaren te maken waaruit ik kan opmaken dat ze de telefoon perse moet hebben.
“Ik geef mijn moeder wel even” zeg ik geruststellend.
Ik loop de kamer in en meteen word achter mij de deur dicht gedaan. Ik ben eigenlijk wel benieuwd hoe die man ooit mijn naam kon weten en ga tegen de deur staan. Mijn moeder gaat te keer tegen hem. Ze kent hem, ik weet het zeker. Opeens hebben ze het over mij, dat ik hem niet krijg te zien en dat hij niet hoeft te komen. Er schiet me wat te binnen. Het is mijn vader natuurlijk! Ik heb geen idee wat ik moet doen, ik kan moeilijk nu opeens inspringen. Maar nu ik weet dat wij nummerherkenning hebben kan ik dadelijk zijn nummer wel achterhalen.
Na een boterham in mijn mond gestopt te hebben ren ik weer de trap op naar boven. Ik blijf het gesprek apart vinden. Als ik me omgekleed heb en via de trap naar beneden ga kom ik bij de telefoon. Ik pak hem en zoek het knopje. Mama komt binnen. Ik zet de telefoon snel terug. Ze kijkt met een vragende blik aan.
“Ja ik probeerde Anouk te bellen maar ze was in gesprek” verzin ik snel.
Ze knikt en blijft staan. Ik pak mijn jas van de kapstok en nog steeds blijft ze me aankijken.
“Mag ik even naar buiten?” vraag ik weer “naar het parkje hier tegenover”.
Ze knikt twijfelend, maar ik vind het genoeg. Ik stap naar buiten en val haast om door de wind die sterk tegen me aan blaast. Ik sluit de deur, loop twee traptreetjes af en ren de straat over het parkje in. Was het maar net zo druk als gisteren, dan kon ik vast wel mee tikkertje doen. Maar nu, nu is er niemand. Alleen een oud stel die hier altijd wel te vinden is. Het lijkt net of ze hier ergens wonen. Maar een boomhut lijkt me niet echt een plek die bij hun past. Als ik al even in het bos loop begin ik me weer dingen af te vragen. Was het nou wel echt mijn vader die ik aan de lijn had, het zou toch haast wel. En waarom mag ik hem niet zien, of hij mij niet. Hij kan toch niet zo erg zijn, dan zou ik dat ook moeten zijn en dat ben ik volgens mij niet. Ook al weet ik niet hoe het voelt om een vader te hebben, het lijkt me wel fijn om te weten wie hij is en door wie ik hier op de wereld terecht ben gekomen. Ik moet en zal zijn nummer achterhalen. Ik graai in mijn broekzak en vind de pleister van Bo. Ik glimlach er naar alsof ik bo zelf in mijn hand heb. Als ik nog een stukje verder loop kom ik bij de boom waar ik de ketting van mijn overleden oma heb neergelegd. In de boom zit een onopvallend gat zodat eigenlijk niemand het kan afpakken en het altijd beschermd zal zijn. Ik wrijf nog een keer zacht over de pleister. Het droge bloed geeft nog een heel klein beetje af. Ik leg het in de boom neer bij de ketting en kijk even of het zo goed zal zijn. Ik draai om en schrik me dood
Ik heb zelf even wat carnaval gevierd en geen tijd gehad om te schrijven, tussendoor wel tijd gemaakt natuurlijk maar vandaar dat het iets langer duurde dan normaal.
Het verhaal word straks echt nog spannender en emotioneler dus ik zou aanraden te blijven lezen!
Reacties zijn graag welkom, ook met kritiek, ik leer graag.
Veel leesplezier, en een vervolg weer zo spoedig mogelijk.
6. De vlek in mijn leven
Zingend loop ik de trap af. Ik ben vrolijk vandaag. Waarschijnlijk omdat ik al de hele middag alleen thuis ben. Als ik de kamer in loop staat de tv nog aan. De radio immers ook, die hoor je hoor heel het huis. Mijn bordje met broodkruimels en een leeg glas melk staan op de tafel, er liggen overal kranten, boeken en tijdschriften. Kortom, er is genoeg aanwezigheid. Ik heb me zojuist even opgefrist en sta net op het punt om naar buiten te gaan. Er ligt een aardig grote stapel post op de mat, met op de bovenkant de krant van vandaag. Ik pakt de stapel, en sta ondertussen met mijn jas aan in de keuken. Ik heb een brief van het ziekenhuis gezien, ik weet het zeker. Na goed zoeken zit het envelopje tussen de krant verstopt. Ik haal het eruit en durf het eigenlijk niet open te maken. Ik besluit om te wachten, te wachten tot mama thuis zal zijn.
Ik zit op de bank en besef na een kwartier pas dat ik hier met mijn jas aan zit. Weer die tv die me afleid. Ik sta op, zet de tv uit en loop weer richting de voordeur. Als ik hem net een klein stukje open doe drukt de wind er hard tegen aan. De lucht van buiten wil naar binnen, alsof een grote menigte mensen door één kleine opening naar binnen moet. Dat vind ik altijd zo slecht aan mensen, niemand heeft geduld meer en iedereen denkt alleen nog maar aan zichzelf. Tijd is tijd, en tijd is haast. Haast, haast, haast. Straks kom je nog te laat.
Ik zet een stap buiten de deur maar net op dat moment zie ik mijn moeder aan komen rijden. Meteen stap ik terug en doe de deur dicht. Ik hang mijn jas op en ren zowat naar de kamer. Ik bedenk me opeens. Als ik nu eens rustig aan doe en net op het moment als ze binnen komt mijn bord en mok opruim, dan lijkt het net of ik al de hele dag goed bezig ben. Ik pak mijn bord en mok en loop dus rustig naar de keuken. Ondertussen hoor ik de deur al open gaan.
“Hooi” klinkt het.
Meteen hoor ik de deur dicht klappen en voetstappen door de gang heen gaan.
Ik probeer extra veel geluid te maken zodat ze kan horen dat ik bezig ben.
“Goedzo meisje van me!” zegt mijn moeder als ze de keuken in komt. Ze ploft haar tas op tafel, maar daar blijft het niet bij. Zet ook de andere 5 plastic tassen neer.
“Zal ik eens lekker eten koken” zegt ze weer vrolijk.
Weer die vrolijke stem, wat is dat toch.
Ik knik en heb weer nog niks gezegd. Ze loopt even de keuken uit en snel bedenk ik me dat ze die brief van het ziekenhuis nog moet lezen. Ik pak de envelop en leg hem op het fornuis neer. Ze is weer terug in de keuken, dit keer met haar jas uit. Ze pakt de pan, zet hem zonder te kijken op het fornuis neer en draait het gas open.
“Mam!” roep ik “er ligt nog wat op!”
Ze schrikt en haalt het zacht brandende papier van het fornuis. Als ze het op de grond gooit en erop stampt met haar voet, zie ik dat papier half is aangebrand. Ze maakt de envelop open. Een half bruin/zwart geblakerd stuk vel komt tevoorschijn. Ik geloof dat het nog wel te lezen is aan mijn moeders gezicht te zien. Ze kijkt bedenkelijk, alsof ze niet zo goed weet wat ze moet zeggen. Dat zal vast wel komen omdat het nu onduidelijk te lezen is. Ze kijkt me aan en gaat door. De lucht van het gas begint opeens tot me door te dringen.
Ik loop naar het fornuis en draai het knopje terug. Ze kijk me weer even aan en gaat meteen tegenover me staan, alsof ik geen kans mag krijgen om de letters te kunnen lezen. Aandachtig kijk ik naar haar gezicht, hoe het gebaren vormt en hoe het mij dingen wil vertellen die ik nu niet weet. Jammer genoeg kan ik er geen wijs uit en wacht daarom tot ze eindelijk een keer zal gaan praten.
“De doktoren zeggen dat ze uit het onderzoek ook niks hebben ontdekt” zegt ze opeens zonder enig emotie te tonen.
Ik zucht, trek een stoel naar achter en ga zitten. Mijn moeder vouwt het blaadje 3 keer dubbel en stopt het dan in haar tas. Ze draait het gas weer aan en begint met het maken van haar “lekkere” eten. Ik zou eigenlijk het liefst die brief uit haar tas willen pakken om het zelf te kunnen lezen maar doe het niet omdat het een beetje raar over zal komen. Met die zin die mijn moeder net zei in mijn hoofd loop ik het huis door. Ik zit boven op mijn kamer en kijk met verveling uit het raam. Het is vandaag echt druk in het parkje voor onze tuin. Vier kinderen die tikkertje spelen met elkaar, een oude man en een vrouw die praten, een loslopende hond, een stelletje en een vrouw die tegen de boom aan een boek leest. Het is best grappig want net als ik kijk gebeurd er iets. Het jochie wat de tikker is botst hard tegen de oude man aan omdat hij ontwijkt voor de loslopende hond. De hond heeft ook nog het boek van de andere vrouw afgepakt en springt op het bankje waar het stelletje op zit. Aan het meisje te zien houd ze niet erg van honden. Ik ook niet eigenlijk, misschien hebben we er daarom geen. Misschien is het wel logisch dat we geen hond hebben als ik zo eens zie waar die wel niet allemaal voor kan zorgen.
Naar buiten kijken helpt dus ook niet tegen de verveling. Ik zucht een keer. Ook tekenen is niet leuk meer voor mij, omdat ik de kleuren niet meer kan zien. Dan ziet het er vaak zo somber uit en beleef ik er geen lol aan.
Gisteravond heb ik me niet echt meer kunnen vermaken en ben daarom na het eten eigenlijk meteen weer naar bed gegaan. Vandaag hoop ik toch wel iets leukers te kunnen gaan doen en heb al een idee.
Ik ben al wakker maar besluit niet meteen al naar beneden te gaan. Ik haal het boek waar ik al een paar dagen in lees onder mijn kussen vandaan. Als ik ’s nachts slaap en ik wakker word, voel ik vaak dat dat boek onder mijn kussen ligt. Zoiets als je met een handdoek op een harde ondergrond ligt met je hoofd. Ik maak het boek open op de bladzijde waar ik gebleven ben. Ik lees er de laatste tijd erg graag en snel doorheen, misschien omdat ik nu niet meer zo aandachtig naar de plaatjes kijk die immers toch geen kleur meer hebben. Na een paar bladzijdes gelezen te hebben leg ik het boek opzij. De gordijnen zijn nog gesloten maar het licht van buiten probeert mijn kamer in te dringen. Ik sta op en loop er heen. Zodra ik de gordijnen open doe schijnt het felle licht in mijn ogen. Ik knijp ze samen en probeer door mijn kamer te lopen. Het is zo fel! Langzaamaan went het. Ik heb mijn pyjama nog aan en loop naar beneden. Als ik de laatste tree van de trap af stap gaat de telefoon. Ik draai me om en neem op. Het is echt lang geleden dat ik de telefoon hier in huis heb opgenomen. Mijn moeder doet het altijd omdat ze denkt dat ik niet beleeft genoeg ben. Een mannenstem klinkt door de hoorn en vraagt of ik Celine heet.
“Ja, hoezo” antwoord ik.
Meteen als ik dat zeg gaat de deur open. Mama staat in de deur. Ze maakt zoveel lawaai dat ik de man niet meer kan verstaan. Daarna probeert ze zonder geluid gebaren te maken waaruit ik kan opmaken dat ze de telefoon perse moet hebben.
“Ik geef mijn moeder wel even” zeg ik geruststellend.
Ik loop de kamer in en meteen word achter mij de deur dicht gedaan. Ik ben eigenlijk wel benieuwd hoe die man ooit mijn naam kon weten en ga tegen de deur staan. Mijn moeder gaat te keer tegen hem. Ze kent hem, ik weet het zeker. Opeens hebben ze het over mij, dat ik hem niet krijg te zien en dat hij niet hoeft te komen. Er schiet me wat te binnen. Het is mijn vader natuurlijk! Ik heb geen idee wat ik moet doen, ik kan moeilijk nu opeens inspringen. Maar nu ik weet dat wij nummerherkenning hebben kan ik dadelijk zijn nummer wel achterhalen.
Na een boterham in mijn mond gestopt te hebben ren ik weer de trap op naar boven. Ik blijf het gesprek apart vinden. Als ik me omgekleed heb en via de trap naar beneden ga kom ik bij de telefoon. Ik pak hem en zoek het knopje. Mama komt binnen. Ik zet de telefoon snel terug. Ze kijkt met een vragende blik aan.
“Ja ik probeerde Anouk te bellen maar ze was in gesprek” verzin ik snel.
Ze knikt en blijft staan. Ik pak mijn jas van de kapstok en nog steeds blijft ze me aankijken.
“Mag ik even naar buiten?” vraag ik weer “naar het parkje hier tegenover”.
Ze knikt twijfelend, maar ik vind het genoeg. Ik stap naar buiten en val haast om door de wind die sterk tegen me aan blaast. Ik sluit de deur, loop twee traptreetjes af en ren de straat over het parkje in. Was het maar net zo druk als gisteren, dan kon ik vast wel mee tikkertje doen. Maar nu, nu is er niemand. Alleen een oud stel die hier altijd wel te vinden is. Het lijkt net of ze hier ergens wonen. Maar een boomhut lijkt me niet echt een plek die bij hun past. Als ik al even in het bos loop begin ik me weer dingen af te vragen. Was het nou wel echt mijn vader die ik aan de lijn had, het zou toch haast wel. En waarom mag ik hem niet zien, of hij mij niet. Hij kan toch niet zo erg zijn, dan zou ik dat ook moeten zijn en dat ben ik volgens mij niet. Ook al weet ik niet hoe het voelt om een vader te hebben, het lijkt me wel fijn om te weten wie hij is en door wie ik hier op de wereld terecht ben gekomen. Ik moet en zal zijn nummer achterhalen. Ik graai in mijn broekzak en vind de pleister van Bo. Ik glimlach er naar alsof ik bo zelf in mijn hand heb. Als ik nog een stukje verder loop kom ik bij de boom waar ik de ketting van mijn overleden oma heb neergelegd. In de boom zit een onopvallend gat zodat eigenlijk niemand het kan afpakken en het altijd beschermd zal zijn. Ik wrijf nog een keer zacht over de pleister. Het droge bloed geeft nog een heel klein beetje af. Ik leg het in de boom neer bij de ketting en kijk even of het zo goed zal zijn. Ik draai om en schrik me dood
-
- Puntenslijper
- Berichten: 16
- Lid geworden op: 14 aug 2011 12:59
Weer een klein hoofdstukje, weer spanning, weer nieuwigheid.
Blijf lezen, want Celine staat nog iets anders te wachten dan dit!
Iets met meer spanning.
7. Nooit meer terug
Ik word wakker met mijn hoofd op het boek. Natuurlijk, ik ben in slaap gevallen. Als ik mijn ogen open doe blijft het zwart. Ik raak meteen al in paniek en knipper nog een paar keer. Ik had het moeten zeggen, gister, dat mijn ogen zo staken, maar dat is nu te laat. Mijn kleren heb ik nog aan, dat voel ik. Dan zal ik dus ook nog wel ruzie hebben met mijn moeder. Ik zucht en raak nog erger in paniek. Ik zet een voet langs mijn bed en probeer daarna op te staan. Via mijn bed kom ik bij de deur en probeer via de muren en het beeld dat ik in mijn hoofd heb de trap te zoeken. Opeens sta ik met mijn voet in iets nats met zand. Ik bedenk me meteen de vieze schoenen van gister, dat heb ik natuurlijk niet meer opgeruimd. Zodra ik beneden ben probeer ik een weg naar de deur te zoeken. Volop stoot ik mijn teen tegen een kastje. Er valt wat op de grond. Als een blinde mol en een vis op het droge zoek ik het gevallen voorwerp. Als ik het vastgrijp klinkt er een geluid. Ik lach in mezelf, het is de telefoon. Ik weet niet hoe ik dit ooit terug krijg gezet en sta toch maar op. Ik leg de telefoon voorzichtig terug, maar niet op het standaard. Het is wel erg stil in huis valt me op.
“Mam?” roep ik zachtjes.
Mijn stem klinkt door het hele huis maar niemand die antwoord. Dan gaat plots de telefoon. Ik schrik van het geluid en schuifel er rustig op af. Als ik de telefoon in mijn hand heb bedenk ik me opeens dat ik niet weet welk knopje ik in moet drukken. Met het beeld van de telefoon in mijn hoofd druk ik er een in en zet de telefoon aan mijn oor. Er spreekt iemand. Als ik mijn naam al voor de derde keer gezegd heb zegt ze dat ze dan toch verkeerd verbonden is. Maar voor dat ze het gesprek beëindigt vraag ik haar het nummer van de huisarts.
“Oh, wat een aparte vraag voor zo’n meisje” antwoord ze.
Net alsof meisjes van mijn leeftijd niks meer kunnen.
“Nou, ik zie niks meer!” zeg ik paniekerig.
Het blijft even stil.
“En jou moeder is die niet thuis?”
“Nee, dus geef me alsjeblieft snel het nummer”
Ik hoor dat ze bezig is.
“Wacht even” zeg ik snel “even kijken of ik een pen en papier kan vinden”
Ik grabbel in de la van het kastje en voel iets van papier, leg het neer en pak een pen. Ik stop. Wat ben ik in godsnaam aan het doen, als ik het op schrijf kan ik het toch niet eens lezen. Ik sla tegen mijn hoofd en vraag meteen
“heeft u het?”
Ze zegt het nummer rustig en duidelijk. Ik probeer het te onthouden en herhaal het wel tien keer.
“Bedankt mevrouw” zeg ik, en hang meteen op zonder reactie gekregen te hebben.
Snel toets ik het nummer in, hopelijk de goede cijfers als ik nog weet waar die zitten.
Als ik goed luister hoor ik dat ik het goede nummer heb ingetoetst.
“Gelukkig” zeg ik per ongeluk.
Een stem aan de andere kant van de lijn lacht.
“Zeg het maar?” klinkt meteen.
Ik doe mijn zegje, en vertel dat ik dus niks zie en mijn moeder niet thuis is. Ook mijn adres geef ik door zodat ze naar mij toe kunnen komen. Ik hang op en de deur gaat open. Ik draai naar het geluid toe.
“Ik ben weer thuis” klinkt mama’s stem.
Ik schreeuw en vertel weer wat er aan de hand is.
“En ik heb de huisarts gebeld, die komt hier zo heen!”
Ik ben heel onrustig en weet niet wat ik moet doen.
“Rustig maar, ik zeg wel dat het niet nodig is en bel zo het ziekenhuis wel even, die weten er meer van” zegt ze geruststellend.
Ik word naar de bank begeleid en ga zitten. De bel gaat. Ik hoor mijn moeder praten, alsof dit de normaalste zaak van de wereld is. Ben ik nou een kind dat alles niet goed begrepen heeft of wat is dit. Even laten gaat de deur weer dicht, ze zijn weg.
“Ik bel het ziekenhuis wel even” zegt ze nog geen seconde later.
Ik luister ondertussen naar de tv, kijken zit er niet meer in. Op de achtergrond hoor ik het gesprek van mijn moeder met het ziekenhuis. Het gesprek is maar van korte duur en veel word er niet gezegd.
“En?” vraag ik, als ik hoor dat het gesprek afgelopen is.
“We moeten nog even deze dag afwachten, het kan goed zijn dat het straks nog allemaal goed komt” zegt ze blij.
Ik kan die blije toon wel van haar stem af huilen. Ik wil weer kunnen zien, kunnen spelen, tekenen, tv kijken en nog veel meer. Ik wil een kind kunnen zijn, maar het enigste wat ik nog wel kan zijn is een blinde volwassenen in een wereld waar ik nog helemaal niks van ken.
En dan moet deze dag nog beginnen. Ik word er nu al niet goed van als ik er aan denk dat het zo voor altijd zal zijn. Wat kan ik nog wel doen. Luisteren, naar de tv of muziek. Niet dat daar veel aan is maar het zal moeten. Nu twijfel ik eigenlijk ook of ik mijn ogen open zal doen of dicht zal houden. Beide maakt geen verschil. Alleen heb ik meer kans dat ik wat licht kan opvangen als ik ze open houd. Ik doe ze toch dicht en begin te luisteren naar de tv. Ook deze beelden moet ik zelf bedenken en voor me zien. Gelukkig ken ik deze aflevering al, dus moeilijk is het nu niet. Maar doordat ik me steeds dingen afvraag is het moeilijk me te concentreren. Want volgens mij klopt er hier iets niets. Dat gesprek met het ziekenhuis, het plots wegsturen van de huisarts. Ze houd iets voor me achter, ik weet het zeker. En ik ga er achter komen ook! Ik ben dan wel blind, maar ik ga door tot het eind. Ik laat me niet voor de gek houden. Dit is mijn leven en die gaat niemand verzieken.
Blijf lezen, want Celine staat nog iets anders te wachten dan dit!
Iets met meer spanning.
7. Nooit meer terug
Ik word wakker met mijn hoofd op het boek. Natuurlijk, ik ben in slaap gevallen. Als ik mijn ogen open doe blijft het zwart. Ik raak meteen al in paniek en knipper nog een paar keer. Ik had het moeten zeggen, gister, dat mijn ogen zo staken, maar dat is nu te laat. Mijn kleren heb ik nog aan, dat voel ik. Dan zal ik dus ook nog wel ruzie hebben met mijn moeder. Ik zucht en raak nog erger in paniek. Ik zet een voet langs mijn bed en probeer daarna op te staan. Via mijn bed kom ik bij de deur en probeer via de muren en het beeld dat ik in mijn hoofd heb de trap te zoeken. Opeens sta ik met mijn voet in iets nats met zand. Ik bedenk me meteen de vieze schoenen van gister, dat heb ik natuurlijk niet meer opgeruimd. Zodra ik beneden ben probeer ik een weg naar de deur te zoeken. Volop stoot ik mijn teen tegen een kastje. Er valt wat op de grond. Als een blinde mol en een vis op het droge zoek ik het gevallen voorwerp. Als ik het vastgrijp klinkt er een geluid. Ik lach in mezelf, het is de telefoon. Ik weet niet hoe ik dit ooit terug krijg gezet en sta toch maar op. Ik leg de telefoon voorzichtig terug, maar niet op het standaard. Het is wel erg stil in huis valt me op.
“Mam?” roep ik zachtjes.
Mijn stem klinkt door het hele huis maar niemand die antwoord. Dan gaat plots de telefoon. Ik schrik van het geluid en schuifel er rustig op af. Als ik de telefoon in mijn hand heb bedenk ik me opeens dat ik niet weet welk knopje ik in moet drukken. Met het beeld van de telefoon in mijn hoofd druk ik er een in en zet de telefoon aan mijn oor. Er spreekt iemand. Als ik mijn naam al voor de derde keer gezegd heb zegt ze dat ze dan toch verkeerd verbonden is. Maar voor dat ze het gesprek beëindigt vraag ik haar het nummer van de huisarts.
“Oh, wat een aparte vraag voor zo’n meisje” antwoord ze.
Net alsof meisjes van mijn leeftijd niks meer kunnen.
“Nou, ik zie niks meer!” zeg ik paniekerig.
Het blijft even stil.
“En jou moeder is die niet thuis?”
“Nee, dus geef me alsjeblieft snel het nummer”
Ik hoor dat ze bezig is.
“Wacht even” zeg ik snel “even kijken of ik een pen en papier kan vinden”
Ik grabbel in de la van het kastje en voel iets van papier, leg het neer en pak een pen. Ik stop. Wat ben ik in godsnaam aan het doen, als ik het op schrijf kan ik het toch niet eens lezen. Ik sla tegen mijn hoofd en vraag meteen
“heeft u het?”
Ze zegt het nummer rustig en duidelijk. Ik probeer het te onthouden en herhaal het wel tien keer.
“Bedankt mevrouw” zeg ik, en hang meteen op zonder reactie gekregen te hebben.
Snel toets ik het nummer in, hopelijk de goede cijfers als ik nog weet waar die zitten.
Als ik goed luister hoor ik dat ik het goede nummer heb ingetoetst.
“Gelukkig” zeg ik per ongeluk.
Een stem aan de andere kant van de lijn lacht.
“Zeg het maar?” klinkt meteen.
Ik doe mijn zegje, en vertel dat ik dus niks zie en mijn moeder niet thuis is. Ook mijn adres geef ik door zodat ze naar mij toe kunnen komen. Ik hang op en de deur gaat open. Ik draai naar het geluid toe.
“Ik ben weer thuis” klinkt mama’s stem.
Ik schreeuw en vertel weer wat er aan de hand is.
“En ik heb de huisarts gebeld, die komt hier zo heen!”
Ik ben heel onrustig en weet niet wat ik moet doen.
“Rustig maar, ik zeg wel dat het niet nodig is en bel zo het ziekenhuis wel even, die weten er meer van” zegt ze geruststellend.
Ik word naar de bank begeleid en ga zitten. De bel gaat. Ik hoor mijn moeder praten, alsof dit de normaalste zaak van de wereld is. Ben ik nou een kind dat alles niet goed begrepen heeft of wat is dit. Even laten gaat de deur weer dicht, ze zijn weg.
“Ik bel het ziekenhuis wel even” zegt ze nog geen seconde later.
Ik luister ondertussen naar de tv, kijken zit er niet meer in. Op de achtergrond hoor ik het gesprek van mijn moeder met het ziekenhuis. Het gesprek is maar van korte duur en veel word er niet gezegd.
“En?” vraag ik, als ik hoor dat het gesprek afgelopen is.
“We moeten nog even deze dag afwachten, het kan goed zijn dat het straks nog allemaal goed komt” zegt ze blij.
Ik kan die blije toon wel van haar stem af huilen. Ik wil weer kunnen zien, kunnen spelen, tekenen, tv kijken en nog veel meer. Ik wil een kind kunnen zijn, maar het enigste wat ik nog wel kan zijn is een blinde volwassenen in een wereld waar ik nog helemaal niks van ken.
En dan moet deze dag nog beginnen. Ik word er nu al niet goed van als ik er aan denk dat het zo voor altijd zal zijn. Wat kan ik nog wel doen. Luisteren, naar de tv of muziek. Niet dat daar veel aan is maar het zal moeten. Nu twijfel ik eigenlijk ook of ik mijn ogen open zal doen of dicht zal houden. Beide maakt geen verschil. Alleen heb ik meer kans dat ik wat licht kan opvangen als ik ze open houd. Ik doe ze toch dicht en begin te luisteren naar de tv. Ook deze beelden moet ik zelf bedenken en voor me zien. Gelukkig ken ik deze aflevering al, dus moeilijk is het nu niet. Maar doordat ik me steeds dingen afvraag is het moeilijk me te concentreren. Want volgens mij klopt er hier iets niets. Dat gesprek met het ziekenhuis, het plots wegsturen van de huisarts. Ze houd iets voor me achter, ik weet het zeker. En ik ga er achter komen ook! Ik ben dan wel blind, maar ik ga door tot het eind. Ik laat me niet voor de gek houden. Dit is mijn leven en die gaat niemand verzieken.
Sorry reageer een beetje laat. Had je vorige stukje trouwens al gelzen maar vergeten om een reactie te zetten. Ik vond dat die paniek van haar nergens op sloeg. Ze was tog al blind dus wat maakt het uit dat ze niks kan zien? Of was ze niet blind?
Anyway ik zou de paniek minder overdreven beschrijven. Komt wat realistische over.
Verder niks te zeggn Ga snel verder!!
Anyway ik zou de paniek minder overdreven beschrijven. Komt wat realistische over.
Verder niks te zeggn Ga snel verder!!
Een vriend is iemand die het lied van je hart kent, en het opnieuw kan zingen als jij het vergeten bent....
Aah echt zielig voor Celine dat ze van kleurenblind naar echt blind gegaan is.
Maar wel leuk om eens een keer iets anders te lezen dus!
Soms is het moeilijk te lezen maar ik vind het erg mooi geschreven.
MENSEN DIT IS EEN AANRADER, hahaha
Maar wel leuk om eens een keer iets anders te lezen dus!
Soms is het moeilijk te lezen maar ik vind het erg mooi geschreven.
MENSEN DIT IS EEN AANRADER, hahaha
-
- Puntenslijper
- Berichten: 16
- Lid geworden op: 14 aug 2011 12:59
Het einde is in zicht!
Hier het laatste deel van het verhaal.
Ik ga me nu richten op andere verhalen te lezen omdat dat me gevraagd word.
Zo kan ik even rust nemen, wachten op jullie reacties en op die van mijn vrienden die hem pas helemaal op word gaan lezen, leuk he? (:
Ben niet bang, ik laat jullie niet in de steek, want een nieuw verhaal zit al in mijn gedachte!
Veel plezier!
Zwart, zwart, zwart. Meer heb ik nog niet gezien, deze hele week al niet. Ze blijft het maar vol houden, mijn moeder. Maar ik geloof er niet meer in, ik ben blind en ik wil weten waarom.
Een vreselijk geluid, die stofzuiger. Als ze nu daar gewoon mee stopt, dan kan ik de tv nog een beetje volgen. Ik moet wel zeggen dat ik me ook echt op mijn gehoor aan het focussen ben. Ik hoor alles wel erg goed, omdat ik me niet ergens anders meer op k0n concentreren. Het went, maar ik vind het nog steeds niks. Al die tijd ben ik wat anders gewend geweest. De telefoon gaat, zelfs dat hoor ik door het stofzuigen heen. Ik sta op en probeer naar de hal te lopen, wat al steeds vlotter gaat eerlijk gezegd. Ik sluit de deur, mama is nog aan het stofzuigen.
“Met Celine” zeg ik vrolijk.
Ik hoor gehijg en wind door de telefoon. Wat krijgen we nou, bedenk ik bij mezelf. Word mijn gehoor nou ook slechter of lijkt dat maar?
“Celine, Celine, jij moet, je, ik moet je”
“Wat een vlotte zinnen zeg” zeg ik er vlug doorheen.
“Sorry, maar ik moet je spreken” zegt de tot rust gekomen stem.
“En wat moet ik nu zeggen? Ja? Ik weet niet eens met wie ik te maken heb”.
“Ik ben je vader, je zult het niet geloven, of boos op me zijn, maar ik moet je spreken!”
Hij hijgt nog een paar keer, en ik denk na.
“Je toekomst is hier erg belangrijk!” zeg hij nog snel even na.
“Oké, maar hoe wil ik dit doen? Ik ben namelijk blind”
Het is stil, hij is geschrokken. Ook de stofzuiger is eindelijk stil, wat een rust.
“Het parkje tegenover ons huis?” zeg ik snel. “en bel meteen als je er staat dan kom ik er ook heen, als dat lukt”
De deur gaat open, mama komt binnen.
“Ik moet gaan, doei”
Ik hang op. Meteen heb ik spijt.
“Wie was dat?”
“Was een mevrouwtje voor reclame” verzin ik weer.
Ik loop weer rustig terug en houd alles vast wat ik tegen kom. Ik zit weer en luister goed naar de geluiden om me heen.
“Ik ga zo even naar het gemeentehuis, ga je mee” zegt mijn moeder vrolijk.
“Nee, ik heb geen zin in al die moeite”
Ik zucht. Hopelijk trapt ze erin.
“Oke” zegt ze kortaf.
Voetstappen hoor ik in de richting van de keuken verdwijnen. De tv staat nog aan, ik luister naar beide.
“Dan ben ik weg!”
Klinkt vanachter in het huis. Meteen gaat een deur dicht. Ze gaat dit keer via de achterdeur. Dan gaat ze dit keer vast fietsen, wat ze immers nooit doet. Dat komt omdat het in de garage van ons altijd een zooi is en je er gewoon niet door kunt. Maar waarom ze nu opeens wel via de garage gaat, is voor mij weer een vraag.
De tijd gaat erg sloom. De hele tijd luisteren naar de tv verveeld, ook al kan ik niks anders. Raar genoeg zijn mijn ogen vermoeid, ze hebben slaap nodig. Die dingen doen de hele dag niks en nu gaan ze vervelen. De telefoon gaat alweer. Ik word meteen zenuwachtig en sta weer op. Met een hand voor me uit zoek ik de klink. Al meteen heb ik hem. Het gaat steeds beter. Ik loop naar de telefoon en neem op.
“Met Celine”
“Hee, ik ben het. Kom je naar het parkje?”
“Is goed, tot zo!
Als ik ophang twijfel ik even. Moet ik dit wel vertrouwen. Dadelijk ontvoert hij me of is hij mijn vader niet. Maar hoe weet hij mijn naam dan? Dit zijn al te veel vragen. Ik heb het hem beloofd dus ik doe het.
Ik loop richting de kapstok. Door goed te voelen denk ik mijn jas te hebben. Ik trek hem aan en bedenk me snel wat. Ik moet die brief van het ziekenhuis hebben. Iemand moet me kunnen vertellen wat er op die brief staat. Ik vertrouw mijn moeder niet meer dus daarom iemand anders die het voor moet lezen nu ik het zelf niet kan. Maar al snel veranderd mijn enthousiasme. Ik zal die brief nooit vinden, hoe goed ik ook na denk. Ik denk na, heel diep en weet alleen dat mijn moeder die brief in haar tas heeft gestopt. Ik wil aanlopen, weer terug de kamer in. Maar de telefoon gaat weer.
“Met celine” begin ik weer.
“Ja met mij, sorry dat ik weer bel. Maar kun je je huis nog wel uit zonder iets te zien, anders help ik je dadelijk wel als je de deur uit komt”
“Oh oke, dankje” zeg ik verlegen.
“haha, oke, zwaai maar even gewoon als je de deur uit stapt, dan weet ik of jij het bent, voordat ik dadelijk iemand anders begeleid.”
Hij grinnikt. Ik ook. Mijn vertrouwen is terug.
“Ik moet nog even iets zoeken, ben er zo”
Weer heb ik opgehangen. Mijn gevoel van vertrouwen is toegenomen, en in plaats van dat ik zenuwachtig ben heb ik nu erg veel zin in het gesprek. Maar nu, ik was iets aan het doen. De brief. Ik loop rustig naar de keuken. Ik bedenk bij mezelf dat mijn moeder de tas heeft meegenomen omdat ze naar het gemeentehuis is. Ik word boos op mezelf maar probeer rustig te blijven. Misschien heeft ze de brief wel op haar kamer neer gelegd, omdat ik het niet mocht lezen. Ik loop zo snel als dat een blind iemand kan naar boven. Ik twijfel even hoe ik de kamer van mijn moeder in moet, want er lijkt geen eind aan die muren te komen. Door goed te denken loop ik de kamer in. Ik bots al meteen tegen haar bed aan en spring er van achter bovenop. Met mijn arm val ik op iets hards. Het doet geen erge pijn maar prettig is het niet. Als ik er aan voel weet ik het al. De afstandsbediening. Met mijn jas nog steeds aan loop ik door haar slaapkamer. Het nachtkasje bij haar bed ligt altijd vol met spullen. Ik hoop nu dus ook.
Weer schiet me wat te binnen, die brief is ooit aangebrand geweest. Dat is dus makkelijk te voelen! Mijn enthousiasme neemt weer toe. Als ik een klein stapeltje papieren pak voel ik er goed aan. Ook mijn neus word nodig gebruikt, die geur zit er namelijk ook nog altijd in. Er zit niks bij. In ieder geval, niet iets wat me echt opvalt. Alleen het laatste stuk papier. Ik stop het in mijn broekzak maar ben er niet zeker van. Misschien dat er beneden nog wat in de keukenla ligt. Ik haast me weer en val haast van de trap. Een halve hartaanval overleef ik. Ik loop naar het laatje waar altijd de papieren liggen en ga even door de stapel heen. Ik voel wel een envelop, maar daar is niks mis mee. Ook op het aanrecht voel ik met mijn hand, maar daar ligt niks. Weer ga ik terug de la in, een stapel papieren haal ik eruit. Door steeds te voelen snijd ik me aan een papier. Dat haasten is dus echt helemaal niks voor mij. Ik zucht en wil het bijna opgeven. De papierbak. Naast het aanrecht voel ik met mijn handen in een krat met oud papier. Als ik een envelop voel pak ik hem eruit. Er zit een soort gat onderin. Dat is hem! Maar als ik hem open maakt is de brief eruit. Als ik gek zoek ik in de bak en vind ik het oude stuk aangebrande papier. Hoe durft ze zit zomaar weg te gooien. Dit moet het haast wel zijn. Ik stop de brief in mijn andere broekzak en loop met mijn jas aan rustig naar de voordeur.
9. Begin of einde?
De wind die weer tegen me aan blaast voelt anders, anders dan dat ik wel gezien had. De grond onder mijn voeten buiten is ook anders, anders dan dat ik gezien had. En de geluiden om me heen lijken scherper, duidelijker en harder. Ik zou zwaaien als ik buiten stond en doe dat dus ook. Ik wacht, en heb geen idee of hij het gezien heeft. Auto’s rijden voorbij, het is druk en aan het remoer te horen is het dat ook in het parkje. Ik hoor wel wandelaars lopen, een die dicht op me af komt.
“Hee celine” zegt de stem die ik alleen nog maar via de telefoon gehoord heb.
Ik schrik een beetje maar groet terug.
“Fijn dat je wil praten, zal ik je even mee helpen oversteken naar het parkje?”
Ik stem toe en loop zonder er besef te hebben met hem arm in arm naar de overkant. Als ik het gras onder mijn voeten voel weet ik dat we er zijn. We zitten en hij begint te praten.
“Meisje, ik heb je nog nooit gezien. En wat ik je nu ga zeggen gaat veel veranderen in je leven. Je weet ook niet eens hoe ik ben, hoe ik eruit zie en wat ik doe. Maar ik wil er alles aan laten doen om het te bewijzen. Ik ben je vader. En je moeder, in ieder geval waarvan jij denkt dat het je moeder is, heeft gelogen.”
Ik begin zenuwachtig te worden, omdat zoals hij zegt het waarschijnlijk heel mijn leven gaat veranderen. Hij is stil, en aan zijn stem te horen weet hij niet zo goed hoe hij moet beginnen. Ook ik ben niet van plan iets te zeggen, het is me te spannend.
“Sinds je geboorte heb ik je nog nooit ontmoet. En daar heb ik erg veel spijt van, wat voor een groot deel eigenlijk niet mijn schuld is. Al die tijd heb ik geloofd dat je niet bestond, je was een miskraam. Dat heeft de vriendin van je echte moeder mij wijs gemaakt. De vriendin van je echte moeder, is degene bij wie je nu woont. Voor jou je echte moeder dus eigenlijk. En omdat je moeder na je geboorte dood is gegaan door een ziekte heeft ze niet meer voor je kunnen zorgen en heeft haar vriendin mij gebeld met al deze informatie. Ik ben boos, en blij. Je leeft, maar al die verloren tijd. En waarom heeft ze dit gedaan”
Ik laat tranen vallen. Zijn verhaal klinkt geloofwaardig en doet me pijn. Hij legt een hand op mijn schouder neer, die ook al gauw weer verdwijnt.
“Hoe durf je je eigen hier te vertonen, en haar aan het huilen maken!” Klinkt mijn moeders stem boos. Ik mag haar niet meer als moeder aanhoren, het is verschrikkelijk wat zij heeft gedaan als ik er vanuit ga dat mijn vader de waarheid spreekt. Ik hoor een klets, een geluid dat je krijgt als je iemand slaat. Ik schik en weet niet wat ik hoor.
“Jij vieze vuile vent, hoe durf je zo aan mijn kind te zitten”
Die woorden die mijn moeder gebruikt maken me beangstigend. Mijn vertrouwen neemt weer af. Ze schreeuwt tegen hem en gaat tekeer, al houd mijn vader zich kalm en antwoord rustig Hij ontkent alle beschuldigingen die mijn moeder maakt. Ik word gek van mijn moeder, met haar geschreeuw, en loop weg. Door het kleine zandpaadje voel ik het spoor waar ik naar toe moet. Verder hoor ik niemand na roepen, ze zullen het wel te druk met elkaar hebben. Aan het eind van het paadje stopt het, er staat een boom. Als ik me het nog goed herinner moet het deze boom zijn waar ik mijn oma’s ketting heb neergelegd, maar ook de pleister van bo. Ik voel langs de boom en vind het gat. Als ik met mijn vingertoppen net de bodem kan raken voel ik de ketting. Ik pak hem, leg hem in mijn hand en maak een vuist. Ik geef een kus op mijn hand en laat ook een traan achter. Ik slik en voel de rust. Totdat ik mensen aan hoor komen. Ik wil eigenlijk opstaan maar heb er geen puf meer voor dus blijf zitten op het zand.
“Is alles oke?” klinkt een oude vrouwe stem.
Haar stem klinkt als die vrouw die mij laastst beschuldigde van natuurvervuiling.
“Jawel” zeg ik verdrietig.
Een hand word op mijn hoofd gelegd en ik schrik. Ik zag het niet aankomen. Het papier in mijn binnenzak maakt geluid doordat ik verschuif. Het brengt mij op een idee.
“Kunt u voorlezen wat hier in deze brief staat?” vraag ik, en steek het papier naar voor.
Het geluid van een openvouwend papier klinkt.
Door het ophoesten wat ze doet lijkt het of dat er iets heel ergs in staat.
“Bij deze willen wij u mededelen dat uit de oogtest van afgelopen week is geconstateerd dat u door middel van verkeerde medicijnen een virus is gevonden. Deze medicijnen zorgen namelijk voor de schade die in het oog worden aangericht. Het lijkt erop dat er een te laat onderzoek is verricht en dat u dochter daarom binnen 2 weken een volledige blindheid zal oplopen.”
Ze stopt. Als of ze door heeft dat ik juist dit stuk moet weten. Meer tranen rollen en het papier word weer terug opgevouwen. Ze legt het op mijn schoot neer en probeert me te troosten.
Ik concentreer me op de stilte, die alweer snel word verbroken door spelende kinderen.
“Omaaaa, omaaaa” klinkt het diep achter in het bos.
Dat geluid doet me meer pijn, omdat ik weet dat ik zo riep in het ziekenhuis. Een rennend iemand klinkt door de bossen.
“Rustig kindje” zegt de oude vrouw tegen haar.
“Maar, wa.aa.ttt is er dan..nn..?” zegt ze stotterend.
Die stem komt me ook al bekend voor. Het zorgt voor een glimlach op mijn gezicht.
“Heet jij bo?” vraag ik uit het niets.
“Ja” klinkt uit een verlegen stem.
Ik sta op en doe mijn armen open. Ze komt op me af en knuffelt me. Ik ben zo blij dat ik haar weer kan voelen.
“Waar was je al die tijd, ik heb je zo gemist!” zeggen we tegelijk.
We lachen, maar mijn tranen rollen nog steeds. Ik laat haar los en voel weer aan de boom. Ik voel de pleister en pak die.
“kijk” zeg ik blij.
“Heb je die altijd nog bewaard!” zegt ze enthousiast.
Weer een knuffel volgt.
“Maar ik kan niks meer zien” zeg ik teleurgesteld.
“Mijn echte moeder blijkt al overleden te zijn, en alles blijkt voorgelogen”
Meer tranen vallen en de vrolijkheid neemt af.
“Wat moet ik nou!”
Ik heb mijn ouders allebei nooit kunnen zien. Mijn jeugd is gelogen, mijn jeugd is zwart. Ik zal alles zwart zien en nooit meer kunnen kijken. En dan mis ik nu alles al. Want wat is het leven zonder kleur. De ogen geven je kleur, maar als je dat afgenomen word is je leven een grote zwarte plek en zul je het zelf moeten inkleuren.
En dat is moeilijk voor een meisje die alles verliest in haar leven.
Hier het laatste deel van het verhaal.
Ik ga me nu richten op andere verhalen te lezen omdat dat me gevraagd word.
Zo kan ik even rust nemen, wachten op jullie reacties en op die van mijn vrienden die hem pas helemaal op word gaan lezen, leuk he? (:
Ben niet bang, ik laat jullie niet in de steek, want een nieuw verhaal zit al in mijn gedachte!
Veel plezier!
Zwart, zwart, zwart. Meer heb ik nog niet gezien, deze hele week al niet. Ze blijft het maar vol houden, mijn moeder. Maar ik geloof er niet meer in, ik ben blind en ik wil weten waarom.
Een vreselijk geluid, die stofzuiger. Als ze nu daar gewoon mee stopt, dan kan ik de tv nog een beetje volgen. Ik moet wel zeggen dat ik me ook echt op mijn gehoor aan het focussen ben. Ik hoor alles wel erg goed, omdat ik me niet ergens anders meer op k0n concentreren. Het went, maar ik vind het nog steeds niks. Al die tijd ben ik wat anders gewend geweest. De telefoon gaat, zelfs dat hoor ik door het stofzuigen heen. Ik sta op en probeer naar de hal te lopen, wat al steeds vlotter gaat eerlijk gezegd. Ik sluit de deur, mama is nog aan het stofzuigen.
“Met Celine” zeg ik vrolijk.
Ik hoor gehijg en wind door de telefoon. Wat krijgen we nou, bedenk ik bij mezelf. Word mijn gehoor nou ook slechter of lijkt dat maar?
“Celine, Celine, jij moet, je, ik moet je”
“Wat een vlotte zinnen zeg” zeg ik er vlug doorheen.
“Sorry, maar ik moet je spreken” zegt de tot rust gekomen stem.
“En wat moet ik nu zeggen? Ja? Ik weet niet eens met wie ik te maken heb”.
“Ik ben je vader, je zult het niet geloven, of boos op me zijn, maar ik moet je spreken!”
Hij hijgt nog een paar keer, en ik denk na.
“Je toekomst is hier erg belangrijk!” zeg hij nog snel even na.
“Oké, maar hoe wil ik dit doen? Ik ben namelijk blind”
Het is stil, hij is geschrokken. Ook de stofzuiger is eindelijk stil, wat een rust.
“Het parkje tegenover ons huis?” zeg ik snel. “en bel meteen als je er staat dan kom ik er ook heen, als dat lukt”
De deur gaat open, mama komt binnen.
“Ik moet gaan, doei”
Ik hang op. Meteen heb ik spijt.
“Wie was dat?”
“Was een mevrouwtje voor reclame” verzin ik weer.
Ik loop weer rustig terug en houd alles vast wat ik tegen kom. Ik zit weer en luister goed naar de geluiden om me heen.
“Ik ga zo even naar het gemeentehuis, ga je mee” zegt mijn moeder vrolijk.
“Nee, ik heb geen zin in al die moeite”
Ik zucht. Hopelijk trapt ze erin.
“Oke” zegt ze kortaf.
Voetstappen hoor ik in de richting van de keuken verdwijnen. De tv staat nog aan, ik luister naar beide.
“Dan ben ik weg!”
Klinkt vanachter in het huis. Meteen gaat een deur dicht. Ze gaat dit keer via de achterdeur. Dan gaat ze dit keer vast fietsen, wat ze immers nooit doet. Dat komt omdat het in de garage van ons altijd een zooi is en je er gewoon niet door kunt. Maar waarom ze nu opeens wel via de garage gaat, is voor mij weer een vraag.
De tijd gaat erg sloom. De hele tijd luisteren naar de tv verveeld, ook al kan ik niks anders. Raar genoeg zijn mijn ogen vermoeid, ze hebben slaap nodig. Die dingen doen de hele dag niks en nu gaan ze vervelen. De telefoon gaat alweer. Ik word meteen zenuwachtig en sta weer op. Met een hand voor me uit zoek ik de klink. Al meteen heb ik hem. Het gaat steeds beter. Ik loop naar de telefoon en neem op.
“Met Celine”
“Hee, ik ben het. Kom je naar het parkje?”
“Is goed, tot zo!
Als ik ophang twijfel ik even. Moet ik dit wel vertrouwen. Dadelijk ontvoert hij me of is hij mijn vader niet. Maar hoe weet hij mijn naam dan? Dit zijn al te veel vragen. Ik heb het hem beloofd dus ik doe het.
Ik loop richting de kapstok. Door goed te voelen denk ik mijn jas te hebben. Ik trek hem aan en bedenk me snel wat. Ik moet die brief van het ziekenhuis hebben. Iemand moet me kunnen vertellen wat er op die brief staat. Ik vertrouw mijn moeder niet meer dus daarom iemand anders die het voor moet lezen nu ik het zelf niet kan. Maar al snel veranderd mijn enthousiasme. Ik zal die brief nooit vinden, hoe goed ik ook na denk. Ik denk na, heel diep en weet alleen dat mijn moeder die brief in haar tas heeft gestopt. Ik wil aanlopen, weer terug de kamer in. Maar de telefoon gaat weer.
“Met celine” begin ik weer.
“Ja met mij, sorry dat ik weer bel. Maar kun je je huis nog wel uit zonder iets te zien, anders help ik je dadelijk wel als je de deur uit komt”
“Oh oke, dankje” zeg ik verlegen.
“haha, oke, zwaai maar even gewoon als je de deur uit stapt, dan weet ik of jij het bent, voordat ik dadelijk iemand anders begeleid.”
Hij grinnikt. Ik ook. Mijn vertrouwen is terug.
“Ik moet nog even iets zoeken, ben er zo”
Weer heb ik opgehangen. Mijn gevoel van vertrouwen is toegenomen, en in plaats van dat ik zenuwachtig ben heb ik nu erg veel zin in het gesprek. Maar nu, ik was iets aan het doen. De brief. Ik loop rustig naar de keuken. Ik bedenk bij mezelf dat mijn moeder de tas heeft meegenomen omdat ze naar het gemeentehuis is. Ik word boos op mezelf maar probeer rustig te blijven. Misschien heeft ze de brief wel op haar kamer neer gelegd, omdat ik het niet mocht lezen. Ik loop zo snel als dat een blind iemand kan naar boven. Ik twijfel even hoe ik de kamer van mijn moeder in moet, want er lijkt geen eind aan die muren te komen. Door goed te denken loop ik de kamer in. Ik bots al meteen tegen haar bed aan en spring er van achter bovenop. Met mijn arm val ik op iets hards. Het doet geen erge pijn maar prettig is het niet. Als ik er aan voel weet ik het al. De afstandsbediening. Met mijn jas nog steeds aan loop ik door haar slaapkamer. Het nachtkasje bij haar bed ligt altijd vol met spullen. Ik hoop nu dus ook.
Weer schiet me wat te binnen, die brief is ooit aangebrand geweest. Dat is dus makkelijk te voelen! Mijn enthousiasme neemt weer toe. Als ik een klein stapeltje papieren pak voel ik er goed aan. Ook mijn neus word nodig gebruikt, die geur zit er namelijk ook nog altijd in. Er zit niks bij. In ieder geval, niet iets wat me echt opvalt. Alleen het laatste stuk papier. Ik stop het in mijn broekzak maar ben er niet zeker van. Misschien dat er beneden nog wat in de keukenla ligt. Ik haast me weer en val haast van de trap. Een halve hartaanval overleef ik. Ik loop naar het laatje waar altijd de papieren liggen en ga even door de stapel heen. Ik voel wel een envelop, maar daar is niks mis mee. Ook op het aanrecht voel ik met mijn hand, maar daar ligt niks. Weer ga ik terug de la in, een stapel papieren haal ik eruit. Door steeds te voelen snijd ik me aan een papier. Dat haasten is dus echt helemaal niks voor mij. Ik zucht en wil het bijna opgeven. De papierbak. Naast het aanrecht voel ik met mijn handen in een krat met oud papier. Als ik een envelop voel pak ik hem eruit. Er zit een soort gat onderin. Dat is hem! Maar als ik hem open maakt is de brief eruit. Als ik gek zoek ik in de bak en vind ik het oude stuk aangebrande papier. Hoe durft ze zit zomaar weg te gooien. Dit moet het haast wel zijn. Ik stop de brief in mijn andere broekzak en loop met mijn jas aan rustig naar de voordeur.
9. Begin of einde?
De wind die weer tegen me aan blaast voelt anders, anders dan dat ik wel gezien had. De grond onder mijn voeten buiten is ook anders, anders dan dat ik gezien had. En de geluiden om me heen lijken scherper, duidelijker en harder. Ik zou zwaaien als ik buiten stond en doe dat dus ook. Ik wacht, en heb geen idee of hij het gezien heeft. Auto’s rijden voorbij, het is druk en aan het remoer te horen is het dat ook in het parkje. Ik hoor wel wandelaars lopen, een die dicht op me af komt.
“Hee celine” zegt de stem die ik alleen nog maar via de telefoon gehoord heb.
Ik schrik een beetje maar groet terug.
“Fijn dat je wil praten, zal ik je even mee helpen oversteken naar het parkje?”
Ik stem toe en loop zonder er besef te hebben met hem arm in arm naar de overkant. Als ik het gras onder mijn voeten voel weet ik dat we er zijn. We zitten en hij begint te praten.
“Meisje, ik heb je nog nooit gezien. En wat ik je nu ga zeggen gaat veel veranderen in je leven. Je weet ook niet eens hoe ik ben, hoe ik eruit zie en wat ik doe. Maar ik wil er alles aan laten doen om het te bewijzen. Ik ben je vader. En je moeder, in ieder geval waarvan jij denkt dat het je moeder is, heeft gelogen.”
Ik begin zenuwachtig te worden, omdat zoals hij zegt het waarschijnlijk heel mijn leven gaat veranderen. Hij is stil, en aan zijn stem te horen weet hij niet zo goed hoe hij moet beginnen. Ook ik ben niet van plan iets te zeggen, het is me te spannend.
“Sinds je geboorte heb ik je nog nooit ontmoet. En daar heb ik erg veel spijt van, wat voor een groot deel eigenlijk niet mijn schuld is. Al die tijd heb ik geloofd dat je niet bestond, je was een miskraam. Dat heeft de vriendin van je echte moeder mij wijs gemaakt. De vriendin van je echte moeder, is degene bij wie je nu woont. Voor jou je echte moeder dus eigenlijk. En omdat je moeder na je geboorte dood is gegaan door een ziekte heeft ze niet meer voor je kunnen zorgen en heeft haar vriendin mij gebeld met al deze informatie. Ik ben boos, en blij. Je leeft, maar al die verloren tijd. En waarom heeft ze dit gedaan”
Ik laat tranen vallen. Zijn verhaal klinkt geloofwaardig en doet me pijn. Hij legt een hand op mijn schouder neer, die ook al gauw weer verdwijnt.
“Hoe durf je je eigen hier te vertonen, en haar aan het huilen maken!” Klinkt mijn moeders stem boos. Ik mag haar niet meer als moeder aanhoren, het is verschrikkelijk wat zij heeft gedaan als ik er vanuit ga dat mijn vader de waarheid spreekt. Ik hoor een klets, een geluid dat je krijgt als je iemand slaat. Ik schik en weet niet wat ik hoor.
“Jij vieze vuile vent, hoe durf je zo aan mijn kind te zitten”
Die woorden die mijn moeder gebruikt maken me beangstigend. Mijn vertrouwen neemt weer af. Ze schreeuwt tegen hem en gaat tekeer, al houd mijn vader zich kalm en antwoord rustig Hij ontkent alle beschuldigingen die mijn moeder maakt. Ik word gek van mijn moeder, met haar geschreeuw, en loop weg. Door het kleine zandpaadje voel ik het spoor waar ik naar toe moet. Verder hoor ik niemand na roepen, ze zullen het wel te druk met elkaar hebben. Aan het eind van het paadje stopt het, er staat een boom. Als ik me het nog goed herinner moet het deze boom zijn waar ik mijn oma’s ketting heb neergelegd, maar ook de pleister van bo. Ik voel langs de boom en vind het gat. Als ik met mijn vingertoppen net de bodem kan raken voel ik de ketting. Ik pak hem, leg hem in mijn hand en maak een vuist. Ik geef een kus op mijn hand en laat ook een traan achter. Ik slik en voel de rust. Totdat ik mensen aan hoor komen. Ik wil eigenlijk opstaan maar heb er geen puf meer voor dus blijf zitten op het zand.
“Is alles oke?” klinkt een oude vrouwe stem.
Haar stem klinkt als die vrouw die mij laastst beschuldigde van natuurvervuiling.
“Jawel” zeg ik verdrietig.
Een hand word op mijn hoofd gelegd en ik schrik. Ik zag het niet aankomen. Het papier in mijn binnenzak maakt geluid doordat ik verschuif. Het brengt mij op een idee.
“Kunt u voorlezen wat hier in deze brief staat?” vraag ik, en steek het papier naar voor.
Het geluid van een openvouwend papier klinkt.
Door het ophoesten wat ze doet lijkt het of dat er iets heel ergs in staat.
“Bij deze willen wij u mededelen dat uit de oogtest van afgelopen week is geconstateerd dat u door middel van verkeerde medicijnen een virus is gevonden. Deze medicijnen zorgen namelijk voor de schade die in het oog worden aangericht. Het lijkt erop dat er een te laat onderzoek is verricht en dat u dochter daarom binnen 2 weken een volledige blindheid zal oplopen.”
Ze stopt. Als of ze door heeft dat ik juist dit stuk moet weten. Meer tranen rollen en het papier word weer terug opgevouwen. Ze legt het op mijn schoot neer en probeert me te troosten.
Ik concentreer me op de stilte, die alweer snel word verbroken door spelende kinderen.
“Omaaaa, omaaaa” klinkt het diep achter in het bos.
Dat geluid doet me meer pijn, omdat ik weet dat ik zo riep in het ziekenhuis. Een rennend iemand klinkt door de bossen.
“Rustig kindje” zegt de oude vrouw tegen haar.
“Maar, wa.aa.ttt is er dan..nn..?” zegt ze stotterend.
Die stem komt me ook al bekend voor. Het zorgt voor een glimlach op mijn gezicht.
“Heet jij bo?” vraag ik uit het niets.
“Ja” klinkt uit een verlegen stem.
Ik sta op en doe mijn armen open. Ze komt op me af en knuffelt me. Ik ben zo blij dat ik haar weer kan voelen.
“Waar was je al die tijd, ik heb je zo gemist!” zeggen we tegelijk.
We lachen, maar mijn tranen rollen nog steeds. Ik laat haar los en voel weer aan de boom. Ik voel de pleister en pak die.
“kijk” zeg ik blij.
“Heb je die altijd nog bewaard!” zegt ze enthousiast.
Weer een knuffel volgt.
“Maar ik kan niks meer zien” zeg ik teleurgesteld.
“Mijn echte moeder blijkt al overleden te zijn, en alles blijkt voorgelogen”
Meer tranen vallen en de vrolijkheid neemt af.
“Wat moet ik nou!”
Ik heb mijn ouders allebei nooit kunnen zien. Mijn jeugd is gelogen, mijn jeugd is zwart. Ik zal alles zwart zien en nooit meer kunnen kijken. En dan mis ik nu alles al. Want wat is het leven zonder kleur. De ogen geven je kleur, maar als je dat afgenomen word is je leven een grote zwarte plek en zul je het zelf moeten inkleuren.
En dat is moeilijk voor een meisje die alles verliest in haar leven.